Henk Arts zoekt in zijn aquarellen een thuishaven voor zijn gedachten In het luilekkerland van Kaatje raakt elke lekkerbek spontaan van de kook Cilë inal iet ai ashin ande j| i nstst aa m steel etsefr* san <7* idt. |k£ 'end M kseh M lerih defSH Upet |i an. gevangen heeft, levert het iat nooit een bruikbaar signa- Onder het tongstrelende motto „Proeven en zien" ex poseert de Nederlandse, in de Parijse voorstad Neuilly sur Seine wonende, kunst schilder Henk Arts tot eind september in het exclusieve restaurant „Kaatje bij de sluis" in het Overijsselse Blokzijl zijn aquarellen, waarin hij een „verdroom de" uitbeelding geeft van landschappen in Norman- dië, Bretagne en Overijssel. „Kaatje" sluit hierbij aan met een culinaire droom, die in creativiteit niet onder doet voor de talenten van Arts. Over deze symbolische landenontmoeting schreef Leo Thuring bijgaand twee luik. W - P imidden van hevig bloeiende bloemen „Als ik naar zo n goddelijke <1h |mP°sitie kijk denk ik: „Waar ben je eigenlijk mee bezig? is Henk Arts "ejontaan door de knieën gegaan. Daarbij weet hij zich gesteund door So- Sjfaihge. zijn schutsengel, die voor hem steeds het steile pad van de kunst OKZIJL Als Henk Arts weer i landschap in een van zijn aqua- of Holland en zie alles haarscherp: bomen, weilanden, de hei, een hek, een brug over een beek. Op zo'n moment is er werk aan de winkel en moet ik haastig aan de slag. Zul ke gedachten dulden namelijk geen uitstel". Zacht ei jSU qnent op voor een agent met op De contou- een, p, die hij volgt, zijn daar te vaag fer en trekken zich niets aan van Üe wetten, waaraan de natuur Igens het menselijke oog dient te ebt hoorzamen. De bomen, die hij va/Bceert, zijn slechts vegen uit zijn mefirsenpan, die de werkelijkheid hofjet zozeer vertekenen dan wel De wortels van hun acAlmnien, die slechts summier wor- aangeduid de ene keer een j-as, die boosaardig op het papier is ylkerfd, dan weer een ijle streep, l knè 'n weg getrokken M verdwijnen in een bodem, oplicht in spookachtig blauwe ^vjten, waar een laserstraal debet lijkt.te zijn. Daarboven ver- ma ^aien takken en bladeren tot wol kenflarden, die uiteenrafelen in i kleurloos niemandsland. es ;4 ^ie droomwereld, waarvoor al- a/;n weifelaars een paspoort kun- e n bemachtigen, zoekt Arts de fitste jaren koortsachtig naar een //uishaven voor zijn gedachten. I y probeer niets nieuws te vertel- i", waarschuwt hij, „ik wil alleen öeet mijn simpele aquarellen in de epte kijken. En daar in de stilte gevks herkennen, wat voor mij het n styen de moeite waard maakt". Arte moet me ook geen landschap- /OO/tiilder noemen", stelt hij voor, fec/npant de natuur is voor mij alleen de n venster, waardoor ik naar mijn im^en emoties kijk. Het is de pels het jn een beer, waarin ik mijn snel isselende stemmingen als vlooien u j reis stuur naar de verte, 's Mor- jns houd ik een vel papier onder douche en daarop probeer ik jn gevoelens vorm te geven. Dat it allemaal razendsnel. In een /rek en een zuc^t. Want nat pa- ^r en waterverf geven je de kans Jfet om lang na te denken en za- JP te beredeneren". Het maken van een aquarel lijkt 1 he lor een buitenstaander zo'n sim- ïefefle opgaaf. Maar in de praktijk is wf qt wel degelijk een kwestie van zijn 1 op of d'r onder. Alles of niets. n de hebt niet eens een vastomlijnd en laat je schijnbaar doelloos ze1 sleeptouw nemen door je pen en jPl' bur- twee dagen later het resul- -- .cijk, verbaas ik me meestal. SfPb de eerlijkheid gebiedt mij om te ?ve,Egën, dat ik vaak hevig teleurge- few4ld ben en denk: „Het is weer ikehsiukt". Kilo's papier heb ik in de leuibp der tijden naar de vuilnisbak Én als Solange niet in de urt was, zou er waarschijnijk nog t deïeds geen aquarel van me zijn. goddank bepaalt zij, wat blijft z& wat in de prullenbak