male
r Volgvloot bepaalt sfeer rond skütsjegebeuren
Vrouwen
sterven vaak
duizend
doden
ZATERDAG 9 JULI 1983
skütsjesilen, hét Friese zeileve-
•nt bij uitstek, dat zaterdag 16
•an start gaat, is in de eerste
een schipperssport. Deze
I in fa tering lijkt zo logisch als iets,
ijn 4r maS toch nog wel eens onder-
bt worden. Veel toeschouwers
•t snF" namelijk de vloot binnen
ben, die de skütsjes begeleidt,
een lastig uitvloeisel van het
•mde, onomstotelijke feit. De
hoy binnenschepen nemen veel te
Vaveplaats in, zo zeggen zij, en be-
r tevileren bovendien het uitzicht
it mep wedstrijd water. Het is ook
ie til
niet zo aardig voor de plezierschip-
per, als hij naar andere dan de hem
vertrouwde plekjes moet uitwijken
vanwege de aanwezigheid van zijn
beroepscollega 's. Maar aan de ande
re kant, en dat argument weegt
véél en véél zwaarder: de volgboot
bepaalt voor een groot deel die
aparte sfeer, die rond het skütsjege
beuren hangt.
Het verdient dan ook zeker aanbe
veling, na een wedstrijd nog wat in
de wedstrijdplaats te blijven rond
hangen. Voor de liefhebbers van
binnenschepen valt er dan heel wat
te genieten. Maar ook anderen dan
deze liefhebbers zullen getroffen
worden door het beeld van een
groot binnenschip, dat, Tangszij ge
bonden, een dan zo nietig lijkend
skütsje naar de volgende wedstrijd-
plaats sleept. Het symboliseert de
vooruitgang in de binnenvaart.
Door die vooruitgang is er mis
schien minder romantiek, maar
voor de schippers is het wonen in
de salon van een groot motorschip
veel en veel prettiger dan het be
staan in de roef van een skütsje.
Aan de andere kant wordt men
dan weer getroffen door de zorg en
de liefde, die de schippers voor de
skütsjes hebben de skütsjes, oude
schepen, die als bedrijfsvaartuig
hun tijd al lang gehad hebben.
Verschillende groepen
Als we de volgvloot eens wat nader
bezien, dan kunnen we verschillen
de groepen schepen onderscheiden,
zowel qua functie als qua soort. In
de eerste plaats heeft elk skütsje
een schip nodig, dat het van wed
strijdwater naar wedstrijdwater
kan slepen. Een skütsje wordt
meestal versleept door het motor
schip van de schipper of van één
van de bemanningsleden.
Dan zijn er ook nog de schepen die
voor onderdak voor de bemannin
gen zorgen. Soms is dit „beman
ningsschip" hetzelfde als het schip
dat het skütsje ook sleept.
In de derde plaats zijn er dan de
motorschepen van die schippers en
bemanningsleden, die van beroep
binnenschipper zijn en dus ook van
wedstrijdplaats naar wedstrijd-
plaats in de vloot meevaren, zonder
dat hun schip in de vloot een be
paalde „functie" vervult. Tenslotte
zijn er nog de niet-Friese binnen
schippers, die een aantal wedstrij
den bijwonen: soms omdat ze toch
in de buurt zijn, maar ook wel, na
dat ze de reis er speciaal voor ge
maakt hebben.
Naar huis
Het aantal schepen, dat als onder
dak voor de bemanningsleden fun
geert, neemt overigens de laatste
jaren af. Steeds meer bemannings
leden komen per auto naar een
wedstrijdplaats en keren 's avonds
weer gewoon naar huis terug. De
hele volgvloot wordt bepaald niet
groter, nu steeds meer skütsjesilers
een baan-aan-de-wal hebben. Ko
men er dus minder schepen, de
tonnage van de schepen, die er nog
wél zijn, loopt op. Ook zien we
meer en meer de ontwikkeling, dat
skütsjesilers met een plezierschip
het gebeuren volgen.
