CAROLUS VERHULST
houdt zijn bedrukte eenmanskruistocht al 82 jaar vol
Gandhi
straalde
een kracht
uit, die
keizer
rijken op
de knieën
dwong"
De wereld
het sanitair
ZATERDAG 19 M-,
De „Gouden Handen Onderscheiding
1983" zal tijdens het traditionele openings
feest van het gelijknamige in 's Heeren-
berg gelegen educatieve expositiecentrum
op 29 maart worden uitgereikt aan de
oudste uitgever van Nederland, de 82-ja-
rige Carolus Verhulst uit Wassenaar. Dit
uit erkentelijkheid „voor de uitzonderlij
ke wijze, waarop deze grijze eminentie
van het gedrukte woord zich een boeiend
leven lang compleet en onvoorwaardelijk
heeft ingezet voor de geestelijke bewust
wording en het geluk van zijn medemen
sen". Vooruitlopend op deze feestelijke
gebeurtenis ging Leo Thuring naar de
witte burcht in Wassenaar, waar Carolus
nog steeds dag in dag uit ploetert in zijn
unieke eenmansuitgeverij Mirananda. Hij
vond daar een milde, eigenzinnige mini-
reus, die nimmer is teruggedeinsd voor
machthebbers en geweldplegers. Een
man, die zeer opmerkelijke uitspraken
doet en een visie aanhangt, waarmee de
gelovige mens de grootste moeite zal heb
ben. Om echter een juist beeld te kunnen
vormen van deze Gandhi-vereerder heb
ben wij ook deze uitspraken in het inter
view opgenomen.
Zijn witte
woonhuis in
Wassenaar
fungeert
tevens als
werkplaats
van de
uitgeverij
Mirananda en
als prlvè-
museum,
waarin hij de
souvenirs
heeft
uitgestald, die
hem
herinneren
aan zijn
jaarlijkse
rondreizen
door India.
WASSENAAR In de zoriier van
1931 ontmoette de jonge uitgever
Carolus Verhulst voor de derde en
laatste maal in zijn leven de toen al
j legendarische „Heraut van het
Niedwe Tijdperk" Mahatma Mo
handas Karamsjand Gandhi. Daar
voor was hij op uitnodiging van het
weekblad „De Groene Amsterdam
mer" reeds twee keer naar Enge
land gereisd om de tanige Hindoe,
die met het geheime wapen van
zijn geweldloos verzet de machti
gen der aarde voortdurend de stui
pen op het lijf joeg, te interviewen
over diens aandeel in de rondeta
felconferentie, waar beslist zou
worden over de toekomst van In
dia.
Omdat de veerboot door dichte
mist boven de Nöordzee aanzienlij
ke vertraging had opgelopen, arri
veerde Verhulst te laat in Harwich
en kon hij zijn afspraak niet nako
men. „Toen ik eindelijk het scha
mele kantoor in de wijk Knight
Bridge gevonden had", reikt zijn
feilloos werkende geheugen hem
aan, „trof ik hem mediterend aan
achter zijn beroemde spinnewiel.
Hij maakte geen gebaar van her
kenning en bleef onbewogen voor
zich uitstaren. Ik ben naast hem
gaan zitten en heb met hem vervol
gens een uur gezwegen en ge
dacht".
Gebiologeerd
„Wat er in die zestig eindeloze mi
nuten met me is gebeurd kan ik na
52 jaar nog steeds niet uitleggen.
Dat was een innerlijke belevenis
waarvoor mijns inziens ook geen
woorden voorhanden zijn. Gebiolo
geerd keek ik naar die kleine man
in zijn witte laken en aan zijn ogen
zag ik, wat hem bezig hield. Daar
zat een man van liefde. De liefde,
die het enige cement is, dat mensen
samenbindt. Maar tegelijkertijd
straalde hij een kracht uit, die kei
zerrijken op de knieën kon dwin
gen".
„Dat was het fascinerende aan
hem. En toch miste hij alle uiterlij
ke kenmerken van een held of een
he-man. Verre van dat. Gandhi
was eerder nietig, schamel en on
aanzienlijk. Zo'n man van wie je
denkt: die zou ik nou een dubbeltje
willen geven. Als hij stond, herin
ner ik me, reikte hij niet verder
dan mijn schouders. En dat, terwijl
ik zelf ook nooit groter ben geweest
dan één meter vierenzeventig".
Verhulst koestert nog steeds het
souvenir, dat Gandhi hem aan het
einde van die sessie zonder woor
den gaf: een foto van zichzelf met
op de achterkant in schots en sche
ve letters de Engelse spreuk „Truth
is our only sheet anchor" („De
waarheid is ons enige plechtan
ker").
Voor hem is dat tot op de dag van
vandaag de enige bron, waaruit hij
moed en inspiratie put voor zijn
taai volgehouden eenmanskruis
tocht. Zoekend naar die waarheid
is hij nooit een duimbreed geweken
voor macht, die hem probeerde te
paaien en voor geweld, dat hem
trachtte te intimideren. „Een paar
dagen geleden", zegt hij. „vond ik
bij toeval in een boek de tekst te
rug, die ik indertijd als motto voor
mijn handel en wandel heb geko
zen. „Neem het zoals het is en zoek
de zin daarvan. Want dan keert al
les ten goede", las ik".
