Cultuur olie van Italië Anton Pieck straks in eigen „goeie, ouwe tijd"- museum Ja Yoov kleine klusje WINNAAR VAN ERASMUSPRIJS: 99 Ondankbare taak voor jong talent Avontuurlijke reis in de tijd met 'Van rendier jager tot roofridder' 8" £eidóe Qowuvnt KUNST ËeidacCoutwtt ZATERDAG 7 JANUARI 1984 PAGINA 1.1 PRODUCTIEBEDRIJF NOS STORT ZICH OP COMMERCIE HILVERSUM - Het Facilitair Bedrijf (produktiebedrijf) van de NOS heeft deze week met het maken van een STER-spot de verkenning van de commerciële markt voor televisieprodukties voortgezet. Eerder heeft het FB bij wij ze van proef videofilms van ondertiteling voorzien. Deze experimenten zijn gericht op enerzijds het terugdrin gen van de bezuinigingen en anderzijds de verzelfstandi ging van het bedrijf, zoals in de Medianota aangekondigd. De marktverkenning zal in de nabije toekomst worden voortgezet, aldus een NOS-woordvoerder. Hij kon nog niet zeggen op welke terreinen het FB zich verder zal begeven. Het Facilitair Bedrijf moet dit jaar ruim 12 miljoen gulden van de in totaal 28 miljoen aan bezuinigingen bij de om roep opbrengen. Als tegenwicht voor deze bezuinigingen is het bedrijf op zoek naar projecten in de commerciële sec tor. etbal- rkwa- toch d aan sport rgang ag de. ig om der ap de gaan. Maas voor- is de ippen titels en mene kon- iis nu bow- naars irnet. ïeffer vero- man- ivond ngste erder rijzen eder- :t nu I, een I van lhou- ister- >win: 1 bij zijn een hij creeg Kaiserring van Goslar voor Willem de Kooning GOSLAR De in Nederland geboren Amerikaanse schilder Willem de Kooning krijgt de 'Kaiserring' van de Westduitse stad Goslar in Nedersaksen voor 1984. Dit is gisteren op een nieuwjaarsreceptie in de 'Reichs- saal der Kaiserpfalz' meegedeeld door 'Oberbürger- meisterin' Marta Lattemann. De in 1904 geboren en sinds 1926 in de Verenigde Sta ten wonende de Kooning zal de begeerde prijs in de herfst van dit jaar in ontvangst nemen. De Kooning is een van de meest op de voorgrond tre dende vertegenwoordigers van het abstracte expressio nisme in Amerika, welke spontane wijze van schilderen ook wel 'Action Painting' wordt genoemd. De Kaiserring van Goslar wordt sinds 1975 gegeven aan kunstenaars van wereldfaam. Hij bestaat uit een gladde gouden ring met het zegel van de in Gosslar ge boren keizer Hendrik de Vierde in aquamarijn. Grote fusie in bioscoopwereld AMSTERDAM Meerburg Thea ters BV en City Exploitatie Maat schappij met tezamen 51 bioscopen in Den Haag, Amsterdam en Rotter dam hebben besloten een fusie aan te gaan. Dit betekent dat meer dan de helft van de bioscopen in de drie genoemde grote steden in handen van de nieuwe combinatie zal zijn. Dit hebben de Raden van Commissa- risssen en directie van beide onder nemingen gisteren bekend gemaakt. Met de fusie wordt beoogd de conti nuïteit van de twee ondernemingen en hun huidige belangrijke marktpo sitie te waarborgen en te verstevi gen, zo is van de kant van de bedrij ven meegedeeld. Als onderdeel van het nieuwe beleid zullen in alle thea ters van Meerburg en City in Am sterdam, Rotterdam en Den Haag met ingang van maandag 23 januari alle toegangskaarten op elke maan dag zes gulden gaan kosten. Als gevolg van de fusie en het grote re commercieel-economische draag vlak dat daarmee bereikt is, wordt het volgens de bedrijven ook moge lijk gemaakt om in de naaste toe komst een belangrijk aandeel te ver werven in opbrengsten uit de exploi tatie van filmrechten anders alleen dan via de bioscopen. De fusie zal geen ongunstige gevol gen hebben voor de bestaande werk gelegenheid bij beide bedrijven in kwantitatieve dan wel in kwalitatie ve zin, aldus is meegedeeld. (Van een onzer corresponden