Omwegen Leids Pijpenkabinet overrompelt met veel ongedachte culturen o IT Horroreffecten 'in thriller van dn terna tionale allure Dustin Hoffmann in virtuoze vrouwenrol gIDEN/REGIO CeidaeSoutoni VRIJDAG 25 MAART 1983 PAGINA 5 Op mijn omwegen door stdd en land' kom ik graag mensen tejjcn. (U kunt mij telefonisch of schriftelijk vertellen wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071 - 12-22 44 op toestel 10. ïiet dat hij er erg triest nder wordt, maar heie naal die lauwe reacties legrijpen, nee. Als er één loorgevoerde en inge- roerde en van de essen- 2 ie doortrokken autori- eit in het kleipijpenrijk 't, is dat Don Duco toch Jlrel. Zijn collectie straalt J chter glas veel toewij- d ing en gespecialiseerde efde uit, en volgens een i, teratuurlijst is hij de au- :i ;ur van vele markante I ublikaties, waarvan 3 ommige zelfs uitver- ocht zijn. Maar zelf oelt de magere Duco ich een beetje als de bij- else koning die een ïaaltijd had aangericht n tevergeefs wachtte op e gasten. Waarop de ko- ing zijn dienaren gelast- e, op alle wegen en c ruispunten de gasten r an de straat te halen en j e naar het bruiloftsmaal i slepen. Duco deed het jnders en belde me op, pet het verzoek nu eens komen kijken wat er iligenlijk schortte aan Rijn aanbieding aan de a)ude Vest 159A, boven, J ij een prachtig Leids vofje. j! iderdaad, het Hof Meer- j iansburg is een juweel. In e weekeinden, vooral, wil- m de bezoekers nog weieens j wrstoten naar de bebou- 3 ing rond het binnenplein. komen, bij de ingang, dan >k wel naar boven, waar de T gentenkamer baadt in sfeer Ijl voornaamheid. Daar treft Qen dan ook Don Duco aan e wijselijk z'n mond houdt s men hem niets vraagt. Hij weet 't: het levert geen geld op, maar die kamer is een trekker, in combinatie met het Hof. Toevallig bevindt zich in die weldoortimmerde ruimte, sinds eind september '82, ook het Pijpenkabinet Museum voor de tabakspijp van klei en aangesloten bij de stichting Leiden Museum- stad: „We zijn nummer twaalf van de Leidse musea en de jongste", vertelde zich fier houdende Duco me. „En het meest specialistische pij- penmuseum ter wereld; een speldeprik, overigens, in de tabacologie. Maar waarom, waarom? Waarom laat men het links liggen?" Fluwelen regenten 's Zondags komt men de re gentenkamer binnen, maar er is nauwelijks iemand die een blik werpt op de vitrines die toegewijd zijn aan de kleipijp. De bezoeker kijkt om zich heen en ontwaart aan de hoge muren slechts ingelijste illustere dames en heren, fluwelen regenten, die met Gouden Eeuws dédain vanaf doek of paneel koud weg en gereserveerd op hem neerzien. Geen pijp, geen werktuig, geen kostelijke rij tjes gebeeldhouwde kopjes (en let eens op de gelijkenis: Wilhelm II, Disraëli, een Franse démi-mondaine, een getulbande Pers, een hele ge schiedenisles) die hem raken. Begin oktober vorig jaar stond Don Duco nog stevig in zijn museale schoenen en gunde een collega van me een interview. Bij die gele genheid zei hij: „Als men geen belangstelling heeft voor pijpen, kan men hier beter wegblijven". Of woor den van gelijke strekking. Hij wilde maar zeggen: dit hier is zo hoogstaand, zo uniek, dat men het al gauw Don Duco in zijn pijpenkabinet. ontwijdt door gebrek aan in teresse. Duco wilde zijn tijd ook niet verdoen met voor niets te zitten wachten. Het kabinet was zijn heilige schrijn en uit de pijpekoppen kwamen de goede geesten die eens uit walm geboren wa ren. 