De geest van vernieuwing, rancune en revanche Het drama van Willem de Mérode Vermakelijke i roman van - F ernand Auwer DE DOORBRAAK VAN DE MODERNE KUNST IN NEDERLAND, 1945-1951 Huiscomputers, wat kun je ermee. Handige meetmethode in „Filteren bij kleurvergroten" BOEKEN CckUcSouomit VRIJDAG 20 JANUARI 1984 PAGI Harry van Kruiningen: Mensen en Dieren, 1951. LEIDEN De doorbraak van de moderne kunst in Nederland in de periode 1945-1951 wordt belicht in een reistentoonstelling, die vorige week vrijdag in het Stedelijk Museum De Lakenhal in Leiden van start is gegaan. Na Leiden, waar de expositie tot 11 maart is te zien, reist het overzicht door naar res pectievelijk Amsterdam, Schiedam, Arnhem en Heerlen. De organisatie van de tentoonstelling is in handen van De Laken hal, in samenwerking met een projectgroep van het Kunsthistorisch Instituut van de Universiteit van Leiden, onder leiding van dr. Willemijn Stokvis, die eerder een belangwek kende studie publiceerde over de Cobra-beweging. Aanleiding tot de expositie vormde de vraag waarom de doorbraak van de moderne kunst in Nederland direct en eenzijdig wordt gelieerd aan de eertijds geruchtmakende werken van Cobra, terwijl tal loze kunstenaars die niet tot de Cobra-beweging behoorden mede het beeld van de moder ne kunst in die tijd hebben be paald. In vergelijking met Ap pel, Constant of Corneille zijn schilders als Jan Sluyters, Ka- rel Benner Anton Rooskens, Geer van Velde, Harry van Kruiningen, Piet Ouborg, Ni- colaas Wijnberg en vele ande ren bij een groot publiek zo goed als onbekend gebleven. Sommigen, zoals Anton Roos kens, maakten zelfs korte tijd deel uit van Cobra en velen ontmoetten elkaar later in de in 1955 opgerichte Liga Nieu we Beelden, Amsterdams grootste kunstenaarsgroep, die in 1968 wegens een te grote toevloed van leden moest wor den opgeheven. Antwoord Hoe zag de Nederlandse kunstwereld er nu werkelijk uit in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog en wel ke invloed had zij? Wie waren de Realisten, die zich zo op wonden over alles wat zich als abstract en experimenteel aan diende en dat zich op een vrij positief onthaal door musuem- directeur Willem Sandberg mocht verheugen, in tegenstel ling tot het werk van die Rea listen, van wie Willink en Koch de bekendsten werden? Wat was de diepere achter grond van de heftige contro verses tussen experimentelen en figuratieven, die tot zoveel turbulente gebeurtenissen in het vaderlandse kunstleven aanleiding gaven en een tijde lijk stempel drukten op het museumbeleid en de plaatselij ke politiek in Amsterdam? Intrigerende vragen waarop de antwoorden tot op heden slechts betrekking hadden op een van de vele aspecten die bij elkaar het klimaat van de wederopbouw en vernieuwing bepaalden, maar waarop een omvattend antwoord uitbleef. Totdat Willemijn Stokvis, do cente moderne kunst aan de Rijksuniversiteit in Leiden, een projectgroep opdracht gaf een studie te maken van de Nederlandse schilderkunst in de jaren 1945-1951. In januari 1982 togen tien studenten kunstgeschiedenis aan het werk met elk een specifieke onderzoeksopdracht. De bui tengewoon interessante en voor de Nederlandse kunstge schiedenis belangwekkende resultaten van het onderzoek zijn gebundeld in een boek werk, dat tevens dienst doet als catalogus bij de tentoonstel ling. Sandberg In aparte noofdstukken wordt ingegaan op het kunstenaars verzet en de bevrijdingsten toonstelling, de zuiveringen, de kunstnaarsverenigingen, het museum- en expositiebe- leid in Amsterdam, de contro verses tussen de abstracte schilders en de Realisten, tus sen Cobra en de leden van Vrij Beelden, de buitenlandse contacten en invloeden, de