„Een houding in de tijd boeit me meer dan stilistisch knap werk" Poëzie Literatuur", „Het oog in 't zeil en „De Tweede Ronde fiiidaeSou/Mwi gratis monsters van Jan Cartens NIEUWE LITERAIRE TIJDSCHRIFTEN JJinness boek met Ier dan duizend pisehe records NA VIJFTIG JAAR HEEFT M'N TROUWE SPIJKER HET DAN EINDELIJK OPGEGEVEN. MORGEN MMR 'NS IN DEKRANT KIJKEN. Max Dendermonde: romans in veertien regels Dieren, groet, sluis. VRIJDAG 10 FEBRUARI 1984 PAGINA 9 i februari brengt in Den Haag teraire salon 1", ste van een se- uH'selogramma's met schrijvers en in de gerestau- wijnkelder in jjJ3 ude Molstraat 'speeltn boekenvei- waa/nuziek, gespro- er fejlumns en lite- interviews: met rijfsters Tessa de Inez van Dulle- en ho de schrijver y^rtens. Naar aan- - H van zijn Haagse jj%en" had onze %pur Bert Jansma sprek met Car er zijn werk en iet verschenen fenbundel „Mon- ratis". DAM - Anekdotes :n schrijver meestal ;n te worden door !ia hem komen. Au- lartens heeft er voor lering zélf een in Hij stapt een boek- riaa! zijn woonplaats bin- intfoet de winkelier en Fean op hetzelfde mo- afbleek worden: „Me- itens, lèèft u nog?", Bi> het raam van zijn ijkt hij net een zwar- kranteknipsel met de j Cartens geplakt te n de kopregel: „Ge- e Reykjavik". In de »ft hij het aangezien In memoriam en zijn 'an de droeve tijding e accen doen. De man zat piëteitvolle aan- et krantestukje was \nsie. „Gestorven te does" de titel van een >eken van Cartens en èlf nog springlevend, nde acte. Zojuist is een jundel verhalen van gezi uit, „Monsters gra- ;strik praten met Cartens :noop werk, waarschijnlijk in Zuid- dan in maipderland, en het door i de Duitse auteur inek ontleende motto l zijn werk: Erinne- Cartens: hier zitten te praten, c alles met ons mee. .-at je je herinnert Rsl uit van het heden, is geschiedschrijven, geschiedenisjes en je aarmee geschiedenis". 4'ke ervaringen zicht ten", zegt Cartens, is Jan Cartens: „Ik houd niet van het binnenskamers-achtige van de Nederlandse literatuur". de essentie van zijn schrijvers schap. „Monsters gratis" brengt zo in een twaalftal ver halen de merkwaardige feiten van het leven onder woorden. Absurd in hun alledaagsheid. „Een schrijver schrijft trage die. opdat de mensen niet ver geten dat ze menselijk zijn" een zin van de Amerikaanse verteller Bernard Malamud op de openingsbladzijden. Car tens: „Datgene wat ons leven bepaalt, zijn niet de grote cala miteiten. Het zijn de kleine verschuivingen. Dat wat onge vraagd je brievenbus komt binnenvallen. Je krijgt het on heil gratis thuisbezorgd. Van daar de titel, „Monsters gra tis". Dat geldt voor die oude vrouw in een buurt die gesa neerd, dat betekent afgebro ken, gaat worden en die aller lei uit de postorder-catalogus bestelt met het resultaat dat ze uiteindelijk alles kwijt raakt. Dingen die het leven bepalen zonder dat je het zelf in de hand hebt". Dat is het geval met het oorbelletje diep in de jaszak van het pak van pa dat gestoomd moet worden en dat moeders op een innerlijk ge- dachtenspoor van erotiek en dramatiek zet. Maar niets van dat alles. Dat is het verhaal van het meisje dat geboeid op een manier die ze zelf nog niet helemaal begrijpt een Engelse soldaat in huis brengt voor „Chocolate voor Mama". Haar moeder had haar nog zó ge waarschuwd zoiets niet te doen, maar het is uiteindelijk die moeder die de tranen zal laten als de soldaat verder trekt. Cartens: „Ik probeer al ledaagsheid te intensiveren. Mijn verhalen hebben niets van wat je drama zou moeten noemen. Moord komen bij mij niet voor". Roomsche jeugd Eerdere boeken van Cartens geven een haarscherp beeld van de kleinburgerlijke