„Weg met de Nationale Landschappen"
Patrijzenfokker wil niets
vanbio-industrie weten
Mens wil de plek waar hij
woon t, werkt en leeft naar
eigen goeddunken inrichten
„Na tuurbeschermers
kunnen nooit tachtig
jaar vooruitkijken
PROF.
VROOM:
ANTON
VLOEDGRAVEN
ONTDEKT GAT
INDE MARKT
WAGENINGEN Twee jaar gele
den waagde prof. ir. M. J. Vroom
zich in deze krant aan de voorspel
ling: „Ik denk dat een opstand te
gen de sfeer van behoudzucht bij
de natuurbescherming onvermijde
lijk is". Met de echo in de oren van
de doodsdreigingen die brave ge
meenteraadsleden te Winterswijk
door boze boeren kregen toege
voegd om plannen voor een proef
gebied Nationaal Landschap in de
bestuurlijke kiem te smoren, begint
de vraag te klemmen: beleefde Ne
derland hier de aanzet tot zo'n op
stand? En: moet voor herhaling el
ders worden gevreesd? Immers: uit
een inventarisatie door de overheid
is gebleken dat we nog een totale
oppervlakte van 500.000 ha aan
waardevolle landschappen voorra
dig hebben. Zelfs wanneer slechts
200.000 ha daarvan onder curatele
van de natuurbeschermers wordt
gesteld, zoals de richtlijnen uit het
Haagse willen, zullen grote aantal
len landgenoten onder de milieu-
duim komen te zitten. Pikken ze
dat?
Nee, dacht prof. Vroom die aan de
Landbouwhogeschool van Wage-
ningen landschapsarchitectuur on
derwijst, twee jaar geleden. En hij
denkt er, door de Winterswijkse
woelingen in zijn mening gesterkt,
nog precies zo over. „het is onver
brekelijk verbonden met de vrij
heidsdrang van de mens om de
f»lek waar hij woont, werkt en
eeft, naar eigen goeddunken in te
richten. Laat het maar aan ons
over, zeggen ze in Winterswijk: we
hebben het altijd zelf gedaan. Ik
denk dat ze daar een beetje gelijk
in hebben. Ik denk ook dat er van
Winterswijk een voorbeeldfunctie
uit kan gaan naar andere gebieden
die zijn aangewezen voor een expe
riment".
In totaal spreekt de zogenaamde
Relatienota die het allemaal op een
keurig Haags rijtje heeft gezet, over
twintig Nationale Landschappen.
Om ervaring op te doen zijn vijf
proefgebieden uitgekozen: Winters
wijk dus, Noordwest-Overijssel, de
Veluwe. Waterland en Mergelland.
Men verwarre ze niet met de Na
tionale Parken in de stijl van
Schiermonnikoog of de Biesbos.
Daar ligt de klemtoon bijna uitslui
tend op de natuur. De Nationale
Landscnappen zijn veel uitgestrek
ter (minstens 10.000 ha), hetgeen
met zich meebrengt dat er mensen
wonen die er hun brood moeten
verdienen. De bedoeling is de be
scherming ervan te waarborgen
door enerzijds het aankopen van
natuurterreinen en anderzijds het
sluiten van beheersovereenkom
sten met de plaatselijke grondge
bruikers. Vaak zullen dat boeren
zijn.
In Waterland hebben ruim hon
derd boeren goedschiks een derge
lijke overeenkomst getekend. Ze
maaien bijvoorbeeld pas wanneer
de jonge weidevogels snel genoeg
ter been zijn om de maaimachines
te kunnen ontwijken. Het zijn
landschapsboeren geworden; ze
ontvangen dan ook een bepaalde
vergoeding voor gederfde inkom
sten. „Jawel, maar Waterland ligt
pal tegen de Randstad aan", ver
klaart prof. Vroom dit succes. „De
natuur wordt in zo'n verstedelijkt
menselijke
dadendrang
prachtige,
landschappen
opgeleverd,
prachtige,
natuurlijke
gang konden
...land
schapsboeren
die een
bepaalde
vergoeding
krijgen voor
gederfde
inkomsten.
gebied anders gewaardeerd. En het
Waterland heeft een slechte bo
dem. De boeren kunnen er, tenzij
ze zich grote ingrepen zouden ge
troosten, moeilijk lonend produce
ren".
