finale F
„Ik ben altijd
zo blij geweest
datje voor mij
gekozen hebt, dat
ik heb mogen leven"
CLARA ELISABETH, 19 JAAR;
VERSLAG VAN
EEN LEERGANG NAAR DE DOOD
I' l^wl^F ZATERDAG 28 MEI ill I
rol zou kunnen spelen dan ooit mo
gelijk was geweest op het toneel,
wat ze zich als ideaal voor ogen
had gesteld. Toen reageerde ze op
getogen: „Dat zou wel zalig zijn.
Dan is het goed. Na mijn dood".
Schaduwen
Toen Claartje veertien jaar oud was
wierp de kanker zijn eerste, achter
af herkenbare, schaduwen vooruit.
Ze kreeg flauwtes die al snel verer
gerden tot aanvallen die een epi
leptisch karakter hadden en soms
zelfs bij haar moeder het
beeld opriepen van bezetenheid.
Dal het niet om epilepsie ging,
werd spoedig duidelijk. Maar wat
was het dan? Hysterie? Psychoti
sche aanstellerij? Veel van Claar-
tjes vriendinnen, klasgenoten, do
centen, waren ervan overtuigd. Ze
stelde zich aan, al die aanvallen
waren alleen maar gericht op het
trekken van aandacht, vond men.
Van het stedelijk gymnasium ver
huisde ze naar een internaat in Sit-
tard, maar ook daar werd ze spoe
dig het zwarte schaap van de ge
meenschap.
In haar dagboek noteerde ze:
„10 muren
10 dikke muren van steen
heel alleen
Voor de toneelschool in Amster
dam werd ze te „labiel" bevonden.
Geleidelijk aan verergerde de toe
stand. Ze kreeg last van tijdelijk
geheugenverlies, vermoeidheid,
hoofdpijn, duizeligheid, misselijk
heid, momenten van versterkte
angst. Op 20 maart '79 schreef ze:
Langzaam begon ik me beter te
voelen tot ik plotseling iets voelde
dat men zou kunnen vergelijken
met een koffiemolen die me van
binnen kapot draaide. Vanuit mijn
hals trok een kou op in mijn hoofd
en ik kon mijn ogen niet meer
richten. Ik werd heel, heel erg
bang en ben naar buiten gerend
Een neuroloog stelde opname in
Meer en Bosch voor, een instituut
voor epileptici en zwakzinnigen in
Heemstede, opdat ze „geresociali
seerd" zou kunnen worden.
In september '79, ze was toen acht
tien, werd haar hoofd tenslotte met
een scan onderzocht, een soort
driedimensionaal röntgenapparaat.
Anders dan de artsen, toonde
Claartje zich opgelucht: „Mam, ze
hebben het geloof ik gevonden, er
zit daar in mijn hoofd inderdaad
iets. Ik heb echt ietsik heb me
niet aangesteld".
Ze bleef in het ziekenhuis opdat de
tumor meteen operatief verwijderd
'zou kunnen worden. De ingreep
duurde zes uur en het resultaat
leek een wonder. Het gezwel, het
hele gezwel was weggehaald. Toch
bleek al spoedig dat er iets bescha
digd was. Claar kon niet meer le
zen. Ze zei: „Och, dat is niet het be
langrijkste. Ik leef toch nog? Ik heb
toch geen pijn meer".
Hersenen
Maar kort daarna begon de pijn op
nieuw en opnieuw ging ze onder de
scan. Er volgde een tweede opera
tie. Na afloop hiervan moest de
verantwoordelijke medicus aan
Claars moeder vertellen: „Het was
verschrikkelijk, wat ik daar gevon
den heb. Als ik dat geweten had,
was ik nooit aan de operatie begon
nen, maar had meteen de bestra
ling laten beginnen. De holte van
het vorige gezwel was helemaal op
gevuld en het heeft zich verbreid
langs het hersenvlies en in de her
senen. Het was volstrekt inopera-
bel".
