De Franciskanerbrug: verbinding over het Slootgen Gods
)nze Gouden Eeuw begon met een zotte
lesastreuze windhandel in tulpenbollen
- DEN/REGIO
G -
C^któcSomunt
WOENSDAG 14 DECEMBER 1983 PAGINA 5
LOEMENCORSO 84 WERPT ZN SCHADUWEN AL VOORUIT
'r het met bloemen,
aa het met tulpen. Wei
dat gaat volgend
ijaar op een opvallen
manier gebeuren. Dan
er 28 april, in het
te Bloemencorso van
W Bollenstreek, een in
kijkerd lopende, door
es van Driel ontwor-
praalwagen meerij-
i die over de tulp een
kje open gaat doen.
en tulpen uit Amster-
Sti n (hoewel ook daar de
ree soms een uiterst
ile rkwaardige en niet
len laakbare rol heeft
1 "peeld), maar tulpen
eeuwen door. De tulp
curieus handelsobject,
ar komt het wel op
ir, zowat. Deze bloem,
bijna een nationaal
nbool is geworden en
erlands roem uit-
agt tot in alle hoeken
de wereld, blijkt
nwel lang zo onschul-
niet als ze eruit ziet.
egendeel, ze is een
momde (ja zelfs ver-
nde) boosdoenster, die
nsen tot hoge wel-
irt heeft gebracht en
tzogoed weer tot de
ielstaf. Om deze be
ring te kunnen sta-
zullen we meer dan
Ijaar terug de geschie-
ïis moeten induiken.
j vaag herinner ik me nog
vrij spannende verhalen
de Gouden Eeuw in
gdblaadjes. Er was toen
sprake van een zekere Van
Baerle die een verbond met
de duivel had gesloten of
zoiets omdat hij het hoogst
bereikbare op aarde wilde
hebben. Dat was de „Zwarte
Tulp". Die kon je kweken,
meen ik. Die zwarte tulp be
stond natuurlijk niet, viel
ook niet te kweken, maar
was ongeveer het alternatief
voor de Steen der Wijzen die
ook nooit gevonden is; goud
ligt nu eenmaal niet voor het
opscheppen. Althans, in mijn
omgeving niet.
Relatiegeschenk
Hoe dan ook, een eeuw of
vier geleden was de tulp nog
geheel onbekend in de noor
delijke en westelijke streken
van Europa. Zuidelijker,
vooral in Turkije, was de
bloem allang befaamd en be
rucht. Maar toen begon het
in de Nederlanden. De hoge
school van Leiden bestond
amper, toen de gezant van de
Duitse keizer, waarschijnlijk
geaccrediteerd bij de Staten
van Holland, met een inte
ressant relatiegeschenk zijn
goede vriend Carolus Clusius
Leids hoogleraar en later
de eerste Hortulanus van de
Hortus Botanicus (toen nog
de academische medicinale
kweektuin van kruiden en
andere curiosa) verraste.
De gezant, Ogier Ghislain de
Busbecq, schonk de eerste,
kostbare tulpenzaden. Die
tulp, gekoesterd door Clusius,
zou „geneeskrachtige kwali
teiten" hebben. Die werden
niet gevonden. De tulp was*
evenwel, nog erg exclusief en
bijgevolg erg duur. Iemand
die begin 1600 een tulp bezat
werd rpet schele ogen aange
keken. De tulp was toen „sta
tus", zoals in onze dagen wel
licht een safaritocht door
Tanzania, een tweede huis,
een peperduur jacht, drie
open haarden, een broeikas
voor druiven in de achter
tuin, kleurentevee op elke
kinderkamer, en nog meer
van dat fraais.