rol van de wandschilders, de kwestie Aad de Haas. de kunstkritiek, de kunsttijd schriften en, sleutelonderwerp in de hele studie: de rol van museumdirekteur Willem LOFZANG!) AEN DEN WELEDEL HO iGHGl LOKEN HEEKE, MYNHEER W .5. H H. SANDBERG Sandberg. Gedurende de oorlogsjaren was Nederland verstoken van contacten met buitenlandse kunstenaars. Intern "was het kunstleven niet in de gelegen heid geweest, zich verder te ontwikkelen. Dat bleek onom stotelijk tijdens de eerste grote expositie na de oorlog, in 1945 in het Rijksmuseum. Onder de titel „Kunst en Vrijheid" krij gen kunstenaars, die geen lid van de Kultuurkamer waren geweest, een gelegenheid hun werk te tonen. Het werd een teleurstellende expositie, gedo mineerd door bloemstukken, landschapjes en stillevens en ze deed sterk denken aan een tentoonstelling, die in 1939- 1940 in hetzelfde museum had plaatsgevonden. Willem Sand berg, die tijdens de oorlog in het verzet actief was geweest, was in 1938 als conservator in dienst van het Stedelijk Mu seum getreden. Benoemd tot directeur stond Sandberg di rect na de oorlog een beleid voor, dat niet langer conser verend, maar eigentijds, ver nieuwend en activerend moest zijn. Als een van zijn eerste ta ken zag hij de kennismaking van Nederlandse schilders en museumbezoekers met de re cente ontwikkelingen in het buitenland. Teneinde ruimte te scheppen voor wisselten toonstellingen, stootte Sand berg een aantal vaste collecties af en joeg hij de kunstenaars verenigingen als De Onafhan- kelijken, St. Lucas, De Brug en Maatschappij Rembrandt, die tot dan toe de wisselten toonstellingen en exposities van werk van leden in het Stedelijk hadden verzorgd, het museum uit, daarbij gesteund door zijn voorganger Roëll en wethouder De Roos. Dit was een klap in het gezicht van de verenigingen, die zich als Am sterdamse organisaties uit hun eigen Amsterdamse museum voelden gezet. In september 1946 gingen ze tot de aanval over. In een rondschrijven stelden de verenigingen: „Het zou in cultureel opzicht voor ons land en in het bijzonder stad Amsterdam een groot verlies beteekenen als haar het recht van tentoonstellin gen in het Stedelijk Museum cou worden ontzegd. Het is treurig voor de kunstenaars, aan te moeten zien, dat er in het museum thans uitsluitend tentoonstellingen worden ge houden van buitenlandse schilders als Picasso en van Hollandsche volgelingen, wel ke laatsten als fröbelschool scholieren aan het Picassoën zijn (waarmede zij den spot van het publiek en de pers oogsten), terwijl honderden ernstige en eerlijke werkers in nood verkeeren, op straat ge zet en genegeerd worden". Kultuurkamer In een raadsdebat over de uit zettingskwestie vond het colle ge, dat de plannen van Sand berg steunde, in het liberale raadslid Le Cavalier zijn grootste tegenstander. Hij he kelde het dictatoriale bewind van Sandberg. De vernieuwin gen zouden het Stedelijk Mu seum geen goed hebben ge daan. „Het was verworden tot een witgekalkt sanatorium met een va-et-vient van schil derijen, waar men vaak slechts zieke kunst te zien kreeg", al dus Le Cavalier, die in het be leid van Sandberg eerder al het creëren van een nieuwe Kultuurkamer had gezien. En mejuffrouw Luns van de KVP stelde: „Zeer bedenkelijk zou het zijn, indien bij de vereni gingsexposities een soort Kul- tuurkamerpolitiek werd ge volgd in de vorm van een fe deratie van kunstenaars met een quasi-almachtige invloed, beoordelings- en veroorde lingsmacht. Zon apparaat wordt vooral bedenkelijk wan neer, zoals in dit geval, de hui dige directie van het Stedelijk Museum als voorzitter van zo'n federatie optreedt". Ge doeld werd hierbij op een nieuw gevormde