Land gekweld door vele tegenstellingen JOEGOSLAVIË ZONDER TITO (2) ZES REPUBLIEKEN, DRIE GODSDIENSTEN, VIER TALEN Op 8 februari worden in het Kosevo-stadion in Sera- jevo de veertiende Olympische Winterspelen ge opend. Het is dan bijna vier jaar geleden, dat de grondlegger van het na-oorlogse Joegoslavië, Josip Broz Tito, overleed. Na Tito's dood vreesde men in het Westen aanvankelijk, dat Joegoslavië zijn onaf hankelijke status zou kunnen verliezen. Dat is echter niet gebeurd. Wel werden Tito's erfgenamen in toe nemende mate geconfronteerd met een crisis die niet alleen betrekking heeft op de economie van het land, maar ook op de interne verhoudingen tussen de verschillende nationaliteiten en op de relatie tus sen kerk en staat. Aan de vooravond van de Olympi sche Winterspelen reisde onze redacteur Leo van Vlijmen naar Joegoslavië. Hij sprak er met rege ringsfunctionarissen, professoren, studenten, geeste lijken en islamieten. Vorige week in „Finale" de eer ste aflevering van de driedelige serie „Joegoslavië zonder Tito", waarin onder meer verwerkt een in terview met de dissident Milovan Djilas. Vandaag de tweede aflevering, waarin Van Vlijmen met name ingaat op de tegenstellingen die het land kwellen. ZAGREB De oude boven stad van Zagreb wordt door twee heuvels beheerst: de Gric en het Kaptol. Op de Gric hebben vooral de parti culiere ondernemertjes zich verschanst; schrijnwerkers, ar chitecten, zelfs tandartsen. Uit de pas lopen met de socialisti sche economie schijnt hen geen windeieren op te leve ren. De aan werkplaatsen en praktijken grenzende wonin gen stralen luxe uit. Op de Gric vindt ook de confronta tie plaats tussen partij en Kroatisch katholicisme. Als een koningin troont de kerk van de heilige Mar cus midden op de heuvel. Zij is vanwege de prachtige mozaïekwa pens op het dak een „must" voor de toeristen. Interessanter echter is de pastorie, schuin tegenover de kerk. Hier is het een gaan en komen van mannen, vrouwen en kinderen, die een afspraak komen maken voor een doop, een huwelijk, een begra fenis of die het godsdienstonder richt komen bezoeken. In het aan palende paleisje waar nu de partij- centrale, de partizanenbond en de jeugdvereniging zijn ondergebracht kijkt men met enige jaloezie naar de toeloop, die de kerk heeft. De Kroatische Don Camillo wint het hier glansrijk van de Joegoslavi sche Peppone. Stepinac Het eigenlijk machtscentrum van de Kroatische katholieke kerk ligt echter op het Kaptol, grenzend aan de benedenstad. Hier torent de ka thedraal hoog boven de stad en de wijde omgeving uit; hier vormt het aartsbisschoppelijk paleis een ideo logisch fort tegen het marxisme; hier ook bevindt zich, bewaakt door een paar struise nonnen, de redactie van „Glas Koncila" (De stem van het concilie), het katho lieke weekblad, dat nu al jaren lang handig, slim, sluw en nog steeds buiten schot de strijd met „het atheïstische marxisme" aan bindt. De steen des aanstoots ligt achter het hoofdaltaar in de kathedraal. Het is de grafsteen waaronder, sinds 1960, de omstreden kardinaal Alojcije Stepinac rust. De plek is momenteel niet toegankelijk omdat het achterste deel van de kathe draal vanwege reparatie-werk zaamheden in de steigers staat. Een bereidwillige priester brengt me, springend over staketsels en balken naar het graf en vertelt over de duizenden, die hier dagelijks naar toe komen om kaarsen op te steken en bloemen neer te leggen. De zwartgeblakerde plavuizen en een gedenksteen, waarop staat: „Voor de grote kardinaal. Dr. Desa Ba ric". zijn de stille getuigen van een slechts voor korte tijd onderbroken bedegang. De priester zegt: „Ze ko men nog steeds, de duizenden, uit heel Kroatië, maar ook uit Slowe- nië en zelfs uit het buitenland. De