ten) ROME De winnaar van de Erasmusprijs 1984, de Romeinse hoogleraar in de archeologie Massimo Pallottino kende deze be langrijkste Nederlandse culturele onderscheiding niet. „Ik had er slechts een zeer vaag idee van". Twee maanden geleden veranderde dat. „Ik kreeg een brief uit Nederland, van de voorzitter van de prijscomité. Hij deelde me met de grootste terughou dendheid mee dat de Erasmusprijs aan mij was toegekend. Of ik bereid was die te aanvaarden. Ik wist niet precies waar het om ging. Maar uit de pu blicaties die ze mee stuur den begreep ik dat de Erasmusprijs al eerder aan zeer illustere figuren was toegekend en dat prins Bernhard er iets mee te maken had. Toen heb ik teruggeschreven dat ik de prijs zeer gaarne zou aan vaarden. Ik voelde me vereerd". De 100.000,- (twee keer het jaarsalaris van een doorsnee Romeins hoogleraar) waarmee Erasmusprijs-winnaars door gaans beloond worden, vindt Pallottino „een aardige premie en best fijn", maar meer inte resseert hem de morele kant van de zaak: „De waardering se archeologische kringen geen onbekende. Hij noemt namen als Bijvanck, Van Es sen en Leopold, collega's met wie hij in het verleden zeer nauw heeft samengewerkt. Nu als directeur van het centrum voor Etruskisch-Italische stu dies in Rome heeft hij nog vrijwel dagelijks te maken met die Nederlandse archeologen die ten zuiden van Rome de pré-Romeinse nederzetting Sa- tricum aan de oppervlakte brengen. Pallottino is zeer te spreken over het werk van deze groep, die onder leiding staat van de archeoloog Stibbe: „Stibbe heeft in Satricum iets Nederlandse waardering voor prof. Pallottino Niet onbekend Pallottino (74) is in Nederland van enorm historisch belang gevonden, een inscriptie in ar- chaësch Latijn over Publius Valerius, de stichter van de Romeinse republiek. Die in scriptie is zo belangrijk, omdat die bewijst dat het waar was wat de klassieke geschied schrijvers zoals Titus Livius over die periode schreven. De wetenschap deed de geschied schrijving van Livius als fan tasie af. Ten onrechte dus, zo als ik zelf ook altijd heb be weerd. Wat de Nederlandse archeologen (en ook de buiten landers) hier in Italië doen is van het grootste belang. Ik heb dat dan ook altijd gestimu leerd". Aandacht Volgens Pallottino kan de aan dacht van het Erasmus-comité ook op hem gevallen zijn van wege zijn internationale activi teiten: „Ik heb veel betrekkin gen onderhouden met Franse, Duitse, Britse, Hollandse en Scandinavische collega's in Europees verband. We hebben zelfs een speciale unie van ar cheologische instituten waar ik nog voorzitter van ben ge weest. Veel heb ik altijd ge daan voor de verdediging van het Europees archeologisch erfgoed, ook als archeologisch adviseur van de Raad van Eu ropa. Het is mogelijk dat ze al deze verdiensten in Nederland hebben erkend. Ik weet dat niet. Ik weet niet goed hoe dat idee, mij de prijs toe te ken nen, is geboren. Het is een gro te verrassing voor mij, een aangename verrassing". Professor Pallottino is een van 's werelds grootste Etruskolo- gen, en weet dus alles over die oude beschaving die 2500 jaar geleden midden-Italië bevolk te voordat de Romeinen hun rijk stichtten. Het merendeel van zijn 600 publicaties gaat over deze Etrusken, een volk dat slechts necropolen schijnt te hebben nagelaten. In de Ita liaanse pers wordt graag ge schreven over de geheimen van dit mysterieuze volkje. Hun taal zou niet te ontcijfe ren zijn, en hun geografische oorsprong zou moeten liggen ergens in de nevelige steppen van Aziëe. „Allemaal onzin, allemaal legendes", zegt de Etrusken-expert Pallottino. „Er bestaan geen Etruskische mysteries. We weten nog niet