p1
i-
rinal
le
„Er zijn kleurkwekers en zangkwekers.
Dat is een hemelsbreed verschil"
Vissen op het ijs...
doe het alleen bij
windstil winterweer
Bond van
Vogel
liefhebbers
nu ook zelf
in het goud
i
ZATERDAG 14 JANUARlft
r
gehakt worden. Zeker als er
sneeuw is gevallen). In ons land
mag men niet verwachten, dat vis
van her en der naar een bijt trekt.
Bijt hakken
Moeilijk hoor. Zwaar werk. In de
landen waar wintervisserij normaal
is, zijn er speciale werktuigen voor
in de handel: ijszagen, ijsbeitels.
Hier moet u het maar doen met een
zware bijl met lange steel.
U gaat dat, als u het proberen wilt,
natuurlijk doen in en in dit ge
val dus óp een viswater waarvan
u weet
a. dat het ijs er onderhand zeer be
trouwbaar is geworden;
b. dat het niet precies in een route
van grote stoeten schaatsers ligt;
c. dat er vis zit. Met name blank-
voorn, want die is het best te van
gen in bijten.
Begin met een plank. Die is om op
te staan. Bij het hakken staat u op
die plank. Hak een paar bijten, elk
met een doorsnee van ten minste
veertig centimeter en op een meter
of tien van elkaar. Haal de schotsen
eruit en als u heel secuur bent: hak
de randen van de bijt schuin naar
binnen; het is het behoud van uw
vislijn. Strooi in de bijten heel
luchtig, zeer langzaam zinkend
voer. Neem een soepele, vaste stok
en tuig die op met een echt niet te
lichte lijn, zeker 18-00. Niet, omdat
u van die kwababers van vissen
heeft te wachten, maar omdat ijs-
randen scherp zijn en aan een dun
ne lijn is bij deze visserij dan ook
een zeer kort leven beschoren.
Neem een lichte pen; een Rotter-
dammertje van een centimeter of
tien is prima. Zo beloden, dat het
d<
Voorschrift vier: wees stil. Muislr*
Loop niet te stampvoeten, noch <k
de koude, noch van nijd als dejf<
niet wil, want met het ijs als ge z
der dringen geluiden nog harder
feller door dan in water.
Voorschrift vijf: sta altijd met pr
naar de wind; het scheelt
te
Voorschrift zes: als u een tijdje^
zeg een kwartier helemaal gj
animo bij de vis constateert om
deegje tot zich te nemen, verwije
dan van bijt en/of stel de pen DJ
hoger af. Blankvoorn leeft in»n
winter in scholen; als u er «u
vangt moet u de stek vooral niet
de steek laten, want tien tegen t
zullen er meer in de buurt zijn.;
Andere vissen?
Vroeger jaren, toen vele watereifc
Nederland nog een prima snor
stand hadden (kom daar nu e(
om...) werd er in bevroren pold
wateren graag met levend aas?,;
bijten gevist. Vooral als de vorsr
een tijd aanhield, kon dat leuk sf,
ces hebben. Maar ik vrees, dar'
nog maar weinig wateren met
zó goede snoekbezetting zijn in
land, dat het de moeite loont
levend aas in bijten te keer te g-j
Baars, brasem en karper zijn, air:
ijs in het water ligt, te traag, te
teloos, te apatisch om enige bek
stelling voor uw aas te hebben.
snoekbaars vissen in de wir
weet ik niks, nooit gedaan
Maar een daagje op de blankvi
(een kort daagje uiteraard, zeg
tien tot drie, dat is al heel watj
aan te bevelen. r
A. C. W. VAN DER Vf
9300 vogeltjes in ,,Het Turf
schip" te Breda - alsof Noach,
geplaagd door een aanval van
monomanie, besloten had zijn
ark met louter gevederde
vrienden vol te stouwen. Met
de meest bizarre en buitenissi
ge bovendien. Californische
kuifkwartel. Lachduifjes. Ka-
neelpaapje. Druppelastrilde.