sa menleving in het zuiden van het land. Bepaald door een nog net niet uitgehold systeem van rangen en standen, door de zware zekerheden van het rij ke Roomse leven. „Een Room sche jeugd" is de inventarisatie van zijn jeugd in romanvorm, terugkijkend, begrijpend en afstand nemend. Vertedering en vervreemding, hel en para dijs tegelijkertijd. „Dat meisje uit München" is het verhaal van een Duitse oorlogswees opgenomen bij een Brabantse familie-van-stand, teruggewe zen door de intolerantie van hun burgerlijke verdraag zaamheid. Onbegrip, haat, ver pakt in goedertierenheid. Een verwant gegeven komt terug in „Monsters gratis". Een ei gen soort engagement. Jan Cartens: „Ja. maar dan niet als een lijsttrekker voor een pro gram. Ze kunnen me best krij gen voor een schoner milieu, ik zet onmiddellijk m'n hand tekening. Maar veel meer en gagement in de zin van het te kenen van iemands lotgeval len om daardoor aan bewust wording, bewustmaking te doen. Al klinkt dat erg aposto lisch. Misschien dat wat men bedoelt met: iets in een boek herkennen". Cartens' schrijversschap houdt los van stromingen en modes al vele jaren stand. We probe ren het te bepalen. Cartens: „Er is een soort samenhang in mijn boeken. Ze spelen altijd in een wat sectarisch milieu. Nooit groter dan een provin ciestad. In zo'n stad (Roosen daal, 1929, BJ) ben ik geboren en getogen, dat is mijn natuur lijk klimaat. Dat hoeft natuur lijk geen Madurodam te wor den. Doordat het niet zo groot schalig is als zeg maar Amster dam, zijn de diverse manieren van leven juist duidelijk zicht baar. Vandaar dat ik mensen verbeeld, die te maken hebben met een sterke sociale contro le. Het proces om je daar van te ontdoen, dat is het thema van mijn eerste boeken. Later wordt die ontwikkeling verder vaak versterkt door vrouwen figuren". In zijn voorlaatste roman „De verleiding" krijgen de vrouwenfiguren diverse rollen toebedeeld rond een le raar in een kleine stad. Een in feite zeer modern thema rond de dreigende leegte in de mo derne man-vrouw en gezins verhouding: een man in een emotionele leegte van het mid den van zijn leven, een vrouw die haar eigen weg probeert te zoeken en geen enkele hand meer reikt, een leerlinge die de plaats inneemt van de dochter die haar eigen gang gaat in een verre universiteits stad én het emotionele gat van zijn verdwenen liefde moet vullen. Gecompliceerde thema's die Cartens in simpele verhaal vormen weet te vatten. „Ik denk dat ik meer bij de Zuid nederlandse auteurs aansluit" zegt hij zelf. „Ik houd niet van het binnenskamersachtige van de Nederlandse literatuur. Ge rard Walschap heeft eens ge zegd: „Een roman is in de eer ste plaats een verhaal". En daar is hier nogal smalend op gereageerd. Van: is dat niet wat erg simpel? Maar Wal schap bedoelde niet een ver haal van „en-toen-en-toen", maar iets van wat een vertel ler in een café nog heeft. Wat Zuidamerikaanse auteurs als Vargas Llosa en Marquez heb ben. Die een verhaal ontzet tend boeiend vertellen en daaronderdoor een beeld ge ven van een samenleving, van twist en onderdrukking..Daar liggen mijn voorkeuren. Een Bóll bijvoorbeeld. Een houding in de tijd boeit me meer dan een stilistisch knap werk. Ik ben geen Revisor-auteur. Geen Kellendonk, geen Krol, die zeggen dat tekst structuren, bewustzijnslagen zichtbaar moet maken. Niets kwaads van dat soort proza, maar het is anders geconcipieerd, anders van intentie. Ik ben misschien anekdotischer. Bij veel Noord nederlandse auteurs staat de psychologische reactie op de feiten centraal. Ze lijken los te staan van de samenleving. Het verwondert me niet dat Ne