In gespecialiseerd ziekenhuis geen sprake van sterfhuissfeer" a 'prauwe taar Vertroebelt - iet zicht ZATERDAG 23 APRIL 1983 andaag het achtste artikel in een serie van negen over inker: een gesprek van onze verslaggever Rink Drost met in hoofdverpleegkundige en een verpleegkundige van de aniël den Hoed Kliniek in Rotterdam. „De kans op gene- aldus hoofdverpleegkundige J. Snoek-Liefrink, is it grootst wanneer je in een gespecialiseerd ziekenhuis te- chtkomt". (De eerdere artikelen werden gepubliceerd op zaterdagen 5, 12, 19 en 26 maart en 2, 9 en 16 april). ERPLEEGSTERS DANIËL DEN HOED KLINIEK EBBEN FIJN WERK DTTERDAM „Dit ho er is nu een gespeciali- erd ziekenhuis voor mkerpatiënten. Daar ageert de buitenwacht iak heel raar op, zo n: „Nou, als je daar te- 33.$cht komt is het binnen- rt toch wel met je af- Jj''lopen". Dat beeld i 1 opt helemaal niet. Ik 'agtirf zelfs te stellen dat kans op genezing juist w^t grootst is wanneer je een gespecialiseerd kenhuis terechtkomt 2jbt de grootst denkbarè ncentratrie aan kennis ntrent en technieken !tprs kankerbestrijding, betere handen kun je ,u« et zijn". ster J. Snoek-Liefrink, hoofd- 31 pleegkundige op de afdeling 3* fmotherapie in de Daniël den 5- ed Kliniek in Rotterdam, vindt j t de mensen hier best wat Ame- aanser mogen denken wanneer t om hun gezondheid gaat. „In de renigde Staten zie je een heel •6 1 dere instelling, zo van: alleen het ;te is goed genoeg. Hier bij ons leten we nog helemaal af van het ;ma, dat een ziekenhuis voor nkerpatiënten een soort sterfhuis sfeer in de Daniël den Hoed iniek, hecht verbonden met het tterdams Radio-Therapeutisch tituut (RRTI), is er helemaal >mi t eentje die aan een grafstem- *6® ng doet denken. Natuurlijk krij- ,r"n patiënten soms teleurstellende ^verdrietige berichten, maar daar enover staat dat veel mensen i0ey komstplannen maken voor de aaI iode na hun behandeling. Qua In er kan deze kliniek de vergelij- Se* ig met een willekeurig algemeen kenhuis doorstaan. Els Zuidam, g maar kort in de kliniek om te rden opgeleid tot oncologie-ver- ^I0 egkundige (voor je aan die oplei- ^la*i ig mag beginnen moet je al gedi- *flc imeerd verpleegkundige zijn), Els Zuidam: „De mensen komen hier niet om dood te gaan, maar om beter te worden". Opleven nd diofcr een heel gerichte bezigheid, zullen hier maar heel weinig fpleegkundigen zijn die met te- nzin naar hun werk gaan". Zuster Snoek, al twintig jaar ver pleegkundige waarvan twaalf jaar in de oncologie, constateert vaak dat patiënten die aanvankelijk zijn verpleegd in een algemeen zieken huis opleven wanneer ze eenmaal in de Daniël den Hoed Kliniek zijn. „Vaak tot hun verbazing ervaren ze dat ze hier nog behandeld wor den en dat de behandeling gericht is op het weer naar huis kunnen gaan. In een algemeen ziekenhuis werden ze van de zaal gehaald vanaf het moment dat er curatief niets meer voor hen gedaan kon worden, vanwege hun zogenaamde negatieve uitstraling op de overige patiënten. Hier wordt iedereen be handeld, óók de patiënt die niet meer kan genezen. Dat gebeurt op de zogenaamde palliatgieve afde ling. Het op één afdeling verplegen van deze patiënten blijkt ook hier positief te werken". „Natuurlijk werkt er wel een team van personeel dat zeer gespeciali seerd is, vooral ook op het psycho sociale vlak. Met een goede behan deling en begeleiding op zo'n afde ling kan nog heel veel worden ge daan aan de kwaliteit van het le ven dat deze mensen nog rest. Vaak is de behandeling gericht op pijnbestrijding en het mobiliseren van de patiënten. Menigeen kan na de behandeling hier lopend naar huis. Op deze afdeling heerst een heel aparte sfeer. Een heel fijne sfeer eigenlijk, die alweer niets met een grafstemming te maken heeft. Nee, de patiënten kunnen hier in tens genieten van wat hun nog rest". Kleinigheden Els Zuidam: „Je kunt er ontzettend veel van leren, over de betrekke lijkheid van de waarden die we in het leven zien. Ons wordt duidelijk gemaakt dat ook kleinigheden bij zonder belangrijk zijn. Een zonson dergang bijvoorbeeld of een hagel bui. „Zuster, nou moet u toch eens even komen kijken", hoor je vaak. En dan laat zo n man of vrouw je meegenieten