De geest van
vernieuwing,
rancune en
revanche
Het drama van Willem de Mérode
Vermakelijke i
roman van -
F ernand Auwer
DE DOORBRAAK VAN DE MODERNE KUNST IN NEDERLAND, 1945-1951
Huiscomputers,
wat kun je ermee.
Handige
meetmethode in
„Filteren bij
kleurvergroten"
BOEKEN
CckUcSouomit
VRIJDAG 20 JANUARI 1984 PAGI
Harry van Kruiningen: Mensen en Dieren, 1951.
LEIDEN De doorbraak
van de moderne kunst in
Nederland in de periode
1945-1951 wordt belicht in
een reistentoonstelling,
die vorige week vrijdag in
het Stedelijk Museum De
Lakenhal in Leiden van
start is gegaan. Na Leiden,
waar de expositie tot 11
maart is te zien, reist het
overzicht door naar res
pectievelijk Amsterdam,
Schiedam, Arnhem en
Heerlen. De organisatie
van de tentoonstelling is
in handen van De Laken
hal, in samenwerking met
een projectgroep van het
Kunsthistorisch Instituut
van de Universiteit van
Leiden, onder leiding van
dr. Willemijn Stokvis, die
eerder een belangwek
kende studie publiceerde
over de Cobra-beweging.
Aanleiding tot de expositie
vormde de vraag waarom de
doorbraak van de moderne
kunst in Nederland direct en
eenzijdig wordt gelieerd aan
de eertijds geruchtmakende
werken van Cobra, terwijl tal
loze kunstenaars die niet tot
de Cobra-beweging behoorden
mede het beeld van de moder
ne kunst in die tijd hebben be
paald. In vergelijking met Ap
pel, Constant of Corneille zijn
schilders als Jan Sluyters, Ka-
rel Benner Anton Rooskens,
Geer van Velde, Harry van
Kruiningen, Piet Ouborg, Ni-
colaas Wijnberg en vele ande
ren bij een groot publiek zo
goed als onbekend gebleven.
Sommigen, zoals Anton Roos
kens, maakten zelfs korte tijd
deel uit van Cobra en velen
ontmoetten elkaar later in de
in 1955 opgerichte Liga Nieu
we Beelden, Amsterdams
grootste kunstenaarsgroep, die
in 1968 wegens een te grote
toevloed van leden moest wor
den opgeheven.
Antwoord
Hoe zag de Nederlandse
kunstwereld er nu werkelijk
uit in de eerste jaren na de
Tweede Wereldoorlog en wel
ke invloed had zij? Wie waren
de Realisten, die zich zo op
wonden over alles wat zich als
abstract en experimenteel aan
diende en dat zich op een vrij
positief onthaal door musuem-
directeur Willem Sandberg
mocht verheugen, in tegenstel
ling tot het werk van die Rea
listen, van wie Willink en
Koch de bekendsten werden?
Wat was de diepere achter
grond van de heftige contro
verses tussen experimentelen
en figuratieven, die tot zoveel
turbulente gebeurtenissen in
het vaderlandse kunstleven
aanleiding gaven en een tijde
lijk stempel drukten op het
museumbeleid en de plaatselij
ke politiek in Amsterdam?
Intrigerende vragen waarop
de antwoorden tot op heden
slechts betrekking hadden op
een van de vele aspecten die
bij elkaar het klimaat van de
wederopbouw en vernieuwing
bepaalden, maar waarop een
omvattend antwoord uitbleef.
Totdat Willemijn Stokvis, do
cente moderne kunst aan de
Rijksuniversiteit in Leiden,
een projectgroep opdracht gaf
een studie te maken van de
Nederlandse schilderkunst in
de jaren 1945-1951. In januari
1982 togen tien studenten
kunstgeschiedenis aan het
werk met elk een specifieke
onderzoeksopdracht. De bui
tengewoon interessante en
voor de Nederlandse kunstge
schiedenis belangwekkende
resultaten van het onderzoek
zijn gebundeld in een boek
werk, dat tevens dienst doet
als catalogus bij de tentoonstel
ling.
Sandberg
In aparte noofdstukken wordt
ingegaan op het kunstenaars
verzet en de bevrijdingsten
toonstelling, de zuiveringen,
de kunstnaarsverenigingen,
het museum- en expositiebe-
leid in Amsterdam, de contro
verses tussen de abstracte
schilders en de Realisten, tus
sen Cobra en de leden van
Vrij Beelden, de buitenlandse
contacten en invloeden, de rol
van de wandschilders, de
kwestie Aad de Haas. de
kunstkritiek, de kunsttijd
schriften en, sleutelonderwerp
in de hele studie: de rol van
museumdirekteur Willem
LOFZANG!) AEN DEN WELEDEL
HO iGHGl LOKEN HEEKE, MYNHEER
W .5. H H. SANDBERG
Sandberg.
