lichte Sartre was motioneel man met oog oor het belachelijke Meulenhoff introduceert merkwaardige surrealisten DEKEN DE OVALEN DAME Pocketatlas met nieuwe demensie S. Carmiggelt Mag t een ietsje meer zijn? Louis Ferdinand Céline Brieven aan vriendi CeidéeSowuwit DINSDAG 27 SEPTEMBER 1983 PAGINA 9 MONE DE BEAUVOIR PUBLICEERT LIEFDESBRIEVEN: tIJS Sinds Jean- 1 Sartre in 1980 over- heeft zijn levenspart- Simone de Beauvoir de hand van niet eer- gepubliceerd materi- drie boeken samenge- die het bestaande ld van de schrijver-fi- iof bevestigen of juist ;maal tegenspreken, t eerste boek was ,,La [emonie des Adieux", onaangenaam verslag de laatste jaren van §|keling, afgewisseld vraaggesprekken De Beauvoir waarin tre zijn eigen werk be deelt. Het tweede boek „Les Carnets de la ole de Guerre", zwaar- htige passages uit een boek dat Sartre als sol- t bij de metereologisch nst van het Franse le- bijhield totdat hij in i 1940 gevangen werd lomen. En nu heeft De ^uvoir meer dan 800 jina's aan liefdesbrie- i vrijgegeven onder de fl „Lettres au Castor et Quelques Autres". Net al het andere werk het stel is het boek gegeven bij Gallimard, in 1938 Sartres eerste >k, „La Nausée", op de rkt bracht. jbrieven die zijn geschreven Jen 1926 en 1963, zijn vrijwel maal gericht aan Castor, |tres koosnaampje voor De (uvoir. „Quelques Autres" op een enkele uitzonde- na alle andere vrouwen Sartre heeft bemind en die l brieven hebben afgestaan De Beauvoir. Castor wordt door Sartre nooit bij haar ech te naam aangesproken, maar altijd als „mon charmant Cas tor" of „mon petit Castor". De brieven zijn bepaald geen filo sofische gedachtenwisselingen, ze zijn zelfs niet literair. Het zijn liefdesbrieven. In een voorwoord legt De Beauvoir uit dat ze heeft be sloten deze intieme correspon dentie te publiceren vanwege een opmerking van Sartre in 1974. Hij zei toen dat zijn brie ven een „getuigenis van mijn leven" waren en dat hij ver wachtte dat ze op een goede dag openbaar zouden worden gemaakt. Die opmerking maakt hij echter in „La Cere monie des Adieux" dat bol staat van de overwegingen achteraf, gebaseerd op vragen van De Beauvoir. De brieven daarentegen zijn spontaan en geschreven zonder al te veel zorg voor wat het nageslacht ervan zou vinden. Ze bevesti gen de indruk dat Sartres in tellectualisme iets was dat hij naar believe aan en uit kon schakelen om zijn brood te verdienen en dat vaak in ten- gestelling was met een emotio nele, gevoelige persoonlijkheid die gefascineerd werd door zijn „andere ik". Hij heeft her haaldelijk gezegd dat filosofie pas op de tweede plaats kwam en dat hij in de eerste plaats schrijver wilde zijn. Zijn brie ven bewijzen dat. Daar de antwoorden van De Beauvoir niet in het boek zijn opgenomen, is de verleiding groot om tussen de regels door te lezen en De Beauvoir als de strenge, onverzoenlijke men tor te zien die vond dat Sartre voor betere dingen was voor bestemd dan boeken schrijven. De brieven staan vol met half uitgesproken verwijten over De Beauvoirs gebrek aan fan tasie en ongevoeligheid. Maar ze bevestigen wat in Sartres autobiografie staat, dat hij Cas- Simone de Beauvoir tor „alles vertelde, meer dan alles". Trouw als geliefden is voor Sartre en De Beauvoir nooit een punt geweest, hetgeen we al konden weten uit De Beau voirs memoires, „La Force de l'Age" en „La Force des Cho- ses". Sartre beschrijft zijn af faires met andere vrouwen in detail, maar ze lijken allemaal een ongewilde, onvermijdelij ke routine te zijn, terwijl hij in werkelijkheid alleen een hech te, voorspelbare en veilige ver houding wilde met de vrouw die hij zijn „epouse morganati- que" (echtgenote