Voordat alsnog tot bestraling kon
worden overgegaan, moest eerst de
operatiewond genezen. Er deed
zich echter een nieuwe tegenslag
voor. Claar kreeg bot-infectie, wat
nogmaals een zware operatie nood
zakelijk maakte.
„Dokter wat zijn mijn kansen?",
vroeg ze enkele weken later. „Wilt
u het niet mooier maken, ik wil
weten hoe ik er voor sta".
„Kijk, Claar, vóór die infectie zou
ik gezegd hebben: fifty-fifty. Nu
kan ik dat niet meer zeggen, want
de foto's geven geen duidelijk ge
noeg beeld. Maar er is wel een
kans".
„Zelfs al zou ik nog een fifty-fifty
kans hebben, dan moet ik nog
maar afwachten aan welke kant
van de lijn ik val. Nu is die kans
dus nog veel kleiner geworden",
constateerde Claar.
De bestraling die vervolgens werd
toegepast, sloeg niet aan. Foto's we
zen uit dat het gezwel andermaal
was gegroeid. Na een onderhoud
met haar arts werd Clara thuis op
gewacht door Cécile, haar zusje:
„Wat zei de dokter?"
„Cécile, ik ga dood".
„O Claar wat érg".
Even stilte. Een wit weggetrokken
gezichtje, maar geen tranen. Cécile:
„Dan gaat die reis ook niet door.
Dan wil ik niet weggaan".
Claar: „Nee Cécile, dat is niet goed.
Alles moet gewoon doorgaan. Ga jij
nou maar lekker op reis, je krijgt
nooit meer zo'n kans. Niemand
weet hoe lang het nog kan duren.
Misschien leef ik nog wel als je te
rugkomt. En je hebt er lang genoeg
voor gewerkt. En je hebt je zo op
„Niet aan denken en
dóórwerken" is een
probaat middel.
Doordrinken wil
ook wel helpen.
Maar toch. In verre
uithoeken van het
bewustzijn blijven
de contouren slui
meren.
Contouren van
kramp en adem
nood, pijn en verrot
ting. Kanker? Hart
aanval? Verkeerson
geluk? Een kernoor
log misschien, een
giframp?
Mensen leven in het
vooruitzicht van lij
den en sterven.
Zijn er bang voor.
Weten ook niet hoe
je dat doet
In Oegstgeest is zon
dag 22 juni 1980 een
meisje gestorven dat
het al doende ge
leerd heeft. Clara
Elisabeth heette ze
en ze is negentien
jaar geworden. Van
Clara's leergang
naar de dood heeft
haar moeder een
verslag gemaakt dat
voor mensen die het
sterven nog voor
zich hebben heel be
moedigend kan zijn.
Als Clara, die aan
hersenkanker leed,
het ondraaglijke
draaglijk kon ma
ken, moeten ande
ren dat ook kunnen.
Hoeven we dan toch
niet zo bang te zijn?
Clara's moeder nu:
„Nee, ik ben niet
bang meer voor
mijn eigen sterven".
OEGSTGEEST Middelen
die haar suf zouden maken,
heeft Clara Elisabeth altijd ge
weigerd, maar pijnstillers ac
cepteerde ze uiteindelijk wel.
Aan het eind van haar leven
werden die via injecties toege
diend. De avond voor haar
sterven was de dokter er voor'
een nieuwe prik. „Claar ik
kom je een prikje geven, dan
kun je de hele nacht rustig
slapen. Dan heb je helemaal
geen pijn". Claars moeder
draaide haar wat om, want ze
was gedeeltelijk verlamd. In
eens klemde de dochter de
moeder in de armen.
„Claar, ben je bang?"
„Nee mama", fluisterde ze.
