Witte brigade in de aanval Op zoek naar bollebozen Slepende kwestie over noodslachtplaats u Miljoenenactie moet melk drinken bevorderen MEK. DE WTTTE MOTOR BINNENLAND/BUITENLAND QaidóaOowiant VRIJDAG 9 SEPTEMBER 1983 PAGINA 1 ZOETERWOUDE Ret gemeentebestuur van Zoe- terwoude is van plan een einde te maken aan een véle jaren slepende kwes tie met de gemeente Lei den over een aandeel in de kosten van de noods lachtplaats. Over de jaren 1977 en 1978 heeft Zoeter- woude een bedrag betaald aan Leiden van bijna 34.000 gulden terwijl dit achteraf gezien ten on rechte zou zijn gebeurd. De vordering op Leiden moet evenwel thans als oninbaar worden be schouwd. Daarbij komt dat voor de jaren 1979 t/m 1981 een bedrag bijge- raamd moet worden van bijna 25.000,- Lichtpun tje is dat de raming voor 1982 met zo'n zes mille verlaagd kan worden. Tot 1 september 1967 werden in Zoeterwoude de noodslach- tingen verricht in de noods lachtplaats van de heer J. van Diemen, voorheen W. Dolle, gelegen aan de Weipoortse- weg. Toendertijd is overwogen een nieuwe noodslachtplaats te bouwen langs het Weddepad. Uit financiële overwegingen althans voor zover is na te gaan is de bouw nooit gereali seerd. Vanaf die tijd is en wordt gebruik gemaakt van de noodslachtplaats in Leiden. Zoeterwoude moest vanaf dat moment een vergoeding aan Leiden betalen die betrekking had op „de vergoeding van de overuren, die de Leidse keur meesters maken vanwege de vanuit Zoeterwoude aange voerde noodslachtingen en ge storven dieren". Het ging in 1970 om een bedrag van 1.668,-. In 1972 werden de werkelijk gemaakte kosten aan overuren in rekening ge bracht. Echter de exploitatie van de noodslachtplaats was dermate ongunstig voor de ge meente Leiden dat onderzocht werd op welke wijze het ver lies was terug te brengen. Ge zien de regionale funktie van de Leidse noodslachtplaats werd toen gedacht aan partici patie in het verlies door de Kringgemeenten. Besloten werd de kosten op basis van een nacalculatie en aan de hand van een procentuele ver deling der gesommeerde kilo gramman aan noodslachtingen achteraf bij de gemeenten in rekening te brengen. De ge meente Zoeterwoude heeft zich tegen die zienswijze opge steld doch stond daarin alleen. Zoeterwoude bleef gebruik maken van de noodslacht plaats in Leiden; ontving daar voor rekeningen en zoals in 1977 en 1978 - betaalde die keurig. Later bleek evenwel dat die rekeningen feitelijk bé- taald. „Het is eigenlijk onjuist ge weest dat die rekeningen zijn betaald. Een vrij nare zaak. Onze vordering moet als onin baar worden beschouwd. We daarom via de saldi- naar een punt achter zetten en schoon schip ma ken", aldus wethouder Van der Heijden die nog wel kwijt wilde dat hij zich toch nog eens in de hele materie zal verdiepen omdat hij zich af vroeg waarom de gemeen schap moet opdraaien voor het - zoals Van der Heijden het noemde - „bedrijfsrisiko voor het boerenbedrijf". Probleem bij de discussie over de mate- vormt het feit dat het verleden alles is „geregeld" op basis van mondelinge afspra ken en er nooit iets op schrift is gesteld. Met de door burge meester en wethouders voor gestelde oplossing (bijna 34 mille oninbaar en zo'n 25 mille bijramen uit de saldi reserves), ging de raadscommissie met tegenzin akkoord. Overigens zijn de jaarlijkse kosten aan de noodslachtplaats vanwege een gewijzigde opzet en exploitatie, niet meer dan zo'n slordige tweeduizend gulden. Vijf miljoen voor melk. 't Is het bedrag, dat alleen al voor 1983 is uitgetrokken ter fi nanciering van een campag ne, waarmee het Nederlands Zuivelbureau, in samenwer king met de industrie, het melkaandeel in de dranken- markt wil vergroten. Activi teiten in de massamedia, de horecabedrijven, kantines en bij allerlei evenementen. In de winkels ook, uiteraard. Het wordt een actie die zeker een paar jaar zal duren, on der het motto„Melk, de wit te motor". Een forse opzet dus, maar de aanleiding is er dan ook naar. Dertig jaar geleden dronken we in Nederland 193 liter per „hoofd*' en per jaar. Nu is dat minder dan de helft, namelijk 86 liter. En dat terwijl onze vochtcon- sumptie in haar geheel voortdurend is gestegen, wel met bijna twintig procent in ruim tien jaar tijd. Het Nederlands Zuivelbu reau