beneden zijn stand) noemde, maar die im- muum is voor stereotiepe reac ties als jaloezie. Soms probeert hij indruk te maken als de volmaakte, ge heel onafhankelijke, minnaar intellectueel. Over een andere vrouw schrijft hij bijvoorbeeld: Ik heb met haar geslapen. Ze zei dat ze van me hield en ik geloofde haar niet. Ik zei dat ik van haar hield en zij geloof de me. Dus gaf ik haar bij wij ze van dank Erostrate. Daarna gaf ik haar terug aan haar echtgenoot... In de trein heb ik een boek gelezen over de Duitse theorieën van waarde". Nog maar een paar alinea's te rug had Sartre „mon cher amour" Castor verteld over de vreugde die hij voelde als hij haar brieven kreeg. „Om ne gen uur kwam ik beneden en zag je brief. Ik ging onmiddel lijk naar de Coupole om het met een kop koffie en een croissant te vieren". Vergeleken bij de honderden regels die hij wijdt aan de vreugde die hij voelde bij het ontvangen van een brief of at tentie van De Beauvoir komen zijn intellectuele bezigheden in zijn brieven nauwelijks aan bod. De geboorte van „L'Etre et le Neant", het 35.000 woor den tellende filosofische werk dat hij schreef gezeten naast haar in het Café de Flore en dat een hele nieuwe betekenis gaf aan het existentialisme, wordt in een brief van 22 juli 1940 uit een krijgsgevangenen kamp met een regel afgedaan. De echte Sartre was, tenzij hij in de brieven met opzet een vals beeld schilderde, een emotionele, gepassioneerde man met een oog voor het be lachelijke waarvoor hij zich ei genlijk schaamde om het aan Castor te vertellen. In een pas sage over een saai diner waar hij naar toe was geweest, schrijft hij in een brief van na de oorlog dat het enige verma kelijke een poes was geweest „die zijn achterste afveegde met toiletpapier net als een mens". „Je zult dit wel niet ge loven", Voegt hij eraan toe, „omdat de wonderlijke dingen in anderen je altijd irriteren, maar het is heus waar. We aten bij het geluid van knispe rend papier. Het dier moest namelijk een paar keer op nieuw beginnen, omdat zijn vaardigheid nog niet even groot was als zijn vastbesloten heid". Veel brieven laten zich lezen als een vervolgverhaal. Dit geldt met name voor de brie ven aan de vrouwen in zijn le ven, zoals bijvoorbeeld aan de Jean-Paul Sartre afschuwelijke actrice Tania, een vrouw die de kunst van het emotioneel chanteren zeer goed verstond. Naast de vele passages over liefde zijn er echter ook fragmenten vol minachting, bitterheid of lach- zucht om anderen, meestal mannen. Over Raymond Ar- ron, journalist en filosoof die een grote invloed had op Sart res vooroorlogse ontwikkeling, schrijft hij: „Ik wanhoop dat ik ooit nog eens een originele ge dachte zal aantreffen in Aron". Claude Lévy Strauss, de antro poloog die een hekel had aan Sartre wegens diens'intellectu ele superioriteit, krijgt een veeg uit de pan omdat hij na het lezen van De Beauvoirs autobiografische roman „l'In- vitée" had gezegd dat hij Sar tre „een walgelijke man en een ploert vond". Maurice Merleau-Ponty, mede-grondlegger van het na oorlogse existentialisme, wordt afgeschilderd als een dronken rokkenjager die zowel mannen als vrouwen sloeg. Uit de brieven blijkt verder dat een van de gelukkigste pe riodes in Sartres leven zijn verblijf in het leger en het krijgsgevangenkamp was toen hij elke dag aan Castor schreef om de warmte en kameraad schap die hij voor haar voelde te benadrukken en haar te be danken voor haar vele atten ties. De brieven houden op in 1963. Sartre was toen vijftig jaar. Zijn verhouding met De Beauvoir had zich ontwikkeld tot een knusse en voorspelbare relatie tussen rijpe volwasse nen die veel weg had van een gewoon