kardinaal is het symbool van ons katholieke Kroatië". Alojcije Stepinac werd in 1946 door het toen nog stalinistische Joegosla vische regime veroordeeld vanwe ge zijn sympathie voor de met de Duitsers heulende Ustasi die een onafhankelijk Kroatië wilden stichten en die verantwoordelijk waren voor de moord op honderd duizenden Serviërs, joden, zigeu ners en andere minderheden. De kersverse kardinaal van Za greb. Franjo Kuharic, heeft enkele maanden geleden revisie van het nog steeds omstreden vonnis over Stepinac geëist. Hij stelde voor, dat een internationale commissie van juristen het vonnis opnieuw zou be studeren. Voor Radovan Samardjic, secretaris van de staatscommissie voor de betrekkingen met de kerken, be staat er geen probleem-Stepinac: „Het vonnis is indertijd uitgespro ken en voor ons is de zaak afge daan. We komen er niet meer op terug". Dat een eventueel bezoek van de reislustige Poolse paus aan Joegoslavië de kwestie-Stepinac toch wel eens actueel zou kunnen maken, ontkent hij ten stelligste. De priester in de kathedraal van Zagreb denkt er anders over: „Ik ben er van overtuigd, dat de paus op rehabilitatie van de toen naar zijn geboortedorp verbannen kardi naal zal aandringen. Hij is een slachtoffer geworden van commu nistische machinaties. Zoals er ook veel priesters vlak na de oorlog ten onrechte zijn veroordeeld, omdat zij zouden hebben deelgenomen aan pogroms tegen de Serviërs". Dramatisch Dat dit laatste niet geheel ten on rechte is gebeurd bewijzen echter §p de xtrc fcrv De kathedraal op het Kaptol in Zagreb, centrum van het Kroati^Virg katholicisme. Jovan Radulovic: protest tegen intolerantie. Predrag Matvejevic: jeugd moet een plaats vinden in Joegoslavië. de feiten. Met name een aantal vol gelingen van Sint-Franciscus heb ben tijdens de oorlog in hun Kroa tische fanatisme niet geschroomd met de hooivorken en rieken voor op te lopen wanneer hun parochia nen Servische minderheden te lijf gingen. Godsdienst en nationalisme waren in Joegoslavië nu eenmaal niet te scheiden; zij zijn in het Joe goslavië van nu nog steeds nauw met elkaar verbonden. Dat blijkt weer eens op de Joego slavische boekenbeurs in Belgrado, na Frankfurt de grootste in Euro pa. Daar signeert Jovan Radulovic de zoveelste uitgave van zijn om streden toneelstuk Golubnjaca (Duiventil). Het mini-drama dat eerst verboden, vervolgens toegela ten, toen weer verboden en tenslot te dit jaar op het theaterfestival in Nova Gorica werd uitverkoren voor de eerste prijs is een scher pe veroordeling van de fanatieke godsdienstig-nationalistische tegen stellingen die in Joegoslavië nog steeds bestaan. Het stuk speelt in een gebied van Kroatië waar gedu rende de oorlog katholieke Kroati sche boeren inderdaad orthodoxe Servische buren over de kling heb ben gejaagd. Een aantal werd zelfs over de rand van een diepe kloof geworpen, die de naam Golubnjaca draagt. Het stuk van Radulovic (zelf een geboren Kroaat, momenteel ambte naar in Belgrado) speelt zich ver na de oorlog af. Kroaten en Serviërs in de buurt van Golubnjaca vertel len hun kinderen nog steeds over wat er indertijd gebeurd is. De kin deren fantaseren verder en probe ren de gruwelijke werkelijkheid van de oorlog na te spelen. De cli max komt wanneer een Servisch jongetje een Kroatische knaap uit een naburig dorp mishandelt en hem aan de rand van de Golubnja- ca-kloof duwt om hem in doods angst te laten zweren „Weg met de Ustasi!". Op het moment, dat de po litie de jeugdige Serviër wil oppak ken om hem naar een opvoedings gesticht te brengen, pleegt de knaap met behulp van een gevon den handgranaat uit de oorlog symbool van een negatieve overle vering zelfmoord. Voordat Radulovic op de boeken markt zijn handtekening