Asterix
is van
iedereen
I
Geestelijke vader
Uderzo: „Na dood
Goscinny ben ik
het avontuur
aangegaan"
Voor 150
gulden
nippen aan
cognacje
van rond
1800
ZATERDAG IS OKTOBI
De kleine Galliër Asterix is zonder
twijfel een van de populairste
stripfiguren van deze tijd. Van de 27
Asterix-albums zijn rond de 150
miljoen exemplaren verkocht en het
ziet er naar uit dat daar voorlopig geen
eind aan komt. Het heeft er wel even
op geleken, toen in 1977 de
tekstschrijver van Asterix, René
Goscinny, overleed. Maar tekenaar
Albert Uderzo besloot alleen door te
gaan. Inmiddels heeft hij in drie
albums zowel tekst als tekeningen voor
zijn rekening genomen. Het laatste van
die drie, „De zoon van Asterix", is
vorige week verschenen. Ter
gelegenheid daarvan was Uderzo in
Nederland. Verslaggever Bas Martens
sprak met hem.
Albert Uderzo heeft inmiddels al zevenentwintig avonturen van Asterix getekend.
AMSTERDAM Albert Uderzo if
een charmante Parijzenaar. Zijn 56
jaar zijn hem niet aan te zien
Evenmin zou je zeggen dat uit de
handen van deze man een van de
populairste stripfiguren van deze
tijd is voortgekomen: Asterix. In
middels heeft Uderzo 27 avonturen
van de kleine Galliër getekend
Het laatste daarvan, „De zoon van
Asterix", is vorige week versche
nen.
In een interview hebt u ooit een*
■gezegd dat u helemaal niet zo gek
bent op Asterix, maar dat u wel ge
dwongen bent met hem door te
gaan?
„Ik denk dat dat verkeerd begre
pen is. Het is niet zo dat ik hel
slachtoffer ben van Asterix. Maar
de eerste keer dat we Asterix fy
siek gestalte gaven, zag ik hem niet
zoals hij nu is. Ik had het beeld van
de Galliër voor ogen zoals hij in
Frankrijk bekend is. Zoals Vercin-
getorix. Ik wilde Asterix groot,
blond en sterk maken. Goscinny
was het daar niet mee eens. We
hebben er heel wat over gediscus
sieerd en ik moet toegeven dat hij
gelijk had. Asterix is nu meer een
karikatuur geworden. Natuurlijk,
toen Asterix geboren werd hadden
we geen idee dat hij zo'n succes zou
worden. Hij bestaat nu vierentwin
tig jaar, dat hadden we niet voor
zien".
Is het niet vervelend telkens de
zelfde figuur te maken?
„Ik denk dat dat hetzelfde is als
met Kuifje. In zijn laatste album
heeft Hergé Kuifje wat veranderd.
Hij kreeg een lange broek, ging op
een bromfiets rijden. Dat vond men
niet leuk. Ik was goed bevriend
met Hergé en ik kan me herinne
ren dat zijn laatste album net uit
was in Frankrijk en er tegelijker
tijd een film van Kuifje in Parijs in
première ging. Ik was daar ook
voor uitgenodigd. Bij de uitgang
van de bioscoop stond toen een
groepje mensen met spandoeken
„Blijf van Kuifje af". Dat was zeer
amusant. Het bewijst dat als men
sen ergens aan gewend zijn, ze niet
graag willen dat dat verandert. Nu
is er aan Asterix moeilijk veel te
veranderen. Ik kan hem niet in
eens Gauloises laten roken of een
bril opzetten. En ik moet bekennen
dat ik toch wel van hem houd".
Tal van populaire stripfiguren wor
den op de voet gevolgd door psy
cho- en andere logen. Hebt u daar
last van?
„Die mensen zien vaak dingen die
er niet zijn. Soms leggen ze dingen
uit die ik er niet in heb gestopt.
„Ja", zeggen ze dan. „u ziet dat
niet. U hebt dat er onbewust inge
stopt". Dat is allemaal zeer Freudi
aans. Ik geloof er niet zo in".
Maar u hebt wel eens beweerd niet
tegen slechte kritieken te kunnen.
„Nu ik een eigen uitgeverij heb
denk ik dat ik de slechte kritieken
niet eens onder ogen krijg. Ze ge
ven me alleen maar de goede".
Na de dood van uw tekstschrijver
Goscinny, in 1977, had u de keuze:
stoppen of doorgaan. U bent door
gegaan.
„Ja, dat was een heel moeilijke tijd.