Roodkoppapegaaiamadine.
Hier sluit, kortom, de Neder
landse Bond van Vogellief
hebbers onder de titel „Vogel
'84" de viering van zijn vijftig
jarig bestaan morgenavond af
met een schier encyclopedi
sche tentoonstelling. Zeven
tienhonderd van de bijna vijf
tigduizend leden hebben inge
zonden, glorieert bondsadmi-
nistrateur Kees van Berkel.
„Een ongekend hoog aantal
en een reusachtige variatie
aan soorten, veelal eigen
kweek".
Een bond van fanaten? Valt mee,
verzekert Van Berkel vanuit zijn
Bergen op Zoomse hoofdkwartier
waar hij de 667 over het hele land
verspreide afdelingen dirigeert.
Lang niet alle leden hebben ziel en
zaligheid verpand aan Molukse
bronzemannetjes of Bali-spreeu-
wen. Vijftig percent houdt het ge
woon bij kanaries. In 230 verschil
lende kleurschakeringen, dat wel
weer, uiteenlopend van staalblauw
via zilversatinet tot oranjerood-
brons. Maar fanaten?
,,Nee", schrikt de 58-jarige Rienk
Visser, die een slaapkamertje van
zijn rijtjeshuis in Amsterdam-
Noord heeft omgebouwd tot een
volière voor honderd kanaries
waarmee hij al negen maal het
Bondskruis heeft gewonnen, de al
lerhoogste onderscheiding voor de
allermooiste vogel, zeg maar: de
Militaire Willemsorde voor de vo
gelliefhebber.
Mesjogge...
Met een twinkeling in de ogen, on
der protest van de echtgenote, die
uit de keuken roept, dat hij niet
zulke rare dingen moet zeggen: „Ik
ben geen fanaat. Als er bijvoor
beeld zo'n kampioen van me dood
gaat, kan-ie een ouwe zak van de
kruidenier van me mee krijgen en
daar verdwijnt-ie mee in het vuil
nisvat. Ik geef ze geen staatsbegra
fenis. Ik ben daar mesjogge".
Die puur Mokumse term zal vaker
vallen. Of hij zijn kanaries namen
geeft? „Zo mesjogge ben ik niet. En
een lievelingsvogel - nee. Ja, ik heb
er eentje bij die tam is. Als die op je
hand komt zitten, dat vind ik wel
leuk. Maar met zoveel vogels kun
je je geen favorieten permitteren,
want die zou je dan gaan voortrek
ken. Voor de liefde en de aandacht
heb ik beneden in de huiskamer
een tamme parkiet. Twiekie heet
die. En voor de zang heb ik Kobus
de Japanse nachtegaal. Als ik 's zo
mers het raam openzet en fluit
vanuit de tuin, geeft-ie antwoord".
Niet iedereen weet zijn hobby zo
weldadig te relativeren. De Neder
landse Bond van Vogelliefhebbers,
zo vertelt administrateur Van Ber
kel, is vijftig jaar geleden opgericht
om gezamenlijk actie te voeren te
gen de op stapel staande vernieu
wing van de Vogelwet - de „Vogel-
wet 1936" die nog steeds van
kracht is. Tot op de dag van van
daag ijvert het bestuur voor meer
verruiming in die wet. Een van de
grootste wensen daarbij is om de
goudvink als kooivogel genoemd te
krijgen. Nu is het houden van
goudvinken verboden. Wie het
verbod overtreedt, komt voor de
rechter.