Indringers
Met Winterswijk ligt het ingewik
kelder. En zo zal elk proefgebied
Nationaal Landschap eigensoortige
verschillen vertonen, eigensoortige
problemen oproepen. „Bij Winters
wijk speelt niet zozeer de bodemge
steldheid als wel de slechte verka
veling een rol", legt prof. Vroom
uit. „En de boeren willen de vrij
heid hebben om daar op hun ma
nier verbetering in te brengen.
Ach, de hele pijn is eigenlijk hierin
gelegen dat zulke agrariërs van ge
neratie op generatie het gebied
hebben bewoond en bewerkt. Het
is hun streek geworden. De mensen
van buiten met hun vage milieu-
idealen die de boeren voortdurend
in staat van beschuldiging stellen
omdat ze met chemicaliën spuiten
en bio-schuren hebben, worden er
varen als indringers vol snode
plannen om de streek af te pak
ken".
Volgt de stelling: „Een elitaire
overheid die alles even komt bedis
selen, vervreemdt de mensen van
hun omgeving. Je ziet dat ook bij
het planmatig stadsgroen waarover
een parkwachter is aangesteld, een
man met een pet. Wat krijg je?
Vandalisme. Mede daarom vind ik
het een goede gedachte, waar mo
gelijk, dat groen te privatiseren, zo
als in Zwolle gebeurt. Maak dat de
mensen er zelf wat mee kunnen,
dan zullen ze er automatisch beter
voor zorgen. Hetzelfde geldt voor
die proefgebieden Nationaal Land
schap. De betrokkenheid van de
mensen is een van de belangrijkste
voorwaarden voor de kwaliteit van
de omgeving. Ik juich het dus toe
wanneer ik sommige kritische bio
logen tegenwoordig hoor zeggen:
we moeten de boeren enthousiast
maken; we moeten met ideeën ko
men waarin ze hun belangen kun
nen terugvinden. Het onderzoek
zou zich veel meer moeten richten
op het vinden van middelen om
het landschap dienstbaar te maken
aan de belangen van de boer".
En nog een advies dat prof.
Vroom in de arena wil werpen
beide partijen zouden meer moeten
onderhandelen. „Sommige natuur
beschermers zijn daar ook wel toe
bereid. Maar anderen lijken net ge
lovige monniken die het enige
ware licht hebben gezien. In Win
terswijk is het in elk geval niet ge
lukt. Daar heeft men de boeren ge
polariseerd door met natuurbeel
den te schermen waarin die boeren
zich niet thuis voelden. Hier, een
artikel van de Werkgroep Kriti
sche Biologen waarmee ik van har
te instem. Ik citeer: een natuur
beeld waarin geen plaats meer is
voor menselijke activiteiten die de
natuur een andere vorm geven dan
welke voortkomt uit haar eigen on
gestoorde ontwikkelingeen
natuur zonder de zondige mens die
alles toch maar verpest. Ik daaren
tegen blijf volhouden dat de na
tuur, het landschap, van de samen
leving is en dat de samenleving nu
eenmaal altijd pluriform zal blij
ven, met bepaalde gevolgen voor
de natuur. Zo ligt de werkelijk
heid".
Belastinggeld
Enige beschouwingen en een glaas
je fris verder volgt het hoge woord.
„Ik ben ervan overtuigd dat de Ne
derlandse samenleving het niet zal
accepteren wanneer een groot deel
van belastinggeld in landschaps
parken wordt gestoken. Ons land
schap moet een produktiemiddel
blijven. Schoorvoetend worden we
naar dat inzicht toegeduwd. Neem
het stroomdal van de Drentse Aa
dat als reservaat is aangekocht. De
enorme hoeveelheid rente en be
heerskosten die blijvend op de be
groting zullen drukken. Daar kun
je niet mee doorgaan. Eén zo'n
voorbeeld fijn. Een bron van ge
not. Maar je kunt het niet over gro
tere gebieden gaan uitstrekken.
