Omwegen
Over een lugubere
moord in 1804 op
het Braassemermeer
le Kerkbrug: een levend monument voor fabrikant Schretlen
'EN/REGIO
CcidaeSomcmt
ONDERHOUDEND BOEKJE VAN HANS VAN DER WERELD
Op omwegen door land
kom ik graag mensen tegen. U kunt
mij telefonisch of schriftelijk vertellen
wie u graag in deze rubriek zou willen I
tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071 t&BNI
- 12 22 44 op toestel 10. door Ton Pieters
WOENSDAG 23 NOVEMBER 1983 PAGINA 5
lijkschouwingen door de chi
rurgijn, het „spannen van de
vierschaar" in het rechthuis
van Woubrugge, verklarin
gen van „welgeboren man
nen van Esselijkerwoude"
(nog steeds doodzonde, dat
die buurt verdwenen is), een
valse brief die Heinrich (ook
wel Rieks genoemd) knap
had geschreven, maar zoge
naamd ondertekend door
Wilhelm, die „naar een
Schiedamse branderij" ver
trokken zou zijn. Van der
Wereld noteert accuraat
Sherlock Holmes-staaltjes in
de Bataafse Republiek. En de
bekentenis van Heinrich op
27 mei 1805: „Ik zal het maar
zeggen, ik heb het gedaan!"
„Daarna barstte hij in snik
ken uit".
Genadeslag
En dan zitten we pas op blad
zijde 9. Volgt de volledige be
kentenis van de erbarmelijke
Rieks. Maar de vierschaar
van Esselijkerwoude, lang
niet mis, legde hem het vuur
na aan de schenen met een
formidabele onverzettelijk
heid. Heinrich had tenslotte
niets meer „tot zijn verscho
ning aan te voeren, en hoop
te alleen op de barmhartig
heid en de vergeving van het
Opperwezen" (Ter verduide
lijking: na de Franse revolu
tie bestond er enige geen God
meer, T.P.). Het vonnis dan
luidde: „Met een mes boven
zijn hoofd gehangen en van
onderop geradbraakt te wor
den". Armen en benen wer
den met een zwaar ijzer ver
brijzeld. Je hoort Van der
Wereld griezelen: „De laatste
slag was de genadeslag, die
op het hart van een misdadi
ger werd gegeven". Dat ge
beurde bij Heinrich Helmich
die toch al niet zo'n smet
teloze jongeman was op 8
juni 1805, op de Galgekade
onder Oude Wetering. Pas
toor Johannes Braakman van
Hoogmade begeleidde hem
op zijn laatste tocht. Helmich
was de laatste die te Oude
Wetering werd terechtge
steld. De snaphaan werd
voor een deel opgevist „en in
onze eeuw nog bewaard door
Otto Cornelis van Hemessen,
de legendarische veldwach
ter van Woubrugge, liefheb
ber van oudheden". De kist
met de resten van Heinrich
werd in maart 1917 op het
galgenveld onder Oude We
tering gevonden. „Schlusz
damit"; het boekje van Hans
van der Wereld is klein maar
fijn en de moeite van het rui
ken aan een langvervlogen
periode, die hier in details is
ontleed, waard.
i/ï~
in het kort. Helmich
iiet z'n bootje op die zon-
liddag z'n zwager die
ging naar zijn moeder
p«r J
aan
Het
den nacht en ook de geheelen
nacht doorwerkt". Zijn com
pagnons traden al spoedig uit
het bedrijf, al was Schretlen
niet vaak zonder bij het be
drijf betrokkenen en sloot hij
verscheidene compagnon
schappen naast het hoofdbe
drijf.
In 1846 trouwde hij met de
Amsterdamse Agatha S. J.
Methorst en ging wonen in
het kapitale pand Watersteeg
4. Daar werd op 11 juli 1847
hun enig kind Antonius Da
niel Dominicus Schretlen ge
boren. Zijn vrouw overleed in
1861, waarna hij een jaar later
met zijn verre verwant Josep-
hina E. M. Borzo trouwde.
Het echtpaar ging in het grote
huis Oude Singel 66 wonen.