De handel in tulpen (de za
den waren blijkbaar inmid
dels bollen geworden) begon
welig te tieren. Men lette
daar niet zo precies op en zei:
wierde telig. Voorbeeld: in
1642 werd voor één exem
plaar van de soort Semper
Augustus (Altijd Augustus
dus, vermeerderend) 1200
gulden betaald. De prijzen
liepen verder op en bedragen
van 2000 en 3000 harde gul
dens per stuk worden ge
noemd. De tulpenkoorts brak
los: de Tulpomanie; Hollands
rijke kooplieden werden ma
niakken en gingen, elkaar
aanstekend, in bollen specu
leren. Voor deze tulpensjeiks
bezaten de bollen de macht
van de veel latere oliebron
nen der emiraten. Nog nooit
was ten onzent een eeuw zo
blinkend, zó goud. Er moet
een tulpenbol zijn geweest
die van eigenaar veranderde
De praalwagen, zoals ontworpen, met de zotheid van de tulpse windhandel uit de 17e eeuw
als onderwerp.
voor de somma van „twee
vrachten tarwe, vier vrach
ten rogge, vier vette ossen,
vijf verkens, twaalf schapen,
twee okshoofden wijn, vier
tonnen bier, twee tonnen bo
ter, duizend pond kaas, een
bed met toebehoren, een pak
klederen en een zilveren be
ker. Gezamenlijke waarde:
2500. Daarbij werd nog een
schip ter waarde van 500
geleverd, om al die zaken te
kunnen vervoeren".
Goklust
Nu mag deze opsomming (ge
daan in een pamflet in 1635)
met de nodige korreltjes zout
genomen worden, toch krij
gen we een indruk van die
17e eeuwse windhandel. Het
liep de laaglandse spuigaten
uit; iedereen, bijna, dacht in
no time schatrijk te kunnen
worden. Zelfs minder bedeel
den deden, als in een „Staats
loterij", aan de goklust mee.
Vaak met de ernstigste ge
volgen vandien. Zo kreeg je
ondernemers die straatarm
werden. De drang naar bol-
lenbezit werd zo groot, dat er
verkocht werd per gewicht.
Er werd gewogen met het
„goudschaaltje". De prijs van
vijf pond „Gheel Kroonen"
kwam uit op het bedrag van
1875 gulden. Had de koper
het geld niet het was voor
die tijd een immens bedrag
dan werd er in natura be
taald: „Een pert met zijn ca-
les ende honderd vijftich gul
den". Maar behalve dat
paard met koets ruilde men
ook z'n huisraad in voor een
tulp, evenals schilderijen, sle
den en wat al niet meer.
Dat moest spaak lopen. En
dat liep het ook. Op 3 februa
ri 1637 kwam de „beurs
'Op mijn omwegen door stad en land
kom ik graag mensen tegen. U. kunt
mij telefonisch ol' schriftelijk vertellen
wie u graag in deze rubriek zóu willen
tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071
- 12 22 44 op toestel 10.
eb
krach"; de bom barstte. Net
zoals in Wallstreet, meer dan
vijftig jaar geleden. Niet zo
spectaculair als in New York,
maar met even schrikbaren
de gevolgen. In een herberg
waren „floristen" onder el
kaar aan het veilen geslagen,
en al gauw werd duidelijk
dat de „Schwung" eruit was;
de graagte was uit de markt.
Toen was het hek van de bol-
lendam, en al erg snel dui
kelden de prijzen met een
duizelingwekkende vaart.
Velen zaten helemaal, als ge
torpedeerd, aan de grond en
konden aan een nieuw be
staan beginnen. Het was de
tijd van ach en wee, van
wanhoopsdaden; al kon men
nog niet van de Euromast
springen, of voor de trein
gaan liggen. Staatkundig ge
zien heeft die bollenduike-
ling niet veel invloed gehad
(we „kregen" Indië met z'n
specerijen, waarop de Veree-
nigde Oost-Indische Compag
nie afstoof; een rijk grondge
bied lag braak). Maar „bin
nenshuis" werd veel leed ge
leden.
Nog steeds risico's
bollenvak. Wat niet weg
neemt, d§t het een vak met
grote risico's is. Even wach
ten bij een grage markt, en
toeslaan op het juiste mo
ment. Handel is „nu en dan
een gok wagen". En de kans
lopen, dat tienduizenden de
zelfde produkten die markt
worden opgeschopt. Dan
krijg je een stuksprijs waar
voor men nauwelijks nog
kan kweken. Daar mag je
weieens bij stilstaan. Vandaar
ook die praalwagen, die in
het komend corso gepland is.