„De vrouw is maar een bij-
hangsel. Je kunt schelden,
kwaad worden of weglopen,
maar zeilen doen de mannen
toch. Al waait het nog zo
hard, al staat er storm en al
roepen de vrouwen van alle
bemanningsledenjullie zijn
gek; ze dóen het gewoon". Dat
skütsjesilers, wanneer de zeil-
koorts eenmaal heeft toegesla
gen, onverstoorbaar zijn, daar
weet Thea Dijkstra-Akker
man over mee te praten. Zij
laten zich door niets of nie
mand en zeker niet door vrou
wenangsten weerhouden het
water op te gaan en zich te
meten met de andere beman
ningen en eventueel met alle
natuurelementen.
Als echtgenote van Ate Dijkstra,
fokkenist op het skütsje „Doarp
Huzummet schipper Lodewijk
Meeter, heeft Thea Dijkstra in de
loop der jaren al vele doden gestor
ven, uit angst dat het schip zou om
slaan. Vooral wanneer ze steeds in
de voorhoede zitten, worden er
heel wat risico's genomen en dat is
niet altijd goed. Als het vreselijk
weer is, dan ga ik niet kijken. De
mensen op de wal zoeken de sensa
tie en roepen „Oh, wat een stunt,
wat een slag", maar bij mij staat het
kippevel dan op de armen. De
spanning wordt me dan te veel".
In die spannende tijden vinden de
vrouwen van bemanningsleden
veel steun bij elkaar. Tante Hanske
Meeter is de aangewezen figuur
voor Thea om haar tranen mee te
delen. Tante Hanske zat een keer
met een kussen op haar kop en ik
lag te janken in bed. En dan riep ze
maar: „Hoe ver zijn ze, of liggen ze
al om Ze kan er nu om lachen.
Tussen de skütsjebemanning en
hun echtgenoten schijnen zich
hierover zo nu en dan flinke ruzies
voor te doen. „Maar weet je wan-
•r ik écht kwaad werd", zegt
Thea, „toen ze bij de wedstrijden op
het IJsselmeer geen zwemvesten
wilden dragen. Daar schaamden zij
zich voor en wanneer zij ze wel
droegen, dan was het meestal on
der een trui, zodat niemand het
kon zien". Tegenwoordig wordt
men gediskwalificeerd wanneer er
geen zwemvesten gedragen wor-
Hak
In de kajuit van het woonschip „De
goede verwachting" waar de fami
lie Dijkstra gehuisvest is, hangt aan
de wand een plaat met het op
schrift: „Een hak op het dek maakt
elke schipper gek". Blijkbaar gaat
deze spreuk niet in alle gevallen
op, want Thea heeft in de jaren ze
ventig een zomer meegevaren als
bemanningslid van „Doarp Hu
zum". „Als zwaardeman", zegt ze
niet zonder trots, „maar het is erg
zwaar werk. Het is „fest halde, nea
los litte" en soms stond ik tot mijn
nek in het water".
Uit deze ervaring heeft zij wel ge
leerd dat het met het „omslaan"
van een skütsje wel meevalt
„Wanneer je aan de wal staat ben
je veel banger dan wanneer je mee
vaart. Je hebt er dan geen erg in
Wel wijst zij er tussen neus en lip
pen even op dat de meeste skütsje
silers niet kunnen zwemmen. „Mijn
man kan zich net redden, maar
daar is dan alles ook wel mee ge
zegd", hiermee het grootste deel
van de immer weggelachen vrou
wenangsten verklarend.
Bezeten
Al 35 jaar is Thea Dijkstra elke zo
mer opnieuw nauw betrokken bij
het zeilgebeuren op de Friese me
ren. Als meisje van twaalf volgde
zij haar vader Riemer Akkerman
op het water. Bij het skütsjesilen
ontmoette zij ook haar echtgenoot
Ate Dijkstra, die zij nu 24 jaar van
uit het volgschip „voedt en laaft"
en van de nodige morele steun
voorziet. Zij weet precies wat er in
de mannen omgaat wanneer zij
zich vol overgave storten in hun
favoriete sport.