„Als jij het maar
Dat waren haar laatste woorden en
daarmee gaf ze een samenvatting
van de harmonie waarin ze van het
leven afscheid nam. Ze was niet
bang voor wat er komen zou, maar
tegelijkertijd bleef ze tot het laatste
moment trouw aan de aardse wer
kelijkheid. „Als jij het maar aan
kan", heeft ze immers hoogstwaar
schijnlijk willen zeggen. Het is deze
harmonie die het verhaal van haar
leven ook voor degenen die Claar
riiet gekend hebben tot een belang
rijk verhaal maakt. In vrede heen
gaan. zo heeft zij duidelijk ge
maakt, is ook mogelijk als je pas
negentien bent en lijdt aan hersen
kanker, wellicht de ergste ziekte
die we ons in deze maatschappij
kunnen voorstellen.
De herinneringen aan haar oudste
dochter zijn door de moeder vastge
legd in de vorm van een aan haar,
Claartje. gerichte brief, die dezer
dagen door Van Holkema Wa-
rendorf is uitgegeven. In een ge
sprek ter toelichting zegt de moe
der, die het pseudoniem Anne van
Wijck heeft gekozen: „Claar is er
nooit op uit geweest een voorbeeld
voor anderen te zijn. Met zichzelf
wilde ze in het reine komen en met
de dood. Maar geleidelijk aan werd
duidelijk dat de weg die ze daartoe
bewandelde door anderen wel de
gelijk werd ervaren als bron van
troost en inspiratie. Toen ik haar
daarop wees, reageerde ze aanvan
kelijk terughoudend. „Kom nou, zo
flink ben ik helemaal niet". Later
vond ze die gedachte toch wel fijn:
„Dan doe ik er nog wat mee, met
mijn ziekte". Tijdens onze laatste
wandeling in de Horsten heb ik
haar tenslotte toestemming ge
vraagd over haar te mogen schrij
ven. Ik heb gezegd dat ze op die
manier misschien een belangrijkere
die reis verheugd. Ga nou maar,
echt. Ik wil niet dat je om mij hier
blijft. Je doet me een veel groter
plezier als je gaat. En voor de ande
ren zou het ook sneu zijn, want dan
zou die hele reis niet doorgaan".
Trouw
Blijvende betrokkenheid bij de
mensen om haar heen, trouw aan
het leven zelf, dat kenmerkte de
houding waarmee Clara Elisabeth
dë dood tegemoet trad. Cécile er
voer dat ook nadat ze was geslaagd
voor haar eindexamen en Claar, op
de valreep van haar leven, met een
bos bloemen verscheen op de diplo
ma-uitreiking. De dokters werden
er bijvoorbeeld door getroffen toen
Claar, ontwakend uit een diepe
narcose na een van haar operaties,
onmiddellijk bij hen informeerde:
„En hoe was jullie zeildag gis
teren?" Terwijl de vele vrienden en
vriendinnen door die blijvende
aandacht in staat werdert gesteld op
hun beurt ook bij Claar betrokken
te blijven.
Houdt die trouw aan de wereld van
de achterblijvers geen nodeloze
versterking in van het eigen lijden?
Elke voortzetting van het contact
betekent immers een rekken van
het afscheid. Geconfronteerd met
onstuitbaar verval en ontluistering,
bestaat de verleiding dat afscheid
juist te bespoedigen. De relatie met
je medemensen te verbreken en je
terug te trekken in jezelf.
Claars overtuiging dat dit voor
haar de verkeerde weg was, vloei
de logisch voort uit haar keuze het
héle leven te leven, inclusief het
lijden dat er in haar geval in wel
heel sterke mate in besloten lag.
Door zowel de liefde als het losla
ten actief te aanvaarden, door zo
wel de vreugde als de pijn te leven,
zocht ze tot voltooiing en daardoor
tot rust te komen. Vandaar ook dat
zelfdoding en actieve euthanasie
voor haar geen begaanbare wegen
waren, zolang ze voor zichzelf nog
niet tot een afronding was geko
men. Ook de uitgang van de apa
thie, al dan niet versterkt door ge
bruik van verdovende middelen,
wees ze van de hand. „Claar moet
Claar blijven", zei ze en dat hield
in: niet vluchten.
