JACK BOW een dansend leven tussen de sterren 1 I Jackie bellen, danspasjes tellen Gulvissers I ZATERDAG 7 JANUARI 19 AMSTERDAM In de benen van Jack Bow zit na 75 jaar intensief gebruik nog altijd meer dan voldoende elastiek van vooroorlogse kwaliteit, die voorlopig geen krimp wenst te geven. Nog steeds sluipt hij als een koningstijger door de hartkamers van Amsterdam en snelt hij na gedane zaken met het bedrieglijke gemak van een hordeloper over stijle traptreden naar zijn krap bemeten salon éen hoog boven een drinkplaats op het Thorbeckeplein, waar handelsreizigers zich na het invallen van de duisternis in ruil voor een fles nep-champagne mogen vergapen aan stripverhalen van dames aan de verkeerde kant van de veertig, die zich op muziek van James Last met traag gedoseerd verdriet blootgeven. Het plein beneden kent hij als rijn broekzak, want daar heeft hij het grootste deel van zijn jeugd gesle ten. Zijn vader had er de cnique bar Omnium, waar gegoede nacht brakers zich laafden met whisky, bier en fladderak. En in de prop volle kamer daarboven, waar hij nu zijn herinneringen als jachthon den terugjaagt naar de goeie, ouwe tijd, heeft hij als kind gulzig ge droomd van een luisterrijke carriè re als balletdanser. „Pa zag in dat gehuppel geen brood", herinnert hij zich, „die had liever, dat ik ook achter de tap ging. Maar daar voel de ik weer niks voor. Hij had er .nog vrede mee gehad, als ik een manege was begonnen, want hij was gek op paarden en sleet zijn vrije uren voornamelijk op de ren baan. Dat is de redèn, waarom ik nog steeds een bloedhekel heb aan paarden Want wat die man daar met gokken verloren heeft, zou voor mij ruim voldoende zijn ge weest om het leven van een rente nier te leiden". „Uiteraard ben ik toch gaan dan sen, want als ik wat in mijn kop heb ram je het er ook niet met een moker uit. De soubrette Seram van der Heym, die toen met Piet Muy- selaer was getrouwd, zorgde, dat ik voor niks een paar danslessen kreeg en bij een balletgroep kon komen, die prompt na een paar maanden werd opgeheven. „Voor de bakker" had Louis Davids de revue genoemd, waarin wij toen optraden. Maar dat sloeg dus duide lijk nergens op". I „Dat gebeurde in 1931. Een jaar vol kommer en kwel, waarin de rijken door de internationale beurskrach van de ene dag op de andere bede laars werden en geboren armoed zaaiers hun laatste centjes kwijt raakten. Daar stond ik tussen: een bleke, spichtige jongen, die nauwe- lijks danservaring had en toch moest opboksen tegen duizenden collega's, die ook niks te doen had den. Toch raakte ik geen moment in paniek, want uit ervaring wist ik ondertussen, dat het geluk een voorkeur heeft voor schlemielen zoals ik. Dat klopte trouwens aar dig, want prompt kreeg ik een tele gram uit Parijs, waarin me een en gagement werd aangeboden bij de balletgroep van de beroemde Jack Hilton. Met een paar schoenen vol ijzerbeslag ben ik nog diezelfde dag in de trein naar Frankrijk gestapt. Parijs was in die dagen een mekka, waar de allergrootste artiesten schitterden in pompeus gemonteer de revues. Daar trad Mistinquette op in het Casino. Ondanks het feit dat ze toen al een dame op leeftijd was en zonder schmink nog het meest op een vogelverschrikker leek, had ze een ongehoord succes. Mistinquette had een magische kracht, waarmee ze haar publiek betoverde. Dat hield ze zeven avonden per week vol en 's zon dags speelde ze dan ook nog tijdens een matinee, waarin ze moeiteloos veertien