„Een houding
in de tijd boeit
me meer dan
stilistisch
knap werk"
Poëzie
Literatuur", „Het oog in 't zeil
en „De Tweede Ronde
fiiidaeSou/Mwi
gratis monsters van Jan Cartens
NIEUWE LITERAIRE TIJDSCHRIFTEN
JJinness boek met
Ier dan duizend
pisehe records
NA
VIJFTIG
JAAR
HEEFT M'N
TROUWE
SPIJKER
HET DAN
EINDELIJK
OPGEGEVEN.
MORGEN
MMR
'NS IN
DEKRANT
KIJKEN.
Max Dendermonde:
romans in veertien regels
Dieren, groet, sluis.
VRIJDAG 10 FEBRUARI 1984 PAGINA 9
i februari brengt
in Den Haag
teraire salon 1",
ste van een se-
uH'selogramma's met
schrijvers en
in de gerestau-
wijnkelder in
jjJ3 ude Molstraat
'speeltn boekenvei-
waa/nuziek, gespro-
er fejlumns en lite-
interviews: met
rijfsters Tessa de
Inez van Dulle-
en ho
de schrijver
y^rtens. Naar aan-
- H van zijn Haagse
jj%en" had onze
%pur Bert Jansma
sprek met Car
er zijn werk en
iet verschenen
fenbundel „Mon-
ratis".
DAM - Anekdotes
:n schrijver meestal
;n te worden door
!ia hem komen. Au-
lartens heeft er voor
lering zélf een in
Hij stapt een boek-
riaa! zijn woonplaats bin-
intfoet de winkelier en
Fean op hetzelfde mo-
afbleek worden: „Me-
itens, lèèft u nog?",
Bi> het raam van zijn
ijkt hij net een zwar-
kranteknipsel met de
j Cartens geplakt te
n de kopregel: „Ge-
e Reykjavik". In de
»ft hij het aangezien
In memoriam en zijn
'an de droeve tijding
e accen doen. De man zat
piëteitvolle aan-
et krantestukje was
\nsie. „Gestorven te
does" de titel van een
>eken van Cartens en
èlf nog springlevend,
nde acte. Zojuist is een
jundel verhalen van
gezi uit, „Monsters gra-
;strik praten met Cartens
:noop werk, waarschijnlijk
in Zuid- dan in
maipderland, en het door
i de Duitse auteur
inek ontleende motto
l zijn werk: Erinne-
Cartens:
hier zitten te praten,
c alles met ons mee.
.-at je je herinnert
Rsl uit van het heden,
is geschiedschrijven,
geschiedenisjes en je
aarmee geschiedenis".
4'ke ervaringen zicht
ten", zegt Cartens, is
Jan Cartens: „Ik houd niet van het binnenskamers-achtige van de Nederlandse literatuur".
de essentie van zijn schrijvers
schap. „Monsters gratis"
brengt zo in een twaalftal ver
halen de merkwaardige feiten
van het leven onder woorden.
Absurd in hun alledaagsheid.
„Een schrijver schrijft trage
die. opdat de mensen niet ver
geten dat ze menselijk zijn"
een zin van de Amerikaanse
verteller Bernard Malamud op
de openingsbladzijden. Car
tens: „Datgene wat ons leven
bepaalt, zijn niet de grote cala
miteiten. Het zijn de kleine
verschuivingen. Dat wat onge
vraagd je brievenbus komt
binnenvallen. Je krijgt het on
heil gratis thuisbezorgd. Van
daar de titel, „Monsters gra
tis". Dat geldt voor die oude
vrouw in een buurt die gesa
neerd, dat betekent afgebro
ken, gaat worden en die aller
lei uit de postorder-catalogus
bestelt met het resultaat dat ze
uiteindelijk alles kwijt raakt.
Dingen die het leven bepalen
zonder dat je het zelf in de
hand hebt". Dat is het geval
met het oorbelletje diep in de
jaszak van het pak van pa dat
gestoomd moet worden en dat
moeders op een innerlijk ge-
dachtenspoor van erotiek en
dramatiek zet. Maar niets van
dat alles. Dat is het verhaal
van het meisje dat geboeid op
een manier die ze zelf nog niet
helemaal begrijpt een Engelse
soldaat in huis brengt voor
„Chocolate voor Mama". Haar
moeder had haar nog zó ge
waarschuwd zoiets niet te
doen, maar het is uiteindelijk
die moeder die de tranen zal
laten als de soldaat verder
trekt. Cartens: „Ik probeer al
ledaagsheid te intensiveren.