weet wel ongeveer, hoe dat is gekomen. Het aantal jongeren van oudsher gro te melkdrinkers is terug gelopen op het totaal van de bevolking. We hebben ook andere eet- en leefgewoon ten aangenomen, waarbij ontbijt en broodmaaltijd nog al eens worden overgeslagen. Dan is er de krachtige op komst van gekwalificeerde gezondheidsdranken zoals bronwater en vruchtesap en voor het overige is het imago van de melk eigenlijk steeds minder tot de verbeelding gaan spreken. De teruggang in de bezorging aan huis lijkt ook mede verantwoordelijk te zijn. De melkboer was im mers een instituut met in vloed óp het dagelijkse le ven. Sommige van deze ontwik kelingen zijn niet meer terug te draaien en de professione le actievoerders zijn dan ook niet van plan, pogingen in die richting te wagen. Liever spreken zij over „het ombui gen van de produktieper- soonlijkheid" van melk. Een schitterende term, waarmee eigenlijk gezegd wil zijn, dat het produkt meer aansluiting moet gaan vinden bij de alle daagse wensen van de consu ment. Men hoopt te kunnen inspelen op een soort „"Aha- Erlebnis", op de omstandig heid dat de 'mensen bést melk willen drinken, maar dat ze er gewoon niet aan denken. Daarom zal ervoor worden gezorgd dat melk daar aan wezig is waar het redelijker wijs mag worden verwacht; door wie dan ook. Als be langrijkste doelgroepen noemt het Nederlands Zui velbureau „de oudere jonge ren en de jongere ouderen". In hun gelederen schijnt het grootste manco in het melk gebruik te schuilen. Kinde ren en grijsaards zijn de melk van oudsher trouw ge bleven. „De witte motor" is inmid dels aangezwengeld en in het hele land gaan draaien. RIJSWIJK „Niet van tafel voordat je beker melk leeg is". Een boter hammetje met hagelslag mocht nog wel eens blij ven staan, maar de beker melk was omgeven door een aureool van absolute heiligheid. De beker melk per ongeluk omgooien, dat was ook een huiselijk vergrijp van formaat. De kliederboel op het tafella ken was te vergeven, het vermorsen van de melk niet. De witte magie van de melk is er niet meer. „En we gaan die magie niet terugroepen ook", stelt drs. A. J. Schölvinck, di recteur van het Nederlands Zuivelbureau in Rijswijk, wel gemoed vast. „De witte motor" is wat meer van deze tijd. Zal hét beter doen. We moeten maar eens beginnen met de mensen zelf de vraag te laten stellen, waarom ze die melk in de afgelopen jaren zo verwaar loosd hebben". 't Is het nuchtere uitgangspunt van een man, die het subtiele snarenspel van de public rela tions ^1 eerder in andere bran ches beoefende. In de tabak sindustrie bijvoorbeeld, waar hij alras leerde dat je van nie mand een sigarenroker maakt door hem resoluut een bolk- nak tussen de kaken te duwen. Fanatiek „Fanatisme is uit den boze", doceert Schölvinck, terwijl hij met kennelijk welbehagen de hand slaat aan een blikje mi neraalwater, dat de serveerster van het Nederlands Zuivelbu reau hem zojuist gebracht heeft in zijn directiekantoor. Peinzend aanschouwt hij daar na het getwinkel van het hel dere bronwater in zijn glas en hij zegt: „Als ik fanatiek was. zou ik op mijn bureau een kannetje melk voor bezoekers hebben staan. Heb ik dus niet. Maar toch vind ik het gek ge noeg, dat bij de koffie- en Ssar Het Zuivelbureau wil melk opstuwen in de vaart der (fris) dranken. Het spontaan drinken van een bekertje melk moet weer de gewoonste zaak van de wereld worden, vindt men in Rijswijk. theeronden in al die tiendui zenden kantoren en bureaus in ons land melk, helemaal niet ter sprake komt. Terwijl ik ze ker weet dat mensen het zou den willen hebben als ze maar wisten dat ze 't ook werkelijk konden krijgen. Dat is nou een van de dingen, waar we aan denken bij deze actie". Niet meer denken dus aan de indertijd wat hoekig overgeko men acties uit het verleden, waarin Joris Driepinter met mannenmoed dagelijks z'n tri- ootje aan melkconsumpties naar binnen goot? En aan de lichte verbijstering, die over het vaderlands publiek kwam toen Cornelis Berkhouwer zich zo nadrukkelijk manifes teerde als kruisvaarder voor het melkdrinken? En de M- daad, bestaat die nu ook niet Schölvinck neemt er niet zo maar afstand van en wil op z'n minst gezegd hebben, dat hij het „toch wel leuk vindt, nog steeds". Niettemin