Verborgen lesopvattingen van de docent moeten boven tafel Maatschappijleer uit de steigers, leve het examen! INTERNATIONALE VERENIGING VAN ONDERWIJSKUNDIGEN: fRG In de jaren ze- was Rob Halkes een als docent Nederlands (den aan een school jager Huishoud- en Nij- Bsonderwijs. Hij werkte bereidde de lessen goed paar strandde elke keer 0»p een muur van onbe- ij zijn leerlingen. Zijn dan moet ik nog beter ireiden, de stof in nóg rijgt fe partjes verdelen en ■s ééftjes met nóg meer aan- tmo<bij de leerlingen naar luksi loodsen. Zonder suc- 1 dei? jongelui vonden het eg. Jal volstrekt niet boei- s gaf) gingen hun vertier in ordtjn en grollen zoeken, t nuioet ik strenger optre- concludeerde Halkes. et Njjok dat leidde niet tot ;orfbfet en te vrezen valt dat de dag van vandaag en d^ds ex-leerlingen uit 5 haa^s rondlopen die „hij n trai gejuichd" spellen in °m ivan „hij heeft gejuicht" chtta] ^ejls wetenschappelijk mede- 'rfUrtver^on^en aan sublaeul- ,c?e t- sociaal-culturele weten- "aata van de Katholieke Hoge- ^atilburg, verklaart drs. Hal- ïn .'falen als volgt: „Ik ging er ze Cltelfsprekend van uit dat er W1% goede methode van lesge- ?.en ftond, en wel die van het di- JnJjderwijzen. Overdracht van I 'moet centraal staan, dacht °a sSm dat te bereiken moet je Hingen dwingen goed op te aaP»i ze stapje voor stapje bege- naar beheersing van de stof. n j br ik nu terugkijk, zeg ik: ^stof-gerichte aanpak was in n.en|atie voor de leerlingen van "Jool niet de best denkbare. W0Tkte juist averechts doordat ac1 zich ontzettend ging erge- "Senj wat werd ervaren als „het .?,vfiven voorkauwen" van de H reactie was dan ook: de le- Hit ons toch tot niets in staat, onsm maar barsten. Maar des- 'an ^d ik absoluut niet in de ga- mik ik zo gefixeerd was op die rstof-gerichte methode". Phoen -PRGEN -7, \plkes is mede-oprichter van iernationale vereniging van Mijskundigen die nu juist tot Befee^ dergelijke verborgen ChU]lsprekendheden, opvatttin- i bedoelingen van docenten e Mcporen en te bestuderen. „In- ^rf? onal Study Association on Ir Thinking", heet de organi- booglie eind oktober in Tilburg anteierste symposium hield. Er onderwijsdeskundigen aan de V S., Canada, Engeland, _7 n, Belgie, Duitsland, Frank- faël en natuurlijk Nederland <érs. Halkes: „De inhoud en i/oop van denkprocessen van z,en ten opzichte van hun ei- S, Dierwijs, dat is het voornaam- Terwerp van de studievereni- Jaaraan wordt bij al die on- r.ingen, die er over de hele Bplaats vinden naar verbete- n onderwijsmethoden, nog weinig aandacht besteed. T „Als je voor paard- al een examen moet af- i, waarom dan niet voor rak?". Voor Theo van is het nauwelijks een siepunt. Maatschappij- moet een examenvak en en snel ook, zo meent jij doceert het vak aan de re lerarenopleiding ZWN •lft en heeft als lid van lederlandse Vereniging .eraren Maatschappijleer ■M) de laatste jaren van meegediscussieerd over lag welke weg dit vak in loeten slaan. Zegt: „Die «ie is inmiddels wel af- td. Het wordt tijd dat er ind komt aan de uitzon- jspositie die wij in het rwijs innemen". maatschappijleer zo'n tien sleden op de middelbare verplicht werd gesteld, heeft k voortdurend blootgestaan lerpe kritiek. Er werd gewe- het hobbyisme in het vak, aanvankelijk vrijwel iedere die maar interesse toonde happijleer „erbij kon ne- Lesmateriaal was er nauwe re docenten konden voorts tmaken waar ze over wilden zolang het maar „maat- •elijk" was. En wat „maat- telijk" was, dat was lang niet ieuwbakken docenten duide- •p sommige scholen werden atschappijlessen tenslotte ge- l als vuilnisvat voor de „over- TrJ-s" van andere vakken. Praag: „Die kritiek was voor Idioot deel niet ten onrechte. Er ontzettend veel vrijblijvend 'beid tijdens de lessen maat- Jijleer. Er was geen duidelijk an, geen goed lesmateriaal en rarenkorps was niet speciaal vak geschoold. Elke school maar wat haar goed docht, inmiddels is die situatie wel et rhaald" ENFEITEN e' eltreinvaart noemt Van Praag "^penfeiten. ds 