verdwijnt. ver# dat is een zegen. Want als het aanln kwam er nooit wat uit j0Jjijn handen". baset rïiaa^ °°k O00»1 een voorstudie e 4n het landschap, dat ik wil schil- jren. Ik heb trouwens niet eens h 'Jn sc^etsboek. Het enige wat ik is kijken. En wat ik zie ets ik ™pmijn geheugen". ®"®taar blijft het net zolang liggen, t ^ndat op een ochtend beelden in opdoemen van een streek, die i ooit bezocht heb. Ik ben dan terug in Normandië, Bretagne „Als je nu tegen een Nederlander zegt, dat je je laat leiden door je ge voelens. kijkt hij je tien tegen één aan met zo'n meewarige blik van „Daar heb je weer een zacht ei". Want emoties tonen is in dit land taboe. Dat is een teken van zwakte, waarmee je anderen een wapen geeft om je kapot te maken. En als dat niet lukt in elk geval belache lijk". „Kijk maar eens aandachtig om je heen. Er zijn maar bitter weinig mensen, die er openlijk voor uit durven te komen, dat ze twijfelen aan zichzelf en anderen zoeken om de inhoud van hun knapzak mee te delen. Maar wat stelt geluk voor als er niemand in de buurt is, met wie je er over kunt praten? Waar moet je met je wanhoop naar toe, als je voortdurend tegen dichte deuren opbotst?". „Eén van de kenmerken van deze tijd is de gebrekkige communicatie tussen mensen. Vrijwel iedereen heeft zich opgesloten in zijn eigen ivoren toren en zit daar zijn tijd op aarde uit met het zout dik op zijn ziel. Deze wereld is hopeloos ge voelsarm geworden en laat het on begrip naar hartelust voortwoeke ren. De meesten zijn echt wel van goede wil. Maar toch zijn ze bereid om elkaar vanwege een futiliteit een mes in de rug te steken. Het enige, dat nog telt is de vraag, hoe we biologisch kunnen existeren. Er wordt alleen gepraat over trimmen, diëten en aerobic dancing. Voor de rest komen we nauwelijks meer uit de verf". Warme bakker Henk Arts, een tobbende dromer, die moedwillig verdwaald is in een grensstreek zonder al te veel hin derlijke raakpunten met de werke lijkheid, is de zoon van een bloe- darme warme bakker uit de Rot terdamse wijk Delftshaven. Voor zijn geboortestad heeft hij overi gens nooit veel affectie kunnen op brengen. En als hij er toch van tijd tot tijd met ontroering aan terug denkt is het alleen vanwege zijn ouders, die hem hebben geleerd, hoe bitterzoet het leven smaakt. Zijn vader en moeder waren een voudige zielen, die elk dubbeltje tien keer omkeerden, voordat ze het eindelijk aandurfden om het uit te geven. „Het gebeurde regelma tig", herinnert hij zich weemoedig, „dat ik met lege flessen naar de kruidenier werd gestuurd. En van het statiegeld konden dan weer wat voedsel worden gekocht". Op het spoor Na de ambachtsschool en een korte periode waarin hij als huisschilder zijn landgenoten lik op stuk had gegeven werd hij door zijn tekenle raar Ludovicus Zweerman op het spoor gezet van een verborgen ader vol kunstzinnige talenten. Eerst be proefde hij daarmee zijn geluk in Met een angelieke glimlach maakt Fons van Groeningen vijf dagen per dag in Kaatjes' welriekende luilekkerland zijn rondes langs de tafels om vast te stellen hoever zijn gasten al gevorderd zijn op de ladder, die leidt naar gelukzaligheid. Jhet atelier van Leo Mineur, waar hij aan de lopende band monster lijk grote reclameborden voor bio scopen maakte. „Wat niet veel voorstelde", meldt hij droef, „ik mocht me alleen met de achter gronden bemoeien. En Mineur nam de koppen voor zijn rekening". Korte tijd later dook hij op in de étalages van C&A-vestigingen, waar hij met taai engelengeduld dé koopjes van de maand zo aantrek kelijk mogelijk uitstalde voor het winkelend publiek. Met de kennis, die hij daar had opgedaan, verkaste hij vervolgens richting Gelderse Achterhoek, waar hij met een com pagnon het huis-aan-huisblad „Gel ders Vizier" uit de grond stampte