Rale erenleven ZATERDAG 16 JULI 1983 7ERSUM „Ze hadden trjie Gouden Griffel voor moeten geven. Santo nu? Ach, is handig. iensHplage wordt vergroot, ik •ikeniidat goed, ik zal hem aan- ^n". Anton Quintana, die zijn jeugdboek „De Bavi- 02|koning" is bekroond met louden Griffel, sluit zijn Hij speelt de rol van de die duizend mijl door de klas ijtijn heeft gelopen en het voi/elletjes vindt. Maar ach- eonotjjn ogen staat een oer- kingel in brand. Quintana t zich een vat explosieven 02fvan de schrijver de lont loudt: het seizoen van fel- ■^Jranden is voorbij. „Wat ze? Dat je jaren moet pinken voor je aan een begint? Ik denk nooit inhaak geen synopsis, niks. jegin gewoon. Maar wat ■gBavianenkoning betreft, r*daar heb ik dan m'n hele w. ft over nagedacht; het is "teven". inir 4s geen gebruikelijk leven, dat Quintana achter de 45-jarige eft, al ziin de laatste jaren er- U| lopmerkelijk vruchtbaar, op stevige inzinking na. De jtbare periode leverde beken- Ddukties op: tal van hoorspe- [oor televisie de dertiendelige „De Kris Pusaka" en „Duel diepte", vele verhalen in het alad Pep, de boeken Patjelan- Adelaar, De grote taak op pi de vierdelige Rufus-serie die n 2 dkd werd, voor tv de Maupas- vr^erie en delen uit de serie kor- dervims naar verhalen van Roald en delen voor de VAR A-serie llllllldrecht. Voor „Het zout der j" kreeg hij de Visser Neerlan- jjs. s allemaal niet niks, dat is een geschrijf, daar moet een schrii- ;ugd achter zitten met welwil- i leraren Nederlands en een f gende vrouwenhand. Maar iana heeft een ander verhaal; erg anders. frrver \en pas gaan schrijven toen ik &s en na een zwerversbestaan panje terugkeerde. In Amster- kwam ik m'n tweelingbroer tegen, André Kuyten, je 3 iwel, die zojuist een prijs had pleirigen voor gedichten. Mijn ach- '®g jam is dus ook Kuyten, naar [ader, maar ik heb me Quinta- genoemd naar m'n Spaanse Ier, om het niet al te ingewik- te maken met die Kuytens. Ik Indré, wat jij kunt, kan ik ook. eter. Ik ben hoorspelen gaan nmejven, wel honderd hoorspelen. 252aerd? Even tellen. Van „De Bn van San Juan" werden 36 i uitgezonden. Dat was m'n p grote klus. Nou, maak er ze- g van. Geen honderd". radio iet werk voor de radio kwam iana in contact met de produ- Anton Quintana: „De Bavianenkoning heb ik geschreven in de moeilijkste periode van mijn leven". eer Carl Tewes „zeg vooral van hem dat hij een bijzonder vinding rijk man is" die hem voor „De Kris Pusaka" naar Indonesië stuur de. Daar kwam een dertien-delige tv-serie van, die Quintana nu te boek wil stellen. Na deze serie stel de Joop Vis van Cinecentrum An ton Quintana in staat naar Bonaire af te reizen voor de eveneens der tiendelige serie „Duel in de diepte". Quintana zelf hield zich schuil en vermeed elke vorm van publiciteit. Hij zette zich aan „De Bavianenko ning" dat zich in Kenia afspeelt, waar de CPNB (Collectieve Propa ganda van het Nederlandse boek) de Gouden Griffel tegenover stel de. Waarom? Quintana: „Omdat het een onge woon en toch gezaghebbend boek is". En wellicht voor het eerst van zijn leven grinnikend: „Hoewel ik nog nooit in Afrika ben geweest. Dat is de ingebouwde grap". Hoofdfiguur in „De Bavianenko ning" is Morengéroe, de zoon van een Masai-herder en een Kikoejoe- boerin. Twee stammen die niets met elkaar gemeen hebben en el kaar verachten. Morengéroe houdt zich van beide stammen afzijdig, hoewel hij zich met beide verwant voelt. Maar hij hoort nergens we zenlijk bij. Alle gebeurtenissen lei den ertoe, dat de man op de vlucht slaat. Na een fel gevecht met een sterke baviaan wordt hij „Bavia nenkoning", tot de man de beslis sing moet nemen terug te keren naar zijn mensen om zich onder