1 augustus 1981 zijn de ngsnormen voor leraren die k willen geven aanmerkelijk erpt. r lerarenopleidingen leveren dat jaar bovendien gericht olde docenten maatschappij- ZATERDAG 14 JANUARI 1984 Als het aan de werkgroep ligt die de regering advi seert over onderwijszaken, wordt maatschappijlee) binnenkort een examenvak. Zou daarmee dit vak m tien jaar gediscussieer over „leerdoelen en kritische vaardigheden" dan eindelijk volwassen worden? Of leidt het invoeren van het examen maatschappijleer ertoe dat ook dit vak een „leervak" wordt, waaioij de docenten en leerlingen die tot nu toe een gjote vrijheid genoten zich aan een ijzeren CITO-regi- me moeten onderwerpen? Men concentreert zich op het ge drag van de leraar, bestudeert de manier waarop hij lesgeeft en gaat vervolgens na wat het effect daar van op de leerlingen is. Maar wat de leraar denkt terwijl hij lesgeeft ontsnapt aan de blik van de meeste onderzoekers. Terwijl dat denken van hem zijn eigen opvattingen, overwegingen, theorieën toch van essentiële invloed is op zijn ge drag, zo menen wij. Laat ik mezelf nog even als voorbeeld nemen: als ik me destijds op de LHNO had ge realiseerd dat ik onderwijs gaf vol gens één bepaalde methode, maar dat er ook andere methoden be staan, dan was ik vermoedelijk eens een andere aanpak gaan pro beren en die had dan wellicht wel succes gehad". AANDACHT Een ander voorbeeld dat de invals hoek van de nieuwe vereniging kan verhelderen, betreft de hou ding van de leerkracht ten opzichte van een leerling in- een „achter standsituatie". Geen enkele docent zal de opvatting verdedigen dat je aan een leerling die een achter stand heeft, bijvoorbeeld doordat hij uit een taai-arm milieu komt, minder aandacht moet besteden dan aan andere leerlingen. Inte gendeel, zegt iedere docent heel braaf, zo'n jongen of meisje ver dient juist meer aandacht. Wat blijkt echter uit onderzoek naar het aantal keren dat zo'n „slechte" leerling een „beurt" krijgt? Dat ligt beduidend lager dan het aantal beurten van zijn „goede" klasge noot! „Dat komt", zegt Halkes, „doordat in het achterhoofd van de leer kracht de gedachte meespeelt: als ik Piet, die niet goed mee kan ko men, het woord geef, moet hij lang piekeren en geeft vervolgens toch een fout antwoord, waardoor de les wordt opgehouden en de overige leerlingen hun hoofd er niet meer bijhouden. Als ik Piet te vaak het woord geef, wordt het een puin hoop in de klas. Het gevolg is dat zo'n docent zich, zonder dat hij het in de gaten heeft, anders gedraagt dan hij zelf vindt dat eigenlijk zou moeten. Zijn „denken" bepaalt zijn gedrag op een manier die hemzelf ontgaat. Als je dat „denken", in dit geval de vermoedelijk terechte op vatting dat er „orde" moet zijn in He klas, niet boven water brengt, In allerlei overlegorganen (on der meer in de nieuwe lerarenop leidingen) is inmiddels een grote mate van overeenstemming ge groeid over de wijze waarop dit vak gedoceerd zou moeten worden. In 1981 moesten de leraren maatschappijleer het nog doen met de algemene omschrijving: „Het behoort bij de maatschappij kritische functie van het vak dat de leerlingen zich niet alleen een beeld vormen van de maatschappij zoals die is, maar ook zoals die ge geven de mogelijkheden zou kun nen zijn". Maar nu ligt een vele pagina's tel lend advies van voornoemde werk groep op tafel, waarin in grote lij nen geschetst wordt waar zo'n eindexamen over zou kunnen gaan. INDOCTRINATIE Een probleem bij het invoeren van het examen voor het vak maat schappijleer blijft toch, hoe je de kritische vermogens en politieke bewustwording van leerlingen kunt beoordelen. Komt daarbij ook niet het punt van de beïnvloeding om de hoek kijken? Het gevaar be staat dat leerlingen hun leraar naar de mond gaan praten, in de veron derstelling dat ze dan betere cijfers scoren. Van Praag: „Daar kom je nooit he lemaal van af. De discussie over het indoctrineren van leerlingen zal nog tot in lengte van dagen ge voerd worden. Maar