uitdeelt, heeft hij een korte inleiding gehou den. Hij heeft zijn stuk bedoeld als een protest tegen intolerantie, ge weld en oorlog en voor verzoening. Hij wil zich juist tegen elke vorm van nationalisme verzetten. „Wij zijn nu Joegoslaven". En dan breekt de discussie los. „Joegoslavië bestaat niet!", roept een jongeman, die uit Bosnië blijkt te. komen en die deze deelrepubliek weer onder de paraplu van de is lam wil brengen. Hij krijgt fors te genvuur van een Servische studen te: „Wat willen jullie eigenlijk? Jul lie wonen in het hart van Joegosla vië en jullie profiteren al ruim der tig jaar van ons. Indien Bosnië nog op de andere republieken achterligt is dat alleen maar te wijten aan jul lie achterlijke islam". Het dreigende handgemeen blijft uit, omdat een collega van de Ser vische studente de aandacht vestigt op Kosovo, waar de Albanese min derheid (ruim een miljoen!) woont. Sinds een jaar of drie is de ontevre denheid van deze door Serviërs on derdrukte bevolkingsgroep in openlijk protest overgegaan. De jonge Servische spreker gebruikt in plaats van de aanduiding Albanees echter het als verachtelijk bedoelde Skiptaar. „Wanneer die Skiptaren zó nodig onafhankelijk willen zijn dan moeten ze maar naar Albanië verdwijnen. Dan zullen ze wel merken hoe goed ze het hier heb ben gehad, waar een socialisme met open grenzen bestaat". De discussie raakt helemaal van de weg af wanneer iemand de rechten van de Macedoniërs (met hun volksgenoten in Griekenland en Bulgarije) begint te bepleiten en van de weeromstuit een Sloween er Op weg naar de pastorie, drukker bezocht dan het partijgebouw. op wijst dat ook zijn volk over drie landen verdeeld is: Joegoslavië, Oostenrijk en Italië. Radulovic houdt zich, nog steeds handtekeningen zettend, buiten de gedachtenwisseling die al maar warriger wordt. Een oude man kennelijk Serviër begint om standig te vertellen wat hij onder de oorlog heeft meegemaakt, doch dat heeft geen betrekking op Kroa ten, maar op de Duitse bezetters. En een ander haakt daarop nog al onsamenhangend in met een loftui ting op de Bondsrepubliek waar hij in acht jaar tijd het geld voor een klein restaurantje in Joegoslavië bijeen heeft kunnen ploeteren. „Hadden we het niet over Joego- slaaf-zijn" roept iemand uit de ach terste rijen. „Joegoslaven oestaan niet", schreeuwt een ander. „Ik ben Macedoniër en daarmee basta. - De Joegoslaaf is een fictie". Het me rendeel van de aanwezigen is het daarmee duidelijk oneens. Een knul van een jaar of twintig krijgt de menigte stil als hij zeer nadruk kelijk een persoonlijke verklaring aflegt: „Ik ben in Zagreb geboren, mijn moeder is een Servische, mijn vader komt uit Bosnië. Ik ben in Slowenië op school geweest en ik heb een jaar in Kosovo gewerkt. Ben ik geen Joegoslaaf? Ben ik een fictie?". Hij krijgt een langdurig ap plaus. De schrijver Radulovic is in middels allang verdwenen. Nationalisme „Tito was een echte Joegoslaaf. Met een Kroatische vader, een Slo- weense moeder en een Servische vrouw heeft hij een voortreffelijke Joegoslavische biografie opgele verd. Doch in de huidige leiding kan niemand zich Joegoslaaf noe men". Predrag Matvejevic, hoogle raar aan de universiteit van Zagreb en auteur van het veelbesproken boek „Jugoslavenstvo danas" (Joe- goslavendom vandaag) is niet bang om voor zijn zeer onorthodoxe me ning uit te komen. Hij heeft niet al leen bij de Tsjechoslowaakse am bassade geprotesteerd tegen de be handeling van Charta 77 en bij de Poolse ambassade tegen het illegaal verklaren van Solidarnosc, maar heeft ook zijn stem verheven toen de opstandelingen in Kosovo en twee maanden geleden, islamiti sche fundamentalisten in Sarajevo tot strenge gevangenisstraffen wer den veroordeeld. „Ik ben