kunstenaars- federatie, waaruit de leden van de bestaande kunstvereni gingen werden geweerd, om dat ze lid van de Kultuurka mer waren geweest. Liberale, roomse en andere traditioneel georiënteerde stedelijke politi ci en kunstenaars wilden zich niet neerleggen bij een cul tuurpolitiek, welks internatio nalistische en universalistische idealen wortelden in commu nisme en socialise en waarop de beleidsvoornemens van Sandberg onmiskenbaar wa ren geënt. Rancune Naast de ideologische verschil len en uiteenlopende artistieke inzichten, zo leert ons dit boek, was het toch vooral de oorlog geweest die de contro verses en vijandelijkheden in het naoorlogse kunstloven be heerste. Er was de begrijpelij ke voortvarendheid, vernieu wingsgezindheid en triomfan telijkheid van de oud-verzets mensen, die terecht de belang rijkste posities in het naoorlog se kunstleven mochten inne men, en er was de rancune van de kunstenaars die, be houdend en weinig principieel, de loyaliteitsverklaring had den ondertekend en het lid maatschap van de Kultuurka mer hadden aanvaard, tenein de rustig te kunnen doorwer ken in oorlogstijd en die met name onder de door Sandberg zo verfoeide Realisten werden aangetroffen. Rancune en revanchisme kre gen aan het eind van de veer tiger j[aren nog een kans. De kunstschilder Aad de Haas, die in de oorlog gevangen had ge zeten en vervolgens was on dergedoken, kreeg in 1946 een opdracht voor een wandschil dering in een kerkje in het Limburgse Wahlwiller. De op zet van de schildering viel bij de pastoor niet in goede aarde. In het Limburgs Dagblad mocht ex-Zwart-Fronter en zich voor kunstkriticus uit gevende Albert Kuyle De Haas blijven achtervolgen met gemene, brallerige artikelen totdat hij zijn zin kreeg en de kunst van Aad de Haas door het Heilig Officie van Rome werd verboden. Het is mede door de beschrij ving van deze persoonlijke tra gedies, de uitgediepte conflic ten en het aandragen van sail lante details dat „De door braak van de moderne kunst in Nederland" zich laat lezen als een spannende thriller met sociaal-politieke en artistieke ingrediënten. Voor wie het fij ne over het toen heersende kunstklimaat wil weten en over de ressentimenten die tot op de dag van vandaag bij de oudere kunstenaars zijn blij ven meespelen, een onontbeer lijk boek. GODERT VAN COLMJON Tentoonstelling: De door braak van de moderne kunst in Nederland, de jaren 1945- 1951. Plaats: Stedelijkj Mu seum De Lakenhal te Lei den, tot en met 10 maart 1984. Boekuitgave: De door braak van de moderne kunst in Nederland, onder redactie van Willemijn Stokvis. Een uitgave van Meulenhoff- Landshoff. Handelseditie, tevens expositie-catalogus. boeken actueel In een mooi uitgegeven boek van Hans Werkman wordt het tragische gebeuren in het le ven van de dichter Willem de Mérode omstandig uit de doe ken gedaan. De protestants- christelijke dichter, die in het dagelijks leven werkzaam was als onderwijzer (zijn eigenlijke naam was Willem Eduard Keuning), werd in februari 1924 gearresteerd en een maand later veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf wegens sexuele contacten met een minderjarige jongen. Hij was toen 37 jaar oud en stond al 17 jaar voor de klas. Behal ve gevangenisstraf werd hem ook opgelegd, dat hij drie jaar lang zijn beroep niet zou mo gen uitoefenen. Deze gebeurte nis veroorzaakte een grote schok in de gereformeerde ge meenschap, waar De Mérode deel van uitmaakte. Hans Werkman heeft in „De wereld van Willem de Méro de" een grote hoéveelheid ma teriaal bijeen gebracht. Hoewel de gebeurtenissen van het voorjaar van 1924 zeer uitvoe rig behandeld worden, geeft Hans Werkman van de jaren daarvoor en later