Overspannen
Tot welke overspannen reacties dat
kan leiden, moge blijken uit de ge
moedsontlading van zo'n wets
overtreder. „Die fatale dag zal ik
mijn leven lang niet meer verge
ten", kloeg hij bij zijn bond. „Op
deze zwartste dag van mijn wild-
Lekker rood
Rienk Visser richt zich louter op
rood. Waarom? „Ik zeg altijd: rooie
kanaries zijn het mooist, omdat het
de duurste kleur is. U dacht, dat
kanaries alleen maar geel of groen
waren? Dat denken ouwe mensen
nog of mensen die er geen bal ver
stand van hebben. Welnee. Blauwe
kanaries - dat is een mutatie ge
weest - zijn al een klassiek soort ge
worden. Rooie kanaries hebben we
gekregen door te bastaarderen met
kapoetsensijzen. Dat zijn de stam
vaders van het rood; ik heb er nog
een paar zitten; die zijn dan ook
wel tweehonderd gulden per stuk
waard. Maar de kleur is nog niet
diep genoeg. Daarom moet je de
rooien bijvoeren met kleurstof - ca-
roteen. Boerekool, daar zit veel ca-
roteen in. En van die babyvoeding
met worteltjes worden ze lekker
rood".
Het jaagt wel de kosten op. Een pot
met een pond caroteen kost al
gauw 85 gulden en Visser heeft er
een half dozijn per jaar van nodig.
„Daarom noem ik rood een dure
kleur. Voor blauw of groen of wit
of geel hoef je niet met kleurstof bij
te voeren. Ik zeg ook altijd tegen
beginners: neem geen rood. Neem
iets anders en hou je erbij, als het
bevalt. Je bent toch al een hele
hoop centen kwijt. Aan zand bij
voorbeeld. Dat haal ik helemaal in
Heilo. Zesentwintig balen van zes
gulden vijftig per jaar. Had u niet
gedacht? U dacht: dat schept-ie wel
even in Zandvoort op? Ik ben me
sjogge. Als mijn buurman daar met
zijn zwemexceem doorheen gelo
pen heeft, krijg ik de schifers in
mijn kooi. Dank je feestelijk.
Drooggebrand zand moet het zijn,
met een luchtje erdoor - een beetje
anijs. Anders worden de vogels
ziek. Dan gaan ze dik zitten, met
van die kleine oogjes en ik me
maar suf piekeren wat het zou
kunnen zijn".
Negen balen kanariezaad van ach
tenveertig gulden het stuk per jaar,
plus wat zakken onkruidzaad als
extraatje („Ik eet ook niet steeds
hetzelfde bordje met brood: je hebt
variatie nodig, ook een kanarie")
Rienk Visser,
een leven in
dienst vanhet
oranjerood brons
vijftig pakken opfokvoer van vijf
gulden per jaar plus zes emmers
met ander opfokvoer van tweeën
twintig gulden vijftig. Een paar ba-
lén grit van tweeëntwintig gulden,
waarmee de diertjes in hun maag
het voedsel vermalen. De bood
schappenlijst van een vogelliefheb
ber.
Veel tijd
„Hoor eens, als je het pllemaal uit
gaat rekenen, doe je die hele troep
de deur uit. Om nog te zwijgen
over de tijd die je erin steekt. Het
verzamelen, bewaren en keren van
de eitjes tijdens de broed om ervoor
te zorgen, dat je ze allemaal tegelijk
onder de poppen kunt leggen, zodat
de jongen op hetzelfde moment uit
komen en er geen nakomertjes zijn
met minder overlevingskansen. Al
leen al het schoonmaken van de
kooien kost me langer dan een dag.
Ik werk niet meer vanwege m'n
hart, maar als ik terugkijk naar
vroeger, toen ik nog in de bouw
zat, denk ik: man, waar heb je toen
de tijd vandaan gehaald? Dan moet
je wel je vrouw achter je hebben
staan".
Waarom begint een mens er in 's
hemelsnaam aan? De hilariteit doet
parkiet Twiekie opstuiven. „Nou,
dat kwam dus door mijn vrouw.