de mensen waar te maken. En dat is dan meteen het verhaal van Quintana zelf, de Spaanse Hol lander of omgekeerd, iemand die zich verwant voelt met twee cultu ren, nergens helemaal bij hoort en voortdurend vluchtte, als landloper met grote regelmaat werd opgepakt en stug doorging met landlopen. Maar dat is een ander verhaal. Quintana: „Ik ben heel jong in een weeshuis gestopt. Daar botste ik met alles, waarmee je kunt botsen en ik liep voortdurend weg. Kan niet schelen waar naar toe: weg. Op m'n achttiende kreeg ik toestem ming om naar Gent te gaan, naar een expositie omdat ik behoorlijk kon tekenen. Gent heb ik alleen op de terugweg gezien Overigens had ik niets geleerd, ik kon niet le zen of schrijven, ik was volkomen analfabeet. Ik ging naar Spanje, zwierf Europa door en leerde me zelf Engels lezen. Maar schrijven kon ik nog steeds niet, ook niet toen ik op m'n tweeëntwintigste naar Amsterdam kwam en m'n tweelingbroer André ontmoette. Maar ik was inmiddels wel meer derjarig geworden en had geen angst meer voor het weeshuis". Quintana ging aan de slag met hoorspelen, kreeg naam en schreef zich wezenloos. „Voor anderen, tot ik een verhaal voor mezelf wilde schrijven, niet in de eerste plaats over mezelf. Het werd „De Bavia nenkoning". Heb je het gelezen? Het ging heel vlot, tot die hoofdfi guur zijn omgeving was ontvlucht en in een holle boom terecht kwam. Op dat punt kreeg ik het moeilijk, halverwege het boek. Be grijp je?" Ja en nee. Veel schrijvers kennen het verschijnsel van afknappen op de helft van de voorgenomen leng te. Maar Quintana bedoelt er wat anders mee: hoe beschrijf je de aar zeling tussen: verder vluchten, deel uitmaken van een horde hond apen of terugkeren naar de mensen om het nóg eens te proberen. Quintana koos aanvankelijk voor het apenvolk. Over zijn eigen leven: „De Bavia nenkoning heb ik geschreven in de moeilijkste periode van m'n leven. Laat maar zitten. M'n broer André overleed en begrijp me goed, al had ik nog twee andere broers, André was de andere helft van de twee ling; André was voor m'n gevoel m'n echte broer, die wist wat ik had meegemaaktdat gevoel dat tweelingbroers voor elkaar kunnen hebben. Nou, als je geen tweeling bent, weet je niet wat het is. Ik zakte maatschappelijk be hoorlijk weg en toen ik weer wilde schrijven, bleek dat niet meer te gaan. De bladzijden werden wit, ik zag geen regel meer. Goddank vond ik iemand die m'n teksten wilde uittypen, noem 'm maar m'n handlanger die vierentwintig uur per dag bezig bleef. Zo kwam het af". Slim De niet zo noemenswaardige schoolopleiding, het verblijf in een weeshuis, de vluchtpogingen en vier jaar zwerven, honger hebben, gevangen zitten, hebben Anton Quintana allerminst ontmoedigd. „De Quintana's zijn vele generaties vechtersbazen geweest, mensen die dapper wilden zijn. Maar wie dap per is, neemt het risico van een voortijdige dood. De Nederlander is er te slim voor. Kijk, de Kikoejoes hebben een spreekwoord: „Op de stoel van de dappere zit nu een slimme". Ik ben altijd slim genoeg geweest om niet dapper te hoeven zijn. Ik heb geen last van een min derwaardigheidscomplex, omdat ik zo lang analfabeet ben gebleven. Integendeel, ik sla mezelf behoor lijk hoog aan". Dat Quintana nooit in Kenia is ge weest, vormde voor hem geen be letsel erover te schrijven. „Er is do cumentatie voldoende en als je maar genoeg leest, komt er vanzelf lijn in. Iemand is met m'n boek naar Kenia geweest en heeft daar het verhaal verteld. Of het klopte. Na lang nadenken zei een Kikoe- S2: „Ja, dat zou wel eens kunnen oppen". Een typisch Kikoejoe- antwoord". Bovendien ging het Anton Quinta na niet om een mooi verhaal over een