„Ik wou dat ik het van je kon over
nemen", zei haar moeder eens.
„Nee mama, dat zou ik niet willen,
dat zou ik niet aankunnen. Ik heb
het liever zelf, al is het wel moei
lijk".
Hoe moeilijk blijkt ook uit de aan
tekeningen die Clara maakte toen
ze nog kon schrijven:
..Zondagavond.
Ik ben bang.
Bang voor de angst.
Bang, bang.
Banger voor het leven dan voor de
dood
Angst.
Help!
Ben ik te helpen?
Vermorzelend kabaal
Ben ik stukje na stukje uit elkaar
aan het breken?
Wat is wat? Wat is niets.'
Leven, wat was dat ook weer?
Naar links, naar rechts
naar voor naar achter.
Breken.
Ben ik gebroken of ben ik herstel
lende?
Zou ik mijn ogen durven openen
of zijn ze al open en moeten ze
dicht?
Vechten, was is dat?
Wat is de wereld, welke wereld?
Ik ben bang, en ik wou, dat ik wist
waarvoor".
Er was lichamelijke pijn die soms
groeide tot het ondraaglijke. „O
mama, die pijn. Ik bén pijn. O nee
het is nóg erger".
En er was de voortdurende drei
ging dat de geest uiteen zou vallen.
Uit Claartjes aantekeningen:
„De dingen die ik weet bestaan
maar even, daarna zijn ze weg en
bestaat er iets anders. Dit is wel
waar, maar klopt niet. Ik kan mij
gedachten en gebeurtenissen herin
neren, maar ze hebben geen vorm
in mijn herinneringen".
Elders:
Wat bedoel ik nou eigenlijk?
Ben ik per ongeluk genezen?
Of. ben ik per ongeluk niet dood?
En besta ik inderdaad niet meer?"
Doorgaan
Toch, elke keer opnieuw, hervond
ze de wil om dóór te gaan en sa
menhang te houden in het denken.
Pijn stillende middelen accepteerde
ze met mate, maar voor het overige
hield ze in alle opzichten vast aan
haar koers om door angst en wan
hoop heen te leven De werkelijk
heid waarmee ze werd geconfron
teerd wilde ze ontkennen noch ont
vluchten, maar actief aanvaarden.
Op weg naar eigen voltooiing. Van
alles, zei ze, leerde ze. Elke erva
ring, hoe vreselijk ook. maakte
haar rijker en rijper. „Kom, Claar,
zet 'm op", hield ze zichzelf voor.
„Kom, Claar, je móét het aankun
nen".
Daarbij ontwikkelde ze langzaam
maar zeker een steeds dieper reli
gieus bewustzijn. In een gesprek
kort na de tweede operatie zei ze
tegèn haar moeder:
„Weet je dat het echt zo is dat God
kracht naar kruis geeft? Ik geloof
dat ik het allemaal wel aan kan".
Daarbij bleef ze gevoel voor humor
houden: „Je hebt gelijk, mam. als je
dat kwijt bent, is alles verloren.
Het is gek, jullie hebben me hele
maal niet zo gelovig opgevoed,
maar ik moet toch steeds aan Geth-
semane denken. Dat geeft wel
troost. Christus bleef ook zichzelf.
Alleen mis ik in dat verhaal elke
humor. Dat kwam misschien door
dat hij zo alleen was".
Ook in de maanden daarna liet
Claar bij herhaling blijken in de lij
densgang van Jezus Christus een
voorbeeld te zien. Anders dan Hij,
had Clara niet gekozen voor haar
lijden, maar nu de beker eenmaal
op haar levensweg geplaatst was
wilde ze die, net als Hij, tot de bo
dem leegdrinken. Net als Hij wilde
ze, door het lijden heen, leven en
dood met elkaar verzoenen.