worden nu andere wegen ingeslagen, waarbij geprobeerd wordt, de acties uit te laten gaan van de mensen zelf. Schölvinck en de zijnen hebben er dan vrede mee, dat ontbijt en broodmaal tijden thuis zo in de vernieling zijn geraakt, dat er weinig meer aan te doen is. Maar de dag is nu eenmaal langer dan de tijd die vroeger voor de maaltijden werd uitgetrokken. En menigmaal op zo'n dag krijgt een mens dorst. Uiter aard gaat het van de mensen zelf uit, dat ze daarin proberen de opzet is nu, dat ze dan ook eens aan melk gaan denken. Gezondheidscultuur Schölvinck: „Waarom letter lijk alles, behalve melk? De statistiek wijst uit, dat niet meer dan zeven procent van de Nederlanders echt geen melk lust. Dan hou je 93 pro cent over aan mensen die het wèl lusten, maar toch iets an ders pakken als ze dorst krij gen. Daar moet toch iets aan te doen zijn, zou je zeggen". En de tijd is er gunstig voor, naar de stellige overtuiging van de „witte" actievoerders. Meer dan in jaren het geval is geweest, zijn de mensen bezig met gezondheidscultuur in de eigen, kleine' kring. Gezonde dingen doen en gezonde din gen eten en drinken; het wordt niet zo gauw meer „gek" gevonden. Zelfs is er iets van voorzichtige bewonde ring gekomen voor mensen, die consequent met zulke din gen bezig zijn. Wat is nu eenvoudiger, aldus de gedachtengang in Rijswijk, dan het voorzichtig slaan van bruggetjes naar de plaatsen, waar altijd melk te vinden is? Thuis, in de koelkast. Een stapje verder: als je op bezoek bent en toch geen alcohol wilt drinken, is het dan zo gek om een glas melk te vragen in plaats van iets uit de voorraad obligate alcoholvrije dranken? Mogelijke oppositie uit de hoek van de vetbestrijders wijst Schölvinck resoluut van de hand: „In onze hele vetcon- sumptie komt bij het gemid delde gebruik maar zeven pro cent uit melk en melkproduk- ten, inclusief de pap enzo voort. Dan kunnen die drieën eenhalf procent vet van de volle melk en de anderhalf procent van de halfvolle toch niet veel uitmaken". Welvaart Op gezette tijden van bezin HIL den brer dooi ontr hooi mee ie 0 ■1 ning laten Schölvinck 1 witte brigade nog wel ee...fc - hun geestesoog voorbij gaan, 'a wat er nu eigenlijk precies ge- "lcai beurd is in de afgelopen de cennia. Mèt die melk. Heeft de welvaart, die in zijn kielz^ de achtergrond gestoten? Zo ja, aa8 dan is nu wel degelijk de tijd rijp om een tegenaanval te be- ginnen. Inspelend op prijsbe- wustheid, de neiging om goeie spullen te kopen voor zo wei- nig mogelijk geld, enzovoort. Maar als het niet zo is gegaan en er andere factoren in 't spel zijn zouden ze ook een andere strategie nodig hebben. Van daar dat bij deze koers wordt gevaren, die de minste risico's en de meeste zekerheid biedt: recht op de >lge r af, met een appèl op hun eigen vrije wil. Met peet daarvoor ook van ande ren. Zodat je niet alleen lunchroom, maar ook bruine kroeg een glas melk eP moet kunnen bestellen zonder dat daar een homerisch gelach n 1 op volgt. 'wa 't Zit er misschien wel in. Wel mP vaker zijn cultuurpatronen!r veranderd binnen het tijdsbe- stek van één generatie. Maar 'tln. zal toch nog wel even duren voordat in die bruine kroeg de ÏZ£? eerste klant aantreedt, die het1 dt befaamde „stelletje", ook welf^r „kopstoot" genaamd (een jong( en een grote pils) geserveerd wil hebben in de vorm van een borrel en een glaasje melk ernaast. er AAD SCHOUTEN *r, erd I" T 4e (Van een onzer verslaggevers) DEN HAAG Wat moet je in de klas als je een „knappe leerling" bent? Wat moet je als je steeds tot voorbeeld gesteld wordt aan de jongens en meisjes die „het niet zo goed weten"? Wat moet je als je je de leerstof moeite loos eigen maakt en zo zonder problemen van de ene klas in de volgende rolt? Wat moet je er mee aan als je daarna naar bij voorbeeld de universiteit gaat en je jezelf een heel andere studiemethode moet aanmeten? Wat te doen als je dat niet kunt en dus de studioze vernie ling in gaat? Staatssecretaris Ginjaar-Maas van Onderwijs en Weten schappen ziet zich met deze vragen geconfronteerd en wil daar iets aan doen. Zij wil een wetenschappelijk onderzoek naar de problemen die hoog begaafde leerlingen- van het voortgezet onderwijs op hun weg ontmoeten. Daartoe heeft zij de SVO (Stichting voor on derzoek van het onderwijs) in Den Haag een aanvullende subsidie gegeven van bijna twee ton. Mevrouw drs. M. Schrijver van de SVO: „Het gaat bij dit onderzoek niet louter en al leen om de intelligentie, ook om de creativiteit en het door zettingsvermogen, de taakge richtheid. Als een kind het op de lagere school gemakkelijk heeft doordat het zo intelligent is, wordt het gemakzuchtig. Het komt 'm allemaal aan waaien. En dan ontstaan er la ter, bij het doorstuderen, moei lijkheden"'. Er bestaan in Nederland nogal wat weerstanden tegen het „apart plaatsen" van leerlin gen die meer dan het gemid delde in hun mars hebben. Drs. Schrijver: „Daarom is dit onderzoek er ook op gericht om voor deze groep een spe ciaal lesprogramma te ontwik kelen, zonder dat ze buiten het sociale verkeer in de school wordt geplaatst". Heel terecht overigens, want wie herinnert zich niet de irri- (taties die in de klas ontstonden als „de knapste" weer eens het antwoord wist op de vraag die niemand anders kon beant woorden. Wie, gezegend met een of ander talent, weet zich niet te herinneren hoe gege neerd je je voelde als je wéér eens voor de klas of voor het bord moest komen om iets te laten horen of iets te laten zien dat niemand van je klasgeno ten wist of kon? Aversie Drs. Schrijver: „Het psycholo gisch onderdeel van dit onder zoek is erg belangrijk. De aversie die diverse scholen nog hebben tegen de bollebozen, zullen we moeten proberen te doorbreken. In de VS bestond er ook een weerstand tegen mensen die méér wisten, maar toen de Russen een voorsprong in de ruimte dreigden te ne men, werden wèl alle knappe koppen die voorradig waren bij elkaar geharkt. Toen was die weerstand als sneeuw voor de zon verdwenen". De SVO is met de staatssecre taris van mening dat het ook uit economisch oogpunt onjuist is om talenten onge bruikt te laten liggen. „Maar die talenten op te sporen, dat is nou juist de kwestie", zegt mevrouw Schrijver. Amerikaanse onderzoeken, hebben uitgewezen dat vooral het oordeel van de klassele raar over de begaafdheid van een speciale leerling „redelijk betrouwbaar" is. Daarom wor den bij het onderzoek, waar van de resultaten in november '84 bekend moeten zijn, vooral de leraren, mentoren en ande re schoolbegeleiders betrok ken. Maar niet alleen zij wor den benaderd, ook de ouders en de medeleerlingen van „het knappe koppie". Drs. Schrij ver: „En dat alles om een zo getrouw mogelijk beeld te krij gen". Het onderzoek zal worden uit gevoerd door het Instituut voor Toegepaste Psychologie (ITS) in Nijmegen (prof. Monks), in samenwerking met de vakgroep Onderwijskunde van de rijksuniversiteit in Utrecht (prof. Span). Het is overigens niet het eerste on derzoek naar hoogbegaafden dat in Nederland verricht is. Zo'n vijftien tot twintig jaar geleden heeeft men ook ge poogd na te gaan hoe de .jon gelieden met hersens" op te sporen en te begeleiden. Maar volgens drs. Schrijver zijn daar nooit goede verslagen van ver schenen. „Er kwam niet uit wat ze ervan verwacht had den". Test Het aantal scholen waarop het onderzoek gericht wordt, is nog niet bekend, omdat zie boven er nog enige huiver bestaat tegenover het „isole ren" van de knapperiken. Wel staat het aantal van de te on derzoeken leerlingen vast: 25 a 30 procent van de besten. Drs. Schrijver: „Daarvan valt nog een deel bij de eerste test af, omdat die jongens en meisjes wel goed zijn, maar niet tot de hoogbegaafden behoren. Met de rest gaan we door. En daar om ook is het oordeel van de klasseleraar ook zo belang rijk". Professor Span heeft in zijn "model" voor het onderzoek een belangrijke rol toebedacht aan de computer. Drs. Schrij ver: „Gebleken is dat het kun nen programmeren een onder deel van de begaafdheid is. Span heeft ook het begrip Bollebozen in de dop, gefascineerd door de computer. „Gebleken is dat het kunneijfe- programmeren een onderdeel van de begaafdheid is", zegt drs. Schrijver. peer-teaching" gelanceerd: kunnen léren moet je je eerst leerlingen helpen, onderwij- de kennis eigen maken, anders zen, medeleerlingen. Om te kun je die niet overdragen. En dat is nu iets wat die hoogbc fier. gaafde jongens en meisjes hèbfkf ben".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 14