burgerhuwelijk. De laatste brief dateert van 25 juli 1963. „In de korte perioden dat we daarna nog wel eens uit el kaar waren, belden we elkaar op", voegt De Beauvoir er als een laatste naschrift aan toe. PAUL WEBSTER Copyright The Guardian Leonora Carrington is een in Nederland tot dusver zeer onbekende schrijf ster. Toch gaat het om een vrouw die internationale vermaardheid heeft, met een klein, maar bijzonder indringend oeuvre. Met een boekje verhalen en een persoonlijk veslag, uitgegeven onder de titel „De ovalen dame" geeft Meulenhoff het Neder landse publiek de gele genheid kennis te maken met Leonora Carrington. Haar werk heeft een sterk sur realistisch karakter. Natuur lijk is dat een gevolg van het feit dat zij, toen ze twintig was en in Londen aan de 'Acade mie haar tekentalent ontwik kelde, in contact kwam met de bekende Frans-Duitse schilder Max Ernst, die zij naar Parijs volgde, waar zij met hem ging samenwonen. Zo leerde zij het surrealisme kennen, de stro ming waar Max Ernst en zijn vrienden mee bezig waren. „De ovalen dame" valt uiteen in twee delen. Het eerste deel bestaat uit een aantal korte verhalen, van een bizarre in houd. Het titelverhaal is een nachtmerrie die doet denken aan de verschrikkelijkste mo menten uit Lewis Carroll's boeken: de ik kennelijk een jong meisje loopt een aristo cratisch huis binnen, omdat zij geïntrigeerd is door een dame die zij achter het raam ziet staan. De dame blijkt een jon ge vrouw van drie meter lang te zijn, die ruzie met haar va der heeft en zich op hem wil wreken door niet te eten en te drinken. Een reeks wonderlij ke voorvallen volgen elkaar op in dat huis. „Het koninklijk bpvel" is een zelfde soort droom: de ik wordt de vertrouwelinge van de koningin, die in bad zit, maar moet haar uiteindelijk in de dierentuin voor de leeuwen werpen op bevel van de minis terraad. Het tweede deel van dit boekje is een verschrikkelijk relaas: „Beneden" („en Bas"). Het versjag van het verblijf van Leonora Carrington in een psychiatrische inrichting in de Spaanse stad Santander. Max Ernst werd tengevolge van de oorlogsverklaring in 1939 ge ïnterneerd, wat tot gevolg had dat Leonora Carrington alleen achterbleef en in een depres sieve crisis raakte. Haar ou ders zorgden ervoor dat zij naar Spanje werd gebracht, waar zij in psychiatrische be handeling ging. Het verhaal is een dagboek, bijgehouden in de augustusdagen van 1943, toen zij al drie jaar in de kli niek verbleef. Het is een gruwelijk verhaal, van visioenen, angsten, licha melijke en geestelijke kwellin gen zijn aan de orde van de dag, waarbij tijd en ruimte, oorzaak ep gevolg niet te on derscheiden zijn. Dagenlang, misschien maandenlang, ligt zij vervuild, naakt in een cel, haar lichaam neemt wanstalti ge vormen aan door abcessen en gezwellen. De koortsdro men nemen haar volledig in beslag. „Beneden" is een authentiek verslag van het diepste wat in de menselijke geest schuil gaat, verstoord raakt en niet meer met menselijke gedach ten te verklaren is. Als de middeleeuwse koortsvisioenen van gekwelde kunstenaars, zo als misschien Jeroen Bosch was. Surrealisme in zijn hevig ste vorm geen kunststro ming meer, maar het leven zelf. Na haar ontsnapping uit Span je (met allerlei listen) kwam Leonora Carrington in New York. Daar schreef zij verder, onder meer toneelstukken, waarvan ze niet alleen de tekst schreef, maar ook decors en kostuums ontwierp. Over haar leven, de dramatische ge beurtenissen in Santander en de manier waarop ze daar weg kon komen, staat in een klein, boeiend nawoord een en ander verteld. Dit uitstekende boekje van Meulenhoff, in de verta ling van Nelleke van Maaren, is