„Ze zijn gespannen tot zij op het
schip zitten. Vóór de warme maal
tijd 's middags krijgen ze altijd
twee borrels, meer niet. Dat is ge
noeg om de spanning wat te laten
zakken. Aan boord wordt nooit ge
dronken, in de roef hangt een em
mer ranja. Na afloop van de wed
strijden, als alles nog eens wordt
doorgesproken, is dat uiteraard an
ders".
Tijdens de wedstrijdperiode is het
huishouden van Thea maar een,
slag in de ruimte. Alles staat stil,
want ik ben steeds op stap". Om de
zaken nog enigszins draaiende te
houden, vooral wat de maaltijden
betreft, worden er nu al maatrege
len getroffen. „Ik heb nu al veer
tien kilo vlees ingeblikt. In de dor
pen moet je vaak vreselijk lang
wachten in de winkel en ik heb het
dan druk. Ook heb ik al voor min
stens zeshonderd gulden bood
schappen aan boord. In die tijd
komt er altijd vreselijk veel bezoek.
Ik heb de hut altijd vol".
Verhuizing
Uit de tijd dat er wedstrijd gevaren
werd met skütsjes die normaal op
de vrachtvaart zaten, herinnert
Thea zich nog dat het een enorme
operatie was om een schip „wed-
strijdklaar" te maken. „Alles en ie
dereen moest er uit. Vrouwen en
kinderen, potten en pannen, de
kens en alles wat maar bij het huis
houden hoort. Het gebeurde zelfs
dat de planken, waar anders de la
ding op lag, uit het ruim werden
gehaald. Er werd dan met „blote
span tenge varenTegen woordig is
het vooral een kwestie van kapi
taal. Het is maar net hoeveel geld je
in een schip kunt steken. Het is nu
een zaakje van -„heren". Spijt
klinkt in de stem van Thea Dijk
stra.
FEMMY WOUDSTRA
"De mensen op de wal zoeken sensatie, maar bij ons schippers
vrouwen staat het kippevel vaak op de armen".
JUWARDEN Dat het
pje als scheepstype al heel
j is, blijkt onder meer uit
—feit dat het eerste bericht
HÉ een zeilwedstrijd voor
lelijke schepen al uit 1820
ert. Van 1837 af zijn de
,agen opgetekend. We mo-
echter rustig aannemen,
de skütsjes ook al vóór
I een bekende verschijning
-n iet Friese waterland wa-
vas Zo zijn er in de kranten
ienFe ^aat;ste helft van de
in .tiende eeuw al adverten-
opjlte vinden, waarin onder-
r étende kasteleins aankondi-
ee" dat ze van plan zijn zeil-
0 Strijden voor deze be-
JJ™jsvaartuigen te organise-
ichi
dsn
pasfveer rond 1900 vond er een
et. igrijke wijziging plaats bij de
:er van de skütsjes. Het hout
»t h geleidelijk vervangen door
wa ijzer en later staal. IJzer vol-
ij eigenlijk niet, omdat dit bij
•n ©ringen gemakkelijk scheurt.
5 n daarentegen levert bij aanva-
rlojn alleen deuken op. Boven-
werd langzamerhand de naam
1 lijsje" gegeven aan schepen, die
nlien door de Friezen als „skü-
n verden bestempeld. De „vroe-
tre skütsjes" waren kleiner dan
roi hepen die wij nu nog kennen,
'all dijk zo'n vijftien a twintig ton.
-ïatndien hadden ze een ronde
at nkap (de huidige een rechte),
1 rnioort kuip, die „bollestal" ge-
„Iid werd (de huidige skütsjes
m. en een achterdek) en een zo-
k amd vissermansroer met een
jar ver het roer vallende helm-
iva Van deze „vroegere skütsjes"
url ïdt zich nog een exemplaar in
k Zuiderzeemuseum in Enkhui-
2 maar verder zijn ze „uitgestor-
:w(- Ondanks de overgang van
st i naar ijzer en ondanks het feit,
Ie nu bekende skütsjes dus in
Hï ls verschillen van de vroegere,
bleef de uiterlijke vorm precies de
zelfde.