verkleedpartijen voor haar rekening nam". „Dat is allemaal voltooid verleden tijd. Mistinquette is dood, Josephine Baker en Chevalier ook. En Pariis is anno 1984 al evenzeer zo dood als een pier. Die stad is grondig ver pest en gedegenereerd. De Fransen die er leven zijn onvriendelijk, hautain en zonder een griintje warmte. Die eigenschappen hadden de Parijzenaars in 1931 trouwens ook, herinner ik mij, want ook toen werd je als stamelende buitenlan der met de nek aangekeken. Denk bijvoorbeeld niet, dat ze je uitno digden voor feestjes. Dat kwam niet eens bij hen op. Je kon na de show regelrecht naar je kale huur kamer gaan en daar je eenzaam heid wegspoelen met een fles goed kope landwijn". Kind aan huis Parijs heeft Bow dan ook al lang geleden definitief ingeruild voor Londen, waar hij nog steeds kind aan huis is. Hij kent er elk theater van binnen en van buiten en ver gaapt zich telkens weer ontroerd aan de spektakels, die er worden opgevoerd. Zojuist is-ie weer terug gekeerd van een korte pelgrims tocht waar hij gretig de mondvoor raad heeft gehamsterd voor een lange winter. „Als je in Londen een theater binnenstapt begint het feest al", zegt hij, „dan weet je: nu gaat het gebeuren. Straks ben ik op nieuw getuige van een wonder. Ik hoef niet eens te weten, welke show ik ga zien, want het is im mers altijd goed, altijd eerste klasse wat er wordt gebracht. Engelsen zijn theaterdieren, die intuïtief aanvoelen hoe een show moet wor den gemaakt. Ik heb daar vorige week de musical „Blondel" gezien, die zo schitterend is, dat de tranen spontaan over mijn wangen biggel den. Daar zit voor een man van mijn leeftijd wel iets te veel rock muziek in, maar dat lawaai heb ik graag voor lief genomen". „Vergelijk zo'n voorstelling nu eens met het amusement dat in Ne derland wordt geboden. Dan moet je toch erkennen, dat het in ons land zwaar behelpen blijft. Zo'n musical als „De zoon van Louis Da vids" is met permissie toch een aanfluiting, waar je alleen al een laffe smaak in je mond van over houdt. Het is en blijft een stijve De 75-jarige Bow showt Bow. Links als zeventigjarige, rechts als peuter van drie jaar. truttenboel, waar kraak noch smaak aan zit. Daar moeten we het- dan maar mee doen. Ik heb ook „De Evenaar" van Jos Brink beke ken. En waar gewoon in die voor stelling onbekommerd het ene cli ché op het andere wordt gestapeld heb ik toch met mate genoten. Het blijft natuurlijk suiker, maar het is in elk geval suiker van een aan vaardbare kwaliteit". „Voor de rest wordt er in Neder landse theaters weinig amusement geboden dat de moeite waard is. De musical-comedy en de revues zijn in dit land nu eenmaal stiefkinde ren, die al verdronken zijn voor dat ze het water hebben geproefd. We zijn een volk van kroketten- eters, die elkaar vals in de ogen kij ken en niet laten passeren. Toch hebben we wel degelijk talent in huis, waarmee een alleszins redelij ke show zou kunnen worden opge bouwd. Op de kleinkunstacademie, waar ik jaren les heb gegeven, had ik leerlingen, die beslist begaafd zijn. Maar het probleem is, dat ze na hun opleiding nergens aan de bak komen. Nederland heeft geen showtraditie meer en daarom krij gen zelfs de goede artiesten geen reële kansen zich te ontplooien. In mijn klas zaten Hetty Heytink, die nu bij Farce Majeure leuke dingen doet, en Rob de Nijs die in zijn dooie eentje naar de top is geklom men. Maar het blijft toch behelpen. Het gros reist na de academie linea recta door