'Duco stelde zich een beetje onaangedaan op, en daar heeft hij nu spijt van: „Ik ben in de afgelopen maanden wat meer sociaal gaan voelen". En daar heb ik hem een tijdelijke absolutie voor gegeven. Put Don Duco is nu 30, van ge boorte (en nadien 27 levens jaren) een Amsterdammer. Korte onderbreking in Parijs. Hij heet eigenlijk Dieudonné en niet Donald. Duco is Por tugees en van die naam zijn er nog maar een stuk of vier in ons land. In '69 was hij, als archeologisch onderzoeker, erbij, toen in de Amsterdam se binnenstad een put werd opengetrokken. Een ware beerput, die hem in één klap tot vurig aanhanger van de leer der kleipijp maakte. Ter plaatse bevond zich eens een tabakskroeg en de put stak vol gebroken glazen, krui ken, pijpekoppen, mossel schelpen: diepgelegen kroe- gafval, waarvan de pijpen Duco's hart stalen. Vandaag, 14 jaar later, getuigt hij, als niet gegradueerde kunsthis toricus: „De kleipijp, daar kun je een hele historie ach ter ophangen; een pijp kan een waanzinnig stuk geschie denis vertellen!" Zelf heb ik gisteren ik dacht een kwartiertje te zul len blijven om Don s geeste lijke schade op te nemen, maar ik bleef twee uur han gen een interne bekering meegemaakt. Door apprecia tie en smaak beken ik me niet tot de pijprokers. Ik voel geheel geen affiniteit tot de pijp. Maar mijn slinkse blik ken op onderdelen in de vi trines werden door Duco be antwoord en gaandeweg be gon hij me te onderrichten in de dingen van zijn toewijding en kleien overtuiging: „Van allerlei culturen uit het ver leden tot en met de heden daagse nijverheid met de hasjpijpjes. Als het maar van klei is. Geen meerschuim, geen tin, geen metaal, niks. Dat is allemaal taboe hier. De kleipijp slechts is die telt". En ik bemerkte opeens, dat ik Belangstelling kreeg. On begrijpelijk, maar het was zo! Dat was te danken aan de specimina, maar vooral ook aan de tekst en uitleg waar mee Duco een voor mij onbe kende wereld blootlegde. Hoe ambachtslieden vroeger met een „stop" de pijpekop tegen de wal van de mal persten, honderden keren per dag, en daar vaak een scheefgroeiing aan over hielden. Kinderen mochten dat niet doen, want het was te zwaar werk: tot ca. 1660 in de „pijpenstad" Amsterdam, daarna voorna melijk in Gouda. Gereedschappen Meer dan 7500 exemplaren, uit alle delen van de wereld, bevat de collectie van Duco's museumpje. En dan zijn er nog een uitgebreide verzame ling gereedschappen en een internationaal georiënteerde bibliotheek. Op de zondagen en donderdagavonden en „volgens afspraak" zit Duco te wachten op mensen. Voor de rest is hij bezig met uitge breid historisch onderzoek van de internationale kleipij- penindustrie, van volken en stammen. „Zeventig uur per week", schat hij zelf. Aan de {>ijp herkent de rasverzame- aar de gebruiker, aan de pij pen valt af te leiden wat voor mensen er op wat voor loka- tie geleefd en gewoond heb ben. Er zijn steeds meer lie den die kleipijpen verzame len: ca.500 in onze dagen in Nederland, en dan nog eens een stuk of 500 diepgangers in pijproken en tabak in het algemeen. „Gisteren nog deed ik het, en voegde twee kostelijke pijpe koppen uit Parijs toe aan de collectie. Elk goed voor een half pond tabak. Het zijn koppen met karakter, uit een Franse sculptuurverzame ling; het gaat voor beeld houwwerk door. Kijk, het zijn reclamestukken van een fabriek waardoor detailhan delaren aandacht voor het produkt trachten te trekken. Etalagepijpen, zogezegd. Maar ook als rookpijp te ge bruiken, met een losse hou ten steel. Goed voor zeven uur roken. Dat is te doen, na het eten 's avonds. Over de steel gesproken: de steel was eens de neerslag van de sta tus". Kijk naar een pijp en je bespeurt de sociaal-maat schappelijke achtergrond van de (overleden) gebruiker. De arbeider, zeg maar, gebruikte de korte pijpesteel, en de welgestelde koopman de lan ge pijp. Volgend jaar wil