Pure zeilschepen
Als we ons nu weer geheel .richten
op de schepen die jaarlijks mee
doen aan de wedstrijden van de
Sintrale Kommisje Skütsjesilen
(SKS), dan kunnen we vaststellen,
dat deze schepen dateren uit het
begin van deze eeuw. De houten
skütsjes, die tot in het begin van
deze eeuw nog wel incidenteel
werden gebouwd, zijn namelijk ook
geheel uitgestorven. Alleen de sta
len skütsjes zijn nog jaarlijks te be
wonderen. Als we de lijst van de
SKS-schepen nagaan, dan zien we,
dat het oudste schip, dat van Stavo
ren, in 1900 gebouwd is en dat het
jongste, dat van Lemmer, in 1930
van de helling gleed. Deze jaartal
len geven in feite de bloeiperiode
van de skütsjes aan. Hierbij moet
bedacht worden, dat het pure zeil
schepen zijn en dat rond 1930 de
motor zich een steeds vastere plaats
in de binnenvaart had veroverd.
In de eerste helft van deze eeuw
wemelde het in Friesland van
skütsjes. Elk dorp, dat ook maar
engiszins over water te bereiken
was, kende wel één of meer schip
pers die zich eigenaar van een der
gelijk schip mochten noemen. De
skütsjes waren vrachtvaarders in
de ware zin van het woord. Mest,
(terp)modder, takkenbossen voor
bakkersovens, stenen, letterlijk al
les Werd ermee vervoerd. Ook on
derhielden veel skütsjes vaste dien
sten op de weekmarkten van Leeu
warden, Sneek, Bolsward, enzo
voort.
Geen droog brood
Voor 1945, toen de SKS werd opge
richt, werd er 's zomers zo hier en
daar eens een „losse" wedstrijd ge
organiseerd. Moeder de vrouw en
de kinderen werden, met het huis
raad, aan wal gezet, waarna de
schepen hun wedstrijd konden zei
len. In het midden van de jaren
vijftig, toen de skütsjes geheel le
ken te verdwijnen, omdat ze, ook
voorzien van een opduwertje, veel
te klein waren om er nog een droog
stuk brood mee te kunnen verdie
nen, kochten commissies in dorpen
en steden de schepen aan, louter en
alleen om ze voor het wedstrijdzei
len te gebruiken. Pas toen kreeg de
wedstrijdenreeks, zoals wij die nu
kennen, definitief gestalte. Eigen
lijk heeft schipper Lodewijk Mee
ter uit Leeuwarden het skütsjesi-
len-nieuwe-stijl „uitgevonden". Hij
kocht in 1947 een skütsje, met de
vooropgezette bedoeling er alleen
wedstrijden mee te zeilen. Boven-
diën was hij dé grote stimulator,
achter de westrijdenreeks in het
jaar 1953, toen de SKS, wegens een
groot gebrek aan deelnemers, het
moede hoofd in feite in de schoot
wilde leggen.
De skütsjes, zoals wij die nu ken
nen, variëren in grootte van zo'n 30
tot 55 ton. Het opvallende is echter,
dat de schepen, die groter zijn dan
veertig ton, de forsere skütsjes dus,
de laatste jaren de beste prestaties
leveren. Natuurlijk zijn er uitzon
deringen op deze regel te noemen.
Zo werd schipper Rienk Zwaga in
1979 kampioen met het slechts der
tig ton metende (maar relatief lan
ge) Sudwesthoeke-skütsje. Maar het
Grouwster skütsje (36 ton) dat in de
jaren vijftig en zestig vijf keer ach
ter elkaar door Ulbe Zwaga naar
het kampioenschap werd gezeild en
in die jaren vrijwel onverslaanbaar
was, komt nu meestal niet verder
dan een plaats in de middenmoot.
En het beroemde skütsje „Jonge
Jan", dat voor de oorlog niet te
kloppen was, voldeed in de jaren
zestig en zeventig niet als wed-
strijdskütsje van Eernewoude.