Mijn verhalen hebben niets
van wat je drama zou moeten
noemen. Moord
komen bij mij niet voor".
Roomsche jeugd
Eerdere boeken van Cartens
geven een haarscherp beeld
van de kleinburgerlijke sa
menleving in het zuiden van
het land. Bepaald door een nog
net niet uitgehold systeem van
rangen en standen, door de
zware zekerheden van het rij
ke Roomse leven. „Een Room
sche jeugd" is de inventarisatie
van zijn jeugd in romanvorm,
terugkijkend, begrijpend en
afstand nemend. Vertedering
en vervreemding, hel en para
dijs tegelijkertijd. „Dat meisje
uit München" is het verhaal
van een Duitse oorlogswees
opgenomen bij een Brabantse
familie-van-stand, teruggewe
zen door de intolerantie van
hun burgerlijke verdraag
zaamheid. Onbegrip, haat, ver
pakt in goedertierenheid. Een
verwant gegeven komt terug
in „Monsters gratis". Een ei
gen soort engagement. Jan
Cartens: „Ja. maar dan niet als
een lijsttrekker voor een pro
gram. Ze kunnen me best krij
gen voor een schoner milieu,
ik zet onmiddellijk m'n hand
tekening. Maar veel meer en
gagement in de zin van het te
kenen van iemands lotgeval
len om daardoor aan bewust
wording, bewustmaking te
doen. Al klinkt dat erg aposto
lisch. Misschien dat wat men
bedoelt met: iets in een boek
herkennen".
Cartens' schrijversschap houdt
los van stromingen en modes
al vele jaren stand. We probe
ren het te bepalen. Cartens:
„Er is een soort samenhang in
mijn boeken. Ze spelen altijd
in een wat sectarisch milieu.
Nooit groter dan een provin
ciestad. In zo'n stad (Roosen
daal, 1929, BJ) ben ik geboren
en getogen, dat is mijn natuur
lijk klimaat. Dat hoeft natuur
lijk geen Madurodam te wor
den. Doordat het niet zo groot
schalig is als zeg maar Amster
dam, zijn de diverse manieren
van leven juist duidelijk zicht
baar. Vandaar dat ik mensen
verbeeld, die te maken hebben
met een sterke sociale contro
le. Het proces om je daar van
te ontdoen, dat is het thema
van mijn eerste boeken. Later
wordt die ontwikkeling verder
vaak versterkt door vrouwen
figuren". In zijn voorlaatste
roman „De verleiding" krijgen
de vrouwenfiguren diverse
rollen toebedeeld rond een le
raar in een kleine stad. Een in
feite zeer modern thema rond
de dreigende leegte in de mo
derne man-vrouw en gezins
verhouding: een man in een
emotionele leegte van het mid
den van zijn leven, een vrouw
die haar eigen weg probeert te
zoeken en geen enkele hand
meer reikt, een leerlinge die
de plaats inneemt van de
dochter die haar eigen gang
gaat in een verre universiteits
stad én het emotionele gat van
zijn verdwenen liefde moet
vullen.
Gecompliceerde thema's die
Cartens in simpele verhaal
vormen weet te vatten. „Ik
denk dat ik meer bij de Zuid
nederlandse auteurs aansluit"
zegt hij zelf. „Ik houd niet van
het binnenskamersachtige van
de Nederlandse literatuur. Ge
rard Walschap heeft eens ge
zegd: „Een roman is in de eer
ste plaats een verhaal". En
daar is hier nogal smalend op
gereageerd. Van: is dat niet
wat erg simpel? Maar Wal
schap bedoelde niet een ver
haal van „en-toen-en-toen",
maar iets van wat een vertel
ler in een café nog heeft. Wat
Zuidamerikaanse auteurs als
Vargas Llosa en Marquez heb
ben. Die een verhaal ontzet
tend boeiend vertellen en
daaronderdoor een beeld ge
ven van een samenleving, van
twist en onderdrukking..Daar
liggen mijn voorkeuren. Een
Bóll bijvoorbeeld. Een houding
in de tijd boeit me meer dan
een stilistisch knap werk. Ik
ben geen Revisor-auteur. Geen
Kellendonk, geen Krol, die
zeggen dat tekst structuren,
bewustzijnslagen zichtbaar
moet maken. Niets kwaads
van dat soort proza, maar het
is anders geconcipieerd, anders
van intentie. Ik ben misschien
anekdotischer. Bij veel Noord
nederlandse auteurs staat de
psychologische reactie op de
feiten centraal. Ze lijken los te
staan van de samenleving. Het
verwondert me niet dat Ne
derlandse auteurs in het bui
tenland weinig vertaald of ge
lezen worden. Ik bedoel er ab
soluut niets denigrerends mee,
maar ze zitten voortdurend
over zichzelf gebogen. Met een
schuldgevoel, met vragen.