Dan schep je onoplosbare proble
men. Er kan naar mijn mening op
den duur geen draagvlak voor
zijn".
Prof. Vroom is zich ervan bewust
dat zijn alternatief weinig ogen zal
doen twinkelen. Eerder verwacht
hij dat irritatie zijn deel zal wor
den. „Daar heb je hèm weer".
Toch, manhaftig, het advies: „Schaf
die hele handel van de Nationale
Landschappen af en ga de proble
men te lijf binnen de bestaande ka
ders van de wet ruimtelijke orde
ning, de boswet, de natuurbescher
mingswet en niet te vergeten de
landinrichtingswet. We hebben
wetten en instrumenten genoeg. Ga
er actief en creatief mee aan de
slag. Wanneer je een ingreep doet,
isoleer hem dan niet, stop hem niet
weg, maar integreer hem in het
landschap, voeg hem toe als een
nieuw element en wel zodanig dat
de samenhang met de omringende
ruimte zichtbaar wordt gemaakt".
Als voorbeeld van wegstoppen
noemt prof. Vroom de Schiphollijn.
„Wat een defensief gedoe. Je
schijnt die trein gewoon niet te mó
gen zien rijden. Of het omstreden
stukje rijksweg door Amelisweerd.
Daar. had je prachtige oplossingen
voor kunnen bedenken met brede,
gevarieerde taluds. In plaats daar
van wordt hij door een betonnen
bak geleid die vele miljoenen duur
der is geweest. Een voorbeeld van
inpassing in het landschap^ Ik vind
de rijksweg door de Tielerwaard
heel mooi gedaan: de richtingen en
maten van de kavels aangepast aan
het gestrekte beloop van de weg, de
boerderijen op duidelijke afstan
den, samenhang tussen de beplan
ting in het landschap en langs de
weg".
Prof. Vroom acht het allemaal een
kwestie van houding. „Je moet
vooruit durven denken. De natuur
waar wij nu van genieten, is ook
door mensen gemaakt. Heel Neder
land is al eens over de schop ge
gaan en niet één keertje. Weet u
wat ik uiterst merkwaardig vind?
Natuurbeschermers kunnen wel
tachtig jaar terugkijken, maar nooit
tachtig jaar vooruit. Ze hebben
geen geloof in de toekomst. Ze zien
niet dat nieuwe beplantingen
straks ook weer oud zijn, volgroeid,
met hun eigen kevertjes en vlin
dertjes en vogeltjes, een bron van
genot voor toekomstige generaties.
Ik herhaal wat ik vroeger heb ge
zegd: er heerst een sfeer van: laat
ons in 's hemelsnaam ophouden
met ingrijpen in het landschap,
want we zijn toch al ver over de
schreef gegaan. Maar je kunt een
voudig niet ophouden met ingrij
pen. De menselijke dadendrang
valt door niemand te stuiten. Dat is
nog nooit het geval geweest. En dat
heeft prachtige nieuwe landschap
pen opgeleverd waarin prachtige
nieuwe natuurlijke processen op
gang konden komen".
Aan het interview van twee jaar
geleden lag het vermoeden ten
grondslag dat er in het wereldje
van de natuurbeschermers (ook
wel als de knollentuin van kabou
ter Piggelmee gekenschetst) een
kentering op til was. „Terwijl de
nota's van de overheid", heette het
toen, „de pastorale idylle van het
Nederlandse landschap hebben ont
dekt en vervolgens dat landschap
willen behoeden voor ingrepen van
een boze buitenwacht, zijn de des
kundigen kennelijk al een stap ver
der. De slinger zwaait terug. Na het
tijdperk van de nostalgie (Wim
Sonneveld en zijn „Dorp waar ik
geboren ben") komt een periode
waarin men opnieuw oog krijgt
voor de voortdurende verandering
als wezenskenmerk van het land
schap". Prof. Vroom was er geluk
kig mee.