van die zonsonder gang, van die hagelbui of van ge woon een prentbriefkaart die ze hebben gekregen. Onze taak gaat veel verder. Zulke in onze ogen kleinigheden horen daar zeker ook bij. En als het je dan eigenlijk niet goed uit komt omdat je het druk hebt met andere zaken, nou, dan trek je maar even een paar minu ten uit en werk je daarna maar een tikkeltje harder". Mevrouw Snoek gaat graag wat dieper in op de taken van de ver pleegkundige in het algemeen en die op oncologie-afdelingen in het bijzonder. „Voorop staat de volwas sen benadering van de patiënt. In de afgelopen tien jaar is de patiënt gelukkig meer mondig geworden. Hij heeft recht op volledige infor matie over wat hem mankeert en wat er bij ons met hem gaat gebeu ren. En in dat laatste heeft hij ui teraard het laatste woord. In eerste instantie dient de informatie te ko men van de behandelende specia list of specialisten. Maar wat blijft daarvan hangen bij iemand die nog volop in de verwerking zit van de mededeling dat hij aan kanker lijdt? Daór nu moet je als verpleeg kundige en zeker als hoofdver pleegkundige achter zien te komen. En vervolgens moet je daar op voortborduren. De informatie moet worden herhaald. Het moet dezelf de informatie zijn die de specialist heeft gegeven, dus van enorm be lang is dat je precies weet waarover je praat. En de manier waarop je informatie geeft moet educatief zijn, begeleidend zijn, juist gedo seerd zijn en zelfs instructief zijn. Dit alles omdat we het belangrijk vinden dat de patiënt precies op de hoogte is van wat er stap voor stap met hem gaat gebeuren". Medicijnen „Dat geldt al helemóél voor chemo therapie, de afdeling waar ik me mee bezig houd. De medicijnen die worden toegediend maken de pa tiënten laten we daar niet om heen draaien soms voor korte tijd flink ziek. Ze hebben vrijwel allemaal bijwerkingen, die heel in grijpend kunnen zijn. In sommige gevallen verliest een patiënt al zijn haar. Een man op gevorderde leef tijd vindt dat soms niet zo ver schrikkelijk, maar stel je eens voor wat het voor een vrouw betekent om in korte tijd kaal te worden! Ze heeft het gevoel al haar waardig heid te hebben verloren. Trouwens, ook voor een man betekent het een geweldige klap, zonder haar weer onder de mensen te moeten komen. Hier moet je als verpleegkundige goed informeren en begeleiden. Gelukkig is die haaruitval nage noeg altijd van tijdelijke aard. In sommige gevallen komt het haar zelfs nog mooier terug dan het Is de verleiding af en toe niet groot als verpleegkundige een patiënt die zichtbaar in de ellende zit te veel te beloven? Mevrouw Snoek heeft daar niet di rect problemen mee. „Als je goed weet in welk stadium de patiënt verkeert is de verleiding te veel te zeggen niet groot. We weten maar al te goed dat de teleurstelling, het verdriet, enorm groot is wanneer beloften niet op waarheid blijken te berusten. In de opleiding wordt daaraan natuurlijk de nodige aan dacht besteed". Niet alleen naar de patiënten toe heeft de verpleegkundige een be langrijke taak. „Wij zijn er ook om signalen op te vangen en die door te spelen naar de behandelende artsen. Anders dan de specialisten „We kunnen veel doen aan kwaliteit van leven dat nog rest" zien wij de patiënten de hele dag door, zodat we in staat zijn te ob serveren hoe de reacties zijn op.de behandeling. Informatie daarover is voor de specialisten erg belang rijk. Geen wonder dus dat juist in dit ziekenhuis veel wordt gedaan aan de goede verhoudingen tussen artsen en verpleegkundigen. Tus sen die twee groepen moet een goe de wisselwerking bestaan. Pas dan is een verpleegkundige ook goed in staat de juiste informatie naar de patiënt en de familie door te spe len. Ja, de familie wordt hier altijd intensief bij de gang van zaken be trokken. Met de naaste familie wordt altijd heel open en eerlijk besproken wat er met de patiënt aan de hahd is. Natuurlijk informe ren we dan wel eerst of er al een gesprek met de specialist is ge weest. Zo niet, dan verwijzen we in eerste instantie uiteraard naar de specialist. Voor patiënten is het trouwens altijd een goede zaak een vertrouwenspersoon meestal zal dat een direct familielid