Mijn verhalen hebben zon
der dat ik me wil vergelij
ken misschien iets Tsje-
chov-achtigs. Ik probeer situa
ties zo simpel mogeliik neer te
zetten, ontdaan van literatuur.
Dat betekent een hoop schrap-
Cen, weglaten. Zoals een Ro
ert Casadesus piano speelt.
Het klinkt zo simpel dat het
lijkt of iedereen het kan".
Terwijl hij over zijn werk
praat, noemt Jan Cartens zich
wat ironisch „een man met
een Januskop". Twee kanten
uit kijkend. Want hij is in het
dagelijks leven leraar Neder
lands, heeft diverse studies
over literatuur (over Jan En
gelman, o.a) op zijn naam. Car
tens: „Ik ben de man die weet
hoe het zit. Wat dat „het" en
dat „zit" ook mogen zijn. Wist
ik 't maar. Je hebt meestal een
blinde vlek voor je eigen
werk. Aangezien „Dat meisje
uit Munchen" een veelgelezen
boek op de middelbare scholen
is, krijg je als schrijver vaak
brieven van ,,U bent mijn spe
ciale onderwerp". Maar je ei
gen werk houdt iets geheim
zinnigs, mystieks. Als ik mijn
papier uit de machine draai,
ben ik mijn eerste lezer. Wie is
er nu in mij aanwezig? De le
raar die het vak kent, of de
schrijver7 Ik vergelijk het
maar met lopen. Als je bewust
bent hoe je loopt, hoe je benen
en je armen bewegen, gaat het
niet meer. Ik denk dat het bij
schrijven ook zo is. Er gebeurt
iets in je, andere instanties
gaan aan het werk, hoofd,
hart, zintuigen, alles samen".
BERT JANSMA
Jat grote mensen niet vertellen
3S ik toch wel in de krant.
V>
ir
br de start van de
|he Winterspelen in
is bij uitgeverij Lui-
Utrecht het Guin-
^pmpische Spelenboek
||||en. een uit het En-
föHtaald werk. H. L. J.
lil nam de vertaling
|j|» rekening van dit
%i Stan Greenberg,
in uitgave, die zowel
nter- als Zomerspe-
nuttige handleiding
ieer dan duizend re-
~_iten en cijfers uit de
van de Olympi
an. Zo wordt mel-
van het feit
™"èns de Olympische
e^an 1932 voor het
Dfoto-finishapparatuur
ïieipfikt- Tevens wordt
sooressante blik gewor
gde toekomst van de'
enche Spelen, waar-
te f nuttige naslagwerk
Isa dimensie heeft ge-
beRet is echter jammer
and uitgever niet wat
deNederlandse foto's
hj%>genomen in het
!en plaatje van de
™Sjoukje Dijkstra bij
Ü1J tnpische kunstrijden
"kou niet hebben mis-
in. m een voorbeeld te
r* oor de liefhebber
en statistie
ken is het Guinness Olympi
sche Spelenboek een plezie
rig bezit.
Stan Greenberg: Het Guin
ness Olympische Spelen
boek. Uitgeverij Luitingh-
Utrecht prijs 29,75.
„Literatuur gaat óver de Ne
derlandse letterkunde. Het is
een vakblad voor liefhebbers",
aldus kondigt de redactie van
het nieuwste literaire tijd
schrift in Nederland de doel
stelling ervan aan. Het eerste
nummer van dit tweemaande
lijks blad is er nu, de uitgave
daarvan werd met nogal wat
publiciteit omringd. De redac
tie bestaat uit vier heren, die
ieder getooid zijn met eenzelf
de hoge titel: Prof. dr A. G. H.
Anbeek van der Meijden (in
de literaire wereld beter be
kend als Ton Anbeek), Prof.
dr. E. K. Grootes, Prof. dr.
F.' P. van Oostrom, Prof. dr. H.
Pleij.