De wagen van Van Driel
vertoont voorop de „Zots
kap" uit 1637, „Toen de ene
gek de andere uitbroedde, de
mensen rijk waren zonder
bezit en wijs zonder ver
stand". Achterop staat de
„Mallewagen" met de bloe-
menkoningin Flora. In hare
handen houdt Flöortje (als de
commissie het wil) drie ex
cellente tulpen: Semper Au
gustus, Generaal Bol dat
vind ik een mooie en Ad-
mirael Hoorn (van de nood
lottige tweeling Egmond en
Hoorn, naar ik aanneem).
Tenminste, die soortnamen
staan op de rol; „maar", zo
wordt nu al van deskundige
zijde gezegd, „dat zullen er
straks wel anderen zijn". Dat
snap ik dan niet, maar ik ben
geen bollenman. Uiteindelijk
gaat het om een historisch
getinte terugblik op iets dat
in 's mensen bol is geslagen.
Dan verneem ik ook nog, dat
op de praalwagen desgewenst
figuranten kunnen plaatsne
men, met zotskappen op de
dwaze Oudhollandse kop. Zij
voeren als de commissie
het goeddunkt, wederom
aangenaam-allegorische na
men: Leegwagen, Graegerick
en Leckerbaard. Ze kunnen,
eventueel, vergezeld worden
van de opzienbarende dames
Vergaeral en Yde Hope. Ik
heb wel begrepen, dat deze
onthutsende praalwagen nog
niet geheel en al de budgette
rende censuur is gepasseerd.
Maar ik kan me ook nauwe
lijks voorstellen, dat „de
commissie" u en mij deze
onthullende tulpenbollenge-
schiedenis uit een enerver
end tijdperk zal willen ont
houden. Ga er, in de prille
lente van '84, maar eens goed
voor staan, langs de route.
Desnoods in regen en wind.
Dan ziet u „Flora's Gekskap"
en „Flora's Mallewagen", on
der het hoofd 1634-1984. Een
allengs vergeten Gouden
Eeuwse aberratie op wiele
tjes.
.verBru99e„
et het aanbrengen van ten genaamd, en de meer her-
ijzeren poppeleunin- vormingsgezinden, de zoge-
Bruggen, we maken er allemaal gebruik
van. Zeker in een waterrijke stad als Lei
den zijn het onmisbare schakels in het
wegennet. Veel aandacht is er nooit aan
de Leidse bruggen besteed. Toch zijn er
een hoop interessante vragen te stellen.
Waarom bijvoorbeeld heet de Bostelbrug
Bostelbrug? Wanneer en door wie is deze
brug gebouwd? De stilte rond de Leidse
bruggen wordt over enkele maanden 'ver
stoord'. In april 1984 gaat in het Gemeen
tearchief aan de Boisotkade de tentoon
stelling „De Leidse bruggen" van start.
Als inleiding op de expositie verschijnt
in deze krant een serie artikelen over
Leidse bruggen. Het zijn geen technische
verhandelingen, maar historische verha
len waarin een Leidse brug als leidraad
dient. De gegevens zijn verzameld door
een werkgroep van historisch geïnteres
seerden, die veel van de geschiedenis van
de Leidse bruggen heeft uitgezocht. Sa
mensteller is de begeleider van de werk
groep, de heer P. J. M. de Baar van het
Gemeentearchief. Kees van Herpen te
kent voor de eindredactie. De reproduk-
ties zijn van fotograaf Wim van Noort
Op maandag 19 december vindt de presen
tatie van het Bruggenboek Leiden plaats.
Dit boek is in de zéér beperkte oplage van
175 exemplaren ook te koop voor 30 bij
het Gemeentearchief en het Stadsbouw-
huis. In dit laatste gebouw is vanaf die
datum ook een kleine fototentoonstelling
te zien.
<-t 3
£i{Uq
naamde Conventuelen.