Twintig jaar geleden vond ze
opeens die gewone grasparkietjes
prachtig en toen heb ik in de ka
mer een kast omgetimmerd tot vo
lière. Het toeval wilde, dat ik bij
het voetballen m'n enkel brak zo
dat ik drie maanden voor die kast
moest liggen. Op een gegeven mo
ment zegt m'n vrouw: ik schei er
mee uit; al die stoftroep in m'n ka
mer. Waarop ik zeg: maar ik ga er
mee door. Ik had in die maanden
voor die kast iedere keer weer wat
anders gezien. Net televisie. Ik was
verkocht. Ik ben toen in de bijkeu
ken begonnen met brpedkooien. Ik
heb Japanse meeuwen genomen".
Om uit te komen bij louter kana
ries. Alweer: waarom? „Dat zal ik u
vertellen. Een kanarie wordt meer
eigen met je. Als ik boven op de
vogelkamer kom, kennen ze me.
Tropenvogels blijven altijd schuw.
Die zijn veel banger. Zenuwelijers
zijn het. Maar als ik bij de kanaries
in de kooi kom, begint er altijd wel
een in m'n haar te pikken.
De zang? Nee, daar heb ik ze niet
voor. Er zijn kleurkwekers en
zangkwekers. Dat is een hemels
breed verschil. Een zangkweker
zegt van mij: jij hebt schreeuwers.
Zangkanaries worden gekweekt
om volgens bepaalde toeren te kun
nen zingen - met bellen en rollen
en waterslagen. Ze moeten ook op
een commando van de keurmeester
kunnen gaan zingen. Ik vind dat
zingen grandioos, hoor, uit de
kunst. Maar als er bij mij een stom
me tussen zit, kan het me niet sche
len. Ik heb een man zitten, die doet
z'n bek niet open. Toch hou ik
hem, want het is een hele mooie en
hij heeft bij het fokken zijn best ge
daan. Hij gaat naar de Europese
kampioenschappen".
Verbazing
Een leven in dienst van het oranje-
roodbrons. Fokzuiver. Wat geven
zangkwekersleven stortte een we
reld voor mij in elkaar, werd een
resultaat van jaren onderzoek, van
zorg en opoffering, maar ook van
veel kwekersvreugde in één klap
abrupt afgebroken. Vier mannen in
burgerkledij die zich legitimeerden
als zijnde gemeentepolitie en veld
politie, stonden voor mijn deur.
Dag meneer, mogen wij uw vogel-
verblijf even zien, u heeft goudvin
ken, verzet is doelloos, want we
zijn met z'n vieren. Ik wil niet mijn
tranen de vrije loop laten, maar
onze wet is zo krom als een banaan.
Drugsverslaafden worden gratis
voorzien van methadon en binnen
kort ook van heroïne, zogenaamd
om ze te helpen, maar een vast
staand feit is, dat deze mensen de
wet overtreden en hun gezondheid
schaden. Maar een vogelliefhebber
kweekt goudvinken die slechts bij
onze verouderde vogelwet verbo
den zijn. Hij doet in feite geen
kwaad, want hij verzorgt, be
schermt, vertroetelt en verpleegt
de goudvinken. Ik noem dat met
twee maten meten. Maar ik blijf
vechten".
Zulke vogelliefhebbers zijn er ook.
Rienk Visser daarentegen is het
prototype van de hobbyist die beide
benen liever op de grond houdt.
Over de toekomstige mogelijkhe
den bij het kweken van kleurkana-
ries komen we te spreken. Zijn spe
cialiteit. Wat mag de wereld ver
wachten? De zwarte kanarie uitein
delijk waarnaar even verbeten
wordt gezocht als vroeger naar de
zwarte tulp? „Ik weet dat er altijd
mensen aan het proberen zijn. Zo'n
zwarte kanarie is iets nieuws en dat
brengt geld op. Ik herinner me de
eerste opalen kanarie. Die deed
1200 gulden. Op zo'n ding loopt ie
dereen natuurlijk te zoeken. Maar
volgens de bond kan het niet, een
zwarte kanarie. Dat is teveel ge
vraagd van de natuur. En mij
maakt het niks uit. Ik vind mijn
rooie net zo mooi".
de kanaries ervoor terug? Verba
zing, zo blijkt. „Je verwondert je er
iedere keer over. Dat er uit een eit
je zo'n garnaal komt en dat je dan
vier weken een volwassen vogel
hebt die met het andere jonge spul
apart in de vlucht gaat. Het is niet
te begrijpen. De kweek op zich,
daar beleef ik het meeste plezier
aan. Hoe ze zich ontwikkelen. Hoe
ze spelen met de eierdoppen die ik
in de kooi gooi. Net kinderen."