alles van die beschaving, dat is waar, maar dit is slechts een wetenschappelijk probleem, dat zal worden opgelost". Etruskenjaar In Italië is 1984 tot Etrusken- -jaar uitgeroepen, en Pallotti no sluit niet uit dat Nederland daaraan heeft willen bijdragen door hem juist dit jaar de Eras musprijs toe te kennen. „Maar in de officiële rede voor de toekenning wordt niet gespro ken over mijn Etruskologisch werk, alleen over mijn archeo logische activiteiten in algeme ne zin". Pallottino heeft niet het uiter lijk van de opgraver onder de archeologen. „Ik heb wel ge graven, maar een echte graver ben ik nooit geweest. Dat was mijn vak niet. Ik heb me be ziggehouden met de bestude ring van datgene wat anderen opgroeven, van het resultaat van hun werk. Aan de hand van wat er naar boven komt stellen wij de antieke geschie denis vast". Pallottino is niet tevreden over de manier waarop Italië met zijn verleden, zijn oudheid omspringt. „In het overheids budget gaat een steeds kleiner deel naar de cultuur, terwijl dat juist het wezenlijke, het belangrijkste is wat wij in Ita lië bezitten. Wij hebben geen olie en andere grondstoffen, alleen cultuur. Je kunt dan ook zeggen dat de cultuur onze olie is. Toch komt die cultuur altijd op de tweede plaats. Al jaren voeren we strijd voor een beter beheer van onze cul turele goederen en er gebeurt ook wel iets, maar lang niet genoeg. We hebben in Italië een goede wet op dit gebied (die overigens door vele lan- Prof. Massimo Pallottino. den is overgeschreven) maar voor ons is dat nog lang niet genoeg". Ontwikkeling Toch is er volgens Pallottino in Italië een goede ontwikke ling aan de gang: „Onze maat schappij wordt steeds gevoeli ger voor het verleden, is zich zelf steeds meer bewust van de waarde van de historie, van de dingen die de historie ons heeft nagelaten. Deze histori sche gevoeligheid is hier gro ter dan in andere landen. Ik noem maar twee verschrikke lijke dingen die in andere lan den hebben plaatsgehad, en die in Italië gelukkig onmoge lijk zijn: In Frankrijk hebben ze dat fraaie monument van de 19de eeuwse Parijse ge schiedenis, die grote markt van Les Halles helemaal ver nietigd, weggevaagd. En in Duitsland, in Keulen, in het gebied rond de Dom hebben ze tien jaar geleden de nog zeer gave resten van de Romeinse nederzetting, compleet met muurschilderingen en beeld houwwerk, opgeruimd, omdat daar zo nodig een parkeerter rein voor auto's moest komen. Ook in Italië zijn veel dingen afgebroken, maar nooit van zo'n grote importantie. Dat kan in Italië niet". Is dat soort cultuurvernieti ging geen aardig onderwerp voor zijn feestrede in septem ber, als hij in Nederland de Erasmusprijs in ontvangst komt nemen? Geen kwaad „O nee", zegt professor Pallot tino, „ik wil geen kwaad spre ken over de Fransen en de Duitsers. De Duitsers, die de oude Romeinse nederzetting in Keulen hebben vernietigd, waren de Duitsers met geld, de zakenmensen. De Duitse ar cheologen stonden erbij te hui- In het najaar, kort na de prijs uitreiking wordt professor Pallottino 75 jaar, en moet dan volgens de regels van de Ita liaanse Alma Mater met pensi oen. Maar de professor voelt daar nog niets voor: „Ik reken mezelf tot die studiosi die nooit ophouden te werken". Concert door het Residentie Orkest o.l.v. Hans Vonk met werken van Fauré en Strawinaky. Soliste: de vio liste Isabelle van Keulen (17) in Kammermusik nr. 4 van Hindemlth. Nederlands Congresgebouw, Don Haag. De teleurstelling, dat de com positie „Le Pas d'Arcier" van Prokofjew door gebrek aan voldoende voorbereidingstijd moest vervallen, zal de bezoe kers van het vrijdagavondcon cert door het Residentie Or kest lichter