derlandse auteurs in het bui tenland weinig vertaald of ge lezen worden. Ik bedoel er ab soluut niets denigrerends mee, maar ze zitten voortdurend over zichzelf gebogen. Met een schuldgevoel, met vragen. Mijn verhalen hebben zon der dat ik me wil vergelij ken misschien iets Tsje- chov-achtigs. Ik probeer situa ties zo simpel mogeliik neer te zetten, ontdaan van literatuur. Dat betekent een hoop schrap- Cen, weglaten. Zoals een Ro ert Casadesus piano speelt. Het klinkt zo simpel dat het lijkt of iedereen het kan". Terwijl hij over zijn werk praat, noemt Jan Cartens zich wat ironisch „een man met een Januskop". Twee kanten uit kijkend. Want hij is in het dagelijks leven leraar Neder lands, heeft diverse studies over literatuur (over Jan En gelman, o.a) op zijn naam. Car tens: „Ik ben de man die weet hoe het zit. Wat dat „het" en dat „zit" ook mogen zijn. Wist ik 't maar. Je hebt meestal een blinde vlek voor je eigen werk. Aangezien „Dat meisje uit Munchen" een veelgelezen boek op de middelbare scholen is, krijg je als schrijver vaak brieven van ,,U bent mijn spe ciale onderwerp". Maar je ei gen werk houdt iets geheim zinnigs, mystieks. Als ik mijn papier uit de machine draai, ben ik mijn eerste lezer. Wie is er nu in mij aanwezig? De le raar die het vak kent, of de schrijver7 Ik vergelijk het maar met lopen. Als je bewust bent hoe je loopt, hoe je benen en je armen bewegen, gaat het niet meer. Ik denk dat het bij schrijven ook zo is. Er gebeurt iets in je, andere instanties gaan aan het werk, hoofd, hart, zintuigen, alles samen". BERT JANSMA Jat grote mensen niet vertellen 3S ik toch wel in de krant. V> ir br de start van de |he Winterspelen in is bij uitgeverij Lui- Utrecht het Guin- ^pmpische Spelenboek ||||en. een uit het En- föHtaald werk. H. L. J. lil nam de vertaling |j|» rekening van dit %i Stan Greenberg, in uitgave, die zowel nter- als Zomerspe- nuttige handleiding ieer dan duizend re- ~_iten en cijfers uit de van de Olympi an. Zo wordt mel- van het feit ™"èns de Olympische e^an 1932 voor het Dfoto-finishapparatuur ïieipfikt- Tevens wordt sooressante blik gewor gde toekomst van de' enche Spelen, waar- te f nuttige naslagwerk Isa dimensie heeft ge- beRet is echter jammer and uitgever niet wat deNederlandse foto's hj%>genomen in het !en plaatje van de ™Sjoukje Dijkstra bij Ü1J tnpische kunstrijden "kou niet hebben mis- in. m een voorbeeld te r* oor de liefhebber en statistie ken is het Guinness Olympi sche Spelenboek een plezie rig bezit. Stan Greenberg: Het Guin ness Olympische Spelen boek. Uitgeverij Luitingh- Utrecht prijs 29,75. „Literatuur gaat óver de Ne derlandse letterkunde. Het is een vakblad voor liefhebbers", aldus kondigt de redactie van het nieuwste literaire tijd schrift in Nederland de doel stelling ervan aan. Het eerste nummer van dit tweemaande lijks blad is er nu, de uitgave daarvan werd met nogal wat publiciteit omringd. De redac tie bestaat uit vier heren, die ieder getooid zijn met eenzelf de hoge titel: Prof. dr A. G. H. Anbeek van der Meijden (in de literaire wereld beter be kend als Ton Anbeek), Prof. dr. E. K. Grootes, Prof. dr. F.' P. van Oostrom, Prof. dr. H. Pleij. Wat willen de hooggeleerde heren? Zij stellen vast dat de neerlandistiek steeds meer op gesloten raakt binnen de mu ren van het wetenschappelijk bedrijf. Ze willen daarbuiten treden, zich richten op een groter publiek, dat zij willen laten kennismaken met het onderzoek naar de vele aspec ten van het Nederlandse lite raire bedrijf in heden en ver leden. Daarom streven zij naar een tijdschrift waarin beknop te, leesbare artikelen zijn op genomen (met