een indrin gend beeld, voornamelijk aan de hand van teksten uit aller lei bronnen, die veelvuldig worden geciteerd. Zo groeit een beeld van een op ver schrikkelijke manier gepijnigd mens, die ook lichamelijk de gevolgen van de geestelijke spanningen gaat voelen: „Ik was gek geworden als ik daar de tijd niet mee had kunnen doden", deelt hij een vriend mee over de poëzie, die hij in Willem de Mérode zijn cel schrijft. Met poëzie be zig zijn veroorzaakte echter hoofdprijzen, in steeds erger mate. In 1936 schrijft hij: „Ik zou het dichterschap graag voor gezondheid ruilen. Dich ter wezen in Nederland en dan nog wel chr. dichter! Het is' met een baantje. Kon ik het maar bij opbod verkoopen. Vandaag liever dan morgen. Doch wee mij als ik zwijg". Een boeiend boek over een dramatisch leven en kunste naarschap. Herdrukken uit oost en west „Rubber" van M. H. Székely- Lulofs is een van de klassieke boeken over het oude Neder lands Indië. Dit verhaal werd geschreven in de paren dertig en mevrouw Szekely-Lulofs werd er direkt heel bekend door. Het is een boek dat ge heel past in de traditie van de oude „Indische romans". Di rekt al in de aanhef blijkt dat: „Dertig kilometer voorbij Randjah, een kleine binnen plaats op de oostkust van Su matra, boog zich van de grote gouvernementsweg een stenig pad af". En zo verder. De we reld van de rubberplanten rond 1930. Een ander prachtig boek dat te maken heeft met het koloniale verleden van Europa, is „De wijde Sargasso Zee" van Jean Rhys, een boeiend vertelster van verhalen die te maken hebben met de Caraïbische-ei landen, waar zij opgroeide. In dit evenzeer klassieke boek, beschrijft Jean Rhys het leven op het negentiende eeuwse Ja maica, ten tijde van de af schaffing van de slavernij. Iets nieuws: een „tiftie" Er is een nieuwe literaire term in Nederland geïntroduceerd: de tiftie. Uitgeverij Querido geeft een dik boek uit, samen gesteld voor Wim G. J. van- Dijk en Belcampo, onder de titel „De eerste Nederlandse tiftie". De uitgever over de term tiftie: „Een monografie van iemands leven en werk, op de voet gevolgd door een uitvoerig commentaar van de gemonigrafeerde". Het is dus duidelijk: Wim van Dijk heeft een uitputtend boek over Belcampo's leven en zijn literair werk geschreven, het manuscript legde hij voor aan de schrijver zelf, die er zijn commentaar bij opschreef, waarna de samenstelling van beide manuscripten naar de uitgever ging. In eerste instantie is dit (of deze?) „tiftie" een niet onwel kome beschrijving van Bel Belcampo campo's literaire bestaan. Waarom zoiets een tiftie heet en waar dat woord tiftie nou precies vandaan komt, dat al les blijft onuitgelegd, zoals het ook onduidelijk blijft waarom een auteur zoveel inspraak mag hebben in datgene, wat een deskundige lezer van zijn werk op te merken heeft. Jacob Israël de Haan Bert Bakker brengt een bun deltje „Nerveuze vertellingen" van de hand van Jacob Israël de Haan. „Een misselijke mo raal" zo werd bij de eerste ver schijning van de verhalen, waaruit deze bundel is samen gesteld, afgeroepen. Maar deze auteur, die om allerlei redenen omstreden is gebleven en evenzeer in de aandacht bleef, stelde ooit: „Kunst is precies kunst, voorzover zij niet na tuur is". Hij schrijft verhalen die ingaan tegen de moraal van de dagen van ontstaan (rond de eeuwwisseling) en die tevens nieuwe orde willen scheppen in de chaos de het leven ook reeds in het begin van deze eeuw bood. Een nieuwe Sagan Het nieuwste in het Neder lands vertaalde boek van Frangoise Sagan heet „Een roerloos onweer". Het be schrijft een historische episo de: Het speelt in het Franse Angoulême van zo'n 150 jaar geleden. Een eenvoudige lief