„En aan de tentoonstellingen beleef
ik plezier. Je ontmoet er allemaal
vogelvrienden. Je krijgt ontzettend
veel kennissen. De waardering van
de keurmeester - ook belangrijk.
Een keurmeester kan je hobby ma
ken of breken. Wanneer je ervan
overtuigd bent, dat je de beste vo
gel hebt en je wordt toch laag ge
keurd, dan krijg je de neiging om
te zeggen: ik schei er mee uit".
Kinnesinne
Een wereldje vol kinnesinne, de
tentoonstellingen zoals daar in „Het
Turfschip" te Breda. „O nee, geen
rottigheidjes; meer gezegdes. Ik ben
bijvoorbeeld kampioen geworden.
Wordt er gelijk rondverteld: dat is
nou wel zo, maar hij heb ontzettend
get
veel zieken en dooien gehad, was
terklap. Ach, dat hou je bij >d
sport; dat heb je bij duiven ootyesc
er wordt wel eens gezwendeld.>n
de fokzuiverheid mankeert iloc
eens wat - een eigenschap, d_
vererfd en die opeens zicht^®
wordt in de vorm van een
pen of een lichte poot. Luister.
zijn geen toverballen. Zo'n kar
is geen rooie. maar een bonte|er
proberen ze dan te maskeren r(
de witte pen pal bij de kont e I
knippen of de poten bij te klej 0
met ogenschaduw. Toch valle.
meestal gauw door de mand erift
hebben ze een schorsing van-rK
jaar aan de broek."
„Zelf zie ik de betrekkelijk
van die keuringen wel in. f
kampioen, ook best. Want het f-
ven momentopnamen. Gaat hij
mantig zitten als de keurmeg
komt, of begint hij als een bezel
rond te fladderen? Dat weel
nooit. Zo'n donkere winterdag^,
vandaag vind ik prachtig voorf
keuring. Dan ziet de keurmeg
niet alles. En je hebt keurmees
met slechte ogen die dat niet w)
weten. Prachtig, als je er zo eë,
treft. Daarom zeg ik: het is en
een loterij. Want de volmaakte is
narie, die bestaat niet". ni
PIET SNOE%n
Ortolaan „vogel van het jaar"
Hl
pi
;rc
EINDHOVEN De ortolaan, een kleine zangvogel, is door de stich n
„Mondiaal alternatief" uitgeroepen tot vogel van het jaar 1984. Door Vl.
onderzoek, publikaties, excursies en andere maatrgelen wil de orgarf
tie voorkomen, dat deze vogelsoort geheel uit Europa verdwijnt. De st)
ting heeft een groot aantal milieu-organisaties opgetrommeld om aart
actie medewerking te verlenen. v
De ortolaan kwam vóór de Tweede Wereldoorlog nog zo veel voor, dafcu
bijvoorbeeld in Brabant, op werd gejaagd voor consumptie. Tegenwool
zijn er in Nederland nog hooguit dertig broedparen en in de rest
West-Europa slechts enkele honderden, volgens de stichting. De verdi
ning is in de hand gewerkt door de verandering van het boerenland.-
ortolaan kan zich niet handhaven in het moderne agrarische milieu,er
de plaats heeft ingenomen van de vroegere kleinschalige akkers. Bov
dien heeft het beestje te lijden van illegale jacht in Frankrijk en chefr
sche bestrijdingsmiddelen in Afrika. »ei
Stel, dat het deze winter eens echt
hard gaat vriezen en stel, dat u een
heel flink persoon bent, die winter
se ontberingen torsen wil met blij
de zin en een achteloze glimlach,
dan is het zeer te overwegen eens
te gaan vissen op het ijs.