Omdat zijn bedrijf zo groeide,
verplaatste hij het in 1856
naar de Vestwal aan de Mare-
singel, ongeveer waar nu het
parkeerterrein achter het
Stadsbouwhuis is. Ook daar
groeide het bedrijf nog en er
kwamen steeds zwaardere
stoommachines. Sedert 1871
was zijn zoon in het bedrijf
opgenomen en werd de naam
„De Nijverheid". Na de dood
van zijn vader nam die het
bedrijf over, totdat hij op 1
oktober 1887 de gebouwen
(niet de machines) overdeed
aan de Fa. Seret Barneveld.
W. A. Seret en Wouter Barne
veld gingen echter al op 15
maart 1889 uit elkaar, waarna
de laatste het bedrijf overnam
en in 1892 liquideerde. De ter
reinen en gebouwen werden
door de gemeente aangekocht
voor kolenberging ten behoe
ve van de Gasfabriek. Wel
licht heeft de bouw van een
eigen ijzergieterij door de
Grofsmederij in 1889 de
doodsteek voor het bedrijf be
tekend.
On voorstelbaar
De fabriek van Schretlen
heeft onvoorstelbaar veel ge
produceerd. Nog steeds wor
den overal in den lande pro-
dukten van dit bedrijf ont
dekt, zoals kortgeleden half
ronde veranda's en zuilen aan
een koepel aan de Herenweg
in Groningen, in 1868 ge
bouwd voor de fabrikant J. A.
Scholten. Er zijn postrijtuigen
voor de Staat en ketelwagens
voor spoorwegmaatschappijen
gebouwd, machines gemaakt,
onderdelen voor molens (bo-
venassen, waterassen en sche
praderen) vervaardigd en
zeekapen en talloze bruggen
gegoten. Behalve bruggen
voor Leiden, die nog behan
deld zullen worden, maakte
men er ook voor onder meer
Dordrecht en bijvoorbeeld in
onderaanneming van de
Grofsmederij een van de twee
grote plaatijzeren bruggen
voor de Ned. Indische Spoor
wegmaatschappij. Het bedrijf
leverde voor de kapitale som
van 71.950 in 1878 de twee
vuurtorens van IJmuiden.
Deze torens zijn uniek van
vormgeving en dat heeft niet
geringe complicaties voor de
gieterij met zich meegebracht
Het spreekt vanzelf dat dit
noopte tot een grote zorgvul
digheid bij de fabricage en de
montage, aldus de schrijvers
van het boek „Nederlandse
Vuurtorens". Schretlen was
ook betrokken bij de gasfa
brieken van Nijmegen, Den
Helder, Boxtel en Wormer-
veer en de stoomhoutzagerij
„De Verwachting" te Zoeter-
woude. Helaas weten we nog
steeds te weinig van zijn vele
werk. Uit een paar kleine
kranteberichtjes uit 1866 is
bekend dat hij de laagste in
schrijver was bij de aanbeste
dingen van het maken van
een ijzeren hek voor het Gast
huis in Den Haag en het ver
huizen van een grote draai
schijf voor de Staatsspoorwe
gen van Tilburg naar Eindho
ven, maar het is nu eenmaal
ondoenlijk alle kranten daar
op na te lezen en te controle
ren of Schretlen het werk
werkelijk heeft uitgevoerd.
Wanneer iemand door Schret
len geproduceerde gietijzeren
stukken weet, dan houdt het
Gemeentearchief zich graag
voor de melding daarvan aan
bevolen.
Naast het leiden van zijn be
drijf had Schretlen nog tijd
voor velerlei andere activitei
ten. Hij was lid en drijvende
kracht achter de Schouw
burgvereniging, gecommit
teerde voor het Stedelijk
Werkhuis (hij was zeer sociaal
voelend, hetgeen meer dan
eens blijkt), lid van de Kamer
van Koophandel en van 1861-
1865 voorzitter van de Veree-
niging tot bevordering van
den bloei der IJzerindustrie
in Nederland. Is deze mar
kante figuur het niet waard
dat eens een complete ge
schiedenis van zijn bedrijf
wordt geschreven (hiertoe be
staan vage plannen) en er op
een industrieterrein een weg
getje naar hem wordt ge
noemd? Een levend monu
ment heeft deze 'captain of
industry' tenslotte al in de
Kerkbrug.