een welkome introductie van een boeiende persoonlijk heid. JAN VERSTAPPEN Leonora Carrinton: „De ova len dame". Uitg. Meulen hoff. Prijs 26,50. Een sinds vele jaren bestaande samenwerking tussen Elsevier en de redactie van de Winkler Prins-encyclopedieën heeft een rijk gevarieerd aantal at lassen opgeleverd. Van een pocketatlas, waarvan in ver schillende edities tot nu toe ruim een miljoen exemplaren hun weg naar de gebruikers hebben gevonden, is nU een geheel nieuwe versie versche nen. Voor een atlas die nog geen vijftien gulden kost be schikt deze pocket over op merkelijke eigenschappen. Op de kaarten is zowel het na tuur- als het cultuurlandschap afgebeeld, een manier van kartering die een nieuwe de mensie verleent aan de aard- Mooie Carmiggelt „Dit dikke boek is eigenlijk ^een indirecte autobiografie Ivan iemand die, met de jour nalistieke plicht als motor, zijn leven schrijvend door bracht", zo stelt Simon Car miggelt vast over een bijzon der mooie, nieuwe keuze uit zijn werk. De eerste Carmig- gelt-verhaaltjes verschenen in 1940 in boekvorm („Vijftig dwaasheden") en tot 1982 verschenen er bijna vijftig bundeltjes. Kronkels en ver der een stuk of wat verzame lingen poezie, die aanvanke lijk uitkwamen onder het pseudoniem Karei Bralle- ,punt. Uit al deze boekjes is in deze verzameling met de aar dige titel „Mag 't een ietsje meer zijn?" iets opgenomen. Carmiggelt is veranderd in idie veertig jaar, hij stelt zelf vast dat hij zich niet altijd zo meer herkent in de oude ver balen. „Met die vrolijke jon gen zou ik wel eens willen kennis maken" zegt hij over de auteur van de eerste Kronkels. En hij voegt eraan toe, dat om de man die hij nu lis nog maar zelden te schate ren valt, „al heeft hij, geloof ik, het oog en het oor voor het absurde in de meest tra gische situaties nooit hele maal verloren". Meer dan 200 Kronkels en nog heel wat gedichten in dit boek. Het is terecht „een iets je meer". Bovendien heeft Peter Vos Carmiggelts nieu- iwe boek prachtig geïllus treerd. Pri vé-dom ein Emants en Cél ine - Marcellus Emants kende wei nig of geen financiële zorgen. Hij kon zich dus geheel aan de letteren wijden, hetgeen vrij uitzonderlijk is voor zijn tijd, de tweede helft van de I vorige eeuw. Hij kon zich bo vendien permitteren te rei zen en dat deed hij dan ook met ware hartstocht. Hij heeft zich zowat over de hele j wereld opgehouden. In 1875 reisde hij door Scandinavië. Het verslag, dat hij daarover schreef onder de titel „Op reis door Zweden", is Emants' tweede boek. Het is nu, met een nawoord van Ton Anbeek, opgenomen in de serie Privé-domein. Het is een heel persoonlijk verslag, literair: zo nu en dan kan Emants het niet meer met al ledaagse bewoordingen en beschrijvingen af en leiden zijn emoties tot poëtische fragmenten. Van de andere kant is hij heel amusant, zo als hij over Zweedse streken, steden, landschappen kan vertellen. Of zoals hij ironise rend schrijft over eigenaar digheden van het Zweedse volk. In dezelfde reeks Privé-do- mein zijn „Brieven aan vriendinnen" van de Franse schrijver Louis Ferdinand Céline verschenen. Een do cument dat weer meer infor matie geeft over de merk waardige persoonlijkheid, die de laatste jaren in Nederland opvallende bekendheid heeft gekregen. Zijn grote romans zijn vertaald, er zijn allerlei tijdschriftartikelen en studies verschenen en onlangs stond hij centraal in een manifesta tie, georganiseerd door BZZTóH. De „Brieven aan vriendinnen" zijn geschreven in de jaren dertig, na de breuk in zijn eerste huwelijk en voor hij Lucette Almanzor ontmoette, met wie hij de rest van zijn leven zou delen. Het gaat om zeven vrouwen, aan wie