gevallen zijn dan dat Kammermusik nr. 4 van Hindemith zou zijn geschrapt. Niet dat Hindemith nu zoveel meer populair zou zijn dan Prokofjew - de balans lijkt door te slaan ten gunste van de schepper van onder meer „Peter en de Wolf" - maar om dat in het werk van Hinde mith de 17-jarige violiste Isa belle van Keulen soleerde. Zij, een van de jeugdige vioolta lenten waaraan ons land mo menteel rijk is, won in 1980 de eerste prijs op de Iordens Viooldagen en vorig jaar de tweede prijs en de publiek sprijs op het Internationaal Menuhin Concours. Tussen de bedrijven door doet zij dit jaar eindexamen gymnasium! De Kammermusik nr. 4 van Hindemith is voor een glans rijk violiste weinig dankbaar, in het eerste deel is notabene in het geheel geen taak voor haar weggelegd en in de overi ge delen kan zij nauwelijks de zo zeer benodigde virtuositeit demonstreren. Niettemin, Isa belle van Keulen leverde een indrukwekkende prestatie met een perfecte beheersing van de materie, een krachtige toon en een verbluffende overtui gingskracht. Een musicienne met toekomst, de ovatie was terecht. Hans Vonk en het Residentie Orkest, die voor een uitmun tende begeleiding zorgden, speelden ter opening van het concert „Pelléas et Mélisande", de suite voor orkest van Fau ré, samengesteld uit de delen van de toneelmuziek. Een stemmingsvolle weergave met welluidende fluitsoli door Koos Verheul. ADR. HAGER HATTUM Aan de achter kant lijkt het pand precies op datgene wat het is: een werk plaats van een (plaatselijke) aannemer. Met voorkant is het wat anders gesteld: dit gaat in feite schuil achter de karakteristieke, deels 17e eeuwse gevelpartij van het streekmuseum aan de Ach terstraat in Hattem. Maar al les bij elkaar genomen, kun je je toch heel goed voorstel len dat Anton Pieck wel even moest slikken toen Henk Schulte Nordholt con servator van dat streekmu seum hem voorstelde: „Kijk Anton, dit wordt jouw mu seum straks. Je moet er wel doorheen kunnen kijken, want he't wordt straks heel, héél anders". Wanneer alles volgens plan verloopt, heeft Nederland in de loop van dit jaar zijn An ton Pieck-museum. Niet in Haarlem of Bloemendaal - de bejaarde illustrator woont sinds jaar en dag in Over- veen, deel uitmakend van de gemeente Bloemendaal meer in het aan de IJssel ge legen onvervalste Gelderse Hattem, vlakbij Zwolle. Een directeur van een uitgeverij enthousiasmeerde zoon Max Pieck, die op vader aanstak Een vraag aan Max Pieck: Waarom Hattem en geen Haarlem of Bloemendaal, te meer daar Anton Pieck's eni ge postzegel-ontwerp betrek king had op Haarlem, terwijl in de gemeente Bloemendaal een beeldje (buste van Kees Verkade) van hem staat? Pieck: „We zijn op zoek ge gaan naar een aantal plaat sen, die de mogelijkheid had den tot het stichten van een museum. Dat waren vooral kleinere plaatsen, want in een grote stad past zoiets niet. Ik meen dat er een aanbie ding van Bloemendaal was, evenals van Zeist, maar het gevaar bestond, dat wanneer het museum in Bloemendaal gevestigd zou worden, de mensen na het werk ook de man zouden willen zien. En dat leek ons niet geslaagd. Wordt het toekomstige An ton Pieck-museum een puur particulier museum? Pieck: „Ja, helemaal. Straks zullen in Hattem zijn: het streekmuseum, het Voer man-huis en het Anton Pieck-museum. De mensen kopen één kaartje, dat hun recht geeft op toegang tot alle drie musea. We rekenen er op dat we toch zeker 15.000 bezoekers per jaar zullen ha len, waarmee we - omdat we veel het vrijwilligers willen doen - ons zelf tamelijk goed zullen kunnen bedruipen. We zullen in het museum nl. ook reprodukties, boeken, kalenders en dergelijke ver kopen. Samen met die 150.00 