naar de schuifdeuren thuis". Op de borst Wat dat betreft mag Jack Bow zich achteraf ferm op de borst kloppen. Want ondanks een regen van te genslagen heeft hij wel kans gezien zijn leven te vullen met toppresta ties. Hij was de choreograaf, die voor bewogen beweging zorgde de shows van Louis Davids („een1 zeldzame vrek, maar het grootste! talent dat ooit binnen onze lands- §renzen heeft geleefd"), van Ren» leeswijk („een ongehoorde figuur maar een theaterman van interna-n tionale allure"), van Wim Sonne-^ veld („de beste amateur van Neder land, zei mijn moeder altijd. Maar Wim heeft wel de haute-couture binnen ons cabaret geïntrodu ceerd") en van Toon Hermans di* eens zei: „Bow weet te veel vai 31 e-™ die stad persoonlijk gebouwd". Bow was ooit ook een der weinigen dicfl^ de gevreesde mevrouw Bouwmees-j ter Loes mocht noemen en haar woede-aanvallen met gelijke munli honoreerde. Later glorieerde hij al evenzeer in televisieshows en tii-)E dens voorstellingen van de Hoofd-bt stad Operette en van Forum in En-Ier schede. fesl Terecht lanceerde Sieto Hoving dan ook jaren geleden al de wer-tm vende kreet: „Jackie bellen, dans-pu pasjes bestellen". En plaatste deoo Haagse pianist-orkestleider Tony>r; Eyk het vleiende terzijde: „Bow ii bij zijn leven al een legende". j»u Bow laat zich deze loftuitingen metH een glimlach der wijzen aanleunenJm Hij is er weliswaar van overtuigd;o< dat hij langdurig zijn en andermanali beste beentjes heeft voorgezetjri maar van alle wapenfeiten, waait, hij zich op mag beroemen, heeft hipr geen diva-allures overgehouden^s] Hij was en blijft de Amsterdammerjir die op een schoen en een slof meja< ijzerbeslag geprobeerd heeft om opin veilige afstand bij de groten derer aarde in de pas te blijven. TerwijlR hun roem bijeenschoffelderien Bow op bestelling voor deve en de pailletten, waarmeeje droomwereld compleet werd. pn Show met Bow Over zijn dansend leven tussen defac sterren heeft Parool-verslaggeef-jen ster Corrie Verkerk een boekjetr opengedaan, dat onder de titebll „Show met Bow" door Thieme ir^eri Zutphen is uitgegeven (prija f 34,50). Nog één keer zet BoWj daarin chronologisch de verplicht® figuren op een rij, die hij met zijnét boys en girls voor het hooggeëercfet publiek heeft gemaakt. Over zijnlu schouders kijkend stelt hij tevredenen vast: „Elk uur van mijn leven is ge-jr vuld met theater. Ik kan alleeh|ia praten over chi-chi, schmink erfen schoenen met ijzerbeslag. Van deci dingen, die in de laatste 75 jaar bui-ni ten het theater zijn gebeurd, heb ile i geen flauw benul. Als je dus wiltas weten welke rampen in die periodezi de wereld hebben geteisterd, moetev je echt bij een ander aankloppenja! Want van mij hoor je alleen, waarer ik gedanst heb en welke shows ikrii heb gezien. In 1935 kon ik in Parijsir mijn schoenen niet meer laten ver-D. zolen, ómdat de revue van Cécilele Sorel over de kop was gegaan en inn 1942 stond ik in het Leidsepleinthe-e ater in Amsterdam naast Keésih Pruis en Toon Hermans. Dat zijnee feiten, die mij glashelder voor deD geest staan. Of er in die tijd nog-ii wat anders is gebeurd, kan ik men met de beste wil van de wereld niebn meer herinneren". n< LEO THURINGd< Foto's: CEES VERKERK-n jtx Gulvissers hebben tot nu toe geen reden om vreugdetranen te plen gen over de vangsten van dit sei zoen. Van de kant af zijn de resul taten over het algemeen gewoon slecht geweest, zeker overdag. In het nachtelijk duister mocht die en gene nu en dan