Maar heeft de kentering doorgezet?
Een gewetensvraag. Prof. Vroom
steekt er tenminste in strijd met
zijn goede voornemens een sigaret
voor op. „Ik weet het niet. Ik weet
niet goed hoe het zit. Ik krijg op
het ogenblik zoveel informatiestro
men over me heen. Ik durf niet te
voorspellen waar het heen gaat.
Kijk, de natuurbescherming is nu
ondergebracht bij het ministerie
van landbouw. Toen dat gebeurde,
is er onder de natuurbeschermers
grote zorg ontstaan. Om die weg te
nemen, gaat de minister misschien
achterover leunen. Gaat hij uit po
litieke overwegingen alle stem
men tellen de vlag van de na
tuurbescherming zoveel mogelijk
uitsteken. Dat zou kunnen, ja. Ik
zou dat een stap terug vinden. Ik
waarschuw daartegen. De ideologi
sche scheiding tussen natuurbe
scherming en landbouw is nog zo
groot dat ik ze liever niet op één
departement bij elkaar zie zitten^
De betrokken minister raakt te
zeer in zichzelf verdeeld. Ik zou de
natuurbescherming liever terug
hebben bij het ministerie van
WVC. In die hoek hoort de natuur
bescherming meer thuis".
PIET SNOEREN
HEETEN Het gaat niet
goed met de patrijs. De hoen
derachtige vogel, die menig
stilleven uit de zeventiende
eeuw opluistert, leidt 'n kwij
nend bestaan. Alleen in de
kop van de provincie Gronin
gen en merkwaardig genoeg
op een aantal door onkruid
begroeide industrieterreinen,
weet de patrijs zich te handha
ven. De intensieve landbouw
in ons land geeft hem geen
schijn van kans zich aan te
passen aan de natuurlijke om
standigheden. In Heeten, tus
sen Deventer en Raalte, is aan
enige duizenden patrijzen een
beter, zij het een niet al te
lang leven beschoren. Ze le
ven in enorme volières en zijn
bestemd voor de betere res
taurants en de jacht. Slechts
een enkeling weet de braad
slee en de hagel te ontsprin
gen en zich als vrije vogel te
vestigen in de natuur.
Anton Vloedgraven begon drie jaar
geleden samen met zijn vriendin
Bonne een patrijzenfokkerij. Hij
importeerde eieren uit Duitsland,
liet die vervolgens uitbroeden en
probeerde een patrijs te kweken
die voldoet aan de eisen' van de na
tuur.
Anton: „We zijn intensief bezig ge
weest en nu zijn we zover, dat we
kunnen zeggen dat de resultaten
goed zijn. De patrijzen zitten in
grote volières van 70 meter lang, 15
meter breed en ruim twee meter
hoog. Ze kunnen vliegen en heb
ben genoeg ruimte. Ze kunnen zich
ook verstoppen in het gras. Ze heb
ben zodoende leren reageren op
hun natuurlijke vijanden. Over de
links: Anton
Vloedgraven
en zijn vrien
din Bonne
Bentinck: „Al
tijd in de pa
trijs geloofd".
Onder:De pa
trijzen leven in
enorme voliè
res.
volières liggen netten en daarin ra
ken ze soms verstrikt als ze worden
opgeschrikt door de havik, de bui
zerd of de kiekendief. Het werkt
dus eigenlijk net zo als in de na
tuur".
„Ons doel is uiteindelijk een pro-
duktie te bereiken van 50.000 stuks.
We hebben in totaal drie hectare
tot onze beschikking en daarbij
willen we het laten. Het moet een
beetje exclusief blijven. Hoewel een
paar andere fokkers op kleine
schaal bezig zijn, zijn wij de enigen
die het in Nederland wat groter
aanpakken. In de toekomst willen
we hiervan gaan leven. Nu kan dat
nog niet ik ben in de weekends
werkzaam als nachtwaker maar
over een jaar hopen we zover te
zijn".