plus het bureau „Adverto", dat pu bliciteitscampagnes verzon voor winkeliers in de regio. „Op papier zag het er allemaal rooskleurig en hoopgevend uit", meent hij nog steeds, „we hadden briefpapier la ten drukken met een schitterende logo in de kop. En op ons kantoor loeiden de rundlederen directieze tels aan één stuk door". „Dat ik toch binnen de kortste ke ren op mijn bek lag had ik te dan ken aan mijn compagnon, die heel wat slimmer bleek te zijn dan ik. Wat nou ook weer niet zo'n kunst is, want van zaken doen heb ik nooit iets begrepen. Daar ben ik helaas een te wankelmoedig tiep voor. Toen ik op de lagere school een keer moest overblijven en moederziel alleen in een kaal lo kaal de boterhammen uit een vet vrij papiertje had opgediept, rolden de tranen spontaan over mijn wan gen. Op dat moment had het voor mij al duidelijk moeten zijn, dat de keiharde bussiness niks voor mij was". Kluizenaar Arts heeft er dan ook geen moment spijt van gehad, dat hij zijn gouden reclametoeter enkele jaren geleden heeft ingeruild voor wit papier, waterverf en een setje penselen. Daarmee verhuisde hij naar de Pa rijse voorstad Neuilly sur Seine, waar hij sindsdien als een kluize naar de moeizame dialoog gaande houdt tussen wat hij voelt en wat hij ziet. „Ik vrees, dat ik er nog steeds weinig van terecht breng", zegt hij somber, „maar ik blijf het telkens opnieuw proberen. Ér zit trouwens niks anders op. Want zonder mijn aquarellen ben ik ver loren. Als oie vluchtweg wordt af gesneden, kan ik me beter gelijk opknopen". Architectendochter Solange, die als geboren Parisienne in Neuilly een thuiswedstrijd speelt voegt er blij moedig aan toe: „In de aquarellen van Henk zit een tederheid, die in deze eeuw uiterst zeldzaam is ge worden. Dat zal ook de reden zijn, waarom hij zo'n duivelse moeite heeft met schilderen. Henk is kwetsbaar en weet, dat het levens gevaarlijk is om zich bloot te ge ven. Maar omdat hij het toch wil wagen hult hij zijn emoties zorg vuldig in vaagheid. Henk schreeuwt nog altijd met een doek vóór zijn mond". Teksten „Maar dat gaat nu veranderen", voorspelt Arts hoofdschuddend. „Ik merk, dat mijn stijl langzaam maar zeker verandert. Ik durf opeens meer en twijfel minder. De laatste tijd schrijf ik ook teksten als aan vulling op mijn aquarellen. Die blijk ik nodig te hebben om duide lijk te maken, wat me bezig houdt". „Ik wil anderen deelgenoot maken van mijn emoties. Als ik naar iets moois kijk word ik uit mijn voegen getild en ben ik radeloos van vreugde". „Dat onbeschrijfelijke gevoel wil ik graag via mijn aquarellen aan ie dereen doorgeven". LEO THURING Wie In Blokzijl langs het hoekpand Brouwersstraat 20 loopt en een onbescheiden blik door de ruit werpt, ontdekt de fameuze Kaatje in haar pronte pracht boven het fornuis. Het zit er dan dik in, dat hij vervolgens voorgoed aan haar vast zit. BLOKZIJL Lang voordat Kaat je. die dekselse deerne van onbe sproken horeca-komaf, bij de sluis in Blokzijl haar pannen op het vuur zette, waaide er door deze kleinste stad der Nederlanden van de „Heren Zeventien", reeds een geur, die bij vele professionele ver overaars hun geeuwhonger naar nieuw of verloren land tot onver- dragelijke proporties deed aanzwel len. Ook zij wisten, dat achter de verlaten moerassen van noord- Overijssel een nietige Zuiderzeeha ven lag, die alleen vanaf het water bereikbaar was en daarom een ide aal startpunt vormde voor de be vrijding van Steenwijk. dat nog steeds zuchtte onder het juk van de Spaanse bezettingstroepen. In 1581 achtte de rijkbesnorde veld heer Diederik van Sonoy het mo ment gekomen om de erfvijand te verjagen en met tweeduizend Wa tergeuzen zeilde hij naar Blokzijl, waar hij na aankomst met kanon schoten en met metershoge vuur- signalen vanaf de molentrans de aandacht