Barre belten van het kolenbeleid
Op zee is
de tijd
nooit echt
voorbijgegaan
Maritiem
brengt
onzichtbare
zeeman
weer
in beeld
AMSTERDAM Luchtvervuiling
nee; horizonvervuiling ja. Zo para
doxaal steekt het vraagstuk van de
toekomstige energievoorziening in
elkaar dat deze keuze straks wel
licht onontkoombaar zal zijn. Om
dat het beleid erop is gericht zo
min mogelijk afhankelijk te wor
den van één bepaalde brandstof
voor de opwekking van elektrici
teit. moeten de centrales voor een
deel weer terug naar de traditione
le kolen. Maar de verbranding van
kolen brengt zwaveldioxyde in de
lucht die vervolgens neerslaat in de
vorm van zure regen. Een schade
lijk goedje, hetgeen beleidsmaken-
de bollebozen de gedachte heeft in
gegeven; laten we de rookgassen
van kolencentrales ontzwavelen.
Dat kan. Er ontstaat dan echter wel
het afvalprodukt gips en wat moe
ten we daar weer mee? Om maar te
zwijgen van het vliegas dat kolen
centrales toch al produceren. Mo
menteel wordt die nutteloze rom
mel geruisloos gedumpt in het
lankmoedige buurland België. Ook
Brussel echter is opgeschrokken en
wil het niet langer hebben. Het
vliegas niet en straks het gips niet.
We zullen het zelf op moeten
slaan in vale, steriele bergen
die met steeds meer tergende top
pen de horizon onder een schone
lucht vervuilen.
Drs. Peter Arnoldy rekent het
voor. Hij is afgestudeerd in de che
mische technologie en bereidt zich
aan de universiteit van Amsterdam
voor op een proefschrift over ont
zwavelen. Daarnaast maakt hij deel
uit van de Werkgroep Kolen van
de Vereniging voor Milieudefensie.
Een wetenschapper met werkelijk
heidszin, geen kribbebijter die loopt
met windmolentjes. „Wanneer we
straks de rookgassen van kolencen
trales ontzwavelen", zegt hij zake
lijk. „houden we elk jaar een berg
gips over met een omvang van drie
tot vier voetbalvelden en een hoog
te van tien meter. Maar het vliegas
zal nog veel erger zijn. Ik schat dat
we straks per jaar een berg vliegas
krijgen die de oppervlakte van vijf
tig voetbalvelden met een tien me
ter hoge laag bedekt. Kunnen we
dat ruimtelijk aan? Misschien, mits
een behoorlijk deel van de bevol
king bereid zal zijn tegen die kale,
met folie afgedekte bergen aan te
kijken. Want afdekken zullen we
ze moeten. Het gips kun je, on
danks een lichte radio-activiteit
vanwege het radon dat erin zit, nog
redelijk Zuiver noemen. Maar
vliegas bevat allerlei regelrechte
vuiligheid in de vorm van zware
metalen; het zeer schadelijke cad
mium chroom, kwik, arseen, tien
tallen zware metalen. Die mogen in
zo'n berg niet kunnen oplossen en
wegsijpelen".
Zure regen
Toch eerst even het gips, want dat
is nieuw en daarover wordt ge
piept, nu de centrales van de
PGEM bij Nijmegen en de PNEM
bij Geertruidenberg op last van de
Kolennota 1980 de ontzwaveling
voorbereiden van de helft van hun
brandstof. Die ontzwaveling moet,
zijn de beleidsmakers gaan vinden,
nu gebleken is dat in Zweden dui
zenden dode meren zijn ontstaan,
dat een kwart van alle Duitse bos
sen met de ondergang wordt be
dreigd en dat ook in Nederland al
200.000 hectare bos door ziekte is
aangetast. Bovendien houdt de zure
regen niet alleen in de natuur ver
nietigend huis. Het Instituut voor
Milieuvraagstukken van de Vrije
Universiteit te Amsterdam heeft
zojuist becijferd dat zwaveldioxyde
in de lucht jaarlijks voor 15 tot 30
miljoen gulden schade toebrengt
aan onze monumenten, voor 20
miljoen gulden aan textiel met
kunstwaarde en voor 10 miljoen
aan het papierbestand in musea, ar
chieven en bibliotheken. Zelfs de
Hemony-beiaard in de Dom van
Utrecht die 300 jaar lang glaszuiver
wist te parelen, is lelijk ontstemd
geraakt. Allemaal door de zure re
gen.
Tot het begin van de jaren zestig
pafte Nederland lustig mee met de
uitstoot van S02, zoals zwavel
dioxyde in de scheikunde heet.