zijn mee te brengen naar het spreekuur van de specialist. Twee onthouden nu eenmaal meer dan een, zeker van een gesprek over een zo ingrijp pende ziekte als kanker". Nauwkeurigheid - De opleiding tot verpleegkundige oncologie duurt, nadat men eerst zijn diploma als A-verpleegkundige heeft gehaald, één jaar. Daarin ko men op de afdelingen chirurgie, ra diotherapie, chemotherapie, hor monale therapie en hematologie de belangrijke technische aspecten aan de orde die bij de verpleging van kankerpatiënten een rol spe len. Maar er komt meer bij kijken, zoals bijvoorbeeld de psychosociale begeleiding van de patiënten. Een van de belangrijke aspecten die bij de opleiding aandacht verdienen is nauwkeurigheid. Precisie en veilig heid zijn eerste vereisten, zeker in deelgebieden als radiotherapie en chemotherapie. Een verpleegkun dige moet in de eerste plaats weten wat hij of zij aan medicijnen toe dient. wat de bijwerkingen kunnen zijn en wat gedaan moet worden wanneer de reacties bij de patiënt anders zijn dan mag worden ver wacht. Een goede theoretische op leiding alleen is niet voldoende. „In de praktijk werken we volgens protocollen", zegt mevrouw Snoek, „en dat betekent dat we constant elkaar controleren op wat we doen en dat we paraferen wanneer de handeling is verricht. Een maxi mum aan veiligheid moet worden ingebouwd. Vergissingen mogen hier absoluut niet voorkomen". Maar ook met een precies karakter, een hulpvaardige instelling en ge voel voor psychosociaal verant woorde opvang en begeleiding van patiënten alleen word je geen onco- logieverpleegkundige. Leergierig heid en nieuwsgierigheid zijn nóg twee onmisbare eigenschappen die een verpleegkundige moet bezitten of zich eigen moet maken. „Om zo wel naar de patiënt als naar de spe cialisten toe haar of zijn taak goed te kunnen vervullen moet een ver pleegkundige op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen in de on cologie. Dat betekent vakliteratuur bijhouden, congressen bijwonen, le zingen in eigen huis bezoeken, deelnemen aan wekelijkse ge spreksgroepen van patiënten op de afdelingen en aan de gespreksgroep voor personeel in ons ziekenhuis' zegt mevrouw Snoek. „Inderdaad, dat pleegt soms een aanslag op je vrije tijd. Maar daar moet je het be lang van inzien". Die wekelijkse gespreksgroepen kent de Daniël den Hoed Kliniek sinds twee jaren. Het zijn groepsge sprekken, op volkomen vrijwillige basis, voor zowel patiënten als per soneel, steeds in aanwezigheid van een psychologe. Ook familie van de patiënten is daarbij welkom. „Soms laten patiënten aanvankelijk blij ken niets voor zo'n gesprek te voe len. Maar wanneer ze zich et dan toch eens naartoe hebben laten praten of zogenaamd als toehoor der-op-de-achtergrond even naar binnen zijn gewipt, worden uitge rekend zij algauw de fanatiekste deelnemers. Men praat er over za ken als thuis, werk, vrienden, in de steek gelaten worden (dat ervaart vrijwel iedere patiënt als een van de vreselijkste gevolgen van zijn ziekte) en het verleggen van de waarden van het leven. Niet alleen de patiënten hebben veel aan die gesprekken, ook de verpleegkundi ge kan er zijn voordeel mee doen. Uit die groepsgesprekken komen namelijk veel signalen die je in de dagelijkse praktijk kunt vertalen in daadwerkelijke hulp". RINK DROST De EESTERSIN na! AGFIJNE STEEKJES aar nsd -ofe rial ■sch t di „Het oog is klein maar het ziet de hele wereld", zegt een joods spreekwoord. Prachtig gezegd, maar lang niet altijd waar. Blindheid is niet echt zeldzaam, vooral in de Derde Wereld niet. Dat is zuur, omdat het merendeel van de 40 miljoen blinden op aarde door middel van een operatie het licht in zijn ogen terug zou kunnen krijgen als er maar geld en medische hulp was. In Neder land is dat geld er (nog) en medische voorzieningen hebben we in overdaad. Wie hier grijze staar krijgt, hoeft niet blind te worden. De laatste jaren doen zich op het gebied van staaroperaties zelfs stormachtige ontwikkelingen J. Paalman De New England Journal of Medi cine, een toonaangevend Ameri kaans artsenblad, sprak enkele ja ren terug van een „technische ex plosie". Even terug naar het oog. Reizen we •net het licht