Céline openhartige liefdesbrieven schreef. Erika Irrgang bijvoorbeeld, een Duitse studente die in het vooijaar van 1932 flauw valt op een terrasje op het Place du Tfre. Als zij bijkomt steunt haar hoofd op de schouder van Céline, die zich in zijn hoedanigheid van arts over haar ontfermt. Het zal spoedig meer zijn dan medi sche zorg. Onder de vriendinnen een Oostenrijkse gymnastieklera- res, van wie de naam niet ge noemd wordt (zii wordt aan geduid met ,,N...'een Belgi sche schrijfster, een Deense zangeres en een Franse pia niste. Jan Versteeg vertaalde Portret van Simon Carmiggelt door Peter Vos dit aardige boekje, dat wordt grondgebied behoorde, voor ingeleid door Aart van Zoest. zover je dat van een kolonie Vrijdag Vrijdag is de beroemde in boorling van het onbewoonde eiland, waar Robinson Cru- soë zó'n drie eeuwen geleden op terecht kwam. Albert Hel man, die zijn oude dag door brengt op een van die fantas tische kleine Caraïbische ei landen boven de noordkust van het Zuidamerikaanse vasteland, is, als velen, in de ban geraakt van de vraag op welk eiland Robinson Crusoë met Vrijdag leefde en over leefde. In een klein boekje „Waar is Vrijdag gebleven?" geeft hij naar zijn mening waterdichte bewijzen, dat het hier om Tobago moet gaan, „een eilandje ten noordoosten van Trinidad en niet ver van de Orinoco-mondingen ver wijderd, weinig groter dan Goeree-Overflakkee, maar met een grote verscheiden heid van landschappen en een rijke begroeiing". Het eiland waar Helman zelf woont. Hij weet heel wat interes sants te vertellen over zijn eiland, dat ooit eens zo'n hal ve eeuw tot het Nederlandse in vroeger eeuwen kunt zeg- privé-domein gen. Helman trekt al lezend met Robinson Crusoë over zijn eiland, hij ontdekt dat de door Daniël Defoe beschre ven plekjes precies zo aanwe zig zijn als daar staat, even ver van elkaar. Of daarmee het absolute be wijs geleverd is van Tobago als het „Vrijdag-eiland", ont gaat me, maar „Waar is Vrij dag gebleven?" is een onder houdend en leerzaam boekje. Dromen Zijn dromen kunstwerken? De Rotterdamse instelling met de naam „Les Archives Int. des Rêves" gelooft van wel en wil dat laten zien in een boekje onder de titel „Nachtelijke ontmoetingen". Samensteller Pieter van Op- heusden heeft een reeks heel fragmentarische tekstjes ver zameld, waarin bekende en minder bekende personen vertellen wie zij in hun droom ontmoet hebben en wat er verder in die droom plaatsvond. Zo hebben Fre- derik van Eeden en Sigmund Freud wel eens over de paus gedroomd, in de dromen van Tim Krabbé en Jules Deelder is Hitier wel eens verschenen en moeten dezelfde Van Eeden en Lodewijk van Deyssel wel eens van elkaar gedroomd hebben. Zij leggen daar allemaal verslag van af. Marcellus Emants In deze wat pretentieuze col lectie dromen erg veel onin teressante dromen van onbe kende mensen en verder heeft de samensteller een en ander gelardeerd met eigen droomverslagen. Dat hij veel vuldig uit het grote „Dro menboek" van Van Eeden plukt, ligt voor de hand, want daar stonden uitslui tend dromen in. Gemakke lijk is het wel. Ans Wortel Na het succes dat Ans Wortel vorig jaar had met haar eer ste (autobiografische roman) ,,'n Mens van onze soort" is nu snel het vervolg gekomen. In totaal moeten het vier de len worden, elk over een be paalde periode in haar leven. „In' de bloei van het leven, noemen ze dat" is de titel van de nieuwe roman, waarin zij spreekt over de periode waarin zij in Twente leefde en werkte. Het eerste deel ging over Alkmaar; Amster dam en Bergen zullen nog volgen. Een boek als het le ven dat het beschrijft: er ge beurt heel veel in een ono verzichtelijk geheel. Het