Onze schoorstenen braakten wel
een miljoen ton van het spul per
jaar uit. Na 1963 verminderde dat
snel, vooral door de omschakeling
op aardgas. Nu is het nog ongeveer
450.000 ton per jaar. Maar met de
komst van het nieuwe kolenbeleid
dat ons minder afhankelijk van
(en de, wispelturige olie)
moet maken, neemt de dreiging
weer toe. „Wanneer we niet zou
den ontzwavelen", zegt drs. Arnol
dy, „en wanneer de economie zou
blijven groeien, stoten we in het
jaar 2000 wel één tot twee en een
half miljoen ton zwaveldioxyde
meer uit dan nu. Dat zou niet al
leen bossen of monumenten in ge
vaar brengen, maar heel direct de
volksgezondheid. Nu al lijdt tien
procent van onze bevolking in eni
gerlei vorm aan ziekten van de
ademhalingswegen. Die ziekten
zouden verergeren en het aantal
gevallen zou toenemen".
Voetbalvelden
Dus heeft oud-minister Ginjaar
verordonneerd dat de uitstoot aan
zwaveldioxyde nooit meer dan
500.000 ton per jaar mag bedragen.
De rest moet door ontzwaveling uit
de kolen worden gehaald. „Dat doe
je", zegt drs. Arnoldy, „door de S02
te binden aan kalk of kalksteen.
Dan hou je gips over. De eerste
aanzet bij de Nijmeegse centrale
van de PGEM en de Amer-centrale
van de PNEM zal per jaar zo'n
54.000 ton gips opleveren ofwel een
voetbalveld met een berg van tien
meter. Daar komen in een later
stadium de van olie op kolen omge
bouwde centrales bij. Limburg,
Zeeland, de Maasvlakte. Drie tot
vier voetbalvelden per.jaar dus, be
dekt met tien meter gips. Nou hoeft
dat geen ramp te zijn. Dit afvalgips
is volkomen evenwaardig aan het
natuurlijke gips dat we invoeren.
Je zou het dus kunnen gebruiken
om de nationale behoefte aan gips
te dekken, ter vervanging van het
geïmporteerde gips. Alleen zou je
dan weer de kalk of kalksteen
moeten importeren die je voor de
ontzwaveling nodig hebt. Of je zou
het plateau van Margraten in Lim
burg met zijn kalksteen moeten
gaan afgraven".
Hoe dan ook: het kan. Die lichte
radio-activiteit? „Natuurlijk gips is
precies even veel of even weinig
radio-actief", verzekert drs. Arnol
dy. „De mensen zijn in de war met
het afvalgips dat bij de kunstmest
industrie overblijft. Dat is inder
daad tien tot zestig maal meer ra
dio-actief dan natuurgips. Maar het
ontzwavelingsgips niet. Laat ons nu
eens kijken. Nederland voert per
jaar 500.000 ton gips in. Wanneer je
daar het gips van de centrales voor
in de plaats kunt nemen, lijkt me
dat een goede zaak. Ik heb er geen
probleem mee. Tegen het jaar 2000,
ja, met alles bij elkaar rond een
miljoen ton gips per jaar. Een over
schot van 500.000 ton ofwel tien
voetbalvelden. Elk jaar opnieuw.
Dat zal ruimtelijk gezien wel dege
lijk een vraagstuk opleveren. Hoe
wel, er wordt al aan gedacht om
van de S02 in rookgas andere din
gen dan gips te maken. Je zou het
kunnen gebruiken voor de produk-
tie van het zwavelzuur dat we nu
uit geïmporteerde zwavel halen.
Daar ligt een gigantische markt. Op
het ogenblik moet Nederland, om
in zijn behoefte aan zwavelzuur
voor allerlei industriële doeleinden
te kunnen voorzien, per jaar ander
half miljoen ton zwavel invoeren.
Daar ligt voor het rookgas een gat
in de markt".
Giftig spul
Piepen over toekomstige gipsber-
gen klinkt dus in de oren van drs.
Arnoldy nogal voorbarig. De ber
gen vliegas, die baren hem zorgen.
