JVe gaan naar een maatschappij van zitters" „Elke generatie moet het uiteindelijk toch zelf uitzoeken" )l!°i ECTOR HAAGSE ACADEMIE VOOR LICHAMELIJKE OPVOEDING: MIDDELBARE SCHOLIEREN OVER HUNTOEKOMST ZATERDAG 14 JANUARI 1934 EN HAAG Heeft het nog >1 zin om te studeren, een k te leren of een toekomst t te stippelen in een tijd die Drdt beheerst door economi se crisis, toenemende werk- jsheid en de dreiging van kv kernoorlog? Met name in I hoogste klassen van het lortgezet onderwijs worden ligeren met hun neus op die ten gedrukt. Ze moeten ezen hoe ze verder willen: iorleren of de maatschappij Maar wat ze ook beslissen, perspectieven zijn somber. bijstand als die tegen die tijd g bestaat een baantje als tdenwasser voor iemand die me- iijnen heeft gestudeerd; er zijn ikere dingen. Of denken scholie- anders over hun toekomst? Om ar achter te komen discussieer- n zes leerlingen van de Johan de Itt Scholengemeenschap op ver- ik van deze krant over dat the- i. Al snel werd dat een gesprek :pr hoop, want boven alles toon- n ze zich zeer optimistisch. Hoe t straks precies zou gaan wist 'mand, maar elke generatie moet uiteindelijk toch zelf uitzoeken, is hun conclusie. „De generatie ór ons heeft het misschien ge- jkkelijker gehad, omdat de gene- daarvoor z'n schouders eron- r heeft gezet. Misschien moeten I daaruit leren, dat wij ónze ouders er nu onder moeten zet- voordracht van de conrector n de bovenbouw, de heer Mols- rgen. zaten die donderdagmor- n drie jongens en drie meisjes n 5 VWO in de bibliotheek van school. Moeite om op gang te ko- 6n hadden ze niet, om te stoppen (1 („Dit is leuker dan aardrijks- mr 'n^e Twee dingen vielen voor- op: ze weten donders goed waar over praten en ze vinden het ehoudens een humeurige dag jzonder plezierig om naar school gaan, of de toekomst er nu wel niet somber uitziet. Maar eerst ns voorstellen: irel Salters (18); moet na school rst in dienst en wil daarna En- jls gaan studeren. Vindt alle iantjes wel leuk, maar wil boven- van het leven genieten. Vindt it een inkomen boven een ton per ïr nergens op slaat. Weet zeker it hij niet in Nederland blijft en 'U het liefst in de Verenigde Sta- d" h gaan wonen, maar ook met oos- Tse culturen willen kennismaken. lm Rog (19); wil naar de HEAO dan een baan in bedrijfsadmini- "atie, maar praktijkdiploma boek- •uden en computerkunde trekken ook aan. Maakt zich niet druk 'er zijn toekomst. Zou zich enorm passeerd voelen als iemand an- rs' voor een lager salaris „zijn" an zou krijgen. are Swaab (17); had aanvankelijk ts willen worden, maar is mede >or de maatschappelijke ontwik- •lingen overgestapt op rechten, indt de redenatie dat alle Neder- nders werk zoudon hebben (en ijgen) als de gastarbeiders er niet aren, meer dan verwerpelijk, 'erk neemt voor hem een belang- [ke plaats in of hij nu wèl of geen 'zin zal stichten. onique Louwersheimer (16); weet ag niet precies wat ze wil gaan "deren, maar denkt in de richting IN HAAG Gaat de bewe- ,g uit het onderwijs? Een die minister Deetman iderwijs) voor zichzelf al it ja heeft beantwoord, ar waar de Kamer zijn oor- >1 nog over moet uitspre- 'Ol h. In het voortgezet onder- Is mogen wat Deetman be ft voor de hogere klassen urén lichamelijke opvoe- ig verdwijnen. Jongeren in leeftijd hebben genoeg an- 'e mogelijkheden om aan irt te doen, meent de minis- 3 UUr| £jat js nu precjGS dg fout die zo- mensen maken", zegt rector H. mer van de Haagse Academie ir Lichamelijke Opvoeding. „De }MT achte dat sport en lichamelijke toeding één en hetzelfde begrip i, slaat nergens op. Er zijn alleen kvlakken. Bewegen is meer dan rt, bewegen is een vorm van luur. En onderwijs is niets an- !s dan cultuuroverdracht. Dus is geen zinnig argument te verzin- l waarom de lichamelijke opvoe- g uit het onderwijs zou moeten Bwijnen". pmer, en hij niet alleen, verwijt politieke beleidsmakers dan ook er oneigenlijke argumenten rden gebruikt. „Als er iets wordt igevoerd, kun je er zo doorheen ^^^jeken. Losse kreten als: m'n Cntje vond het ook nooit k zo weet ik er ook nog een ir. Laten we wel een beetje op ■eau blijven redeneren alsje- t»ft. Of mensen die zeggen: mijn