probeerde te trekken van de burgers in Steenwijk Na een strijd van ruim een maand verjoegen zijn troepen de Spanjaar den, die zich daarop in het Drentse achterland hergroepeerden en in de nacht van 16 op 17 november 1582 de stad bij verrassing opnieuw innamen. Tien jaar later besloot prins Mau- rits om persoonlijk orde op zaken te stellen. Aan boord van zijn drie master vlaggeschip maakte hij op zijn beurt de oversteek van Am sterdam naar Blokzijl, vanwaar hij met zijn musketiers oprukte naar Steenwijk, dat hij vervolgens stor menderhand innam. Vijf jaar later probeerde een Spaanse commandant nog één keer met duizend voetknechten en vier honderd ruiters Steenwijk onder de voet te lopen. Maar hopman Beer- enstein, die door Maurits als zet baas was achtergelaten, gaf geert krimp en hield de vijand buiten de stadspoorten. Wie nu op een aarzelende lentea vond door Blokzijl dwaalt heeft reeds aan een flinter fantasie vol doende om het roemrijk verleden van dit Madurodam op ware groot te vóór zijn ogen te zien herleven. Want veel veranderd is er sinds dien niet op de Noorderwal en in de Brouwersstraat. In de stegen rondom de haven, vanwaar eeu wenlang de schippers van smakken en tjalken vol turf koers zetten in de richting van Holland, voelen de schimmen der voorvaderen zich nog steeds wonderwel thuis. Florijnen Eén van hen is Jacob Bartholo- meus.die in 1607 naar Blokzijl trok om daar als schoolmeester het aan wezige kroost tegen een jaarwedde van 71 florijnen langs Aap, Noot en Mies naar „AF" te voeren. Ook hij zal er nauwelijks moeite mee heb ben om de weg terug te vinden in het minuscule labyrinth van sleu ven en kaden, waar de patriciërs huizen met hun rimpelloze trap- en halsgevels het elixer voor hun eeu wigdurende jeugd als een groot ge heim koesteren. Aangenaam verrast zal Jacob Bar- tolomeus wel zijn wanneer hij na ziin terugkeer uit het schimmenrijk van het verleden de sluis passeert en langs het hoekpand aan de Brouwersstraat 20 loopt. Bij het be studeren van de gevel zal hij aan vankelijk nog kunnen denken, dat alles bij het oude is gebleven. Maar als hij daarna door één der ruiten een blik werpt en Kaatje in haar pronte pracht boven het fornuis ontdekt, zal hij op slag overvallen worden door een reddeloze ver liefdheid. Het zij hem bij deze vergeven. Want een mens moet tenminste uit gewapend beton zijn opgetrokken om aan haar verleidingskunsten weerstand te kunnen bieden. Jaja.. Ze lijkt zo onschuldig in haar moederlijke boezeroen en met dat ziekenfondsbrilletje op haar neus wortel. Maar God hoort de burgers brommen,die zich in een moment van zwakte of was het toch ordi naire nieuwsgierigheid? door haar hebben laten paaien en troost zochten in de holte van haar molli ge armen. Op een dag stapten ze hoopvol haar herberg binnen. En sindsdien zitten ze voorgoed aan haar vast. Peetvader Fons en Anneke van Groeningen, de peetvader en petemoei van Kaatje, hebben voor deze avond met chef-kok Edzard Delstra een gastronomisch hooglied gecompo neerd, dat de gasten zoals gebruike lijk op de hoogste toppen van ver rukking tilt. Ter introductie werd een lieflijke charmagnac gekozen, waarvoor champagne en armagnac in glazen kelken een vloeiend bin nenrijm vormen. Vervolgens wor den, bijna verontschuldigend, wat lekkernijen aangedragen, die te ruste zijn gelegd in wit porseleinen schelpen. Het zijn een kwartelei met kaviaar en waterkers, gewiegd in een kruidensaus en een pocket- oester met bieslook en crème fria- che. „Ach, het is weer eens wat an ders dan een borrelnootje en een olijf", zie je de gastheer geluidloos acteren. Enige minuten later rijst Van Groeningen weer uit het trapgat op. Even blijft hij aarzelend staan als een collectant, die glad vergeten is bij welke kerkbank hij deze keer moet beginnen. Pas