Daarvoor was het schip met zijn 34
ton te klein. Het schip werd twee
jaar terug overigens verlengd en
vorig jaar werd schipper Jappie
Meeter er tweede mee bij de wed
strijden van de IFKS, de skütsje-
organisatie, waaraan naast de SKS
behoefte bleek.
Hoewel men de skütsjes zo veel
mogelijk in originele staat wil la
ten, wordt de overgang van werk-
schip naar nauwkeurig uitgebalan-
ceerd wedstrijdschip steeds duide
lijker. Zo staat tegenwoordig op de
meeste wedstrijdskütsjes de mast
verder naar achteren dan vroeger
gebruikelijk was. De lange opste
kers op de skütsjes van nu, om een
grotere fok te kunnen voeren, wa
ren vroeger, in de vrachtvaart, veel
Twee wedstrijdprogramma's
Naast de officiële* wed
strijden van de Sintra
le Kommisje Skütsesi-
len (SKS) worden er
ook nog alternatieve
zeilwedstrijden voor
skütjes gehouden, ge
organiseerd door de
IFKS.
Het SKS-programma
ziet er als volgt uit:
16 juli - Grouw
18 juli - Veenhoop
19 juli - Eernewoude
20 juli - Terhorne
21 juli
23 juli
25 juli
26 juli
27 juli
28 juli
29 juli
Langweer
Stavoren
Woudsend
Elahuizen
Lemmer
Lemmer
Sneek
Het IFKS-programma:
30 juli - Sloten
1 aug. - Elahuizen
4 aug. - Hindeloopen
5 aug. - Makkum
6 aug. - Makkum
Alle wedstrijden be
ginnen om 14.00 uur.
De start kan even
tueel, vanwege weers-
of andere omstandig
heden met een half
uur. (rode vlag) of een
heel uur (witte vlag)
worden uitgesteld.
Daarna is de start of
volgt afgelasting.
De toegang tot de
SKS-wedstrijden be
draagt f 2,50, de wed
strijden van de IFKS
zijn gratis.
minder gebruikelijk. Bij het op
knappen van skütsjes wordt de roef
nogal eens een eindje naar voren
verplaatst om de bemanningsleden
op het achterdek meer bewegings
ruimte te garanderen. Bovendien
heeft vrijwel elk wedstrijdskütsje
meer dan één tuig. Toen de schip
per alles zélf nog moest betalen,
was dat uiteraard wel anders.
Borstel in mastkoker
Een van de interessante aspecten
van het skütsjesilen is, dat er geen
twee schepen gelijk zin. De werf
baas hield bij het bouwen rekening
met de wensen van de opdrachtge
ver. Hoewel de kundigheden van
schippers en bemanningsleden zeer
veel gewicht in de schaal leggen en
een goed zeil een skütsje ineens
kan doen „vliegen", blijft het eén
raadsel, waarom het ene schip zeer
snel is en het andere daarentegen
niet vooruit te branden Ook
'komt het wel voor, dat een skütsje
de ene dag wint en de volgende
dag kansloos in de achterhoede
ronddobbert. Nu zijn dat natuurlijk
problemen, waar iedere wedstrijd
zeiler, in welke klasse dan ook, wel
eens mee te maken heeft, maar dat
een in een mastkoker geklemde
borstel het verschil tussen winnen
en verliezen uitmaakt, zoals eens is
gebeurd, is niet bepaald algemeen.
Een skütsje is een Fries schip. Toch
zijn twee van de veertien wed
strijdskütsjes van de SKS buiten
Friesland gebouwd. Dat van Joure
in het Groningse Enumatil en het
schip, waarmee Philips-Drachten
dit jaar voor het eerst in de wed
strijden uitkomt, in Hoogeveen.
Het meet overigens maar liefst vijf
tig ton en is ruim twintig meter
lang. De grenzen rond het skütsje
gebeuren dienen dus ook weer niet
té strak getrokken te worden. Ze
ker niet als men bedenkt, dat
schipper Jan van Akker in 1955
kampioen werd met een schip, dat
geen echt skütsje was, maareen
Groninger boltjalkje.