natuurlijk tegen dit soort uitingen van nationalisme, maar ik geloof niet, dat je met gevangenis straf dit nationalisme kunt uitroei en. Ik ben trouwens ook niet voor een toch min of meer abstract Joe- goslavendom. Bij de laatste volks telling hebben 1,2 miljoen burgers van ons land als nationaliteit „Joe goslaaf" opgegeven. Dat moet je niet tegengaan, maar je moet het ook niet bevorderen. Waar het om gaat is, dat je als Kroaat, als Ser viër, als Sloween, als Montenegrijn, als Macedoniër en als Bosniër met je eigen cultuur deel uitmaakt van de Joegoslavische gemeenschap. We zijn nu eenmaal een veelvolke- renstaat en we moeten proberen met behoud van de eigen culturele achtergrond van eenieder, van elke groep onze Joegoslavische eenheid te beleven. Nationalisme is daarbij even ernstig als unitarisme". Predrag Matvejevic constateert ègeI- grote invloed van de kerken i J* het om nationalistische tenderg gaat. „Ik begrijp de Servisch-oijf}ank doxe kerk wanneer zij tegen d4ue banezen in Kosovo strenge ma»yree gelen eist. Juist in dat gebied lifken immers de grote Servische ketven lijke monumenten uit de twaaj jg,- en dertiende eeuw. En ik begrijjfecje moslims in Bosnië, wanneer zié ongetwijfeld onder invloed van^^ soort Khomeiniisme probe jjg. tot een islamisering van hun meenschap te komen. Maar h^ fout; het betekent verbrokkel'afg, het betekent ook terugkeer 2jc een tiid die ons niet veel gfciiipi heeft gebracht". aj Wat de katholieke kerk in Krasje en Slowenië betreft is Pred-, p. Matvejevic positiever. „Natuu rsej( hebben met name een aantal h ,bgr re geestelijken tijdens de oorlog scheve schaats gereden, om na nalistische redenen. Maar wa joj, nu nog aan nationalistische ge; menten in deze twee katholieke' oy publieken voorhanden is lijkt foet veel minder gevaarlijk dan wa|0te in Bosnië en Kosovo gebeurt". aggr De tegenstellingen in JoegosU ,aak dat uit zes republieken besfcrot, waar drie godsdiensten even d< |pt nant zijn in de verschillende d nte van het land en waar vier talen Vai sproken worden, hebben voljiaru Predrag Matvejevic met name Rjj een economische grondslag. twii -tide nog Arm en rijk „In weinig landen is er zo veel schil tussen arm en rijk als bij v In het noorden, Slowenië, bedr n c de werkloosheid slechts twee tc cent. Alleen Zwitserland heeft minder. Talloze gastarbeiders e Bosnië en Macedonië gaan r Slowenië en zij kijken daar ajfr ogen uit naar de rijkdom, de ai vaa re katholieke 1cultuur, het noordelijke deel van het ei,juc? eens katholieke Kroatië geldt ^o zelfde. En daar komt nog bij, da»hte katholieke kerk hier door het st€ dat er in Rome al vijf jaar lang ér Slavische paus zit een enorme jj2t puls heeft gekregen. Dat geeft tuurlijk zelfbewustzijn en het ook tot nationale trots leiden. Ujt ker omdat de katholieke kerk menteel bovendien een sterke loop van de jeugd heeft. Onze je is teleurgesteld en zoekt haar F soms in drugs dat is hier alfo_ grote plaag maar vaker inf»ani kerk". ),aai Dat na het overlijden van T^ns nationalistische tendensen zijn genomen, staat voor Predrag l pla 1 hei >00 goslavisch staatshoofd meer, c wAi een collectief, waarin, net als iinhó republieken, de particuliere n< n nalistische belangetjes ten k van de Joegoslavische zaak woi nin uitgevochten. Bovendien heers afti in de top een politiek conserv vai me, dat bang is voor vernieuwde: Indien daar verandering in kt pv zullen we een hedendaags JotOÊ( slavendom kunnen realiseren. las| belangrijkste is, dat de jeugd, ofeei* nu Kroatisch-katholiek, ServiLar orthodox of Boschnisch-islami- tisch is, een plaats in Joegosl t kan vinden. Óp dit ogenblik b te dat nog erg moeilijk". d LEO VAN VLIJ&fcke ipi 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 22