na een minuut komt hij omzichtig langszij en zegt zacht: „Kan ik het menu met U be spreken? Of wilt U liever nog even wachten?". Hij glimlacht betrapt als waarachtig blijkt, dat hij zéér gele gen komt. „Ik dacht", begint hij, „dat het wel licht aardig is om te beginnen met een salade tiède de saumon a l'a- neth. Wat denkt u daarvan?". Hoe zou Van Groeningen reageren, als je nu antwoordde: „Daar voelen we geen fluit voor. Als je dat een begin noemt hebben we al gegeten en gedronken. Heb je geen bal ge hakt in huis met wat piccalilly?". Hij heeft echter geluk: zijn voorstel wordt gretig geaccepteerd en opge lucht verdwijnt hij gelijk Vader Gozewijn, wiens eerste claus in de Gysbreght van Aemstel door de zaal warm is ontvangen. In de uren die volgen, vindt een culinaire wapenschouw plaats, die met die ene Michelin-ster voor Kaatje schandelijk karig gehono reerd is. Eerst maakt de zalm zijn entree in een gewaagde zachtrode creatie van Fong Leng, waarbij de Pulingny Montrachet 1977 hemels wegklokt. Daarna volgen in be daard tempo de Velouté au Cour gettes, een Terrine de Homard et Coquilles St.-Jacques au beurre blanc, de Faux-Filet au vin rouge et ail en als apotheose Les trois par fums de la saison en tuile. Symboliek Tussentijds duikt Van Groeningen nog enkele malen bij je tafel op om met een berouwvol gebogen hoofd te vragen, of alles naar wens is. Het uiterst positieve antwoord hono reert hij met een smartelijke glim lach. Hij kan niet anders. Want hij is geboren in Groningen en in die stad heeft de bevolking er al sinds mensenheugenis de grootste moeite mee om juichende kritieken met een losjes geacteerd „dat komt mij toe" te honoreren. Van Groeningen is het zevende kind van de oud-president van de Groningse rechtbank en groeide op in een kloek patriciërshuis, waar aan hij nog steeds met weemoed te rugdenkt. „De achterkant grensde aan de rosse buurt", herinnert hij zich, „en vanuit onze voorkamer kon je de kerk zien liggen. Dat vind ik, met permissie, een treffen de symboliek van het leven". Van de bedachtzame reus die zijn vader was, heeft hij waarschijnlijk de welsprekendheid geërfd, waar mee hij in Kaatjes' welriekende lui lekkerland rondgaat om met zijn gasten nauwgezet haar gangen na te gaan. „Pa", zegt hij, „had de ge woonte om na de avondmaaltijd een uur met ons te debatteren. Moeder en hij hadden een groot ge voel voor rechtvaardigheid. En als er dan ook problemen waren, wer den die tijdens een plenaire zitting door het hele gezin besproken. Pas daarna werd er een beslissing ge- Dat voorbeeld van die twee grandi oze mensen proberen Anneke en ik nu ook in ons restaurant na te vol gen. We hebben alleen de sores van een directie-echtpaar. Maar voor de rest behoren we tot het voetvolk, dat vijf dagen per week schouder aan schouder op de barricaden Marstempo Van Groeningen, die in 1974 be drijfsleider werd in een restaurant in Blokzijl, dat volgens de bedrijfs leider via het zelfbedieningsysteem moest worden opgestoten in de vaart der schransende volkeren, heeft dit waanidee in vrij korte tijd uit het hoofd van zijn baas kunnen praten. „Op een gegeven moment", zegt hij, „had ik hem zover, dat hij zelf ook lol kreeg in ons voorstel om er een luxe bistro van te ma ken". Nadat Van Groeningen de zaak had overgenomen adopteerde hij de gulle, goedlachse Kaatje onver wijld. En onder haar alziende su pervisie heeft hij er vervolgens in geforceerd marstempo een oase van gemaakt, waar het puik der fijn proevers nu onder de sterrenhemel van Michelin vast een gulzig voor schot nemen op het beloofde para dijs. Een betere plaats om zijn fijnzinni ge aquarellen te poseren had Henk Arts zich inderdaad niet kunnen wensen. LEO THURING ZATERDAG 14 MEI 1983

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 17