illustraties, te kent de redactie daarbij aan!) De redactie denkt daarbij aan bijdragen, waarin wordt ge tracht de Nederlandse litera tuur in breder cultuurhisto risch kader te plaatsen. Elk van de zes jaarlijkse num mers van „Literatuur" zal zes of zeven van dergelijke artike len bevatten, daarnaast recen sies van literair-wetenschap- pelijk werk, aankondigingen, nieuws, alles opnieuw „be knopt" weergegeven. De redactie van „Literatuur" wil dus uit een kennelijk ge voeld isolement treden en ook de resultaten van het onder zoek van literair werk bren gen waar literatuur thuishoort: bij de lezer. Dat is een lof waardig streven. Als je de in houd van het eerste nummer bekijkt, vraag je je wel af, of dat doel in de praktijk wordt gehaald. Er staan artikelen in die op zich best de moeite waard zijn, maar die zo duide lijk als uitgangspunt hebben dat alles gedaan moet worden om moeilijke zaken „beknopt" en „leesbaar" te maken, dat je bijgevolg als lezer het gevoel krijgt dat je niet helemaal voor vol wordt aangezien. Zo schrijft Ton Anbeek onder de pakkende titel „Existentia lisme in de Nederlandse litera tuur: een absurd probleem?" een wel heel summier over zicht van wat in de na-oorlog- se Nederlandse letteren al dan niet als existentialistisch mag worden beschouwd. Hij eindigt met de opmerking: „Ik heb mijn visie zo scherp mogelijk geformuleerd ook om anderen het tegenspreken te verge makkelijken". Een rechtvaardiging die de betweter van de studeerkamer geeft over zijn al te korte, al te simpele stukje, daar lijkt zo'n slotopmerking het meest op. Het stuk bevat overigens inte ressante beschouwingen, zoals ook het stuk over de dromer Martinus Nijhoff of over „Rubber", waarin Jaap Goede- gebuure nogal wat interessants vertelt over het beroemde boek over het Indische koloni ale leven. F. P. van Oostrom schrijft een stuk over de manier waarop de in Antwerpen geboren au teur Robert van Genechten in 1941 in een bewerking van het Reinaert-verhaal een fascisti sche en antisemitische strek king wist te geven aan dit al oude verhaal van een individu dat in verzet komt tegen een verziekte maatschappijvorm. Dat is op zich heel aardig, maar weinig verrassend. Heel pover is een bijdrage „Bredero in Texas" waarin een pochen de heer die zich H. David Trumblo III noemt, een ver haal vertelt over een voorstel ling van Bredero's „Spaanse Brabander" in Fort Worth, Texas, als onderdeel van de viering van het tweehonderd jarig bestaan van diplomatieke betrekkingen tussen de VS en Nederland. Dat de redactie van „Literatuur" dergelijke opgeklopte verslagen (zonder verdere waarde dan een semi- folkloristische) in dit blad toe laat, belooft weinig goeds over de maat van dit tijdschrift. Een ander nieuw literair blad moet zeker ook gesignaleerd worden: „Het oog in 't zeil", een uitgave van Nijgh en Van Ditmar. Ook dit blad ver schijnt eens per twee maan den, onder redactie van Bas Lubberhuizen, Frits Muller, Koos van Weringh en Thijs Wierema. Het tweede num mer, dat onlangs verscheen, opent met een aardige bijdrage over Willem Elsschot en de manier waarop hij met inter viewers omging: „Een precieze opgave van het aantal Els- schot-interviews is moeilijk te geven. De grens tussen een echt interview en het verslag van de mislukking ervan is dikwijls vaag". Vic. van der Reijt geeft daar een aantal sprekende voorbeelden van. Verder een bijdrage onder de titel „Marcus Bakker, draaitol zonder berouw" over de illus traties van Kees van Gestel bij het anarchistische boek van Alexander Cohen, „Van anar chist tot monarchist". Nog even iets over een ander literair tijdschrift, dat