Wat willen de hooggeleerde
heren? Zij stellen vast dat de
neerlandistiek steeds meer op
gesloten raakt binnen de mu
ren van het wetenschappelijk
bedrijf. Ze willen daarbuiten
treden, zich richten op een
groter publiek, dat zij willen
laten kennismaken met het
onderzoek naar de vele aspec
ten van het Nederlandse lite
raire bedrijf in heden en ver
leden. Daarom streven zij naar
een tijdschrift waarin beknop
te, leesbare artikelen zijn op
genomen (met illustraties, te
kent de redactie daarbij aan!)
De redactie denkt daarbij aan
bijdragen, waarin wordt ge
tracht de Nederlandse litera
tuur in breder cultuurhisto
risch kader te plaatsen.
Elk van de zes jaarlijkse num
mers van „Literatuur" zal zes
of zeven van dergelijke artike
len bevatten, daarnaast recen
sies van literair-wetenschap-
pelijk werk, aankondigingen,
nieuws, alles opnieuw „be
knopt" weergegeven.
De redactie van „Literatuur"
wil dus uit een kennelijk ge
voeld isolement treden en ook
de resultaten van het onder
zoek van literair werk bren
gen waar literatuur thuishoort:
bij de lezer. Dat is een lof
waardig streven. Als je de in
houd van het eerste nummer
bekijkt, vraag je je wel af, of
dat doel in de praktijk wordt
gehaald. Er staan artikelen in
die op zich best de moeite
waard zijn, maar die zo duide
lijk als uitgangspunt hebben
dat alles gedaan moet worden
om moeilijke zaken „beknopt"
en „leesbaar" te maken, dat je
bijgevolg als lezer het gevoel
krijgt dat je niet helemaal voor
vol wordt aangezien.
Zo schrijft Ton Anbeek onder
de pakkende titel „Existentia
lisme in de Nederlandse litera
tuur: een absurd probleem?"
een wel heel summier over
zicht van wat in de na-oorlog-
se Nederlandse letteren al dan
niet als existentialistisch mag
worden beschouwd. Hij eindigt
met de opmerking: „Ik heb
mijn visie zo scherp mogelijk
geformuleerd ook om anderen
het tegenspreken te verge
makkelijken".
Een rechtvaardiging die de
betweter van de studeerkamer
geeft over zijn al te korte, al te
simpele stukje, daar lijkt zo'n
slotopmerking het meest op.
Het stuk bevat overigens inte
ressante beschouwingen, zoals
ook het stuk over de dromer
Martinus Nijhoff of over
„Rubber", waarin Jaap Goede-
gebuure nogal wat interessants
vertelt over het beroemde
boek over het Indische koloni
ale leven.
F. P. van Oostrom schrijft een
stuk over de manier waarop
de in Antwerpen geboren au
teur Robert van Genechten in
1941 in een bewerking van het
Reinaert-verhaal een fascisti
sche en antisemitische strek
king wist te geven aan dit al
oude verhaal van een individu
dat in verzet komt tegen een
verziekte maatschappijvorm.
Dat is op zich heel aardig,
maar weinig verrassend. Heel
pover is een bijdrage „Bredero
in Texas" waarin een pochen
de heer die zich H. David
Trumblo III noemt, een ver
haal vertelt over een voorstel
ling van Bredero's „Spaanse
Brabander" in Fort Worth,
Texas, als onderdeel van de
viering van het tweehonderd
jarig bestaan van diplomatieke
betrekkingen tussen de VS en
Nederland. Dat de redactie
van „Literatuur" dergelijke
opgeklopte verslagen (zonder
verdere waarde dan een semi-
folkloristische) in dit blad toe
laat, belooft weinig goeds over
de maat van dit tijdschrift.
Een ander nieuw literair blad
moet zeker ook gesignaleerd
worden: „Het oog in 't zeil",
een uitgave van Nijgh en Van
Ditmar. Ook dit blad ver
schijnt eens per twee maan
den, onder redactie van Bas
Lubberhuizen, Frits Muller,
Koos van Weringh en Thijs
Wierema. Het tweede num
mer, dat onlangs verscheen,
opent met een aardige bijdrage
over Willem Elsschot en de
manier waarop hij met inter
viewers omging: „Een precieze
opgave van het aantal Els-
schot-interviews is moeilijk te
geven. De grens tussen een
echt interview en het verslag
van de mislukking ervan is
dikwijls vaag". Vic. van der
Reijt geeft daar een aantal
sprekende voorbeelden van.
Verder een bijdrage onder de
titel „Marcus Bakker, draaitol
zonder berouw" over de illus
traties van Kees van Gestel bij
het anarchistische boek van
Alexander Cohen, „Van anar
chist tot monarchist".