Gedurende de oorlogsjaren
was Nederland verstoken van
contacten met buitenlandse
kunstenaars. Intern "was het
kunstleven niet in de gelegen
heid geweest, zich verder te
ontwikkelen. Dat bleek onom
stotelijk tijdens de eerste grote
expositie na de oorlog, in 1945
in het Rijksmuseum. Onder de
titel „Kunst en Vrijheid" krij
gen kunstenaars, die geen lid
van de Kultuurkamer waren
geweest, een gelegenheid hun
werk te tonen. Het werd een
teleurstellende expositie, gedo
mineerd door bloemstukken,
landschapjes en stillevens en
ze deed sterk denken aan een
tentoonstelling, die in 1939-
1940 in hetzelfde museum had
plaatsgevonden. Willem Sand
berg, die tijdens de oorlog in
het verzet actief was geweest,
was in 1938 als conservator in
dienst van het Stedelijk Mu
seum getreden. Benoemd tot
directeur stond Sandberg di
rect na de oorlog een beleid
voor, dat niet langer conser
verend, maar eigentijds, ver
nieuwend en activerend moest
zijn. Als een van zijn eerste ta
ken zag hij de kennismaking
van Nederlandse schilders en
museumbezoekers met de re
cente ontwikkelingen in het
buitenland. Teneinde ruimte
te scheppen voor wisselten
toonstellingen, stootte Sand
berg een aantal vaste collecties
af en joeg hij de kunstenaars
verenigingen als De Onafhan-
kelijken, St. Lucas, De Brug
en Maatschappij Rembrandt,
die tot dan toe de wisselten
toonstellingen en exposities
van werk van leden in het
Stedelijk hadden verzorgd, het
museum uit, daarbij gesteund
door zijn voorganger Roëll en
wethouder De Roos. Dit was
een klap in het gezicht van de
verenigingen, die zich als Am
sterdamse organisaties uit hun
eigen Amsterdamse museum
voelden gezet. In september
1946 gingen ze tot de aanval
over. In een rondschrijven
stelden de verenigingen: „Het
zou in cultureel opzicht voor
ons land en in het bijzonder
stad Amsterdam een groot
verlies beteekenen als haar
het recht van tentoonstellin
gen in het Stedelijk Museum
cou worden ontzegd. Het is
treurig voor de kunstenaars,
aan te moeten zien, dat er in
het museum thans uitsluitend
tentoonstellingen worden ge
houden van buitenlandse
schilders als Picasso en van
Hollandsche volgelingen, wel
ke laatsten als fröbelschool
scholieren aan het Picassoën
zijn (waarmede zij den spot
van het publiek en de pers
oogsten), terwijl honderden
ernstige en eerlijke werkers in
nood verkeeren, op straat ge
zet en genegeerd worden".
Kultuurkamer
In een raadsdebat over de uit
zettingskwestie vond het colle
ge, dat de plannen van Sand
berg steunde, in het liberale
raadslid Le Cavalier zijn
grootste tegenstander. Hij he
kelde het dictatoriale bewind
van Sandberg. De vernieuwin
gen zouden het Stedelijk Mu
seum geen goed hebben ge
daan. „Het was verworden tot
een witgekalkt sanatorium
met een va-et-vient van schil
derijen, waar men vaak slechts
zieke kunst te zien kreeg", al
dus Le Cavalier, die in het be
leid van Sandberg eerder al
het creëren van een nieuwe
Kultuurkamer had gezien. En
mejuffrouw Luns van de KVP
stelde: „Zeer bedenkelijk zou
het zijn, indien bij de vereni
gingsexposities een soort Kul-
tuurkamerpolitiek werd ge
volgd in de vorm van een fe
deratie van kunstenaars met
een quasi-almachtige invloed,
beoordelings- en veroorde
lingsmacht. Zon apparaat
wordt vooral bedenkelijk wan
neer, zoals in dit geval, de hui
dige directie van het Stedelijk
Museum als voorzitter van
zo'n federatie optreedt". Ge
doeld werd hierbij op een
nieuw gevormde kunstenaars-
federatie, waaruit de leden
van de bestaande kunstvereni
gingen werden geweerd, om
dat ze lid van de Kultuurka
mer waren geweest. Liberale,
roomse en andere traditioneel
georiënteerde stedelijke politi
ci en kunstenaars wilden zich
niet neerleggen bij een cul
tuurpolitiek, welks internatio
nalistische en universalistische
idealen wortelden in commu
nisme en socialise en waarop
de beleidsvoornemens van
Sandberg onmiskenbaar wa
ren geënt.