jongen uit een Derde-Wereld land. Het ging om hemzelf, om een mens tussen twee werelden die hem uitkotsen. In de negerjongen zit bijna alles van Quintana zelf: snelheid van denken en handelen op het goede moment, gebrek aan medelijden met zichzelf, ironie en berusting in het noodlot. Wat Quintana bezighoudt, wat ook in „De Bavianenkoning" zit, is de vraag wat er gebeurt met iemand, die geen vader heeft gekend, daar om voor zichzelf geen vaderbeeld kan vormen en psychopaat kan worden. „Maar als je je veertig jaar hebt kunnen handhaven, heb je het ergste achter de rug, dan kun je zo veel materiaal hebben verzameld, dat je je een beeld van jezelf kunt vormen". Over het slot van zijn bekroonde boek: „Morengéroe keert tenslotte terug, hij hoeft niet de afloop te weten van het gevecht tussen bavi anen' en een luipaard. Het is, alsof hij weet hoe het er voorbij de laat ste heuvelrug uitziet en hoe het er aan toe gaat. Je kunt op een gege ven moment wéten, hoe je toe komst eruit zal zien. Morengéroe ziet het gewoon. Dat kan". FRITS BROMBERG 'iINGTON Mocht u deze op de televisie of op een foto krant president Ronald in onder ogen krijgen, terwijl reces is in zijn eigenlijke plaats Santa Barbara in Cali- dan betekent dit dat het ige staatshoofd zich op een ierbreedte van 35 graden op- t, hetgeen overeenkomt met frikaanse stad Rabat in Ma- het eiland Cyprus en de In- deelstaat Kasjmir, als u Reagan in zijn gewone ientiële doen ziet, in de istad Washington, mag u be- 7i dat de man zich qua geo- che hoogte in het diepe zui- van Italië bevindt. Ik bedoel wij in Europa denken bij ika doorgaans niet aan een lijk land. Maar dat is het wel. oordgrens met Canada ligt op jn van Parijs, New York is Ion a en de punt Van Florida midden in het verzengende van Saoedi-Arabië. Het is dus heel heet in Amerika. Aange- het klimaat van grote invloed te zijn op denken en doen van en, en politiek een mensen- tie is, verdient het dunkt me eveling om eens een deskun- g te laten onderzoeken in hoe alleen reeds als gevolg van rologische verwantschap het Amerikaanse overheidshandelen overeenkomsten vertoont met het bestuursbeleid in een gemiddelde bananenrepubliek. Het feit dat in Washington meestal de zon schijnt, dat die ploert een groot deel van het jaar ongenadig en vrijwel lood recht boven je schedel zijn gloeien de hitte over je hangt uit te storten, dat als ie niet schijnt de stad hele maal een sauna is, dat 's nachts rond het Witte Huis de tempera tuur vaak maar net onder de 30 graden celcius zakt, dat de zomer tot ver in november kan duren, dat het met Kerstmis nog heel behaag lijk kan ziin op de terrasjes langs de boulevardsdat alles moet op een of andere manier de hoofden en harten in dit wereldmachtscen trum anders doen malen en klop pen dan pak-weg rond het door gaans kouwe en grauwe Binnen hof. Het is natuurlijk al te gevaar lijk om over dit verleidelijke on derwerp uit te gaan weiden, dus laat ik eindelijk terecht komen op waar ik het eigenlijk alleen maar over wilde hebben: De manier waarop het andere klimaat en het andere continent zich weerspiege len in het dierenleven rondom mijn huisje en tuintje in Washing ton. Dat dierenleven rond de woning is spannend en ontspannend. Als ik uit het raam kijk zie ik steevast een paar grijze eekhoorns (de Noord- amerikaanse variant van de Euro pese bruine) over het gazon darte len en door de bomen klauteren. De eekhoorndichtheid in de Ame rikaanse hoofdstad is enorm. Tot in het hartje van het centrum bevol ken ze elk plukje groen en in de tuin van het Witte Huis leiden ze de aandacht af van wie tussen de spijlen van het hek komt turen om een glimp van de president op te