Duco, Don, een maand of wat naar Tur kije. Als een Prikkebeen op pijpenjacht: „Tot nog toe vond ik Turkse pijpen niet in de serails, maar haalde ze uit een Londense collectie. Ik heb zo'n beetje de hele we reld afgelopen om kleipijpen. Niet alleen in Frankrijk en Duitsland, maar ook in de staten langs de Amerikaanse oostkust, Virginia bijvoor beeld, vond ik veel van mijn gading. In die tabaksstaten waren het voornamelijk Bul garen die in de 18e eeuw de pijpindustrie naar Amerika overbrachten". Maar voor dien waren het de Indianen, die de aanstormende blanke „invaders" uit Europa de eer ste nicotine-injecties toe brachten, en daar zitten we nou nog mee opgescheept. Virginia blend. Geen subsidie Waar de „Godgegeven" Duco het allemaal van doet dat reizen en zo, en aankopen vermeldt de kleipijpenge- schiedenis niet. Subsidie ho maar. Maar hij heeft de grote geest met de vredes- en oor- logspijp op z'n hand, en han del is handel. Vraag hem er niet naar, want dat gaat nie mand een bliksemschicht aan. Van het karig bezoek aan zijn kabinet houdt hij nog geen droge boterham over. Wie weet beschikt hij als Don(ald) Duc(k)o wel over een oom Dagobert. „Maar inmiddels is een der gelijk pijpenkabinet, in dit formaat en zo gedetailleerd, gespecialiseerd, nergens an ders ter wereld te zien. Geen kabinet heeft zo'n grote ge- reedschappencollectie. Als hier iets niet bekend i?, is het ook nergens bekend. Ook verzamelaars kunnen hier hun expertise krijgen en hun vondsten laten determineren. We hebben in het kabinet een pakket van activiteiten achter de schermen. Het Pij penkabinet staat open voor iedereen. Ik denk daarbij aan partijen en het aanbieden van de bruidegomspijp. Ik zou ook wel wedstrijdrokers in deze sfeer willen betrek ken". Aardig voor de Leidse Pijpsleutels, dacht ik zo. Daar is een pijpekopje van rond 1880. Er zijn nog meer kopjes uit die periode maar die liggen veilig in een vitrine met eenzelfde cu- riositeitje tussen kop en steel: een microfotootje van een vierkante millimeter. Ik zag duidelijk, tegen het licht, een koepelkerk met onderschrift: aandenken aan Scherpen- heuvel. Ongedacht wonder van techniek, toen de foto grafie nog in de kinderschoe nen stak, maar wel in de kleipijp verwerkt werd. Daarom: gaat dat zien. Don Duco heeft zelfs de koffie op een theelichtje staan, als je komt om in de wondere za ken van de kleipijp te wor den ingewijd. En wonderlijk is het... Ongelooflijke cultuur, gebaseerd op schadelijk rook genot. Ofschoon ook Dieu donné Duco weieens een pijpje wil smoren. Het Pijpenkabinet is geopend donderdags van 19 tot 21 uur (koopavond) en op de zonda gen van 13 tot 17 uur, en na afspraak. Schroom niet te bellen, al lijkt de drempel hoog: 071 8 12 13 40. S DO I EUROCINEMA I «n II 99 vierde man" (16) met Je- oen Krabbé, Renée Souten- Jij k, Thorn Hoffman en Dolf Vriee. Regie: Paul Ver- •ven. Paul Verhoeven heeft 3ltich als regisseur al van diverse kanten laten Ji|ien. Tussen „Wat zien t" en „Spetters" waagde 4ij zich aan steeds wisse- -jende genres film en met De vierde man" bewan- elt hii zelfs een tamelijk ï-nederlands pad: Dat an de thriller met - ioem het occulte of «eudo-religieuze - ge- leimzinnige dubbele bo- lems. Vrij naar het ge lijknamige boek van Ge- e arcf Reve met Jeroen Crabbé als diezelfde Ge- Jj ard Reve in de hoofdrol il s het een film die op wee niveau's geinterpre- eerd kan worden: Wat .Uiteindelijk wèèr is blijft jjien vraag. Is het óf een tloodgewone thriller met hfnderdaad een fatale vrouw die de hoofdper- oon - een schrijver die Jen lezing houdt ergens n Zeeland - met verder felijke bijbedoelingen in d|iaar netten wil strikken, Dokter