In het Leiderdorpse Elisabethzie-
kenhuis ging ze vaak samen met
haar moeder naar de kapel, een in
tieme ruimte, waarin alleen het
godslampje brandde. Ze keek dan
op naar het kruis en bad, zonder
uitgesproken woorden, tot de rust
over haar kwam. Dan zei ze: „Kom,
laten we nou maar weer koffie
drinken".
Tot enkele weken voor Claartjes
dood bleven rust en angst om de
overhand strijden. Bestendige vre
de kwam pas op het laatst. Bijna
elke avond ging ze in die slotfase,
samen met haar moeder, naar het
strand of de duinen. Genoot dan
van de eindeloze zee en toonde zich
verzoend met de gedachte zich nu
spoedig te zullen inschepen. Dat
haar hoofd half kaal was en er een
groot gezwel uitgroeide, scheen
haar niet meer te c^ren. Ook het
sterk afgenomen gezichtsvermogen
was aanvaard. Praten kon ze nog
maar heel slecht; vooral het juist
benoemen van de dingen kostte
haar veel moeite. Haar moeder
sprak ze soms met de verkeerde
naam aan. Maar de angst was ver
dwenen.
Perspectief
Had dat te maken met een religieus
perspectief dat zich wellicht scher
per was gaan aftekenen? Tot een
concrete duiding van „God" en
„Hiernamaals" voelde Clara zich,
zeker op het eind van haar leven,
.niet aangetrokken. Daarentegen
groeide ze, in haar worsteling, wel
toe naar het vertrouwen dat 'u
mysterie van haar eigen besta w
het geheim van leven en dood,i~
eindelijk zou blijken een gelukmaa
geheim te zijn. Met wierook, be
tjes en kanselredeneringen had
weinig op. Maar ze vertrouwden.
ze haar leven tot voltooiing had(v
bracht en als voltooid mens
meer ver af was van een staat
Licht en Inzicht.
Op dat moment was ook de zel|maa
kozen dood een begaanbare ljmrt
voor haar geworden. Ze heeft dp
toch van afgezien. Na alle pijnvep'
wanhoop te hebben aanvaard. aDraa
.vaardde ze nu dat het beekje
haar leven langs natuurlijke 'oms,
zou uitmonden in de grote ocea^
Naar het beeld van het door Unjer
veelvuldig geciteerde g^'ken
„Sterven" van Henriette Ro^^
Sterven is niet of een beker
scherven
valt. 't is niet of een snoer knapi 0pm
de kralen Wél
verloren gaan; het donker zegefise e
ver
van niet-zijn over zijn is het imen
sterven.
Het is van de kleine beek het i_
monden 10'
in oneindige wateren; 't vereenWM
van het kleine deel met het alvan
meen
geheel;
Nadat de oedeembestrijding
gestaakt is Clara Elisabeth zonl
22 juni 1980 rond half elf 's avcl
thuis in alle vrede gestorven!
had het lief èn het leed geleefd?
Tijdens een van de vele ritten t
het ziekenhuis, voor de bestral|
vroeg haar moeder haar eens:
„Claar heb je me eigenlijk
kwalijk genomen dat ik je hed
ten leven? Je weet dat ik indei|
de keuze had tussen een abortuf
een behandeling in het ziekend
om je te houden. Ik kreeg de
kering dat het jou absoluut nietF
schaden, en toen koos ik natuun
voor jou. Maar nu met alle(
lende die je gehod hebt, en metf
onzekere toekomst voor je
kan me zo goed voorstellen da-
nu die keuze verwenst. In zelf,
zin zou je kunnen zeggen, dat i£
dit heb aangedaan".
„Nee mam, dat mag je nóóit zegL v
of denken. Ik ben altijd zo blij» y
weest, dat je voor mij gekozen \m
dat ik heb mogen leven". f t
WILLEM SCH5
N.a.v.: Clara Elisabeth, 19 jaar.
teur: Anne van Wijck. Uitgevj
Van Holkema Warendorf. E^uu
sum. Prijs: 14,50.