al eens een mooie slag slaan (bij Dishoek op Walch- ren pakte 'n mij bekend heer er in één nacht zeven en er waren er twee van ruim acht pond bij) maar toch was het, voor zo ver mij be kend, veel minder dan de andere jaren. Ja, wijting, die liet zich best vangen, veel grote ook, joekels van een kilo erbij hetgeen voor wijting schoon is. En héél veel kleine wij- tinkjes, tien tot twintig centimeter; ik neem aan dat u die ook heel be hoedzaam onthaakt en terugzet, het is uw sport voor volgende jaren. Van grote hengelaarsschepen die de Noordzee opvaren heb ik even min veel briljants gehoord, gezien, zelf gevangen. Jaja, wijting zat, ook daar. Maar gul toch niet te veel. En kabeljauw dat is ouder gewor den gul, vissen van boven de tien pond was eveneens zeer schaars. Moed verloren, al verloren. Er kunnen nog heel goede weken ko men, zeker voor de vissers die eens een daagje met een groot henge laarschap mee de zee opgaan. Zulke boten vertrekken uit Den Helder, IJmuiden, Scheveningen, Stellen dam, één schip (mijn favoriet) uit de Jacobahaven op Noord-Beve land, en uit Vlissingen. Heel de maand ianuari, tot half februari, zijn er kansen om knappe gul te vatten, daarna loopt het altijd wat terug en begin maart komt de gul dan weer naar de gronden waar de hengelaarsschepen kunnen opere ren. Tot eind maart, begin april, blijft de felbegeerde kabeljauw zich in onze kustwateren ophouden. Soms vang je ze trouwens nog wel in mei. Als u mee wilt moet u, zeg maar, altijd tevoren telefonisch boeken. Sommige van de populaire boten worden met name voor de zaterdagen en zondagen al maan den van tevoren gereserveerd, veel door visverenigingen of vrienden clubs. Als u alleen of met enkele kompanen gaat heet u een „opstap per"; die zijn altijd zeer welkom maar natuurlijk niet als het schip door een club is afgehuurd. Als u reserveert moet u meteen zeggen of u wilt dat de schipper ook voor aas zorgt. Alle mij beken de schippers doen dat, maar ze wil len het wel tevoren weten, want zij moeten het ook weer bestellen en de schipper wordt pas wakker als het tijd is huiswaarts te keren. willen er niet mee bijven zitten. Het spul is duurder dan biefstuk. Het best zijn grote, zwarte zeepie- ren. Ook tappen (Franse wormen) voldoen goed. Honderd zeepieren is voor een daagje vissen genoeg. Er wordt meestal om een uur of acht gevaren, en als u een goede schip per treft die zich de moeite getroost een eind naar goede visgronden te varen, hebt u gelegenheid te vissen van pak-weg half tien, tien uur tot een uur of drie. Wat is een goede schipper? Tja. Om te beginnen iemand die weet wat vissen is en die er en thousiast voor is. Trap ik een open deur in? Welnee, welnee! Ik ken helaas schippers die, op een plek waar mogelijk vis zit aan te komen, het anker laten zakken en zodra ie dereen staat te vissen plat gaan in hun kooi. Verkassen als het slecht gaat is er niet bij, de schipper wordt pas wakker als het tijd is huiswaarts te keren. Dergelijke prenten moet men na één ontmoe ting liever mijden als, nu ia, vul maar wat in. Ik heb zulke figuren vooral in de grotere kustplaatsen tot mijn ongenoegen leren kennen. De goede schipper blijft aan dek, geeft raad, kijkt of er niet blomzoe- ters met veel te licht spul staan te vissen, helpt als er een zware vis moet worden geland. En waarom zou je niet met licht spul mogen vissen? Omdat er op plaatsen waar gul te vangen is en dat is echt op zee, zeer veel stroom gaat. Als eb of vloed