Drie en een half miljoen ton per
jaar straks, wanneer we van eeuw
wisselen en het derde millennium
ingaan. „Uitermate giftig spul bo
vendien", zegt hij geprangd. „Daar
om als grondstof veel minder
bruikbaar dan het gips. Hoe vind je
er toepassingen voor waarbij geen
uitloging optreedt van al die zware
metalen? Bij de centrale van de
PGEM, hoor ik, bestaan plannen
om het vliegas samen te gaan per
sen tot een soort korrels. Je krijgt
dan zoiets als zand, te gebruiken
bijvoorbeeld in dijklichamen of in
cement. Wel: ik schat dat straks
maximaal een kwart van de gepro
duceerde vliegas in een of andere
vorm bruikbaar zal zijn. Drie
kwart blijft over. Vijftig voetbal
velden van tien meter hoog per
jaar. Van onder en van boven wa
terdicht afgeschermd met folie
waarvan je alleen maar kunt hopen
dat het niet zal scheuren. Dat is de
ellende die we ons met het kolen
beleid op de hals halen".
Zien de beleidsmakers die bergen
Drs. Arnoldy: „De beleidsni
zien de bergen die aan de h$
opdoemen misschien wel, ma^
nemen de zaak niet serieus". e
t
dan niet aan de horizon opdo<j(
Die barre belten waarop i
kruid zal willen wassen? Dri
noldy slaat kwaad de rapi
dicht waaruit hij heeft zittel^
ren. „Ze zien het misschiet^
maar ze nemen het niet se
Het is immers, wanneer j^
ruimtelijk kunt oplossen, een;
tief goedkoop probleem. Beleit
kers nemen pas iets serieus aj
geld gaat kosten. Kernafval,!
duur, dus daar maken ze ziet
over. Chemisch afval. Dat hr
we ook jarenlang zomaar gecfy
Pas nu blijkt hoe kostbaar
om alle verontreinigde gronjf
graven, loopt iedereen erteg,
wapen. Als het te laat is. Ik[j
dat het met de afval van de 1
Het was, een jaar of vier geleden,
weer zo'n tijd waarin de ene
scheepsramp na de andere in het
nieuws kwam. Aanvaringen, in
tweeén gebroken tankschepen,
ongelukken in de off-shore.
Breed uitgemeten in het televisie-
journaal en grote verhalen in de
kranten.
Televisiemali Frans van Dusscho
len kon zijn collega's prijzen van
wege hun vakwerk, als ze terug
kwamen van wéér zo'n karwei.
Maar intussen dacht hij: „Ik zou
willen dat er eens iets anders ge
beurde op dat gebied. Al die kij
kers moeten wel gaan denken,
dat de hele zeevaart één grote
rampencyclus is geworden
Zo kwam het idee bij hem op, de
serie ..Maritiem" te maken, die
nu elke donderdagavond door de
NOS op het scherm wordt ge
bracht, in negen afleveringen.
Nederland „ter zee" in negen
maal eenenvijftig minuten, met
nu al een kijkdichtheid, die de se
rie ongetwijfeld de haven van de
grote toppers aller tijden zal bin
nenloodsen.
De zeevaart is een zaak van na
tionaal belang gebleven, Vooral in
economisch opzicht Internatio
naal gezien, zijn we op de rang
lijst teruggegaan van nummer
vijf naar nummer zeventien.
Maar voor ons eigen land vult de
zeevaart altijd nog een derde deel
van de totale economische bedrij
vigheid in. Dat is dan inclusief de
scheepsbouw met alle benodigde
toeleveringen. Onze slepers en
baggeraars hebben de helft van
de wereldmarkt in handen. Rot
terdam is nog altijd de grootste
wereldhaven. Alles bij elkaar
hebben dertigduizend ménsen
werk in de zeevaart, van wie
rrieer dan de helft de status van
zeevarende voert. Op de vader
landse betalingsbalans is de be
drijfstak goed voor anderhalf tot
twee miljard per jaar. En op de
lijst van exporteurs staat zij nog
vóór landbouw, luchtvaart en
wegvervoer.
Het NOS-team, dat zo'n twee jaar
aan de serie heeft gewerkt, kon
zonder veel moeite weerstand
bieden aan de verleiding, ér een
avonturenverhaal van te maken.
Van Dusschoten: „Om te begin
nen was het helemaal hiet de be
doeling, er eens lekker roman
tisch tegenaan te gaan. Het ging
er alleen maar om, iets weg te ne
men van de vervreemding tussen
de mensen aan de wal en de
mensen op het schip. En voor 't
overige kon je nauwelijks meer
in de verleiding komen om de ro
mantiek erbij te slepen. Je zag
toch hoe hard en met hoeveel
kennis van zaken die mensen
daar werken, overal ter wereld
waar je schepen onder Neder
landse vlég ziet. Alles wat je erbij
fantaseert is een leugen. Gewoon
laten zien zoals het is, zo hebben
we het willen doen. Ook als het
er dan eens anders uit komt dan
de mensen aan de wal denken.