Brugman
In het begin van de vijftiende
was pater Johannes
m wordt binnenkort de
rbouw van de Francis-
ïerbrug voltooid. Er
9l Hen niet veel Leide-
'ars zijn die weten waar Bmgman~ca^l4Óo-M73rêeëi
eze brug ligt. De naam tijd lang lector in de theologie
an de brug is dan ook in het klooster van de Min-
og maar zó kort geleden derbroedèrs-Observanten te
istgesteld, dat slechts 0me.r. <Sin' Omaars).
j Later ging hn rondtrekken en
«nigen weten dat het overal prediken; en dat Brug-
ïr gaat om de brug over man goed kon preken weet
Minnebroersgracht in nu zelfs de meest doorgewin-
Zuidsingel noordzijde, terde Calvinist nog wel. Zijn
p deze plek verwacht invloed heeft zich ook te Lei-
Dk niet iedereen een den doen 8elden- Niet ver van
ok mei ïeaereen een de toenmalige stadsmuren
j rug. meer dan een eeuw stoncj onder het rechtsgebied
rng is de Minnebroers- van Leiderdorp in de Waard
ht gedempt geweest
pas onlangs in het.ka-
r van de stadsvernieu-
pg weer opengegraven,
bruggen over deze gracht,
vroeger altijd naamloos
jn geweest, hebben beide
un naam aan de gracht ont-
:nd: de Minnebroersbrug in
Havenkade en de Franscis-
anerbrug in de Zuidsingel,
jij tanciscanen, paters van de
J de van de H. Franciscus,
erden immers in de middel-
luwen en ook nog wel later
i de volksmond Minderbroe-
irs genoemd. De leden van
ize orde stonden hiërar-
t. lisch en maatschappelijk
fi an ook ver onder de oudere
voornamere ordes zoals
11 enedictijnen, Cisterciënsers,
cugustijnen en dergelijke.
d en jongeman van goeden
s S uize moest wel zeer bezield
3- jn wilde hij franciscaan wor-
mt in. een bedelmonnik, liefst
ootsvoets. Dat was toch
leer voorbehouden aan de
ngens uit de arbeidersklasse,
mindere standen,
e naam „mindere broeders"
door Franciscus in 1209 zelf
oor het eerst aan zijn volge
rs ngen gegeven. Na zijn dood
1226 verspreidde de bewe-
y ing zich in een snel tempo,
ok over de Nederlanden
™j* 'Peeiaal de zuidelijke). Door
itérne spanningen en verf-
luwing van het eerste élan
teroeide de orde in de veer-
ende eeuw haast niet meer.
r ontstonden twee „vleu-
- ik": de orthodoxen, die vast-
klden aan de door Francis-
gf gegeven regel, Observan-
klooster van de Broeders
van de Derde Orde. Bij de
franciscanen, maar ook .wel
bij enkele andere orden, wa
ren er naast paters (eerste
orde) en nonnen (tweede
orde) ook leken die zich spe
ciaal inspanden voor religieus
werk en daartoe zelfs een
soort gelofte aflegden. Deze
leden van de Derde Orde ble
ven echter .gewoon in de bur
gerlijke maatschappij.
Later kwam de beweging, dat
mannen en vooral vrouwen
van de Derde Orde zich toch
van de wereld gingen afzon
deren in kloosters die dus wat
minder streng waren de
Tertiarissen. In Leiden waren
heel wat kloosters van de
Derde Orde van de H. Fran
ciscus: het St. Barbaraklooster
op het Rapenburg, het St. Cat-
harinaklooster alias Schagen
(waar nu de Schagensteeg is),
het St. Margarethaklooster
aan de Rijnsburgerweg (thans
Steenstraat), het St. Michiels
klooster (ter plaatse van het
Sionshofje), het klooster van
St. Marie in Abcou (bij de
Vollersgracht) en het klooster
Nazareth van de Grauwe Zus
ters (thans hof Meermans
burg). Dit waren allemaal
vrouwenkloosters. Het man
nenklooster in de Waard, ver
meld in 1435, wisselde de
Derde voor de Eerste orde in;
gardiaan (overste) werd pater
Heynric Barninc. die tegelij
kertijd met Brugman in het
klooster te Sint Omaars ver
bleven had. Het stadsbestuur
van Leiden stemde op 1 maart
1445 in met de komst van de
Minderbroeders-Observanten;
de paters gingen op 15 maart
met de gestelde eisen ak
koord.