desgeschiedenis, zo opent het verhaal, maar de invloed van de heftige gebeurtenissen, die de Franse Romantiek met zich meebrengt, brengen alles in een stroomversnelling. Het verhaal is een terugblik van de oude Nicolas, die alles der tig jaar eerder meemaakte en nu op zoek is naar de uiteinde lijke waarheid van dat, wat hem is blijven beheersen. Een verhaal over de werke lijkheid van het romantische, in de cultuur-historische bete kenis en wat dat inhield voor de mensen in die dagelijkse werkelijkheid van toen. Maatstaf Het nieuwe nummer van Maatstaf is gewijd aan het the ma „Polemiek en pamflet". Lezers die schrijvers graag met allerlei literaire middelen aan het oorlogvoeren zien, kunnen zich hier danig mee vermaken. Het zijn ook na men, die op dit gebied hun faam verkregen hebben, die in de inhoudsopgave voorkomen: auteurs die zich werkelijk niet schamen voor een fikse literai re ruzie: Gerrit Komrij, Bertolt Brecht, Jeroen Brouwers, Heinrich Heine, Karl Marx, Boudewijn Büch, Henk Ro- mijn Meijer, Charles B.Timme, Bart Tromp, horen onder de zeer velen, van wie bijdragen zijn opgenomen in dit Maat stafnummer. In deze rubriek besproken en genoemde boeken: Hans Werkman: „De wereld van Willem de Mérode"; uit gave Open Domein, de Ar beiderspers; prijs 49,50. M. H. Székely-Lulofs: „Rub ber", veertiende druk; uitga ve Manteau. Jean Rhys: „De wijde Sar gasso Zee", roman; uitgave Bert Bakker; prijs 19,50. Wim G. J. van Dijk en Bel campo: „De eerste Neder landse tiftie"; uitgave Queri do; prijs 39,50. Jacob Israël de Haan: „Ner veuze vertellingen"; uitgave Bert Bakker; prijs 24,50. Fran$oise Sagan: „Een roer loos onweer"; uitgave De From; prijs 24,50. Maatstaf, aflevering 1983, nummer 10-11. Polemiek en Pamflet; uitgave De Arbei derspers; prijs 29,50. EEN ALCOHOLISCHE OLIFANT li Aan het einde van het nieuwe boek (zijn eerst^ man?) van Fernand Auwera leest een van de hoof|d sonen (die het dan echt allemaal niet meer ziet zie in een openbaar gebouw een aanwijzing, die bij moet worden gevolgd: „Uit het raam springen mo* nutteloos worden beschouwd", tevens de titel v£ vermakelijke boek, waarin een aantal lachwekli mannetjes en vrouwtjes om elkaar heen dansen in hilariteit-verwekkende situaties. Het verhaal speelt zich af op en rond een Vlaamse ii voor bejaarden. Hoofdpersonen zijn de directeur, een le' nieter in alle opzichten en de voornaamste therapeut, dii wat problemen met het leven heeft. Zij hebben in eendr samenwerking van hun instituut iets geweldigs gemaakl elke bejaarde zijn heel eigen, persoonlijke benadering te hebben de oudjes een gouden tijd en velen van hen zijn d? al ver boven de honderd. De beschrijving van al die spectaculaire therapiën, waar wat dwaze effecten aan te pas komen, is al feestelijk g Een vermakelijk verhaal ontwikkelt zich rond de vrouwe; de directeur, zijn ontzettend dikke echtgenote, hun huwi problemen en de manieren waarop zij die oplossen. Da» staat Pipo, de therapeut, die in het geheim de dikke echtl begeert, maar niet in staat is daar op een normale manier» aan te geven. Hij heeft in zijn hele leven nog geen wer sexueel contact gehad en dat frustreert hem danig. Een lijkt de enige oplossing en daarvoor is een olifant nodig, di> wege een van de regelmatig uitgevoerde therapieën totj ventaris van het bejaardenhuis behoort. Die olifant is noj holist ook. Dat alles leidt tot grote hilariteit bij de lezer. De sexuele W1 lijkheden worden onomwonden en met veel rechtstreeks) verteld, hetgeen vaak nogal ontregelend uitwerkt. De,"\ helft van het boek biedt veel verrassingen, jammer genot Auwera langzamerhand wat meer structuur aan zijn verhr ven, om toch maar een echte intrige