Ik heb erg veel brieven gekregen
en dat heeft denk ik de doorslag
gegeven. Iemand schreef me: „As
terix is niet meer van u. Asterix is
van iedereen". Dat heeft me erg
gesteund. Ik had toen twee moge
lijkheden. Ik kon een andere tekst
schrijver nemen en proberen de
geest van Goscinny terug te vin
den. Maar ik was bang. Ik had dat
nog nooit gedaan. Ik was bang dat
de geest van de personages aange
tast zou worden. De geest, niet het
uiterlijk natuurlijk. De tweede mo
gelijkheid was het helemaal zelf te
doen. Ik heb zesentwintig jaar met
Goscinny samengewerkt. Misschien
was ik de meest geschikte persoon
om het werk voort te zetten".
„Bovendien was het niet zo dat hij
alleen maar schreef en ik alleen
maar tekende. We wisselden voort
durend ideeën uit. Het was een
soort ping-pong. De een had een
idee, de ander werkte dat uit. Ik
kende zijn ideeën. Het' was niet
nieuw voor mij. Voor ik met Aste
rix begon had ik zelf ook scenario's
geschreven. Ik ben het avontuur
aangegaan. En eerlijk gezegd: ik
amuseer me prima met schrijven".
„Toch betreur ik een beetje dat ik
het initiatief heb genomen. Het is
erg moeilijk een uitgangsidee te
vinden, dat je uit kunt werken.
Maar dat is me nu al drie keer ge
lukt, het zal ook wel blijven luk
ken. Je moet een goede discipline
hebben. Het is net als met film: het
script moet eerst geschreven wor
den voor je begint te draaien. Zo
gaat het met een strip ook. Je moet
eerst het verhaal maken, een pagi
na-indeling maken, dan begin je te
tekenen. Ik werk ongeveer drie
maanden aan het scenario en zes
maanden aan de tekeningen voor
een verhaal".
Asterix heeft in niet geringe mate
bijgedragen aan de popularisering
van het stripverhaal. Hoewel in de
jaren vijftig in België al wel de zo
geheten „Belgische school" bestond
(Frauquin, Jijé, Gillian) waren
deze, nu beroemde, tekenaars in
het begin nog niet erg populair.
„Bij jeugdcriminaliteit werd altijd
gezegd dat dat wel van strips zou
komen. Als de leraar je op school
betrapte op het lezen van strips
zwaaide er wat. Dat is vreemd,
want de Latijnse vertaling van As
terix wordt nu op sommige scholen
als leermiddel gebruikt. Een bui
tengewone revanche".
Hoe staat het met de historische
achtergrond van Asterix?
„GoscTinny wilde het verhaal altijd
waarschijnlijk hebben. De meeste
figuren en gebeurtenissen zijn na
tuurlijk gefantaseerd, maar het
moest voor hem gebeurd kunnen
zijn. Bepaalde Gallische steden
hebben zich inderdaad tegen de
Romeinen verzet. Vooral in de
streek die wij voor Asterix gekozen
hebben. Bretagne is altijd een soort
bastion geweest tegen de rest van
de wereld. Het is dat ook nu nog.
En ja, we hebben schilderijen van
Rembrandt in de verhalen ver
werkt en schilderijen van Brue
ghel. Er komen bekende Fransen
in de verhalen voor. Maar nu Aste
rix ook in het buitenland zo popu
lair is wil ik niet alleen meer Fran
sen in het verhaal laten figureren".
„Ik heb natuurlijk een uitgebreide
documentatie. Kostuums, meubels,
architectuur, dat kan ik allemaal
nazoeken. Van de Galliërs zelf we
ten we gelukkig weinig. Ik zeg ge
lukkig, want dat stelt mij in staal
zelf veel te verzinnen. Ik kan hele
Franse stadjes uitvinden en dat is
erg leuk".
„De historici hebben nooit veel kri
tiek gehad op Asterix. Ik heb een
keer een Bretonse haven getekend,
waarvan wel bekend was dat die er
geweest was,
uitzag. Toen 1
een historicus,
dig. Dat zijn toevalstreffers".
ENT
„Ik kan u trouwens een heel hè.