er goed in zitten moet de vis ser een ankerlood van 250 of 300 gram monteren. Wie lichter vist zorgt er met wiskundige zekerheid voor dat zijn lijn in de lijn van an deren aan boord drijft. Ongemak en ruzie zijn het gevolg. En geen vis. De goede schipper is ook bereid te verkassen als de vis op een bepaal de plaats niets doet. En hij helpt met een pleister en een slokkie als iemand per ongeluk een gemene haak in de vingers krijgt. En als u niet of niet goed werpen kunt (er is kracht en oefening voor nodig om 250 gram lood aan tenminste 40-00 nylon een eind weg te zetten) dan doet die goede schipper dat voor u. Kapitein H.P. van 't Slot, die in Burgh-Haamstede woont maar in Jacobahaven op Noord-Beveland vaart, is voor mij de beste die ik ken. Hij viste (oud-kustvaartkapi tein) zowat overal op aarde maar De Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB) te Nieuwegein heeft zeven duidelijke informatiebladen uitgegeven die stellig van belang zijn voor iedereen die met het beheer van visstanden te maken heeft, met name dus voor bestuurders van hengelsportverenigingen. Maar ook „gewone" hengelaars met echt belangstelling voor hun sport kunnen uit deze vouwbladen heel veel wetenswaardigheden opsteken. De vouwbladen heten: Glasaal, een wonder der natuur; De vis en het leefnet; Overle vingskansen van teruggezette snoek; Wat gebeurt er met door snoek ingeslikte haken?; Graskarper, een vis met een taak; Poot- vis van de OVB en Regenboogforel, een veel gevraagde vis. Duur zijn ze niet; u krijgt ze namelijk gratis en voor niets als u een briefkaartje zendt naar OVB, afd. Voorlichting, Postbus 433, 3430 AK Nieuwegein. het zuidelijke deel van onze Noord zee kent hij als geen ander. En zijn schip, de kittige kotter Andromeda, is een comfortabel juweeltje. Van schip gesprotten: waar kan men het beste staan? Mijn raad: probeer helemaal voorin plaats te vinden. U vist er niet zo makkelijk. Om te staan is het de beroerdste plaats, de deining hebt u uit de eerste hand, maarals u haast recht naar voren uitwerpt (denk om de ankerketting) hebt u de beste kansen. U hebt geen hin der van andere vissers, uw anker- lood graaft zich (als u de stroom- pinnen goed hebt uitgezet) secuur in de grond, de aanbeet is goed te zien. Gul geeft de hengeltop vaak een forse optater. Aanslaan en pompend inhalen als het een zware is, de schipper roepen die dan met de pikhaak komt. Goed is het ook (tweede keus) op het achterdek. Probeer het hier eens met een zeer zwaar schuiflood en een lange dwarrellijn met één haak. Dat kan alleen achterop, tfeij stoort er zo niemand mee. Mid-iei scheeps is een dwarrellijn onbruik-a baar. a« Midscheeps is best te vissen enr goed te vangen, maar het verdienen dan wel aanbeveling dat u zelf eener beetje inschikkelijk bent en dat nn buren treft die evenmin tot de groiet te lomperikken behoren. Als ie^r mand naast u heel erg staat t^R; stumperen (in uw ogen althans; d^h man vindt zichzelf vermoedelijk kampioenvisser A nummer eenjn, kan een gemoedelijk praatje webe eens wat helpen. Word niet booso. Nooit. Dat vergalt uw en ieders visirc dag en u gaat er niet meer doof>0 vangen. Tenslotte: om het vangen gaat hetb Om gul en misschien nu en daiin wat platvis, want met de wijting zaf j het onderhand wel afgelopen zijnLj Maar een dag met kalm weein als u niet bevaren bent op dé), gul is ook in de winter een festijnbj A. C. W. van der VEtet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 18