wel niet helemaal nieuw is, maar toch nog in zijn beginjaren zit. Uit „De Tweede Ronde" begint iets heel moois te groeien. In het Winternummer van 1983, dat onlangs verscheen, heel boeiende bijdragen in proza en poëzie. Vertaald en oorspron kelijk. Dit blad oorspronkelijk met de bedoeling heel veel te doen aan literaire vertalingen brengt telkens een paar boei ende rubrieken. Daarin valt de nonsens-poëzie op, die getrouw aandacht krijgt. „Light verse" heet het hier en in dit winter nummer zijn van de Kopen- haagse dichter Pit Hein een reeks „groeken" opgenomen, zijn speciale term voor zijn soort nonsens-gedichten. Mar co Fondse en Peter Verstegen vertaalden ze. Zo kom je tek sten tegen als: „Voorsmaak met nasmaak" „Corinha's karig avondkleed onthult haar charmes zo com pleet dat men het graag met minder deed". Bij zo'n „groek" hoort dan ook een simpele illustratie. De redactie van „De Tweede Ronde" brengt als inlegvel een wat late nieuwjaarsgroet, een vertaling van een deel van W. H. Audens „Nieuwjaars brief". ..Toon onze trots dat wij elk ding Verkeerd doen, zelfs als boete ling; Leer ons de kunst ons troebel bloed Te zuiveren, tot ons gemoed Leeg wordt, en er een stad verrijst Waar 't denkwerk dat daar is vereist, In vrede plaatsvindt, en wat dreigt Verkropt te worden ruimte krijgt". Zo is „De Tweede Ronde", een literair tijdschrift waar je boei ende teksten leest, waarin je velerlei krijgt aangeboden, zonder neerbuigende commen taren of gedetailleerde, filolo gische, voor de eerste kennis making van de tekst overbodi ge beschouwingen. „Literatuur" tijdschrift over Nederlandse letterkun de. Uitgave Administratie Literatuur, Postbus 420, Zeist. Prijs 50,- per jaar (tot 1 maart a.s. 45,-) (zes uitgaven per jaar). „Het oog in t zeil" Nijgh en Van Ditmar, Den Haag. Abonnement 37,50 per jaar (zes uitgaven per jaar). „De Tweede Ronde" uit gave Bert Bakker BV, Am sterdam. Prijs 32,- per jaar. (Vier uitgaven per jaar). Dat Max Dendermonde van huis uit dichter was, is nauwe lijks nog bekend. Hij werd ontdekt door Ed. Hoornik en debuteerde in het blad Criterium. Lang geleden alweer. Sindsdien heeft Dendermonde vele romans en verhalen over Gods akker laten komen, de wereld aan vlijt ten on der laten gaan (zijn nog altijd beroemdste boek met die ti tel beleeft dit jaar een 25e druk!), zich in Amerika geves tigd, reisreportages geschreven en zich financieel vrijge maakt voor zijn literaire werk door het schrijven van ge denkboeken, bedrijfsgeschiedenissen vanuit een menselijk- historisch perspectief. Via de interviews die hij weer even over in Nederland gaf, vielen gedeelten van zijn persoonlijke leven te construeren. Van het alcoholisme dat hij moest overwinnen en overwon hij is al weer bijna twintig jaar geheelonthouder van zijn nieuwe liefde, zijn nieuwe leven in Amerika (in Sarasota aan de Mexi caanse Golf in Florida) een vrij bestaan, waarvoor de prijs het tweemaal keren van dezelfde penning was, zijn zoons (inmiddels 16 en 18 jaar) en een nieuw soort vitalisme van een grijsaard,die zich bevrijdde uit zijn vaderlandse verle den. Parlando Dan komt er opeens een nieuwe gedichtenbundel: „Ik geef jou een gedicht of wat" met de ondertitel „101 lichte son netten om langzaam te lezen" in een bloemige uitgave met wat illustraties van Mart Kempers. Titel en uiterlijk geven een veel lievere indruk dan de gedichten zelf. Dat zijn son netten, waarvan de korset-achtige klassieke 14-regelige vorm aardig is aangetast door de tand van de tijd. De rijm schema's zijn wat dooreen gehusseld, de enjambementen gedurfd, de oorspronkelijke jambische versvoet is nog maar