ene voorval doet Ans Wortel denken aan weer een ander, wat zij dan beschrijft zonder tijd en ruimte in te delen. Dat maakt wel een heel vita le indruk. Het derde, Amsterdamse deel van de reeks gaat heten: „...Noem mij maar Jon..." en komt binnenkort uit. JAN VERSTAPPEN In deze rubriek genoemde boeken: S. Carmiggelt: „Mag 't een ietsje meer zijn?" een ei gen keuze uit alle bundels. Geïllustreerd door Peter Vos. Uitgeverij De Arbei derspers. Prijs 34,50. Marcellus Emants: „Op reis door Zweden" uitgeverij Privé-domein, De Arbei derspers. Prijs 36,50. L.F. Céline: „Brieven aan vriendinnen" uitgeverij Privé-domein, De Arbei derspers. Prijs 36,50. Albert Helman: „Waar is Vrijdag gebleven?" drie studies over een klein eiland. Uitgeverij De Wal burg Pers. Pieter van Oudheusden: „Nachtelijke ontmoetin gen", Sonde-reeks. Uitgeve rij De Rotterdamse Kunst stichting. Prijs 15,-. Ans Wortel: „In de bloei van het leven, noemen ze dat". Uitgeverij Fontein. Prijs 25,-. door de vier kleuren druk met één oogopslag de preciese plek van een plaats zichtbaar, maar ook de land schappelijke omgeving, waar de gebruiker vaak veel meer belangstelling voor zal hebben. Duidelijk en boeiend zijn de verschillen tussen de voorna melijk uit cultuurgrond be staande Westeuropese landen en bijvoorbeeld het rijk ge schakeerde Afrika, met oase culturen en immense woestijn vlaktes. Dat voordeel in de presentatie weegt ruimschoots op tegen een nadeel: de gren zen tussen de landen zijn op het eerste gezicht minder dui delijk gemarkeerd. De pocket heeft ook opmerkelijk goede kaarten van Oceanië, met al dat eilandengedoe. Het regis ter bevat het respectabele aan tal van zo'n 25.000 namen, de Chinese in de officiële pinyin- spelling. De atlas omvat voorts onder meer handige tabellen over verkeer, handel, produk- wereldbevolking, over zichten van internationale or ganisaties en, per werelddeel, informatie over flora, fauna, bevolking en economie. De on vermijdelijke pagina's met de vlaggen van alle landen ont breken evenmin. Kortom, voor het grote publiek een uit gebreide bron van geografi sche informatie, in een be knopte pocket, die toch uit 240 keurig gebonden pagina's be staat. Atlas van de wereld, uitge verij Elsevier, prijs: 14,90. Anders beter worden Rode zonnehoed en toverhaze- laar, gezegende distel en spaanse vlieg, stinkende gou we en lelietjes van dalen, bleekgele hennepnetel en var kensgras, maretak en waterna vel, wierook en mirre: al deze ingrediënten (en nog veel meer) worden gebruikt bij het samenstellen van natuurge- neesmiddelen volgens recep tuur en inzichten van de Zwit ser A. Vogel. Dat 's mans in zichten op het gebied van de phytotherapie (plantaardige geneeskunde) nogal ingang ge vonden hebben, blijkt wel uit het feit dat zijn „standaard werk" De Kleine Dokter in veertien talen is vertaald en* dat er inmiddels twee miljoen exemplaren van zijn verkocht. „Anders beter worden" is daar een soort vervolg op. Het is een werkje waarin voor 180 kwalen en kwaaltjes, varië rend van angst tot zweetvoe ten, een „natuurlijke" behan deling wordt voorgeschreven. Natuurlijk met de. produkten van de heer Vogel. Dr. Vogel is hij niet. Wel heeft hij een Zwitsers eredoctoraat gekre gen, reden waarom hij in Ne derland nu veiligheidshalve als Dr. h(onoris) c(ausa) A. Vo gel wordt omschreven. Anders beter worden vol gens de inzichten van Dr. h.c.A. Vogel, Uitgeversmij Gezondheidsnieuws b.v., El- burg, 13,95. Geen krant ontvangen Bel tussen 18.00 en 19.00 uur, za terdags tussen 14.00 en 15.00 uur, telefoonnr.071-122248 en uw krant wordt nog dezelfde avond nabezorgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 9