vangen. Van het gevogelte is de purperrode kardinaal met de parmantige kuif de meest spectaculaire gast in de hof. Hij (mevrouw de kardinaal gaat minder opvallend gekleed) geeft je het gevoel in Afrika ver zeild te zijn geraakt. Het beest schijnt tot de vinkenfamilie te be horen, maar wordt meer dan twee decimeter lang. Rond zijn eveneens rode snavel heeft het mannetje een zwart gezichtje. Zowel hij als zij pleegt te zingen, niet alleen in de lente maar het hele jaar door en dan ook nog met een mooie diepe stem. De kardinaal is heel tam en kan tot op twee meter afstand naar je komen kijken. In de winter, als broeierig Washington soms ineens door een ijzige adem uit Canada wordt bestreken en onder een dik sneeuwmatras ligt, kan in een stille witte wereld de vlammende vogel zelfs op je hand komen zitten. Wie hier ook vaak door de tuin struint is de blue jay, een soort Vlaamse gaai, maar dan ontzettend blauw. De blue jay is een brutaal kreng, dat altijd ruzie maakt met iedereen die maar vleugels aan zijn lijf heeft, het voortdurend op een hysterisch krijsen zet en er genoe gen in schept om eieren te jatten uit de nestjes van kleinere vogel soorten. Maar u begrijpt dat als een blue jay het aan de stok heeft met een kardinaal, er sprake is van een adembenemend kleurenfeest. Dan heb ik onlangs, omdat ik van uit het raam van mijn kantoortje inkijk had in hun takkenhuisje, een mockingbird-gezin met op groeiende kinderen mogen gade slaan. De mockingbird (vertaald: spotvogel) heeft niets gemeen met de Europese spotvogel, maar is in Noord-Amerika een lijsterachtige. Hij is grijs met een paar witte vlek ken van opzij, het diertje imiteert .even virtuoos als de Europese lijs ter dat doet, de liedjes van allerlei andere vogels. Wat betekent dat de mockingbird toch heel anders zingt dan de lijster, want hij heeft hier heel andere voorbeelden. 's Nachts is het trouwens ook een drukte van belang om het huis. Hoe zou u het vinden om wakker te schrikken van een wasbeer die aan de vuilnisbak is komen ram melen? Het overkomt Washington- se buitenwijkelingen niet zelden, 's Nachts komen de beren los. Nou ja, beren, ze behoren tot de groep der kleine beren, waarvan de fami lierelatie tot de grote (bruine, grizz ly- en ijsberen) wetenschappelijk niet helemaal uitgemaakt is. De wasbeêrtjes worden, hun staart bui ten beschouwing gelaten, ruim een halve meter groot. Ze zijn bruin tot zilvergrijs van lijf en komen met hun spitse zwart-witte' snuitjes snuffelen naar eetbaar afval. Als je stilletjes in het duister aan de tuin tafel blijft zitten, komt er soms een tje vlak bij je. Maar je mag het exo tische schepsel, dat lelijk kan toe happen, niet proberen aan te ra ken, want het kan met hondsdol heid zijn besmet. Het wasbeertjesbezoek speelt zich trouwens af tegen het sprookjes achtig optreden van de vuurvlieg jes. Overal, van laag bij de grond tot hoog in de lucht, lichten heldere puntjes op. Vuurvliegjes zijn ge vleugelde glimwormpjes, die stuk voor stuk een andere „zwaailicht code" schijnen uit te zenden, opdat echtgenoten elkaar in het donker kunnen herkennen. Neem bij dat alles het indringende gesnerp van de krekels in de voch tige nachtelijke hitte, de omstan digheid dat er schildpadden door het gras kuieren en het bericht dat de gade van mijn naburige collega op naar gazon een ontmoeting had met een sissende slang, en u zult voor ogen hebben dat uw corres pondent zich waarachtig in een jonge natie bevindt En dat zoal niet hijzelf de mensen waarover hij bericht tot en met de Witte- Huisbewoners, altijd bevattelijk zijn voor subtropenkolder. MARC DE KONINCK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 15