voorbeeld geven van de pof^ ee
teit van Asterix. Ze hebbeipjet
tijdje geleden opgravingen gjje v
in Bretagne. Daar vonden fjSeje
resten van een Gallo-Romeinjj. v
en daaronder een Gallisch |e he
Dat bleek uit ongeveer vijfti£je
Christus te zijn (de tijd waai m(
avonturen van Asterix zich piin
len). „We hebben het dorp vaieen
terix gevonden", riepen de arjan
logen prompt. Heel Frankrijk'heb
op zijn kop". an
„Maar het kan ook wel eens
lijk zijn. Ik wilde een landhiLen
ten bouwen. Zegt die archiUUk r
gen me: „Meneer Uderzo, uautol
me aardig wat hoofdbreken,gen
zorgd. Een heleboel klanten^ 0,
me willen schoorstenen zoals verr
tekent. Rond en breed uitlokj;n
Maar die kan ik helemaal niejje v
ken". Hij vroeg me of ik in hehar(y
volg andere schoorstenen will er
kenen. Maar dat heb ik ni%ur
daan". ,r w-
BAS MAR
In 1772 wordt een vaatje met
madeira gevuld, dat jaren
later naar Sint Helena wordt
gezonden. Voor het daar
aankomt is Napoleon echter al
overleden en het vat komt
terug naar Funchal. Pas in
1840 gaat men over tot het
bottelen en komen er flessen
in de verkoop. Wie zo'n
glaasje madeira wil proeven,
kan dat ook nu nog doen. Mits
men er het lieve bedrag van
95 gulden voor wil neertellen.
Wie liever een cognac uit 1789
wil hebben of voorkeur voor
iets moderners heeft, zoals een
fles wijn uit 1919, hoeft niet
bij de pakken neer te zitten.
Ook die dranken zijn nog
leverbaar. Waar zou dat
anders kunnen dan in het
alcoholhoudend hart van
Nederland, Schiedam?
Verslaggever Pieter Taffijn
nam een kiikje in l'Auberge
Hosman Freres, waar al deze
dranken met zorg worden
gekoesterd.
SCHIEDAM Ik sta voor l'Au
berge Hosman Frères op de Korte
Dam in Schiedam. Een pand in de
gezellige oude binnenstad met een
respectabele leeftijd. De fundering,
van een meter dik, dateert deels
nog uit de veertiende eeuw. In de
loop der jaren heeft het allerlei be
stemmingen gehad. Naar wordt
aangenomen was het van 1600 tot
rond 1660 ook al een herberg.
Daarna moest er echter meer dan
driehonderd jaar worden gewacht
voor er weer iets kon worden ge
nuttigd. In 1973 begon Willibrordus
Hosman er een bistro. Hoewel het
een prima bistro is, vormt dit op
zich nog geen reden tot uitgebreide
aandacht. Dat ligt heel anders met
de hobby van Hosman, die vooral
na de opening van de Auberge op
de eerste verdieping tot bloei
kwam. Hij verzamelt oude dranken
en heeft daar nu een unieke collec
tie van opgebouwd. Op deze ma
nier heeft hij de grootste kaart met
digestieven (de alcoholhoudende
drank die na de maaltijd wordt ge
nuttigd) van Europa.
Wat bijvoorbeeld te zeggen van een
stuk of 170 soorten cognac? De oud
ste dateert van 1789 en moet 165
gulden per glas opbrengen. Wie het
iets eenvoudiger wil doen kan voor
150 gulden aan een cognac nippen
die dertien jaar jonger is. Iets an
ders? Men bestelt maar. Of het nu
om rum van meer dan een eeuw
oud gaat of een oude jenever uit
1850, het is voorradig. De oude fles
sen staan uitgestald in al even an
tieke kasten.
„Er zijn inderdaad mensen die zo'n
duur drankje bestellen", zegt be
drijfsleider Olaf Kleppestö. Aan
zijn naam is de Noorse vader dui
delijk te herkennen, verder is hij
een op en top Nederlandse jongen
met een voorkeur voor de Franse
keuken.
Fijnproever
„Natuurlijk is zo'n glas niet voor ie
dereen", weet Olaf. „De een heeft
het geld niet, de ander heeft het er
niet voor over. Of je het proeft aan
zo'n oude cognac? Als je fijnproe
ver bent zeker. Daarom serveren
we deze drank niet graag aan ie
mand die alleen maar groot wil
doen en met een bundel bankbiljet
ten zit te zwaaien. Daar is het niet
aan besteed".
In het pand aan de Korte Dam was
tot de komst van Hosman een ijzer
winkel gevestigd. „Zo'n ouwerwet-
se, weet je wel", vertelt Jan Krab
bendam van de huishoudelijke
dienst. „Ik was er in 1973 al bij. We
zijn toen begonnen met de kelder
uit de graven om er opslagruimte
van te maken. Daar kwamen meer
dan twintig containers spullen
uittot aan een heleboel gesme
de spijkers toe".
Enkele ogenblikken later ontsluit
Olaf de kelder. In lange rekken
liggen honderden en nog eens hon
derden flessen wijn. Behalve wij
nen van recente jaren (Hosman im
porteert sinds kort zelf), zijn er ook
kostbare jaargangen bij. Kleppestö-
pakt voorzichtig een fles en blaast
wat stof weg. Een Cóte de Beaune,
die 75 gulden moet opbrengen.