Geen bio-bedrijf
„Vroeger heb ik met fazanten ge
werkt", vervolgt Anton, „maar dat
beviel me niet. Ik ben een boeren
zoon en omdat een boerderij kopen
geen haalbare kaart bleek en ik me
sterk tot de natuur voel aangetrok
ken, wilde ik altijd op een fijne ma
nier met beesten werken. In elk
geval geen bio-bedrijf. De patrijs is
veel boeiender dan de fazant. De
haan vliegt je aan als je de eitjes
weghaalt en is echt trots op zijn
vrouwtje. Ze leven monogaam. De
fazant gedraagt zich daarentegen
als een kip. Een haan op tien hen
nen. Een patrijs gaat een echt span
netje vormen. Een haan is selectief
en neemt absoluut niet elk vrouw
tje. Pas als er een echt spannetje is
gevormd, vindt de bevruchting van
het ei plaats".
„Daarnaast is het vlees van een ge
fokte fazant lang niet zo lekker als
van een wilde. Het vlees van onze
patrijs evenaart echter de smaak en
kwaliteit van de wilde patrijs. Er
zijn maar weinig restaurants die
een patrijs op de kaart hebben om
dat ze zo zeldzaam geworden zijn.
En lang niet elke patrijs is geschikt
voor een restaurant. Alleen een
jong mals beestje is goed van
smaak. Onze patrijzen zijn iets
zwaarder dan de wilde. Die van
ons zijn zo'n 250 gram, een wilde is
30 gram lichter. De belangstelling
van de kant van de restaurateurs is
groot. Men is zeer enthousiast. Voor
ons een stimulans om door te gaan.
Ach, ik heb altijd in de patrijs ge
loofd. Het is een gat in de markt,
ja".
Ook de jagers hebben inmiddels la
ten weten dat ze in hun jachtgebied
patrijzen uit Heeten willen uitzet
ten. Anton Vloedgraven: „Wij ver
kopen de patrijzen aan de jagers en
die zetten ze op hun beurt weer uit.
De patrijzen krijgen de tijd zich aan
het gebied aan te passen. Het is dan
ook niet de bedoeling ze allemaal
af te schieten. De jagers willen de
patrijs weer terugbrengen in hun
jachtgebied. De dieren hebben daar
dus de kans te overleven".
„Een kans die groter is dan elders.
Door de intensieve landbouw kan
de patrijs zich niet meer verstop
pen. Het onkruid en het gras waar
in hij leeft wordt daarvoor te vaak
gemaaid. En dan de bestrijdings
middelen, die door de boeren wor
den gebruikt. Als laatste factor is er
nog het toerisme, dat ook niet be
vorderlijk is voor de rust van de
paar patrijzen die er nog zijn. Ge
durende de tiid dat de patrijzen in
onze volières leven zijn de omstan
digheden nagenoeg gelijk aan die
van de natuur. Onze patrijzen zijn
dan ook bijzonder schuw. Door de
volière loopt een sloot waaruit ze
drinken en het voer dat uit diverse
granen bestaat staat er borg voor
dat de dieren er goed uitzien. Aan
snavelbranden en dergelijke prak
tijken die in de bio-industrie wor
den toegepast, doen wij niet. Kan
nibalisme komt bij ons niet voor 1
omdat er ruimte genoeg is". I
Boeren
„Enerzijds hechten we grote waar- ;J?
de aan de levensomstandigheden
van het dier, maar anderzijds ver-
liezen we ons eigenbelang niet uit
het oog. Waar wij mee bezig zijn is
een bepaalde manier van boeren.
We mogen de commerciële belan
gen niet vergeten. Maar het beestje
kan hier scharrelen en heeft een
goed leven. En je hebt contact met
de beesten. Iets heel anders dan de
bio-industrie. Met mestkuikens doe
je de tijdklok aan en zes weken la
ter doe je die weer uit. Op zo'n ma
nier zou ik niet willen werken".
ZATERDAG 7 JANUARI 1984 J