We hebben de kritiek ook niet
ergens in een hoekje weggestopt.
Als een vakbondsman een paar
pittige opmerkingen heeft, moe
ten die gehoord worden. Zoals
geweten mag worden, waarom
het indertijd mis is gegaan met de
grote havenplannen voor Delfzijl.
Het hoort allemaal bij Maritiem".
Het wordt als
enigszins
komisch
ervaren, dat
bemannings
leden zich op
de fiets van
voor naar
achter
begeven.
Onder: Op de
vaderlandse
betalings
balans is de
scheepvaart
goed voor
anderhalf tot
twee miljard
per jaar.
ZATERDAG 26 MAART
HILVERSUM Vergeven is
het, maar nooit helemaal ver
geten: het affront van de ne
derlagen ter zee, die we in
voorbije eeuwen toebrachten
aan het trotse Albion. „Beste-
vaer" Michiel Adriaanszoon
de Ruyter, de Theems opva
rend met het aplomb van een
vakantieganger, die zijn eind
bestemming heeft bereikt. In
de loop van de jaren nog een
paar soortgelijke kunstjes, uit
gevoerd door scheepsvolk dat
krom liep van de scheurbuik,
maar desondanks heel moei
lijk klein te krijgen was.
En dan komt er. in de jaren tachtig
van de twintigste eeuw, nog eens
ene kapitein Koedijk achteraan.
Gezagvoerder op een grote veer
boot van de North Sea Ferries.
Elke dag een keer heen en terug
over Het Kanaal. Die kapitein Koe
dijk vond het maar knap lastig, dat
hij elke keer bij de monding van de
rivier de Humber een Engelse
loods nodig had. „Doen we niet
meer", zei kapitein Koedijk. Het
kon vlugger en Hollanders blij
ven we toch nog goedkoper ook.
Dus haalde hij met de kiezen op el
kaar en als eerste buitenlander de
drie Britse loodsbrevetten, die een
zeeman het onvervreemdbare recht
geven, de Humber op te varen.
„Staatsvijand"
De Britten vertrokken geen spier
van hun gezicht toen ze hun hand
tekening op die kostbare papiertjes
krasten, maar ze namen het Koe
dijk niet in dank af. Geschut met
bronzen lopen en loden kogels
kwam daar niet meer aan te pas,
zodat de passagiers van North Sea
Ferries in elk geval ongedeerd ble
ven. Maar voor de cameraploeg
van de NOS, die vanaf de wal film
de, was geen bootje te krijgen dat
hen even terug kon brengen naar
de veerboot. „Hoef ik niet eens te
vragen", zei kapitein Koedijk. „In
dit stukje Engeland sta ik te boek
als staatsvijand nummer één".
Hij loste het dus anders op. Tot ver
bazing van de honderden passa
giers. die ongetwijfeld dachten dat
ze alweer naar huis gingen, zette
hij de boot in z'n achteruit of hoe
dat op zee ook maar heten mag, en
haalde het clubje cameramensen
zelf maar van de steiger. Zonder
aan te leggen overigens, zodat de
televisieploeg er wel een benauwd
ogenblikje aan over hield.
Spannini
Zo'n verhaaloch, het ontvalt
Frans van Dusschoten haast een
beetje achteloos. Leuk om te vertel
len aan familie en vrienden als je
terugkomt na zo'n expeditie. Ze
denken toch allemaal dat je wön-
derwat beleefd hebt op zee en aan
de wal, van Noorwegen tot Japan.
En als het daarom gaat, is hij gauw
uitgepraat. Veel meer indruk
maakte op hem en op alle andere
leden van het NOS-team, de gewo
ne alledaagse gang van zaken in
het zeemansvak. Dat is nu precies
het facet van de scheepvaart, Waar
niemand aan de wal weet van
heeft.
Iedereen heeft wel eens gehoord
dat een tanker van enig formaat
tientallen kilometers nodig heeft
om tot stilstand te komen. En het
wordt als enigszins komisch erva
ren, dat bemanningsleden zich op
de fiets van vóór naar achter bege
ven. Maar niemand kan weten,
hoeveel vakmanschap er voor no
dig is om de lading en het schip
voortdurend in de gaten te houden,
om te voorkomen dat de hele zaak
bij de geringste aanleiding in twee
ën breekt of ontploft. De immense
spanning bij een berging op zee.
Het maandenlang buitengaats bag
geren in een uithoek van de we
reld, om een haven aan te leggen.