I 11 lecretaris van de in
^^brugge gevestigde
|Bbrische Vereniging
■I Cornelis van He
en", de Hoogmadese
liedvorser Hans van
de R Wereld, heeft een
verhxd gepleegd. Al-
ank 1 hij heeft, steunend
e^T Jïjn uitgebreide ken-
ankivan de R'in- en
Ifs üjstreekse historie en
jedefnd uit archiefmate-
van een moord be-
»ven. Heel uitvoerig
j in een boekje van
20 bladzijden. Het
over een 27-jarige
Ider, een soort
ieeft g-19e eeuwse „Rijks-
vrijdgr", Heinrich Hel-
n toy geheten, die op
bara'agmiddag 18 no-
-
geleden was dat al-
179 jaar geleden, of
iioet er een jaartje
[zitten, want ik kan
steeds niet rekenen
rordéP het Braassemer-
een lugubere
aar rd pleegde. Hel-
ruckis 26-jarige, eveneens
ffke, zwager Wilhelm
deier was het slachtof-
Heinrich werd ter
i veroordeeld, en ge
raakt. Tegenwoordig
zo'n daad een jaar of
zatèivan je vrijheid.
al de
i ach\
za&i1 zou Hans van der We-
pen. niet zijn als hij zich er
een Jantje van Leiden
if gemaakt zou hebben,
deed hij ook niet en
im komt de lezer van dit
ge, zelfs onthutsende
'siort (voor het vrienden-
ra dei" van een rijksdaalder.
'nt <de vereniging aan te
eursfen zolang de beperkte
de »aad strekt) veel aan de
tuthiiaangaande een familie-
Hea
urasj
\den schieten
in de buurt van Osnabrück
naar de boot naar Amster
dam brengen, die in Oude
Wetering een aanlegplaats
had. Bij de Hemsloot zagen ze
een paar eenden zwemmen.
Heinrich, die een jachtge
weer bij zich had, geladen
met eendehagel, wilde de vo
gels neerleggen. Wilhelm
moest de vogels opjagen, „en
stapte uit het bootje van
Heinrich. Op dat moment
ging de snaphaan van Hein
rich onverwacht af. Daarbij
werd Wilhelm in de rechte
rarm getroffen. Heinrich
schrok en stapte ook uit z'n
boot. Hij zag, dat Wilhelm
zijn arm niet meer kon bewe
gen en dat er een groot gat in
zijn kleding was ontstaan. Hij
werd bang en wist niet zo
gauw wat te doen. Het zal
een vlaag van verstandsver
bijstering zijn geweest dat
Heinrich zijn mes trok en
zijn zwager daarmee de keel
afsneed. Wilhelm verdween
in het water van de Braasse
mermeer, nadat zijn moorde
naar nog even zich de 45 gul
den van het slachtoffer had
toegeëigend. Het duurde een
paar maanden voordat de
vermoorde werd gevonden".
En dan begint het pas goed,
in het boekje van nauwgezet
te Van der Wereld: aangifte
bij de baljuw van Alkemade,
Bruggen, we maken er allemaal ge
bruik van. Zeker in een waterrijke
stad als Leiden zijn het onmisbare
schakels in het wegennet. Veel aan
dacht is er nooit aan de Leidse brug
gen besteed. Toch zijn er een hoop
interessante vragen te stellen.
Waarom bijvoorbeeld heet de Bostel-
brug Bostelbrug? Wanneer en door
wie is deze brug gebouwd? De stilte
rond de Leidse bruggen wordt over
enkele maanden 'verstoord'. In april
1984 (en niet op 28 november zoals
eerder werd aangekondigd) gaat in
het Gemeentearchief aan de Boisot-
kade de tentoonstelling „De Leidse
bruggen" van start. Tevens ver
schijnt dan een Leids bruggenboek.