Rancune
Naast de ideologische verschil
len en uiteenlopende artistieke
inzichten, zo leert ons dit
boek, was het toch vooral de
oorlog geweest die de contro
verses en vijandelijkheden in
het naoorlogse kunstloven be
heerste. Er was de begrijpelij
ke voortvarendheid, vernieu
wingsgezindheid en triomfan
telijkheid van de oud-verzets
mensen, die terecht de belang
rijkste posities in het naoorlog
se kunstleven mochten inne
men, en er was de rancune
van de kunstenaars die, be
houdend en weinig principieel,
de loyaliteitsverklaring had
den ondertekend en het lid
maatschap van de Kultuurka
mer hadden aanvaard, tenein
de rustig te kunnen doorwer
ken in oorlogstijd en die met
name onder de door Sandberg
zo verfoeide Realisten werden
aangetroffen.
Rancune en revanchisme kre
gen aan het eind van de veer
tiger j[aren nog een kans. De
kunstschilder Aad de Haas, die
in de oorlog gevangen had ge
zeten en vervolgens was on
dergedoken, kreeg in 1946 een
opdracht voor een wandschil
dering in een kerkje in het
Limburgse Wahlwiller. De op
zet van de schildering viel bij
de pastoor niet in goede aarde.
In het Limburgs Dagblad
mocht ex-Zwart-Fronter en
zich voor kunstkriticus uit
gevende Albert Kuyle De
Haas blijven achtervolgen met
gemene, brallerige artikelen
totdat hij zijn zin kreeg en de
kunst van Aad de Haas door
het Heilig Officie van Rome
werd verboden.
Het is mede door de beschrij
ving van deze persoonlijke tra
gedies, de uitgediepte conflic
ten en het aandragen van sail
lante details dat „De door
braak van de moderne kunst
in Nederland" zich laat lezen
als een spannende thriller met
sociaal-politieke en artistieke
ingrediënten. Voor wie het fij
ne over het toen heersende
kunstklimaat wil weten en
over de ressentimenten die tot
op de dag van vandaag bij de
oudere kunstenaars zijn blij
ven meespelen, een onontbeer
lijk boek.
GODERT VAN COLMJON
Tentoonstelling: De door
braak van de moderne kunst
in Nederland, de jaren 1945-
1951. Plaats: Stedelijkj Mu
seum De Lakenhal te Lei
den, tot en met 10 maart
1984. Boekuitgave: De door
braak van de moderne kunst
in Nederland, onder redactie
van Willemijn Stokvis. Een
uitgave van Meulenhoff-
Landshoff. Handelseditie,
tevens expositie-catalogus.
boeken
actueel
In een mooi uitgegeven boek
van Hans Werkman wordt het
tragische gebeuren in het le
ven van de dichter Willem de
Mérode omstandig uit de doe
ken gedaan. De protestants-
christelijke dichter, die in het
dagelijks leven werkzaam was
als onderwijzer (zijn eigenlijke
naam was Willem Eduard
Keuning), werd in februari
1924 gearresteerd en een
maand later veroordeeld tot
acht maanden gevangenisstraf
wegens sexuele contacten met
een minderjarige jongen. Hij
was toen 37 jaar oud en stond
al 17 jaar voor de klas. Behal
ve gevangenisstraf werd hem
ook opgelegd, dat hij drie jaar
lang zijn beroep niet zou mo
gen uitoefenen. Deze gebeurte
nis veroorzaakte een grote
schok in de gereformeerde ge
meenschap, waar De Mérode
deel van uitmaakte.