bezoekers is het geheel rede lijk kostendekkend". Wisselend De omstandigheden leidden er toe dat Max Pieck thans zegt dat „ook mijn vader het nu helemaal ziet zitten". Het is de bedoeling dat elk half jaar een wisselende collectie in Hattem te zien zal zijn. Deels komt die uit het bezit van Max Pieck, deels worden andere bronnen aangeboord. Het ligt in de bedoeling dat de ruimte niet alleen met prenten en aquarellen wordt gevuld, maar dat ook oude meubelen, oude boeken enz. naar het oude vestingstadje aan de IJssel zullen worden gebracht. Te zijner tijd wordt daar de vier ton zware etspers aan toegevoegd. Max Pieck: „Nu nog niet, want mijn vader drukt nog steeds op die pers. En ik wil niets uit het huis halen, zo lang hij daar nog woont en werkt". Werken heeft Anton Pieck zijn léven lang gedaan. Na zijn 40-jarige loopbaan in het onderwijs - hij was al die tijd tekenleraar aan het Kenne- mer Lyceum in Overveen - boette hij niets in aan werk drift en werklust, 's Morgens 's middags en 's avonds steeds opnieuw legt hij het tekenplankje op de knieën om steeds opnieuw tekenin gen en prenten te maken. „Ik werk nog steeds de hele dag burgerlijker kan het niet" Anton Pieck (88 jaar) achter zijn pers. zei hij in 1977 tegen mij. In dat gesprek liet hij blijken ronduit een hekel te hebben aan woorden als „artiest" en „beroemd". Als een pure am bachtsman tekent hij mei overgave en liefde tientallen, honderden prenten, die een onmiskenbare nostalgische en romantische inslag bezit ten, waardoor Pieck een groot aantal mensen aan zich verplicht heeft. Echter niet de vaderlandse kunstcritici. In die kring heeft men de Overveense illustrator altijd min of meer links laten lig gen. Blij Dat laatste is ongetwijfeld waar. Waar is ook dat Anton Pieck „blij is dat ik de tijd vóór 1940 nog bewust heb meegemaakt", ondanks de vele sociale ellende toenterijd en het feit dat "de mensen met hard werken toch niet kregen wat ze nodig had den". Met zijn tekenpen pro beert Pieck nog steeds een wereld op te roepen, die her innert aan Hildebrands Ca mera Obscura, de knus-bur gerlijke negentiende eeuwse binnenhuisjes-mentaliteit. Zo is Anton Pieck de smaakma ker geworden van het oer- Hollandse geromantiseerde 'verleden, die zich daarnaast graag een uitstapje veroor looft naar het vroegere Enge land, „waar de oude middel eeuwse steden nog veel van hun vroegere sfeer hebben bewaard". KLAAS GOïNGA Wie meent dat geschiedenis uit louter „dode feiten" bestaat zal er misschien anders over gaan denken na het lezen van het onlangs bij Sijthoff ver schenen jeugdboek „Van ren dierjager tot roofridder". In deze schitterend uitgevoerde en fraai geïllustreerde uitgave brengt de bekende jeugdboe kenschrijfster Tonny Vos- Dahmen von Buchholz in vijf tien (los- van elkaar staande) verhalen verschillende episo den uit de vaderlandse ge schiedenis tot leven. Uitgangs punt van de vijftien verhalen zijn evenveel belangrijke ar cheologische vondsten, die in Nederlandse musea te bezich tigen zijn. De boeiende verha len zijn als het ware om deze vondsten heen gesponnen en de schrijfster heeft dat op ver bazend knappe wijze gedaan. Zij heeft zich uitgebreid ver diept in de voor handen zijnde feitenkennis betreffende de archeologische vondsten en de tijd waaruit die stammen en heeft vervolgens haar verbeel dingskracht en inlevingsver mogen aangewend om die in teressante, maar op zich toch droge gegevens de levensadem in te blazen. Daardoor zijn verhalen ontstaan, die op zich weliswaar voor een belangrijk deel verzonnen zijn, maar waarin het het leefmileu van de tijd waarin ze zich afspelen op historisch betrouwbare wij ze zijn geschetst. „Van