Dit boekje dient ook als catalogus
voor de tentoonstelling.
Als inleiding op de expositie ver
schijnt in deze krant een serie arti
kelen over Leidse bruggen. Het zijn
geen technische verhandelingen,
maar historische verhalen waarin
een Leidse brug als leidraad dient.
De gegevens zijn verzameld door een
werkgroep van historisch geïnteres
seerden, die veel van de geschiedenis
van de Leidse bruggen heeft uitge
zocht. Samensteller is de begeleider
van de werkgroep, de heer P. J. M.
de Baar van het Gemeentearchief.
Kees van Herpen tekent voor de
eindredactie. De reprodukties zijn
van fotograaf Wim van Noort.
door walmuren. Dit karwei
herinnert aan de thans aan de
gang zijnde operatie. Deze op
haalbrug werd vernieuwd
krachtens een besluit van 28
mei 1665. Er kwamen twee
kleine overspanningen in
steen aan beide zijden met in
het midden een houten op
haalbrug. Gillis Hoecke nam
op 1 juni 1665 aan om voor
199 gulden het metselwerk te
maken. Binnen zes weken
moest het karwei geklaard
zijn. Het droogmaken van de
bouwput en de graafwerk
zaamheden werden aangeno
men door Huych Leendertsz.
van Leeuwerckenvelt (Leeu-
werikkenveld) en Willem
Deecken voor 300 gulden.
Tenslotte werd op 17 april
1666 het aanbrengen van de
ijzeren leuningen aanbesteed;
voor 197 gulden werd deze
opdracht aanvaard door de
smid met de meeste ervaring
op dit gebied: Jan Evertsz.
van Sonnenberch.
Daarna was het, afgezien van
wat normaal onderhoud, bijna
twee eeuwen stil rond de
brug. In 1842 kreeg hij nog
eens een grote beurt, waarbij
vrijwel alle houten onderde
len werden vervangen en het
metselwerk op vele plekken
werd vernieuwd. Jacobus
Planjer nam deze klus op 13
juni 1842 voor 2100 gulden
aan. Kon het metselwerk
daarna weer heel lang mee,
het houtwerk was niet erg
duurzaam. In 1867 werden
door D.A. Schretlen de hou
ten poorten vervangen door
gietijzeren exemplaren, die
haast onverslijtbaar zijn. Tus
sen 24 oktober en 7 december
diende hij de opdracht uit te
voeren. Voor zijn gieterij
moet dit geen probleem zijn
geweest.
Binnenkort zal de brug in de
bestaande toestand, als dubbe
le ophaalbrug, worden geres
taureerd. Dit is toe te juichen.
Niet alleen omdat een ver
trouwd stadsbeeld blijft be
staan, maar ook omdat Leiden
hiermee eerbetoon bewijst
aan Schretlen, een van haar
waardevolle inwoners uit de
vorige eeuw. Binnen de ge
meentegrenzen is dit het eni
ge bekende produkt dat door
zijn bedrijf is geleverd en nog
niet aan de slopershamer is
Rectamefoto van
het bedrijf van
D.A. Schretlen, ca
1880. Bij de
knecht ligt een
gietijzeren
bovenasvooreen
windmolen; op de
voorgrond een
indrukwekkende
machine.
prijsgegeven. Omdat zijn be
drijf een van de belangrijkste
van het toenmalige Leiden
was, is dit laatste aandenken
wel waard behouden te blij
ven.
Wie was die ijzergieter Domi
nicus Antonius Schretlen dan
wel niet? Hij werd op 4 febru
ari 1811 in de R.K. kerk „De
Zon" aan de Haarlemmer
straat gedoopt als zoon van
Daniel Schretlen en Helena
Sala. Zijn vader was kopersla
ger en smid, later meer gespe
cialiseerd als kachelsmid, en
had een vrij groot bedrijf.
Daarin moet de zoon zijn er
varing hebben opgedaan. Op
23-jarige leeftijd begon deze
voor zichzelf, zij het met assis
tentie van de technicus John
Mercer en de manager H. J.
Hermans. De Fa. D. A.