volgens mij voorkom je veel problemen als je de leerlingen duidelijk maakt dat het er niet om gaat wat ze kiezen, maar hóe ze kiezen. Dat je er op let of ze hun keuze goed kunnen toe lichten, of ze een probleem van verschillende kanten kunnen be kijken. Je hoopt eigenlijk dat je de leerlingen die techniek bijbrengt en dat ze later bij andere proble men dezelfde manier van denken kunnen tqpssen. Ik vind het prettiger af en leerling het niet met me eeniii dan dat hij kritiek loos meeloof' Mag een lea- maatschappijleer zeggen hoe hj;lf over een bepaal de zaak hporbeeld de ontwa pening dei? Van Praag, blist: „Dat vind ik zelfs een vetee. Je mag in dit vak geen anomie figuur zijn. De leerlingen mooi weten waar je staat, waar je lf voor kiest. Ze zijn er ook beeuwd naar. Maar het is wel belqrijk dat je wacht met jouw visie geven, totdat alle kanten zijn belit. Politiek moet je eerst een hele t de advocaat van de duivel spel« voor je vertelt welke partij jo persoonlijk aan spreekt". INTERESSANEEKLETS Maaschappijlee zo meent Van Praag, een vakct goed te toetsen is. Daarbij is het wel belangrijk dat leerlingen die voor dit vak kiezen (ingeval het een examenvak wordt) ook zuivere kennis wordt bijge- bracht„Van Praag: „In het voorstel van de Werkgroep Eindexamen Maatschappijleer wordt het kennis aspect sterk benadrukt. En terecht. Ik denk dat leerlingen die straks voor het vak kiezen vanuit het idee: lekker makkelijk, dat is toch maar interessant geklets, van een koude kermis thuis zullen komen. Je kunt niet zonder die kennis. Die is ook het best te toetsen. Ik heb al tijd gezegd: je moet geen sociologie in zakformaat bedrijven. Je kunt het niet alleen over het Zen-boed- dhisme hebben". Op een aantal scholen worden in het vak maatschappijleer nog altijd vooral actuele onderwerpen be sproken: de ambtenarenprotesten, de plaatsing van kruisraketten, het overleg in GenèveTheo van Praag zegt daarvan: „Dat vind ik jammer. Maaschappijleer is geen actualiteitenrubriek of NOS-jour- naal. Het gaat er juist om verban den te leggen. Uit de vele proble men die de maatschappij kent kun je maar een paar thema's kiezen en goed behandelen. Anders groeien de maatschappelijke problemen je als maatschappijleraar boven het hoofd". DIKKE BIJBELS In het huidige lesmateriaal wordt aan die noodzakelijke keus nogal eens voorbijgegaan, constateert Van Praag. Een reden, waarom sommige leraren terugvallen op de krant en actualiteit. De leraar: „Met het grootste deel van het les materiaal van dit moment is niet te werken. Het zijn dikke bijbels waarin zoveel maatschappelijke problemen aan de orde komen dat je er geen hout meer van begrijpt. Dat is nog wel een van de kinder ziekten van het vak: het gebrek Theo van Praag: „Maat schappijleer moet een examenvak worden en snel ook (foto: Cees Verkerk). aan lesmateriaal. Maar gelukkig komen er langzamerhand ook bete re lessenseries op de markt". Volgens Van Praag zou het minis terie van onderwijs nog volgend jaar moeten beginnen met experi mentele examens maatschappijleer. De Werkgroep Eindexamen Maat schappijleer brengt hierover bin nenkort een advies uit. „We moe ten nodig aan de slag", zo meent Van Praag. „De invoering van het examen maatschappijleer zou een belangrijke en noodzakelijke im puls betekenen. Het werkt motive rend voor de leerlingen en leraar. Het maakt het vak minder vrijblij vend en daar ben ik alleen maar blij om. Een nadeel is wel: je zult het onderwijs in maatschappijleer op de verschillende scholen beter op elkaar af moeten stemmen, uni former moeten maken. Je verliest een stukje vrijheid en flexibiliteit. Maar over dat bezwaar wil ik wel heenstappen". ti a t t t i/nnn»! a m Drs. Halkes: „Zo blijkt bij sommige leerkrachten het dogma te leven dat je een havo klas altijd anders moet benaderen dan een vwo-klas". wordt ket 4 heel lastig om zijn gedrig ,e bloeden". ON&Wtf Volgeis yafes en zijn geestver wante» is h mislukken van veel ondervijsve euwingen te verkla