te laten ontstaan krijgen de merkwaardige, bijna parodistische scènes iL kans. Alles bijeen een geweldig krankzinnig verhaal, vfj zinnige flauwekul. JAN VERSTA Fernand Auwera: „Uit het raam springen moet als^- loos worden beschouwd", roman; uitgave Manteaucl f 26,50. a Soms verschijnt er een boek over een bepaald onderwerjP- één klap alle andere op hetzelfde gebied in de schaduw st^g geldt zeker voor „Huiscomputers, wat kun je ermee?", e oorsprong Nederlands boek dat antwoord geeft op de mi' stelde vraag van dit ogenblik. Het boek is bedoeld voor iFS die belangstelling hebben voor computers en alles wat d^ verband houdt, zoals printers, tekstverwerking, spelletji grammeren en vele, vele andere toepassingsmogolïjkhec^ de uitvinding van deze eeuw, maar die nog voor dit feij terugschrikken. Verwacht in „Huiscomputers, wat kun mee?" geen gortdroge technische verhandeling van een ,i- terfreak". In plaats van een leerboek is het een bagrijpei schreven, makkelijk leesbare inleiding in de wereld vanfjj bytes. Wat meer is: na lezing weet men gegarandeerd mé menige verkoper in de eerste de beste computerwinkel. i/' van plan is over een tijdje zo'n winkel binnen te stappen r vantevoren goed moeten oriënteren om de juiste keuze tt ken. Want het marktaanbod is al zo groot en onoverziA dat alleen een aspirant-koper met kennis van zaken kany delen welke de computer-naar-maat voor hem (of haar]' 159 rijk geïllustreerde pagina's van het boekje „Huiscora wat kun je ermee?" zijn daarbij een onmisbare hulp. TOM VAN RIJ! „Huiscomputers, wat kun je ermee?", van Ben Paul, Lakeman en Hans Mabelis. Uitgever: A.W. Sijtho Amsterdam. Prijs 22,50. Hoewel de elektronische beeldregistratie zich aarzelend in protypen aandient, kan met enige zekerheid worden ge steld dat de (chemische) kleu renfotografie zich nog altijd in de Gouden Eeuw bevindt. Mil joenen kleurenprints in de ontwikkelcentrales bevestigen dit ruimschoots. Filmpje vol, wegbrengen en korte tijd daarna (soms zelfs binnen een of twee uur) liggen de afdruk ken al te wachten om te wor den opgehaald. Amateurfoto grafen te over dus. Dan is er ook nog de categorie fotohob byisten, mensen die vroeger urenlang konden filosoferen over de grijsopbouw in hun negatieven. Ze zijn er nog wel, maar een groot deel breekt zich nu liever het hoofd over de juiste filtering van hun kleurnegatieven bij het zelf adrukken van kleurenfoto's. Voor hen is bij Focus Elsevier een handige pocket versche nen: „Filteren bij kleurvergro- ten". Auteur Ad Hoogenboe- zem is er bij de opzet van het boek terecht vanuit gegaan, dat men om snel te kunnen werken een coloranalyser een apparaat waarmee de ver eiste filtering kan worden ge meten moet gebruiken. Waarom dan toch nog een boek hierover, als die analyser moet worden? Heel alle reclameboodschap spijt: de analyser zit naast. Niet omdat het deugt, maar omdat m^T anders is dan interJÉ van kleur. Een analys bijvoorbeeld hopeloos^ knoei als een negatir* worden afgedrukt van^ met een rode jas dii) dichtbij stond tijdens <yc me. De analyser meet teveel aan rood en fg dit weg te filteren, i>i, tende" dat die hoel-i rood in de opname hoort. Wat moet je hi£( doen? Dat is het eentiri ma van het boekje. T, boezem geeft allerlei ss< dit soort „fouten" tot é'0 mum te beperken. Zeq,e( velenswaardig is de 2 van het maken van e(/ naamde grijsopname, deze werkwijze zekeiL elke hobbyist bekenc£e het toch wat ver om 07,f slag van het boekje teel over de „introductie 6r nieuwe, revolutionair! de". Niet nieuw du, handig is het wel. di Filteren bij kleurvjor door Ad Hoogenboercr geverij Focus/ElsevlL 12,90.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 8