Hans Werkman heeft in „De
wereld van Willem de Méro
de" een grote hoéveelheid ma
teriaal bijeen gebracht. Hoewel
de gebeurtenissen van het
voorjaar van 1924 zeer uitvoe
rig behandeld worden, geeft
Hans Werkman van de jaren
daarvoor en later een indrin
gend beeld, voornamelijk aan
de hand van teksten uit aller
lei bronnen, die veelvuldig
worden geciteerd. Zo groeit
een beeld van een op ver
schrikkelijke manier gepijnigd
mens, die ook lichamelijk de
gevolgen van de geestelijke
spanningen gaat voelen: „Ik
was gek geworden als ik daar
de tijd niet mee had kunnen
doden", deelt hij een vriend
mee over de poëzie, die hij in
Willem de Mérode
zijn cel schrijft. Met poëzie be
zig zijn veroorzaakte echter
hoofdprijzen, in steeds erger
mate. In 1936 schrijft hij: „Ik
zou het dichterschap graag
voor gezondheid ruilen. Dich
ter wezen in Nederland en dan
nog wel chr. dichter! Het is'
met een baantje. Kon ik het
maar bij opbod verkoopen.
Vandaag liever dan morgen.
Doch wee mij als ik zwijg".
Een boeiend boek over een
dramatisch leven en kunste
naarschap.
Herdrukken uit
oost en west
„Rubber" van M. H. Székely-
Lulofs is een van de klassieke
boeken over het oude Neder
lands Indië. Dit verhaal werd
geschreven in de paren dertig
en mevrouw Szekely-Lulofs
werd er direkt heel bekend
door. Het is een boek dat ge
heel past in de traditie van de
oude „Indische romans". Di
rekt al in de aanhef blijkt dat:
„Dertig kilometer voorbij
Randjah, een kleine binnen
plaats op de oostkust van Su
matra, boog zich van de grote
gouvernementsweg een stenig
pad af". En zo verder. De we
reld van de rubberplanten
rond 1930.
Een ander prachtig boek dat te
maken heeft met het koloniale
verleden van Europa, is „De
wijde Sargasso Zee" van Jean
Rhys, een boeiend vertelster
van verhalen die te maken
hebben met de Caraïbische-ei
landen, waar zij opgroeide. In
dit evenzeer klassieke boek,
beschrijft Jean Rhys het leven
op het negentiende eeuwse Ja
maica, ten tijde van de af
schaffing van de slavernij.
Iets nieuws:
een „tiftie"
Er is een nieuwe literaire term
in Nederland geïntroduceerd:
de tiftie. Uitgeverij Querido
geeft een dik boek uit, samen
gesteld voor Wim G. J. van-
Dijk en Belcampo, onder de
titel „De eerste Nederlandse
tiftie". De uitgever over de
term tiftie: „Een monografie
van iemands leven en werk,
op de voet gevolgd door een
uitvoerig commentaar van de
gemonigrafeerde".
Het is dus duidelijk: Wim van
Dijk heeft een uitputtend boek
over Belcampo's leven en zijn
literair werk geschreven, het
manuscript legde hij voor aan
de schrijver zelf, die er zijn
commentaar bij opschreef,
waarna de samenstelling van
beide manuscripten naar de
uitgever ging.
In eerste instantie is dit (of
deze?) „tiftie" een niet onwel
kome beschrijving van Bel
Belcampo
campo's literaire bestaan.
Waarom zoiets een tiftie heet
en waar dat woord tiftie nou
precies vandaan komt, dat al
les blijft onuitgelegd, zoals het
ook onduidelijk blijft waarom
een auteur zoveel inspraak
mag hebben in datgene, wat
een deskundige lezer van zijn
werk op te merken heeft.
Jacob Israël de
Haan
Bert Bakker brengt een bun
deltje „Nerveuze vertellingen"
van de hand van Jacob Israël
de Haan. „Een misselijke mo
raal" zo werd bij de eerste ver
schijning van de verhalen,
waaruit deze bundel is samen
gesteld, afgeroepen. Maar deze
auteur, die om allerlei redenen
omstreden is gebleven en
evenzeer in de aandacht bleef,
stelde ooit: „Kunst is precies
kunst, voorzover zij niet na
tuur is". Hij schrijft verhalen
die ingaan tegen de moraal
van de dagen van ontstaan
(rond de eeuwwisseling) en die
tevens nieuwe orde willen
scheppen in de chaos de het
leven ook reeds in het begin
van deze eeuw bood.
Een nieuwe Sagan
Het nieuwste in het Neder
lands vertaalde boek van
Frangoise Sagan heet „Een
roerloos onweer". Het be
schrijft een historische episo
de: Het speelt in het Franse
Angoulême van zo'n 150 jaar
geleden. Een eenvoudige lief
desgeschiedenis, zo opent het
verhaal, maar de invloed van
de heftige gebeurtenissen, die
de Franse Romantiek met zich
meebrengt, brengen alles in
een stroomversnelling. Het
verhaal is een terugblik van
de oude Nicolas, die alles der
tig jaar eerder meemaakte en
nu op zoek is naar de uiteinde
lijke waarheid van dat, wat
hem is blijven beheersen.