in heeft nooit aan gymnastiek laan, maar kijk eens wat hij ge- rden is. Ik vraag me af of dat nu [criterium is. Dat is mij te goed- op. Het ligt natuurlijk wel lekker het gehoor. Maar ik vind het on Rector Kramer, in de kantine van „zijn" academie: „En of dat nou betekent dat je de eigen cultuur uitholt, zal ze een zorg zijn" (foto Cees Verkerk). fatsoenlijk dat soort dingen aan te voeren". „Iedereen zegt eigenlijk dat het niet kan, bewegen uit het onder wijs schrappen. Maar dan zegt de minister: „Ja, dan heb ik een gat in mijn begroting van veertig miljoen gulden en waar moet ik dat dan vandaan halen?" Erg leuk om dan tegen een bepaalde groep te zeggen: „Als jullie niet vinden dat dat móet, zeg dan maar waar het geld wèl vandaan moet komen". Jeetje, dat kun je net zo goed tegen wis- kundemensen of talenmensen of weet ik wie zeggen. Het is een heel onzuivere opstelling: ik neem je dit af en als je het terug wilt hebben, moet je zeggen waar je het ergens anders stelen moet. Nou, dat kun je niet maken. Dat is geen beleidsop- stelling. Die hoort te beginnen bij de vraag wat voor het onderwijs wezenlijk nodig is". IETS OF NIETS Lichamelijke opvoeding is dat, meent Kramer. Maar hij plaatst die nadrukkelijk in een breder kader, omdat volgens hem het hele onder wijs verarmt. Het is een kwestie van iets of niets geworden, een tus senweg is er blijkbaar niet meer. Wie schrijft er vrienden en kennis sen nog een brief, wie kan er nog een redelijke sollicitatiebrief schrij ven, wie leest er nog boeken? Hij noemt een onderzoek in de Vere nigde Staten waaruit blijkt, dat on geveer twintig procent van de mensen die vroeger hebben leren lezen, dat inmiddels is verleerd. Belangrijkste oorzaak daarvan is de geautomatiseerde en gemechani seerde samenleving. Mensen wor den lui, hoeven nergens meer moeite voor te doen. „We gaan naar een maatschappij van zitters. En een samenleving kan eraan ten gronde gaan, als er niet meer wordt bewogen. Dat is toch angstig. Niet dat je uit angst zou moeten gaan bewegen, maar gezondheid is wel iets heel speci fieks van de lichamelijke opvoe ding. Hart- en vaatziekten en al die andere onaangename zaken krijgen veel meer kans bij bewegingsar moede. Staatssecretaris Van der Reijden van WVC is er inmiddels ook wel achter, dat de volksge zondheid bedreigd wordt als er minder en zeker als er helemaal niet meer wordt bewogen. Hij wijst ook op het toenemende aantal sportblessures en sportongevallen. Hij heeft volgens mij alleen nog niet helemaal door, dat juist het goed kunnen bewegen de belang rijkste voorwaarde is om blessures te kunnen voorkomen". De twee andere hoofdredenen waarom de lichamelijke opvoeding niet uit het onderwijs zou mogen verdwijnen, zijn volgens Kramer de sociale vorming die ervan uit gaat en de (enorme) vreugde die kinderen van alle leeftijden eraan beleven. Waardoor onder meer verschijnselen als stress („Er zijn echt ontzettend v£el scholieren die daaraan lijden") kunnen wor den verminderd. Dat laatste argu ment kan gemakshalve ook onder het hoofdstuk volksgezondheid worden gerangschikt. Kramer: „De Groningse professor Wilhelmina Bladergroen heeft veel studies gemaakt van kinderen. Eén dingetje daaruit is dat een kind dat op school faalt, meestal niet de speelstadia heeft doorlopen. In zijn spelen leert een kind immers om gaan met anderen en met zichzelf. In het onderwijs is dat precies het zelfde. Je moet niet vergeten dat een kind heel directe dingen leert als het speelt: voor en achter, links en rechts, hoog en laag. We realise ren het ons niet zo goed. maar het heeft enorme consequenties als je dergelijke inzichten niet hebt. Dan heeft een kind een achterstand die het vrijwel nooit meer inhaalt". BEWUSTER Ook het argument dat lichamelijke opvoeding een kind voorbereidt op de samenleving lijkt in de verdruk king geraakt. Volgens Kramer maakt het in dat geval niet uit of je over Basis- dan wel voortgezet on derwijs spreekt, al zijn de leerlin gen in het laatste geval zich veel bewuster van waar ze mee bezig zijn. Kinderen leren bij lichamelij ke opvoeding hoe ze met elkaar moeten omgaan en wat hun moge lijkheden