mee het oog in dan' komen we eerst het hoornvlies te gen, de doorzichtige buitenkant] van het oog. Een eindje verderop passeren we de iris (dat deel van het oog dat het oog bruin, zwart of .blauw maakt) door een gat precies in het midden ervan. Dat zwarte gat heet de pupil (de pupil is iets en eigenlijk niets). De lens achter de pupil bundelt de lichtstralen en werpt een haarscherp plaatje op het netvlies, de „gevoelige plaat" aan de achterkant van het oog. Dat plaatje wordt naar de achterkant van onze hersenen overgeseind. Pas als het daar is aangekomen „zien" wij. Een veel voorkomende oorzaak van blindheid is katarakt, grauwe staar, een vertroebeling van de ooglens. Wanneer de lens almaar troebeler wordt, gaat het gezichts vermogen navenant achteruit. Op den duur wordt de lens zelfs wit en ben je aan dat oog blind. De oor zaak van katarakt is vrijwel onbe kend. Men houdt het erop dat het een ouderdomsgebrek is (tenminste in de meeste gevallen) en daarom zeker in Nederland lang niet zeld zaam: elk jaar krijgt l op de 500 mensen deze aandoening. Reken maar na hoeveel mensen in Neder land jaarlijks blind zouden worden als er niet zoiets was als een staaro peratie. Niet nieuw Nieuw is die operatie niet. Een tijd genoot van Christus, de Indische chirurg Susruta, deed deze operatie al. Dat ging, houdt u vast, als volgt. Zonder verdoving stak hij een roodkoperen naald door de rand van het hoornvlies, wurmde die door de pupil en duwde de harde staarlens uit zijn kapsel. De lens viel op de bodem van het oog. Het netvlies ving weer het volle licht. Tegenwoordig gaat dat ietwat geci- viliseerder en vooral eleganter. Oogoperaties zhn toch al prachtig om te zien. In Jan de Hartogs boek Gods Geuzen zegt hoofdpersoon Dr. Zorgdrager over oogarts Mees ters: „Als een oud horlogemakertje stikte hij zeepbeldunne vliesjes, met ragfijne steekjes. Wie Meesters had zien opereren kon alleen maar slikken en zijn hoed opzetten en zwijgend naar buiten gaan, in een wereld die grotesk leek van plomp heid". Dat was dan weer 60 jaar ge leden en de oogchirurgie heeft niet stilgestaan. Maar nog steeds gebrui ken oogartsen piepkleine naald- voerdertjes om piepkleine knoopjes in nauwelijks zichtbare draadjes te leggen. Tegenwoordig kijkt hij zichzelf op de vingers via een door gaans gigantische operatiemicro scoop. Vastgevroren Bij een kataraktoperatie wordt eerst de lens blootgelegd. Die wordt vervolgens vastgevroren aan een ijskoude stift van een graad of 30 onder nul, een tamelijk nieuwe vinding. Omdat het taaie lenskap sel al is voorgeweekt met een stofje (chymotripsine) laat de lens zich redelijk makkelijk verwijderen. Na genezing van de wond kan er weer licht vallen op het netvlies. Maar dan zijn we er nog niet. De lens is weg, het netvlies krijgt nu vage beelden van de buitenwereld, „de belangrijkste complicatie van deze operatie aldus een deskundi ge. Vroeger en nu ook nog wel werd het ontbreken van de oog lens opgevangen door een andere lens een bril dus voor het oog te zetten. Niet altijd een succes. Nu vallen twee sterk verschillende beelden op de netvliezen van beide ogen. Veel patiënten hebben er dan moeite mee om van beide beelden één beeld te maken. Met contactlenzen bereikt men veel betere resultaten. Helaas kun nen veel oudere mensen die con tactlenzen niet goed hanteren. Vooral voor hen is het allernieuw ste, de kunststoflens, een uitkomst Plexiglas In de oorlog kwam men er achter dat het oog plexieglas goed ver draagt. Piloten met dergelijke splinters in de ogen leverden het bewijs. Ridley maakte van deze wetenschap gebruik en zette in 1948 de eerste kunststoflens in. Toch bleef het kwakkelen met deze operatie; pas een jaar of wat is deze ingreep de kinderschoenen ont groeid. De resultaten blijken erg af hankelijk van de ervaring van de operateur, maar is die ervaring er dan is deze operatie nauwelijks ris kanter. In Amerika, en ook in Ne derland lopen aardig wat mensen met een kunststoflens rond. Bij hen is een bolletje van dat spul in de iris, precies in het gat van de pupil, vastgezet. Meesters heeft zijn mees ters gevonden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 23