ren uit de nkenning van de in vloed die er het lesgeven uitgaat van die, vaconbewuste, praktijk- opvattirgen'an de docent. Te denken geeih dit verband ook de basissciool besluit te experi- mente-en mhet werken in apar te groipjes n vier of vijf leerlin gen. Ja eenalf jaar wordt de ba lans ipgemtt en dan blijkt dat maai één lfkracht uit het team het ixperimt metterdaad heeft uitg-voerd. anderen zijn er bin nen de kort keren mee gestopt. Hui verklaag: „Zodra het rumoe rig wordt, ret je weer klassikaal gain lesgev; nogal wiedes". De bdenkers v het experiment ech te- hadden -n grotere mate van rimoerigheiin de klas volstrekt iigecalculea De proef was de nist ingegaidoordat ze geen aan dacht hadde geschonken aan de, in het bewuijn van de docenten, als een vanfsprekendheid leven de opvattingat het onder geen en kele" voorwaarde lawaaierig mag zijn in de klas". Onderzoek naar de inhoud van de denkprocessen van de docent is vanzelfsprekend bijzonder lastig. Gedrag kun je waarnemen, maar gedachten? Halkes en zijn collega's proberen er vat op te krijgen door leraren bijvoorbeeld de opdracht te geven een les hardop voor te berei den. Of door een les op de video op te nemen en vervolgens als het ware beeld voor beeld met de do cent te bespreken: waarom deed je dit? Waarom behandelde je deze leerling zus en die leerling zo? En wat dacht je toen je je strategie wij zigde? Zodoende proberen ze onder meer tot een inventarisatie te komen van toetsstenen waaraan leraren zelf afmeten of hun onderwijs geslaagd is. OPLETTEN Een voorbeeld van zo'n toetssteen is de opvatting dat de klas moet op letten, dat wil zeggen: de klas moet luisteren naar hetgeen de docent zegt en kijken naar hetgeen hij doet. Halkes: „Dat lijkt zo op het oog een heel redelijk idee. Toch kun je dat lang niet altijd als crite rium hanteren. Je hebt ook leerlin gen die hun aandacht er niet bij kunnen houden doordat ze de les wellicht te saai vinden, maar die hun schade dubbel en dwars inha len door het huiswerk heel inten sief te maken. Als een leraar voor deze mogelijkheid niet openstaat, kan hij zo'n jongen of meisje gaan afkatten waardoor spanningen ont staan die ook de lust om goed huis werk te maken doen verdwijnen. Het gevolg is dan dat zo'n leerling, onnodig, helemaal afhaakt" Een andere toetssteen blijkt de op vatting te zijn dat een leerkracht te allen tijde rekening moet houden met de uiteenlopende achtergron den van de verschillende leerlin gen. Halkes: „Zo blijkt bij sommi gen het dogma te leven dat je een havo-klas onder alle omstandighe den anders moet benaderen dan een vwo-klas. Is dat ook zo? Ik denk het niet. Maar waar het ons in eerste instantie om gaat is zo'n opvatting uit de diepte van het be wustzijn naar boven te tillen en te laten zien dat hij van invloed is. Hij werkt door in het gedrag van de le raar, in de situatie in de klas en dus ook in hetgeen de leerlingen al dan niet opsteken van het onderwijs. Eerst moeten die verborgen opvat- tigen, waarden, criteria van de le raar boven water komen. Pas daar na kun je gaan onderzoeken in hoeverre ze terecht zijn en in hoe verre niet". STRESS Volgens drs. Halkes zal de aanpak die de nieuwe vereniging voorstaat tot een betere verklaring van het proces van onderwijzen kunnen leiden en daardoor ook tot beter onderwijs. De leerlingen zullen hiervan evenzeer profiteren als de leraren. „Want ik denk dat de stress die zo veelvuldig bij docenten blijkt op te treden voor een goed deel te wijten is aan de omstandig heid dat ze zelf geen goed zicht hebben op de criteria die ze hante ren om hun werk te toetsen. Om ze daartoe wel in de gelegenheid te stellen is onderzoek nodig, maar ook tijd. Leraren hebben tijd nodig om de lessen voor te bereiden, maar ook om achteraf na te gaan in hoeverre een les wel of niet gelukt is. Ik denk dan ook dat twintig les uren per week voor een docent het maximum zou moeten zijn". WILLEM SCHEER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 11