Met eerbied vertelt hij over de in
koop en de verzorging van de wij
nen. Dat is het belangrijkste werk
van Hosman, die ooit in delicates
sen handelde. Om de wijn te krij
gen is hij veel op reisnaar vei
lingen in Engeland en Frankrijk
uiteraard. Want de grote restau
rants in het land van de tricolore,
daaraan spiegelt hij zich. De hele
inrichting is typisch Frans, met na
druk op Parijs. Maar ook het plat
teland is niet vergeten.
Verfijnde sfeer
„We gingen met zo'n grote Ameri
kaan samen naar Frankrijk", her
innert Krabbendam zich. „Dat wa
ren mooie tijden. Uitdragers, vei
lingen en boerderijen afzoeken
naar meubels en snuisterijen die in
Schiedam niet zouden misstaan".
Dat doet het interieur dan ook niet,
het meubilair is onderdeel van een
verfijnde sfeer, die nog wordt opge
voerd door de heren die in rok be
dienen. In de bistro gaat het wat
simpeler toe, al zien de serveersters
er in hun Laura-Ashley-jurkjes ook
heel plezant uit. En kennen ze één
voor één het geheim van iedere
Willibrordus Hosman kan bogen op de grootste kaart met digestieven van Europa.
WÊmÊmmmmm ku
■r, - (PU11-
Een greep uit de jzier.
en drankenkaart'^ be
l'Auberge Hosmaitst. I
res: ar e
Haut Brion, Pr< zo h
Grand Cru G| Wa
1919 (1.5 liter) lj iui
Chateau Gazin, he
Cru Pomerol, eb tc
f 295.-. in
Chateau Margaux,nu n
mier Grand Cruim0es
gaux, 1934 475,-t Zjï
Chateau Latour,Jerjjei
mier Grand Cru 4n o
lac, 1947 475,-. j'k
Crème de Noyeau,èt le
(glas) f 49,50. >ver
Grand Marnier, »nnin
1900, (glas) 45,-. die
Rum, 1800 (glas) An 0rr
Oude jenever, Jol hebt
Kuyper en zoon,nt alt
(glas) 45,-. (reis
Calvados Roger C'veel
1893 (glas) 95,-. ik Wj
Port Bristol Lord)0k ir
by, 1800-1820 met p
f 65,-. dom
Armagnac Fauon tet
1850 (glas) 125,-. in j^
Cognac Réservé dblone
Amant, Grande Cjjk, dt
pagne, 1789 br'fde
f 165,-. „Wil
Glen Grant Maltjjrgen
key, 42 jaar (glas) i: „Da
Madeira Lu.' Dat i
Malmsey, 1808 i afde
f 55,-.
cliënt te benaderen alsof hij de eni
ge is.
Over klandizie heeft men bij Hos
man niet te klagen. Voor de Auber
ge is het zonder meer noodzakelijk
te reserveren, want negen tafels
zijn snel bezet. Het aardige is, dat
daar aan de Korte Dam wel iets ex
clusiefs wordt verricht, maar dat
dit lang niet in alle prijzen is te
merken. Zo is er deze maand een
menu de canard: vier gangen, opge
bouwd rond eend. Inclusief de kof
fie na en per twee personen een
fles Cóte du Rhone komt dat op
zestig gulden.
Geraffineerd
Dat geld is het zonder meer waard.
Want koken kan men daar in
Schiedam. Met verfijnde grapjes en
vooral een heel eigen opvatting
over sauzen. Zo'n saus zorgt er bij
voorbeeld voor dat een stukje run
derhaas in een heel geraffineerde
Boeuf l'Improviste verandert.
Daar draagt ook het werk van Jean
Maurais aan bij, de patissier die
Hosman opdeed tiidens een van
zijn verkenningstochten in Parijs.
Een bezoek aan l'Auberge Hosman
Frères is een bijzonder genoegen.
Dat al begint bij het drankje aan de
bar, waar een eigen aperitief wordt
klaargemaakt. „We streven naar
perfectie", zegt Olaf Kleppestö. „En
wat moeten we dan doen? Er bo
ndelen
(ehad,
[portie
fen. Je
gever
nooit
foort,
venop blijven zitten, je bent jdfm f
de naam eerder kwijt dan
hem hebt. En we ondervi^ wg
steeds meer concurrentie. We1
ten ons steeds aanpassen. W<
ken nu ook wat eenvoudiger'j
tjes uit. Maar het is niet alle|n(j *p,
prijs. Het gaat vooral om de: jj'
en de service, daar kun je me«ncjer
nen en daar moet je constant^ vg
bezig zijn. Ook al kost dat iejt
een dag in de week om de blo Toen
te verfrissen". lustra.
PIETER TAIT