rendieijager tot roofrid der", is dus eigenlijk meer een avonturenboek dan een ge schiedenisboek. Het neemt de lezer mee op een boeiende „reis in de tijd", die begint in de prehistorie en rond 1600 eindigt. De verhalen spelen zich telkens weer in een ander deel van Nederland af. De Amsterdamse kunstenaar Wouter Hoogendijk, onder meer bekend van zijn tekenin gen voor het Groot-Sprookjes boek van Godfried Bomans, maakte van dit boek ook nog eens een schitterend kijk boek. De ruim zeventig schit terende, ragfijn uitgevoerde pentekeningen maken het boek een ware lust voor het oog. „Van rendierjager tot roofrid der" is een jeugdboek, bestemd voor kinderen vanaf rond de twaalf jaar, dat ook uistekend dienst kan doen als voorlees boek. Ook voor volwassenen is boek het bijzonder de moeite waard. Een „gezinsboek" bij uitstek dus, dat behalve span nend en avontuurlijk ook leer zaam is en dat bovendien ook nog een goed bruikbare reis gids is door het Nederland van lang vervlogen tiiden. Aan het eind van elk verhaal staat na melijk telkens in kort maar duidelijk de feitenkennis rond de betreffende archeologische vondst opgesomd. Telkens staat ook het museum of de plaats waar een vondst kan worden bezichtigd compleet met telefoonnummer ver meld. Achterin het boek vindt men een uitgebreide litera tuuropgave, een landkaart waarop vindplaatsen van de vondsten voor alle duidelijk heid nog een staan aangegeven en tot slot nog een duidelijke tijdtabel. Al met al een uniek boek, waarvan de prijs zeker niet te hoog is. LEO HENNY Tonny Vos-Dahmen von Buchholz: Van rendierjager tot roofridder; illustraties en omslag: Wouter Hoogen dijk; uitgever: Sijthoff, Am sterdam; gebonden in stof omslag, 160 bladz.; prijs: 39,50. „Wat doen ze met me in het ziekenhuis?" Ieder ouder hoopt uiteraard dat zijn of haar kind gevrij waard blijft van een opname in het ziekenhuis. Maar nie mand heeft nu eenmaal het lot in eigen hand. En als het kind dan moet worden opgenomen is het verstandig hem, indien mogelijk, goed voor te berei den. Immers voor kinderen is het ziekenhuis een vreemde beangstigende wereld met dokters en verpleegsters in witte jassen en schorten en im ponerende apparaten en in strumenten. Het onlangs ver schenen boekje „Wat doen ze met me in het ziekenhuis?", maakt het kind op een een voudige speelse manier weg wijs in die grote ziekenhuiswe reld. Het vertelt hem wie hij allemaal kan tegenkomen en wat er met hem kan gebeuren. Het boekje is oorspronkelijk in het Engels geschreven onder de titel „Why am I going to the hospital?". De schrijfsters Claire Ciliotta en Carole Li vingston zijn beiden gespecia liseerd op het gebied van kin deropvoeding en kinderpsy chologie. R. van Coevorden zorgde voor een uitstekende vertaling. Zijn heldere teksten, geïllustreerd met schitterende gekleurde tekeningen van Dick Wilson, zijn toegankelijk voor jongere kinderen met enige leeservaring. Het boek is ook zeer geschikt om voor te lezen. GÉ ANSEMS Claire Ciliotta en Carole Li vingston: „Wat doen ze met me in het ziekenhuis?"; uit gave Elsevier; vertaling R. van Coevorden; illustraties: Dick Wilson; uitvoering: pa perback; 48 bladzijden; prijs 14,75. Dit handige miniatuur bankschroef je krijgt u toegestuurd als dank voor het opgeven van een nieuwe abonnee van de Leidse Courant Naam. Adres Postcode/Plaats I Betaald wordt per maand (met automatische afschrijving) per kwartaal Bank/gironummer: Stuur een miniatuur bankschroefje naar: I Naam Plaats/Postcode Telefoon Stuur deze bon in open envelop - geen postzegel plakken - nadh Leidse Courant, Antwoordnummer 998, 2500 VD Den Haag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 11