Nog even iets over een ander
literair tijdschrift, dat wel niet
helemaal nieuw is, maar toch
nog in zijn beginjaren zit. Uit
„De Tweede Ronde" begint
iets heel moois te groeien. In
het Winternummer van 1983,
dat onlangs verscheen, heel
boeiende bijdragen in proza en
poëzie. Vertaald en oorspron
kelijk.
Dit blad oorspronkelijk met
de bedoeling heel veel te doen
aan literaire vertalingen
brengt telkens een paar boei
ende rubrieken. Daarin valt de
nonsens-poëzie op, die getrouw
aandacht krijgt. „Light verse"
heet het hier en in dit winter
nummer zijn van de Kopen-
haagse dichter Pit Hein een
reeks „groeken" opgenomen,
zijn speciale term voor zijn
soort nonsens-gedichten. Mar
co Fondse en Peter Verstegen
vertaalden ze. Zo kom je tek
sten tegen als:
„Voorsmaak met nasmaak"
„Corinha's karig avondkleed
onthult haar charmes zo com
pleet
dat men het graag met minder
deed".
Bij zo'n „groek" hoort dan ook
een simpele illustratie.
De redactie van „De Tweede
Ronde" brengt als inlegvel een
wat late nieuwjaarsgroet, een
vertaling van een deel van
W. H. Audens „Nieuwjaars
brief".
..Toon onze trots dat wij elk
ding
Verkeerd doen, zelfs als boete
ling;
Leer ons de kunst ons troebel
bloed
Te zuiveren, tot ons gemoed
Leeg wordt, en er een stad
verrijst
Waar 't denkwerk dat daar is
vereist,
In vrede plaatsvindt, en wat
dreigt
Verkropt te worden ruimte
krijgt".
Zo is „De Tweede Ronde", een
literair tijdschrift waar je boei
ende teksten leest, waarin je
velerlei krijgt aangeboden,
zonder neerbuigende commen
taren of gedetailleerde, filolo
gische, voor de eerste kennis
making van de tekst overbodi
ge beschouwingen.
„Literatuur" tijdschrift
over Nederlandse letterkun
de. Uitgave Administratie
Literatuur, Postbus 420,
Zeist. Prijs 50,- per jaar
(tot 1 maart a.s. 45,-) (zes
uitgaven per jaar).
„Het oog in t zeil" Nijgh
en Van Ditmar, Den Haag.
Abonnement 37,50 per jaar
(zes uitgaven per jaar).
„De Tweede Ronde" uit
gave Bert Bakker BV, Am
sterdam. Prijs 32,- per
jaar. (Vier uitgaven per
jaar).
Dat Max Dendermonde van huis uit dichter was, is nauwe
lijks nog bekend. Hij werd ontdekt door Ed. Hoornik en
debuteerde in het blad Criterium. Lang geleden alweer.
Sindsdien heeft Dendermonde vele romans en verhalen
over Gods akker laten komen, de wereld aan vlijt ten on
der laten gaan (zijn nog altijd beroemdste boek met die ti
tel beleeft dit jaar een 25e druk!), zich in Amerika geves
tigd, reisreportages geschreven en zich financieel vrijge
maakt voor zijn literaire werk door het schrijven van ge
denkboeken, bedrijfsgeschiedenissen vanuit een menselijk-
historisch perspectief. Via de interviews die hij weer
even over in Nederland gaf, vielen gedeelten van zijn
persoonlijke leven te construeren. Van het alcoholisme dat
hij moest overwinnen en overwon hij is al weer bijna
twintig jaar geheelonthouder van zijn nieuwe liefde,
zijn nieuwe leven in Amerika (in Sarasota aan de Mexi
caanse Golf in Florida) een vrij bestaan, waarvoor de prijs
het tweemaal keren van dezelfde penning was, zijn zoons
(inmiddels 16 en 18 jaar) en een nieuw soort vitalisme van
een grijsaard,die zich bevrijdde uit zijn vaderlandse verle
den.