Een verhaal over de werke
lijkheid van het romantische,
in de cultuur-historische bete
kenis en wat dat inhield voor
de mensen in die dagelijkse
werkelijkheid van toen.
Maatstaf
Het nieuwe nummer van
Maatstaf is gewijd aan het the
ma „Polemiek en pamflet".
Lezers die schrijvers graag
met allerlei literaire middelen
aan het oorlogvoeren zien,
kunnen zich hier danig mee
vermaken. Het zijn ook na
men, die op dit gebied hun
faam verkregen hebben, die in
de inhoudsopgave voorkomen:
auteurs die zich werkelijk niet
schamen voor een fikse literai
re ruzie: Gerrit Komrij, Bertolt
Brecht, Jeroen Brouwers,
Heinrich Heine, Karl Marx,
Boudewijn Büch, Henk Ro-
mijn Meijer, Charles B.Timme,
Bart Tromp, horen onder de
zeer velen, van wie bijdragen
zijn opgenomen in dit Maat
stafnummer.
In deze rubriek besproken
en genoemde boeken:
Hans Werkman: „De wereld
van Willem de Mérode"; uit
gave Open Domein, de Ar
beiderspers; prijs 49,50.
M. H. Székely-Lulofs: „Rub
ber", veertiende druk; uitga
ve Manteau.
Jean Rhys: „De wijde Sar
gasso Zee", roman; uitgave
Bert Bakker; prijs 19,50.
Wim G. J. van Dijk en Bel
campo: „De eerste Neder
landse tiftie"; uitgave Queri
do; prijs 39,50.
Jacob Israël de Haan: „Ner
veuze vertellingen"; uitgave
Bert Bakker; prijs 24,50.
Fran$oise Sagan: „Een roer
loos onweer"; uitgave De
From; prijs 24,50.
Maatstaf, aflevering 1983,
nummer 10-11. Polemiek en
Pamflet; uitgave De Arbei
derspers; prijs 29,50.
EEN ALCOHOLISCHE OLIFANT
li
Aan het einde van het nieuwe boek (zijn eerst^
man?) van Fernand Auwera leest een van de hoof|d
sonen (die het dan echt allemaal niet meer ziet zie
in een openbaar gebouw een aanwijzing, die bij
moet worden gevolgd: „Uit het raam springen mo*
nutteloos worden beschouwd", tevens de titel v£
vermakelijke boek, waarin een aantal lachwekli
mannetjes en vrouwtjes om elkaar heen dansen in
hilariteit-verwekkende situaties.
Het verhaal speelt zich af op en rond een Vlaamse ii
voor bejaarden. Hoofdpersonen zijn de directeur, een le'
nieter in alle opzichten en de voornaamste therapeut, dii
wat problemen met het leven heeft. Zij hebben in eendr
samenwerking van hun instituut iets geweldigs gemaakl
elke bejaarde zijn heel eigen, persoonlijke benadering te
hebben de oudjes een gouden tijd en velen van hen zijn d?
al ver boven de honderd.
De beschrijving van al die spectaculaire therapiën, waar
wat dwaze effecten aan te pas komen, is al feestelijk g
Een vermakelijk verhaal ontwikkelt zich rond de vrouwe;
de directeur, zijn ontzettend dikke echtgenote, hun huwi
problemen en de manieren waarop zij die oplossen. Da»
staat Pipo, de therapeut, die in het geheim de dikke echtl
begeert, maar niet in staat is daar op een normale manier»
aan te geven. Hij heeft in zijn hele leven nog geen wer
sexueel contact gehad en dat frustreert hem danig. Een
lijkt de enige oplossing en daarvoor is een olifant nodig, di>
wege een van de regelmatig uitgevoerde therapieën totj
ventaris van het bejaardenhuis behoort. Die olifant is noj
holist ook.
Dat alles leidt tot grote hilariteit bij de lezer. De sexuele W1
lijkheden worden onomwonden en met veel rechtstreeks)
verteld, hetgeen vaak nogal ontregelend uitwerkt. De,"\
helft van het boek biedt veel verrassingen, jammer genot
Auwera langzamerhand wat meer structuur aan zijn verhr
ven, om toch maar een echte intrige te laten ontstaan
krijgen de merkwaardige, bijna parodistische scènes iL
kans. Alles bijeen een geweldig krankzinnig verhaal, vfj
zinnige flauwekul.