zijn, maar ook wat hun ónmogelijkheden zijn. Kramer: „Neem een les turnen. Dat kan eert leraar niet alleen af, dus moeter) leerlingen elkaar helpen. En dat is niet alleen een technische zaak» maar vooral ook een kwestie van mentaliteit. Je bent verantwoorde» lijk voor een ander en je helpt hem zodat hij er beter van wordt. Hel klinkt misschien ideëel, maar zo'n simpel voorbeeld geeft volgens mij aan hoe mensen zich later in de maatschappij zouden moeten gedra gen. Het is niet de bedoeling dat het een praatles wordt, maar een leraar moet bij de hogere klassen wel degelijk verklarend te werk gaan. Het is altijd een kwestie van voorbereiden, altijd met de toe komst bezig zijn. Onderwijs dat op een andere manier wordt gegeven is niet meer dan een kwestie van bezighouden". Waarna hij nog één ding heel graag kwijt wil. „Je hoort wel eens zeg gen óók door Deetman dat kinderen niet zo gemotiveerd zijn voor lichamelijke opvoeding. Dat is nou nog eens baarlijke nonsens. Er zijn altijd kinderen die er geen zin in hebben, natuurlijk, heel nor maal, maar er zijn echt heel wat meer kinderen die met tegenzin naar wiskunde gaan. Een enkeling zal daar misschien wel graag naar toe gaan, maar de meerderheid gaat omdat het móet en nergens anders om. Leerlingen uit de eind examenklassen van het voortgezet onderwijs hebben liever drie a vier uur lichamelijke opvoeding dan één uur; dat zal elk onderzoek kun nen bewijzen. Maar ja, er is al jaren geleden een stroming op gang ge komen die bij het voortgezet onder wijs alle vakken eruit wil, die niet zichtbaar let wel: zichtbaar economisch resultaat opleveren. En of dat nou betekent, dat je de eigen cultuur uitholt, zal ze een zorg zijn. Daar moeten we ons dus met alle macht tegen verzetten". DICK HOFLAND De zes in de gang van de school: van links naar rechts Pim Rog, Mare Swaab, Carel Salters, Monique Louwers heimer, Anette van Spronsen, Christine van geschiedenis en sociologie. Het wel of niet krijgen van een baan houdt haar niet erg bezig: er zijn genoeg andere dingen. Wil na haar studie naar het buitenland. Vrijwil ligerswerk trekt haar wel aan. Anette van Spronsen (16); wil iets in toerisme gaan doen, maar weet nog niet precies wat. Krijgt ze daar geen werk in, dan wil ze alles aan pakken wat ze kan krijgen, mits ze ook tijd voor zichzelf overhoudt. Zou zich er niet voor schamen om van een uitkering te moeten leven. Christine Roukema (18;; wil alleen maar leren wat ze leuk vindt en dat is iets in de buurt van geschie denis. Krijgt ze geen baan, dan gaat ze misschien het middenstandsdi ploma halen en met vrienden een bedrijf opzetten. Zegt met weinig tevreden te zijn en sluit niet uit, dat ze op haar zestigste nog met een nieuwe studie begint. GEEN VEERTIG UUR Carel Salters brengt het gesprek op gang. „Je hoort veel sombere gelui den, maar als je jong bent kijk je daar toch anders tegenaan. De meeste ouderen hebben een we reldoorlog meegemaakt, maar wij hebben het alleen maar leuk. Je zit op school, kunt allerlei sporten doen". Christine: „Maar je kijkt toch ook om je heen en dan zie je veel men sen die al heel lang werkloos zijn en vaak niet weten wat ze moeten doen. Daar pas je je verwachtingen wel bij aan. Ik wil daarom geen veertig uur werken, maar in deel tijd. Dan schep je andere banen en houd je ook tijd voor jezelf over". Anette: „Omdat het er nu somber uitziet, betekent dat toch nog niet dat het zo blijft. Er zal altijd weer een opklaring komen. Ik vind het dan ook onzin om je verwachtingen te laten varen omdat het nu slecht gaat. Dan kun je net zo goed niets meer doen". Carel: „Je praat over de toekomst en dan is natuurlijk niets zeker. Misschien verandert er over een paar jaar wel enorm veel. Iets met de ruimte of zo. Zo somber zie ik het echt niet in. En ik weet zeker dat als ik vandaag van school zou komen, ik morgen een baan zou hebben. Alleen is dat dan niet zo'n „verheven" baan, maar dat geeft niet. Ik verdien er leuk mee en kan er genoeg mee doen". Christine: „Maar je studeert voor een deel toch ook voor jezelf. Ik wil iets leren omdat ik het leuk vind en of ik er dan wel of geen baan in vind, is een