Parlando
Dan komt er opeens een nieuwe gedichtenbundel: „Ik geef
jou een gedicht of wat" met de ondertitel „101 lichte son
netten om langzaam te lezen" in een bloemige uitgave met
wat illustraties van Mart Kempers. Titel en uiterlijk geven
een veel lievere indruk dan de gedichten zelf. Dat zijn son
netten, waarvan de korset-achtige klassieke 14-regelige
vorm aardig is aangetast door de tand van de tijd. De rijm
schema's zijn wat dooreen gehusseld, de enjambementen
gedurfd, de oorspronkelijke jambische versvoet is nog
maar een vage echo onder de versregels die bijna aan ge
sproken woord doen denken. Een soort parlando, waarin
Dendermonde zich prima vindt, en die hij straks ook in
een volgende bundel (en dat worden 102 sonnetten volgens
hetzelfde principe) gaat hanteren. Die gaat dan ook opge
dragen worden aan wijlen Jan Greshoff.
Emotioneel
Tot zover het uiterlijk. De bundel zelf ingedeeld in een
aantal hoofdstukken als Het Vondelpark, Muzische men
sen, De liefde, Even tot mezelf is een emotioneel rijk
geheel. Het biedt kleine romans in 14 regels tekst, zoals het
prachtige „De minnares" of het „verhaal" van „de rokken
jager" en zijn Greet, anekdotische poëzie met herinnerin
gen aan die van Karei Bralleput/Simon Carmiggelt, maar
markanter en breder. Er zijn sonnet-portretten van Gorter,
van Achterberg, van Rosa Luxemburg, van bepaalde jaren,
van Hollywood, Frankrijk en natuurlijk Nederland. Is die
opzet anekdotisch-vertellend, door de inhoud breekt steeds
sterker een begaanheid met de medemens, een duidelijke
strijd tussen opstandigheid en tolerantie door. De opstan
digheid tegenover Nederland van de emigrant, die wat
smalend ziet dat het „als het alwetend centrum van de aar
de handelt", het mengsel van beide, bitter en zoet. ten op
zichte van zijn jeugd: „De zeef van de afstand liegt mij dat
roomzacht voor".
Vitalisme
Als uitkomst van die strijd een haarscherp beschouwen,
een aantal regels die zo maar klassiek zouden kunnen wor
den, en tenslotte een herwonnen en genietend vitalisme
zonder vaagheden, genietend van leven, vrijen, de liefde,
vrijmoedig verwoord. Erg mooi is „Bazelend" een bijna-
stamelgedicht waarin de lijfelijke liefde wrikkend en sto
tend in woorden terecht komt. Dendermondes bundel kent
nauwelijks de naar binnen gekeerde poëzie voor het cultu
reel geschoolde oor. Hij is de verhalende dichter die via de
politiek, de tijd, en zichzelf een schat aan ervaringen neer
legt. Maar wel met dat poëtische perspectief tussen zijn
persoon en onze wereld, die je alles heel even compleet an
ders doet zien: poëzie waar een groot publiek mee uit de
voeten moet kunnen.
Max Dendermonde is de Nederlanse taal trouw gebleven.
Natuurlijk, zou hij zelf verontwaardigd zeggen: ik kan al
leen maar in het Nederlands denken en schrijven. In het
hieronder geciteerde sonnet, legt hij op een unieke manier
de blik van de buitenstaander („een land op reis", „Baarle
Nassau op twee benen") op die taal neer. Een blik op af
stand, maar met de liefde voor die korzelig korte klanken
(wortel, ajuin, gort, zwoerd) die zijn schrijversschap mede
hebben bestemd. Een verrassende bundel, de unieke her
ontdekking van een dichter, om als zijn romans
weer en weer te lezen.
BERT JANSMA
Heimwee? Genoeg van groene woeker in de
tropen?
Bijt op een hard stuk moedertaal: wortel, ajuin,
de Here; dat is thuis in Tholen. Toren, duin,
zeewier, en Nederland gaat hier in Schouwen
open.
En Groningen in strokarton, beetwortel, wad
Limburg in meidenplanting, vendel, appelstroop,
en
Zuidholland in hutspot, Friesland in polstoklopen,
kievit De taal waar ook bouwt mij een
onderdak.
Gestempeld door jeugd, oorlog, liefde, nazaat,
vrede,
begrenst mijn huid een onvervangbaar vaderland.
Een land op reis dus, Baarle Nassau op twee
benen.
Mij voedend met woorden als gort, boerenkool,
zwoerd en
zult, ben ik een binnenvettende emigrant,
's Nachts woon ik in klanken als dieren, groet,
sluis, woerden.
(Uit: Max Dendermonde: Ik geef jou een gedicht of
wat. Uitg. Veen, Utrecht, 14,90).
Max Dendermonde: een verrassende bundel, de unieke
herontdekking van een dichter.