JAN VERSTA
Fernand Auwera: „Uit het raam springen moet als^-
loos worden beschouwd", roman; uitgave Manteaucl
f 26,50. a
Soms verschijnt er een boek over een bepaald onderwerjP-
één klap alle andere op hetzelfde gebied in de schaduw st^g
geldt zeker voor „Huiscomputers, wat kun je ermee?", e
oorsprong Nederlands boek dat antwoord geeft op de mi'
stelde vraag van dit ogenblik. Het boek is bedoeld voor iFS
die belangstelling hebben voor computers en alles wat d^
verband houdt, zoals printers, tekstverwerking, spelletji
grammeren en vele, vele andere toepassingsmogolïjkhec^
de uitvinding van deze eeuw, maar die nog voor dit feij
terugschrikken. Verwacht in „Huiscomputers, wat kun
mee?" geen gortdroge technische verhandeling van een ,i-
terfreak". In plaats van een leerboek is het een bagrijpei
schreven, makkelijk leesbare inleiding in de wereld vanfjj
bytes. Wat meer is: na lezing weet men gegarandeerd mé
menige verkoper in de eerste de beste computerwinkel. i/'
van plan is over een tijdje zo'n winkel binnen te stappen r
vantevoren goed moeten oriënteren om de juiste keuze tt
ken. Want het marktaanbod is al zo groot en onoverziA
dat alleen een aspirant-koper met kennis van zaken kany
delen welke de computer-naar-maat voor hem (of haar]'
159 rijk geïllustreerde pagina's van het boekje „Huiscora
wat kun je ermee?" zijn daarbij een onmisbare hulp.
TOM VAN RIJ!
„Huiscomputers, wat kun je ermee?", van Ben Paul,
Lakeman en Hans Mabelis. Uitgever: A.W. Sijtho
Amsterdam. Prijs 22,50.
Hoewel de elektronische
beeldregistratie zich aarzelend
in protypen aandient, kan met
enige zekerheid worden ge
steld dat de (chemische) kleu
renfotografie zich nog altijd in
de Gouden Eeuw bevindt. Mil
joenen kleurenprints in de
ontwikkelcentrales bevestigen
dit ruimschoots. Filmpje vol,
wegbrengen en korte tijd
daarna (soms zelfs binnen een
of twee uur) liggen de afdruk
ken al te wachten om te wor
den opgehaald. Amateurfoto
grafen te over dus. Dan is er
ook nog de categorie fotohob
byisten, mensen die vroeger
urenlang konden filosoferen
over de grijsopbouw in hun
negatieven. Ze zijn er nog wel,
maar een groot deel breekt
zich nu liever het hoofd over
de juiste filtering van hun
kleurnegatieven bij het zelf
adrukken van kleurenfoto's.
Voor hen is bij Focus Elsevier
een handige pocket versche
nen: „Filteren bij kleurvergro-
ten". Auteur Ad Hoogenboe-
zem is er bij de opzet van het
boek terecht vanuit gegaan,
dat men om snel te kunnen
werken een coloranalyser
een apparaat waarmee de ver
eiste filtering kan worden ge
meten moet gebruiken.
Waarom dan toch nog een
boek hierover, als die analyser
moet worden? Heel
alle reclameboodschap
spijt: de analyser zit
naast. Niet omdat het
deugt, maar omdat m^T
anders is dan interJÉ
van kleur. Een analys
bijvoorbeeld hopeloos^
knoei als een negatir*
worden afgedrukt van^
met een rode jas dii)
dichtbij stond tijdens <yc
me. De analyser meet
teveel aan rood en fg
dit weg te filteren, i>i,
tende" dat die hoel-i
rood in de opname
hoort. Wat moet je hi£(
doen? Dat is het eentiri
ma van het boekje. T,
boezem geeft allerlei ss<
dit soort „fouten" tot é'0
mum te beperken. Zeq,e(
velenswaardig is de 2
van het maken van e(/
naamde grijsopname,
deze werkwijze zekeiL
elke hobbyist bekenc£e
het toch wat ver om 07,f
slag van het boekje teel
over de „introductie 6r
nieuwe, revolutionair!
de". Niet nieuw du,
handig is het wel. di
Filteren bij kleurvjor
door Ad Hoogenboercr
geverij Focus/ElsevlL
12,90.