Dolf de Vries verhindert Reve's (Jeroen Krabbé) aanval op zijn „femme fatale" (Renee Soutendijk). óf is het allemaal de ver tekende blik op de wer kelijkheid van een neu- rotisch-depressief, flink alcohol innemend scri bent die alles wat er om zich heen gebeurt on middellijk op zichzelf moet betrekken? Kenners van het werk van Gerard Reve zullen eerst wat geamuseerd de lotgevallen van de schrijver volgen: Zijn gulle alcoholgebruik, de ka ter, zijn homosexualiteit, de voortdurende toespelingen op het geloof. Verhoeven speelt er nog met de koketterieën van de ons bekende Reve. En voor wie dat accepteert is valt er best om te grijnzen. Maar langzaamaan worden de verwijzingen naar iets bo vennatuurlijks frekwenter, wordt de toon heviger en krijgt „De vierde man" de al lure van een griezelig nood lotsdrama. Dat noodlot ligt in Zeeland, waar de schrijver na zijn lezing voor een keu rig burgerlijk gezelschap zijn trein mist en bijna onont koombaar wordt onderge bracht bij een rijke weduwe die een kapperssalon inclu sief eigen cosmetica-merk uitbaat. Ondanks dat hij thuis in Amsterdam een vriend achterliet die vals viool speelt en die hij daarom wel kan vermoorden en bijna Jeroen Krabbé en Thorn Hoffman: wie wordt „De vierde man"? vermoordt volgt er een verhouding tussen de myste rieuze dame en de schrijver. Deze probeert het geheim dat hij in haar herkent te onrafe- len en lijkt aldus steeds meer te ontdekken: Via een aantal spoelen met 8 mm filmpjes leert hij van het bestaan van drie echtgenoten die allen zeer merkwaardig het leven hebben gelaten. Zou hij de vierde man in de serie kun nen worden? Bovendien ont dekt hij foto's van de appet ijtelijk ogende vriend van de salonhoudster en wil hij via de vrouw weer die richting uit. Paul Verhoeven voert dat al lemaal trefzeker ten tonele en schuwt daarbij de effecten niet: Het begint allemaal in de trein met een reproduktie van een kruisiging die lijkt te gaan bloeden, met de reizig ster die Maria blijkt te heten (met die toevoeging zijn sce narioschrijver Soeteman en regisseur Verhoeven Revi- aanser dan Reve in zijn boek) en het kind dat iets als een aureool om het hoofd krijgt, een nummer op een hotel deur dat in een uitstulpend oog verandert. Het komt la ter allemaal terug: De reli gieuze verwijzingen culmine ren uiteindelijk in het beeld van de vriend van de fatale vrouw, hangend aan het kruis in een kerk. Het uit stulpende oog wordt zijn oog dat in een moment van onop lettendheid tijdens een auto rit doorboord wordt door een stang betonijzer bij een bouwstelling. Zo gaat het door. Al bouwt Verhoeven er overtuigend mee naar de cli max toe, die opeenhoping van Reviaanse verwijzingen en dubbele bodems wordt wel wat veel, terwijl je voor enkele ervan - zowel fysiek als geestelii' maag moet 1 Paul Verhoeven filmt nu eenmaal altijd in hoofdlet ters, gaat niets uit de weg - suggestieve bedscènes tussen Krabbé en Soutendijk tot en met een tongzoen van schrij ver Reve (Krabbé) en de vriend van de schoonheid specialiste (Thorn Hoffman) in een graftombe - en neigt er toe die hoofdletters „vet" neer te zetten. Al past alles in dit geval perfect en efficiënt binnen deze tegen de horror aanleunende thriller, die zon der meer internationale allu re heeft. Krabbé is verras send als een wat slonzige, de pressieve „Reve", bij Renée Soutendijk twijfel je inder daad tussen de „femme fata le" wier parfummerk Delilah heet en die ook nog de haren van Reve mag knippen en het wat modieuze, eenzanr -> dure vrouwtje. Met eerdere Nederlandse films valt Ver- hoevens „De vierde man" niet te vergelijken. Een lite ratuur-vergelijking gaat makkelijker