Schretlen, Mercer Comp.
richtte in 1834 een ijzergieterij
op, in een aantal panden aan
de Herengracht, Vestestraat
en met een uitloper tot in de
Groenesteeg (zuidzijde).
Schretlen financierde zijn
aandeel met een lening bij
zijn vader. Die overleed op 30
mei 1835, waarna de zoon met
zijn moeder de kachelsmederij
voortzette. In de ijzergieterij
werd in 1836 een stoommachi
ne geplaatst, waarvoor
Schretlen zelf een pakhuis
kocht om als machinekamer
te dienen. De firma leende
voor het bedrijf 6000 van het
Fonds tot Aanmoediging der
Nationale Nijverheid tegen 3
rente. De fabriek groeide
hierna als kool er werd
zelfs geklaagd dat „dezelve
Schretlen soms zeer laat in
spectierapport uit 1578 wordt
vermeld dat de „straet", dus
het brugdek, gerepareerd
diende te worden. De Hoog
landse Kerkgracht was toen
nog een echte gracht en voor
de Koppenhinksteeg lag een
stenen brug over het water; in
1578 werd geconstateerd dat
die hoognodig moest worden
gerepareerd. Toen in 1607 de
gracht werd overwulfd, kon
die brug, althans het bovenste
deel ervan, worden afgebro
ken. Door die overwulving
veranderde de toegang tot de
Kerkbrug van een smal steeg
je aan de oostkant van de
Kerkgracht in een mooie, bre
de oprit.
Ophaalbrug
Dat was ook wel nodig omdat
de brug inmiddels een ophaal
brug was geworden. Het staat
niet precies vast wanneer de
vaste brug is veranderd in
een ophaalbare. Het is moge
lijk dat dit in 1593 is gebeurd,
toen alle beschoeiingen van
de Oude Rijn tussen de St.
Jansbrug en de Vestestraat-
Koestraat vervangen werden
jntbriefkaart van de Kerkbrug, uitgegeven rond de eeuwwisseling. Achter de brug is een
luit met vaten afgemeerd. Het hoge pand rechts is de drukkerij van E.H. IJdo.
het stadsdeel rond de Haar
lemmerstraat, het Marendorp,
bij de stad werd getrokken.
De Kerkbrug was toen, naast
de St. Jansbrug. waarschijnijk
de enige verbinding over de
Oude Rijn. Alle eigenaars van
de huizen aan de Oude Rijn
vanaf het Van der Sterrepad
(toen de -Burchgraft) tot de
brug, aan de Koppenhink
steeg (Ysbrant Aelbrechtsz.
steghe genaamd), de westzijde
van de Middelweg, de Mori-
aansteeg, de oostzijde van de
Hooglandse Kerkgracht en de
beide zijden van de Haarlem
merstraat moesten voor het
onderhoud zorgdragen. Tot
het begin van de vijftiende
eeuw moesten zelfs alle huis
eigenaars op de Haarlemmer
straat tot aan het St. Janshofje
meebetalen, maar die werden
vrijgesteld zodra ze een brug
meer in hun nabijheid te on
derhouden kregen: de Gepek-
tebrug tussen de Hooigracht
en de Pelikaanstraat.
Hoe de Kerkbrug er in die pe
riode uitzag is niet bekend.
Blijkens de afbeelding op de
zogenaamde kaart van Lie-
frinck uit 1576 was het een
vaste houten brug. In een in-
brug over de Oude
tussen de Hoogland-
Kerkgracht en de
glandse Kerksteeg,
era *ger wel de Kerk-
'a^>brug genoemd, zal
Aafenkort een grote on-
iioudsbeurt krijgen.
Oude Rijn wordt mo-
iteel in zijn geheel on
tlanden genomen en
r de walmuren en
a eringen vernieuwd
jolden, kan de toch al
ru/r| in een blakende toe-
id verkerende Kerk-
g niet achterblijven,
neer dan een eeuw is
laast niets aan de brug
aan en dat is heel lang
a r een ophaalbrug. De
lfj^mende betekenis van
a^JOude Rijn als door-
ziïfftroute zal daarbij ook
de een rol hebben ge-