Barrevoeters
Deze bewoners van het „Bar-
voetebroederscl.oostër" in de
Waard hebben een zeer grote
invloed uitgeoefend op het le
ven in Leiden. Niet alleen dat
de barrevoeters dagelijks hun
goede werken in de stad ver
richtten, maar door met name
preken en biechthoren, ook in
de parochiekerken en kloos
ters, drukten zij een stempel
op het geestelijk leven. Er
kon haast geen processie of
ontvangst van een autoriteit
plaatsvinden of' de minder
broeders waren present. Het
stadsbestuur had groot respect
voor hen en schonk vaak wijn
als zij een hoge bezoeker had
den, zoals bijvoorbeeld pater
Brugman toen die op 25 maart
1462 zijn boodschap ook in
Leiden kwam verkondigen en
bij de paters logeerde.
Deze bezielde prekers vorm
den ook de stoottroepen tegen
de opstand van de Luthera
nen, anabaptisten (Jantje van
Leiden!), calvinisten en ande
re ketters. Te vuur en te
zwaard werden deze bestre
den, al werkte de tijd niet in
het voordeel van de Obser
vanten en de in 1528 daarvan
afgescheiden nóg strengere
orde van de Capucijnen
overigens ontwikkelden zich
in de zestiende eeuw ook
strenge hervormingsbewegin
gen binnen de orde, zoals de
Recollecten, die meditatie en
bezinning op de voorgrond
stelden. Dat de ketters zeer
gebeten waren op de paters
spreekt vanzelf. Bij de beel
denstorm werd op 26 augustus
1566 hun klooster dan ook
niet overgeslagen. Het raakte
zo zwaar beschadigd dat van
af 19 september 1566 de Geu
zen, die weinig eisen stelden,
in de kloosterkerk enige tijd
diensten hielden. Maar lang
konden ze niet van die triomf
genieten. Het daarna geres
taureerde klooster deed ech
ter niet lang meer als zodanig
dienst; na de Reformatie werd
het op 12 augustus 1572 op
nieuw geplunderd en wegens
het oorlogsgevaar in 1573 vol
ledig gesloopt. Het klooster
lag aan de Nieuwe Rijn tussen
het Slootgen Gods en de
Broerssloot, ongeveer waar nu
de begraafplaats Groenesteeg
ligt.
Anti-papisme
Gelukkig liggen de lijken van
de protestanten en hun domi
nees heel wat hoger dan de
stoffelijke resten van de pa
ters en hun vele trouwe gelo
vigen op het vroegere kerk
hof rond het klooster, want
anders zouden ze zelfs in staat
zijn om elkaar onder de grond
nog aan te vliegen. Dit klinkt
sterk overdreven, maar de ge
schiedenis van het anti-papis-
me in Leiden geeft voorbeel
den genoeg hoe de gevoelens
vroeger ten opzichte van el
kaar waren.
Om maar eens iets te noemen:
op het eind van de achttiende
eeuw, toen de allerscherpste
kantjes er allang af -waren,
werden alle katholieke schuil
kerken jaarlijks door de
schout en de stadstimmerman
gecontroleerd om te zien of er
zonder toestemming van het
stadsbestuur iets veranderd
Detail uit de plattegrond van Leiden, vervaardigd door H.L.A. van Campen, uitgegeven door
A.W. Sijthoff, 1898.
was. Nu was er eens een col
lectebus voor de armen ge
maakt aan de trap naar de
kerk van de paters Minder-
broeders-Recollecten in de
Kuipersteeg hoek Haarlem
merstraat. Toen dit ontdekt
werd, kreeg de pastoor een
boete van 200 (ongeveer
tweederde jaarloon van een
arbeider) en moest de kerk
veertien dagen gesloten blij
ven. Ook stonden er iedere
zondag een paar politieagen
ten voor de kerkdeur en als
iemand met zijn kerkboek in
de hand uit de kerk kwam,
werd dit uit zijn hand gesla
gen.