tweede. Na tuurlijk wil je wel graag een baan, maar je eigen ontwikkeling staat voor mij voorop". COMPUTERKUNDE Pim: „Ik vind het geen goede in stelling om te zeggen dat ik hier voor m'n lol zit en het verder wel zal zien". Christine: „Nee, ik zit hier niet voor m'n lol, ik zit hier voor me zelf. Als ik geschiedenis wil gaan studeren en iedereen zegt dat ik dat niet moet doen omdat er geen toekomst in zit, doe ik het toch. En dan ga ik geen computerkunde doen, want dat vind ik helemaal niet leuk". Carel: „Daar ben ik het wel mee eens. Ik wil Engels studeren, ter wijl ik weet dat daar weinig moge lijkheden voor een baan inzitten. Maar het lijkt me leuk, én ik doe het omdat ik vind dat ik daar wel goed in ben. Stel je voor dat ik scheikunde zou moeten gaan doen. ik moet er niet aan denken". Anette: „Groot gelijk". Pim: „Het lijkt me toch wel handig eerst te kijken wat je het best kunt gaan studeren om straks werk te krijgen". Christine: „Hoe kun je op dit mo ment nou zeggen waar je over tien jaar iets aan hebt. Dat blijft altijd een gok". Mare: „Ik zou nooit alleen maar iets gaan leren omdat ik het leuk vind. Ik wilde eerst arts.worden, maar de kans om daar werk in te krijgen wordt steeds minder. Daar bij gingen enkele vakken die ik daarvoor nodig heb niet al te best, maar ik ben er toch hoofdzakelijk van afgestapt omdat ik er geen toe komst in zag. Ik wil nu rechten gaan studeren". Anette: „Hihi, rechten. Nee zeg, daar is zeker werk zat Mare: „Je hebt meer mogelijkhe den, je kunt meer kanten op dan niet medicijnen". Pim: „Maar als je het vak leuk vindt, kun je het toch ook in de Derde Wereld uitoefenen. Daar is werk zat". Monique: „Het hangt allemaal af van je persoonlijke instelling. Ik ga iets doen wat ik leuk vind, ik maak me ook geen zorgen". OP DE GRENS Mare: „We praten nu over wel of geen baan krijgen, alsof dat het be langrijkste is. Vroeger was dat mis schien wel zo, maar nu zitten we op de grens. Het begrip arbeid veran dert. De enige mogelijkheid om meer banen te krijgen is deeltijdar beid. En daar krijg je meer vrije tijd door. Het werken wordt dus minder belangrijk, maar andere dingen worden juist belangrijker. Daarom kunnen wij geen van allen voorspellen of we straks een baan krijgen of zeggen hoe groot de kans erop is. Er spelen te veel factoren mee". Anette: „Werken is niet meer het belangrijkste, maar je moet toch ook leven en hoe moet je anders aan geld komen". Carel: „Als ik geld nodig heb, loop ik 's avonds wel een krantewijk of ik ga afwassen". Pim: „Nu is geld verdienen erg be langrijk, dus ook werken. Maar ik denk dat dat verandert". Christine: „Het ligt er maar aan wat je normen en waarden zijn. De een wil meer dan de ander. Maar ik hoef geen grote auto. Ik vind het wel prima zo, zonder luxe. Komt ook, omdat leren hoort bij de din gen die ik leuk vind". Carel: „Op dat punt zijnwe ook enorm bevoorrecht ten opzichte van onze ouders". Mare: „Maar of we dat ook zijn om dat we toevallig behoorlijk kunnen Roukema (foto Cees Verkerk). leren, betwijfel ik". Pim: „Ik denk van wel, omdat je je beter kunt aanpassen". Mare: „Handwerk wordt in de toej komst minder belangrijk. Maar ook als je leert, gaat het om doorzet tingsvermogen en niet zozeer om het IQ". Monique: „Geloof ik niet. Er zijn genoeg mensen die zich een onge luk leren, maar het toch niet halen omdat ze het niet kunnen. Je hebt echt wel een aantal vaardigheden nodig. En die komen je straks in de maatschappij wel degelijk van pas, denk ik". Christine: „Ik sluit helemaal niet uit, dat er over een aantal jaren heel veel banen komen waar je niets hebt aan je vwo-papieren. Dan heb je dus pech gehad. En dan kun je wel „onder je niveau" gaan werken zoals dat zo mooi heet, maar ik vraag me af of dat wel zo bevredigend is. Ja, hooguit omdat je wat geld verdient, maar toch niet als je naar je capaciteiten kijkt". Pim: „Ik ga er toch wel van uit dat het me zal lukken omdat ik deze opleiding doe. Ik zie de voordelen zeker wel. je krijgt toch een brede ontwikkeling en dat is altijd een voordeel". Niemand spreekt hem tegen. DICK HOFLAND

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 17