Nee, nee, nee, niet zoals die Dur-
gerdamse visser en zijn zonen dat
een eeuw geleden deden op de Zui
derzee. Zij gingen bot kloppen op
het ijs, maar de schots waarop zij
dat deden dreef af, zij raakten ver
loren, enfin, ene grote gruwel.
Lang geleden bestond er een jon
gensboek over: „Vijf weken op een
ijsschots".
En helaas ook niet zoals ijs-
vissen wordt gedaan in Finland,
Noord-Zweden en het noorden van
de Verenigde Staten en Canada.
Daar hakt men flinke bijten in het
ijs en met grote pilkers, zware le
pels, indrukwekkende verentoe
standen en dat soort zaken worden
daar grote knullen van forellen,
grote baarzen en in Canada spe
ciaal de arctische snoeken aan de
wateren ontrukt. Ik heb, jaren ge
leden onderhand al, in het noorden
van Finland, binnen de Poolcirkel,
mannen daar bezig gezien. Bijten
van een halve vierkante meter en
daarin lieten zij, aan korte, stevige
hengels (ze leken nog het meeste
op boatcasters zoals vissers in klei
ne bootjes die op de Noordzee ge
bruiken) grote pilkers dansen, wel
van een ons zwaar. En bingo, keer
op keer.
Dat soort wondervangsten behoeft
u in Nederland niet te verwachten.
In zeer noordelijke landen, waar de
binnenwateren vele maanden
dichtgevroren zijn, snellen de vis
sen van alle zijden toe als er een
gat in het ijs wordt gehakt, want
dat betekent: toevoer van zuurstof
en onder het ijs neemt het zuurstof
gehalte af. (daarom zorgen con
sciëntieuze leden van goede hen
gelsportverenigingen er ook voor,
dat er in hun wateren, met name in
minder diepe poldertochten, bijten
koppie maar een millimeter of drie
boven water steekt. Aan de kleine
haak een slap deegje. Een beetje
smeerkaas, liefst sterk geurend, is
ook niet gek.
Begin een handbreedte boven de
bodem te vissen. Reken erop, dat
de aanbeet over het algemeen ui
termate flauw is, supervoorzichtig.
Meestal gaat de pen heel langzaam,
zonder schokjes, omlaag. Tik op dat
ogenblik aan. Enne... niks te dril
len, want dat kost u zeer gegaran
deerd uw vislijn, vanwege de
scherpe randjes van het ijs. Meteen
omhoog trekken en scheppen. (Als
het een kleine is en er zijn nu
eenmaal aanmerkelijk meer klein
tjes dan grote kunt u de vis met
een tillen).
Voorschrift één bij deze visserij is:
doe het alleen bij windstil winter
weer. Niet alleen, omdat de be
hoedzame aanbeet, zelfs in een bijt,
niet zo gemakkelijk te zien is als
het waait, maar ook, en eigenlijk
vooral, omdat deze vorm van visse
rij bij felle winterse wind echt niet
vol te houden is, al zou u het li
chaam gebukt doen gaan onder een
heel textielmagazijn. Bij windstil
weer, ook als het vriest, kan een
mens veel hebben.
Voorschrift twee: wikkel u in vele
lagen textiel. (Vroeger deden we
een laag ouwe kranten voor borst
en maagstreek, nog altijd prima) en
vooral: houd de voeten warm.
Voorschrift drie: heb veel warme
koffie of soep bij u. Geen alcohol.
Die lijkt warmte te geven, maar
het is schijnwarmte. Na de visserij
smaakt een pikketanussie zeer
goed.
ERE
met
I', d;
gaai
teed:
rille:
act
Rienk Visser: „Ik zeg ivan
rooie kanaries zijn het r^ar
omdat rood de duurste
ls"' and
....Dat het niet precies in een route van grote stoeten schaatsers iigt...