op. „De vierde man": Reve la Edgar Allan Poe. BERT JANSMA LUXOR: „Tootsie" (a.l.) met Dustin Hoffmann, Jessica Lange en Charles Durning. Regie: Sidney Pollack. Dat Dustin Hoffmann een uitstekend acteur is, kan je geen nieuws noe men. Dat hij als actrice ook nog eens de sterren van de hemel speelt, mag je op z'n minst verras send noemen. En in „Tootsie" speelt hij in jurk, met hoge hakken en bril een rol die je van je leven niet vergeet en wat dat betreft van een zelfde kaliber is als zijn „Razzo" in „Midnight cowboy". Amerika had voor „Tootsie" al 10 Os car-nominaties over, ter wijl de film nu al de ko medie is die het meeste geld heeft opgebracht en zelfs op de ranglijst vlak aller tijden achter „E.T." prijkt. En dat zonder één goedkoop Charlie's tan te-effect. Daarvoor staat de naam van regisseur Sidney Pollack („They shoot horses don't they?", „Absence of malice") wel borg: Hij begon met twij fels aan deze komedie over verwisseling van sexuele rolpatronen, maar maakte er een heerlijk stuk amusement van. Gerommel rond het man vrouw rollenspel is „in" op film. Kortgeleden was Julie Andrews zowel „Victoria" als „Victor" in de film van echt genoot Blake Edwards, nu Dustin Hoffmann in eenzelf de verkleedpartij in de ande re richting. Niet dat het we zenlijk iets zegt over die rol patronen, het blijft een pure, sprookjesachtige komedie en regisseur Pollack spéélt er vanachter z'n camera alleen maar mee. Hij levert een Dustin Hoffmann als Dorothy Michaels in „haar" ro mance met weduwnaar Charles Durning. dubbele bijdrage, want vóór de camera is Pollack de ma nager van de werkeloze ac teur Dustin Hoffmann. Hij is degene die hem vertelt dat niemand op Broadway of in tv-land ooit zo'n lastig acteur een rol zal geven. Een wan hopige Hoffmann verandert zijn naam dan ook van Mi chael Dorsey in Dorothy Mi chaels wanneer er een rol vrij is in een veelbekeken „soap opera", steekt zich in jurk en make-up om te solli citeren en wat er dan ont staat slaat alles: Een zeer pront dametje dat als vrouw op mannenmanier reageert en daardoor het gebruikelijke rollenspel aan het wankelen brengt. De mannen schrik ken zich een ongeluk van dat kordate mensje, vrouwen zien er opeens een sexegeno- te in die haar mond op een ongebruikelijke durft open te doen. Dustin-in-travestie krijgt de rol van ziekenhuis- directrice, wordt de ster van de show en draaft driftig te gen de regels van het scena rio en de doktersroman in: De vrouwenversierende chi rurg krijgt van hem lik op stuk, en de regisseur bijna een rolberoerte. Dan zit „Tootsie" duidelijk tegen de zachtaardige klucht aan, met als extraatje Dustin- Dorothy's (terechte) ver liefdheid op Jessica Lange, een van de verpleegsters. Die ziet in dat gekke mensje opeens een hulp in haar moeilijkheden met mannen, aait „haar" daarvoor niet al leen over de bol, maar zoent hem van vrouw-tot-vrouw terwijl Dustin hunkert naar meer. Als hij zich niet meer inhoudt denkt Jessica dat haar directrice lesbisch is en als Dustin eindelijk opbiecht een man te zijn, stort het sprookjesbouwsel compleet ineen. Ook voor Charles Durning (kortgeleden nog de zingende goeverneur in „The best little whorehouse in Texas") als weduwnaar-va der van Jessica, die Hoff mann op de dansvloer inmid dels als een officieel huwe lijksaanzoek heeft gedaan. Er valt veel te lachen en te glimlachen om „Tootsie" zon der dat het een pure klucht wordt. Dustin Hoffmanns travesti-rol blijft je bij: Hij maakt er zo'n echt karakter van dat het je spijt als hij uit eindelijk ziin vermomming aflegt. En daarvoor moet je als acteur toch op z'n minst I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 5