Er is weinig avontuurlijks aan, laat
staan dat er allerlei „mooie verha
len" uit komen. De televisieploeg
zou ook weggehoond zijn na de eer
ste stap aan boord, als ze ook maar
de schijn op zich had geladen, te
azen op die mooie verhalen. Kijken
en luisteren was het parool.
Laconiek
Dan nog kan een televisiemaker
en daarmee uiteraard ook de ge
middelde kijker soms het gevoel
krijgen dat hij voor de gek wordt
gehouden. Zoiets is al eens in beeld
geweest, in een van de eerste uit
zendingen. Een sleepkarwei met
zo'n drijvende fabriek, waarvan
het hoogste punt torenhoog boven
het zee-oppervlak uitsteekt. Voor
Onveranderd
Zo is er trouwens op zee wel meer
nooit echt voorbijgegaan. Het
kleinschalige werken bijvoorbeeld.
Toen na een aanloop van jaren de
grootschaligheid bezit nam van
handel en nijverheid te land, ging
op zee alles door zoals het altijd was
gegaan. In dezelfde hiërarchische
verhoudingen, waarin voor ieder
duidelijk was waar hij stond, maar
ook wat hij te doen had. Met abso
luut eigen verantwoordelijkheid
voor werk dat gedaan moest wor
den. Dat gold in voorbije tijden
voor het van school geschopte ke
telbinkie, dat op zijn twaalfde le
vensjaar naar zee werd gestuurd en
daar in zijn tijd ook genoeg aan ge
leden heeft. Nu geldt het nog voor
jonge mensen, die onder andere
omstandigheden aan boord komen,
maar die van uur tot uur moeten
staan voor wat ze doen en laten.
De techniek en de automatisering
hebben dat alles onaangetast gela
ten. Het mag zo zijn, dat er aan
boord getelefoneerd kan worden
met de wal en dat „de wal" zich
zelfs kan bemoeien met de gang
van zaken op zee. De computer
mag allerlei soorten werk overge
nomen hebben, zowel op
als in de machinekamer, a
wal heeft die ontwikkeling gij
sche veranderingen tewe
bracht in het dagelijkse we]
troon. Op zee kon de techi1
uitrusting veranderen, maai
handjevol mensen dat ermee!
werken, blijkt op elkaar aanjj
zen. 't Is niet zo verwonderlijj
ze er in de televisieserie niet
veel over praten. De afstand!
immers toch.
Belemmerd uitzicht
Maar praten ze wel, dan
soms met een minimum aan
den een hele afstand overbru|
sleepbootkapitein, die een
d over de halve aardklooi
de, zei alleen maar: „Nou ja,
tweehonderdvijfenzestig i
richten verder". Zo'n opmi
spreekt geen boekdelen,
haast een film, l
Gepraat wordt er ook wel
muren van het misverstanL
hoog zijn opgemetseld, dat ZL
uitzicht op de werkelijkheid e
maal belemmeren.
Dan mag eens gezegd worde s
een reis ter koopvaardij iets a Q
is dan een cruise. Dat een ZÊ
eerder in een lijnvliegtuig 2U
weg naar een andere haver g
dat hij zich in een bedjak kanr
rondrijden door de straten va^"
karta. j
Ook even luisteren naar de i]
vak vergrijsde bootsman, diej
van huis mag blijven zolai
vrouw nog gezelschap heeft
opgroeiende dochters. Met
kennis van naderend ston
kan hij niet voorspellen, hi
huiselijke weerbericht er
zien als die dochters straks dj
uit gaan.
„Maritiem" brengt het toch
maal een beetje dichterbr f
zwijgt bescheiden als de gr
van het mysterie in zicht kor,,
AAD SCHOi;
Rotterdam nog altijd de grootste
het oog van de leek moet het ge
vaarte al kapseizen als er per onge
luk een meeuw tegen aan vliegt.
Maar nu moet het dus nog ver
sleept worden ook. Op een centraal
punt hangt een houten hokje in de
lucht en daar klimt een jonge kerel
in, die het hele geval moet dirige
ren bij de afvaart, 't Is al een un
derstatement van belang, als des
kundigen dan uitleggen: „Ja, dat is
iemand die ervaring heeft als
sleepbootkapitein". Maar de man
zelf brengt het niet verder dan de
simpele uitspraak: „Och, echt moei
lijk is het allemaal niet, als je maar
uitkijkt wat je doet". Misschien
draagt dat telkens terugkerende la
conieke behoorlijk bij aan het suc
ces van „Maritiem".