PiPlii
De Minnebroersgracht gezien naar de Haven, ca. 1900. Een deel van houtloods links heeft plaatsgemaakt voor woningbouw.
Uit vrees voor nieuwe haatge
voelens werd door de latere
pastoor van de Kuipersteeg-
'kerk, toen een uitbreiding
van de kerk onvermijdelijk
was geworden en een groot
perceel aan de Lange Mare
(waar vroeger de brouwerij
Het Hart gestaan had) te koop
kwam, zeer voorzichtig ge
handeld. Onder het voor
wendsel dat een paar Braban
ders het complex wilden ko
pen voor een Brabantse bier
brouwerij werd de eigenaar,
die in zijn familie meerdere
predikanten had, zodanig in
de luren gelegd dat ondanks
de toch ontstane geruchten
eerst bij de notaris bleek wie
de werkelijke koper was. De
pastoor liet zelfs het orgel nog
verplaatsen om tijdens de on
derhandelingen toch maar de
indruk te wekken, dat hij er
in ieder geval niet over dacht
het pand te kopen. Alle trucs
slaagden; in maart 1836 werd
begonnen met het heien voor
de Hartebrugkerk.
Slootgen Gods
Het Slootgen Gods liep van de
Nieuwe naar de Oude Rijn.
Toen zich kort voor 1600 een
buitenwijk van de stad ging
ontwikkelen aan de zuidzijde
van de Oude Rijn, werd dat
Slootgen vergraven tot de
Minnebroersgracht. Aan de
kant van de Zuidsingel, toen
nog véél smaller dan thans,
kwam nog geen brug, maar
slechts een riool, een soort
duiker. Deze situatie bleef
van 1601 tot 1658 bestaan. Bij
de stadsuitbreiding tussen de
Zuidsingel en de Nieuwe Rijn
werd de Zuidsingel verbreed
en de Oostsingel gewijzigd in
een binnenvestgracht (de Bin-
nenoostsingel). Om vanuit de
Zuidsingel toch in de Minne
broersgracht te kunnen va
ren, werd op 25 november
1658 besloten daar een brug
getje van steen te bouwen.
Wanneer en door wie dat is
gebouwd, is niet gevonden:
mogelijk is dit besluit niet uit
gevoerd.
Op 22 januari 1672 nam Pieter
van Helderenberg aan binnen
zes weken een ijzeren leuning
aan te brengen; de aanneem-
som beliep 80 gulden. Voor
exact hetzelfde bedrag nam
Jacob Staerlingh, meester
metselaar en tevens grafma
ker van de Pieterskerk op 17
april 1682 aan om tussen 14
mei en 22 juni van dat jaar
een nieuwe stenen brug te
metselen „over de Minne-
broersgraft agter de brouwerij
van de Posthoorn". Die brou
werij is, zoals op de kaart
goed is te zien, later vervan
gen door een grote timmer-
loods, thans het domein van
de firma Bik en Breedeveld.
Omdat geen foto's van vóór
de demping van de gracht in
1874 (waarbij de brug afgebro
ken werd) bekend zijn. wordt
hierbij een kiekje van de
gracht rond de eeuwwisseling
geplaatst.
Inmiddels is het stadsgezicht
hier ingrijpend gewijzigd door
het weer opengraven van de
gracht en de bouw van onder
meer de nieuwe Franciska
nerbrug. Die naam, en de
merkwaardige schrijfwijze er
van, dankt de brug aan de
Straatnamencommissie. Het is
te hopen dat pater Heynric
Barninc er begrip voor op kan
brengen dat men Franciskus
met een onhistorische k heeft
geschreven de Falkplatte-
grond doet er nog een schepje
bovenop en spreekt van Fran-
siskanerbrug. Wanneer men
een brug of straat naar een
historische figuur noemt,
moet men het natuurlijk wel
goed doen.