een vage echo onder de versregels die bijna aan ge sproken woord doen denken. Een soort parlando, waarin Dendermonde zich prima vindt, en die hij straks ook in een volgende bundel (en dat worden 102 sonnetten volgens hetzelfde principe) gaat hanteren. Die gaat dan ook opge dragen worden aan wijlen Jan Greshoff. Emotioneel Tot zover het uiterlijk. De bundel zelf ingedeeld in een aantal hoofdstukken als Het Vondelpark, Muzische men sen, De liefde, Even tot mezelf is een emotioneel rijk geheel. Het biedt kleine romans in 14 regels tekst, zoals het prachtige „De minnares" of het „verhaal" van „de rokken jager" en zijn Greet, anekdotische poëzie met herinnerin gen aan die van Karei Bralleput/Simon Carmiggelt, maar markanter en breder. Er zijn sonnet-portretten van Gorter, van Achterberg, van Rosa Luxemburg, van bepaalde jaren, van Hollywood, Frankrijk en natuurlijk Nederland. Is die opzet anekdotisch-vertellend, door de inhoud breekt steeds sterker een begaanheid met de medemens, een duidelijke strijd tussen opstandigheid en tolerantie door. De opstan digheid tegenover Nederland van de emigrant, die wat smalend ziet dat het „als het alwetend centrum van de aar de handelt", het mengsel van beide, bitter en zoet. ten op zichte van zijn jeugd: „De zeef van de afstand liegt mij dat roomzacht voor". Vitalisme Als uitkomst van die strijd een haarscherp beschouwen, een aantal regels die zo maar klassiek zouden kunnen wor den, en tenslotte een herwonnen en genietend vitalisme zonder vaagheden, genietend van leven, vrijen, de liefde, vrijmoedig verwoord. Erg mooi is „Bazelend" een bijna- stamelgedicht waarin de lijfelijke liefde wrikkend en sto tend in woorden terecht komt. Dendermondes bundel kent nauwelijks de naar binnen gekeerde poëzie voor het cultu reel geschoolde oor. Hij is de verhalende dichter die via de politiek, de tijd, en zichzelf een schat aan ervaringen neer legt. Maar wel met dat poëtische perspectief tussen zijn persoon en onze wereld, die je alles heel even compleet an ders doet zien: poëzie waar een groot publiek mee uit de voeten moet kunnen. Max Dendermonde is de Nederlanse taal trouw gebleven. Natuurlijk, zou hij zelf verontwaardigd zeggen: ik kan al leen maar in het Nederlands denken en schrijven. In het hieronder geciteerde sonnet, legt hij op een unieke manier de blik van de buitenstaander („een land op reis", „Baarle Nassau op twee benen") op die taal neer. Een blik op af stand, maar met de liefde voor die korzelig korte klanken (wortel, ajuin, gort, zwoerd) die zijn schrijversschap mede hebben bestemd. Een verrassende bundel, de unieke her ontdekking van een dichter, om als zijn romans weer en weer te lezen. BERT JANSMA Heimwee? Genoeg van groene woeker in de tropen? Bijt op een hard stuk moedertaal: wortel, ajuin, de Here; dat is thuis in Tholen. Toren, duin, zeewier, en Nederland gaat hier in Schouwen open. En Groningen in strokarton, beetwortel, wad Limburg in meidenplanting, vendel, appelstroop, en Zuidholland in hutspot, Friesland in polstoklopen, kievit De taal waar ook bouwt mij een onderdak. Gestempeld door jeugd, oorlog, liefde, nazaat, vrede, begrenst mijn huid een onvervangbaar vaderland. Een land op reis dus, Baarle Nassau op twee benen. Mij voedend met woorden als gort, boerenkool, zwoerd en zult, ben ik een binnenvettende emigrant, 's Nachts woon ik in klanken als dieren, groet, sluis, woerden. (Uit: Max Dendermonde: Ik geef jou een gedicht of wat. Uitg. Veen, Utrecht, 14,90). Max Dendermonde: een verrassende bundel, de unieke herontdekking van een dichter.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 9