Karikatuur
Als hij vervolgens op verzoek zijn
leven vluchtig inventariseert komt
hij tot de voorlopige conclusie, dat
hij ondanks de wonderlijke wegen,
die hij steeds weer is ingeslagen, al
tijd zichzelf is gebleven en nooit
beschaamd zijn eigen karikatuur
tegen het lijf is gelopen. Hij heeft
er bijvoorbeeld geen moment spijt
van gehad, dat hij het gereformeer
de geloof, waarin hij is opgevoed,
vaarwel heeft gezegd. Ook hij kan
het niet helpen dat hij alergisch is
voor dogma's, die er vanaf de kan
sel met mokerslagen bij het Gods
volk worden ingeslagen. Die revo
lutionaire overgevoeligheid heeft
hij overigens van zijn moeder, die
het bestond om te menen wat ze
-geloofde en zich daarom indertijd
zonder aarzeling bij de Doleantie
heeft aangesloten.
Met afschuw herinnert hij zich ook
de godsdiensttwist rondom de gere
formeerde dominee Netelenbos, die
door zijn eigen Synode genadeloos
werd afgeschminkt, nadat hij voor
een hervormde collega in diens',
kerk in Den Haag een predikbeurt
had verzórgd! „Ik heb die vergade
ringen als journalist bijgewoond",
roept hij nog altijd nawalgend, „en
wat daar aan haat, nijd en jaloezie
naar boven kwam tart alle be
schrijvingen".
Op de man af gevraagd spreekt hij
vervolgens als zijn overtuiging uit,
dat de kerken als machtsinstituten
al geruime tijd geleden aan hun
zwanezang zijn begonnen. „Dat
gaat onherroepelijk voorbij", voor
spelt hij grimmig, „nu al brokkelen
ze links en rechts af en verliezen ze
duidelijk terrein. En uiteindelijk
zullen ze verdwijnen. Dat kan ook
niet anders. Want de kerken zijn
stuk voor stuk uitvindingen ge
weest van mensen, die gokten op
het gezag en de macht. Het zijn niet
de grote profeten geweest, die de
godsdiensten hebben geïntrodu
ceerd. Jezus van Nazareth en Boed
dha en al die anderen volstonden
met het prediken van de liefde.
Maar hun volgelingen dachten er
anders over. Die vaardigden wet
ten uit en dogma's, waarbij ze zich
beriepen op de grote Meester. Maar
die heeft nooit macht nagestreefd".
„En dat gebeurt nog steeds. Het
hiernamaals, dat ons wordt beloofd,
is een lokkertje van de gevestigde
godsdiensten. Een stukje bedrog om
te verdoezelen, dat de hemel in fei
te een bijkomstigheid is. De hemel
ligt namelijk nu al voor het grijpen.
Als je in de dingen en de mensen
om je heen de hemel ziet dan is dat
de hemel. Het is echt de mens zelf,
die de hemel maakt en de hel. Daar
heeft een ander de hand niet in.
Als je dus geen hel wilt moet je ook
geen hel willen zien. En dat kun je
bereiken door je hersens te laten
voelen en je hart te laten denken.
Daar is een keihard credo voor no
dig: „Laten we de liefde betrachten
in plaats van er over te praten".
Pas als dat gebeurt komt er een
rechtvaardige samenleving".
Dromen
Hij haalt zijn schouders op, gooit er
nog maar eens een dunne glimlach
tegenaan. „Het klinkt als een uto
pie", geeft hij toe, „het lijkt de on
gerijmde visie van een dromer.
Maar ik geloof er heilig in. Als je
het grote geheel aanvaardt mét zijn
wetmatigheden, die uiteindelijk al
les regelen en beheersen, word je
een vrijdenker genoemd. En dat
ben ik dan ook. Maar wel in de zin
van vrij denken. Vrijblijvend een
tempel, moskee of kerk bezoeken
en daar vinden, wat je zoekt. Zon
der er bij te horen. Dat is óók gelo
ven. Het gaat immers om wat de
mensen samen opbouwen. En als
dat gebeurt met liefde en respect
voor elkaar krijg je vanzelf een he
mel op aarde".
De welvaartsstaat, die nu dreigt te
kapseizen, vindt bij Verhulst al
evenmin genade en wordt als een
„onding" door hem ontmaskerd.
„Alles is gericht op materiële
schijn", zegt hij, „alles moet voort
durend groter worden, beter en
kostbaarder. Eerst een Deux Che-
vaux, vervolgens een Peugeot en
tenslotte een Rolls Royce. Iedereen
is uit op betere banen, hogere lonen
en grotere luxe. Ondertussen is de
gewone, eerlijke arbeid gedegra
deerd tot een straf, die je tegen elke
prijs moet zien te ontlopen. En dat
noemen ze dan gemakshalve maar
democratie".
Ellende
Geen wonder, dat hij de wereld om
hem heen steeds minder leefbaar
ziet worden. „De middelen, die ge
bruikt worden om het naderend
onheil te bezweren", weet hij,
„werken niet. Hebben trouwens
nooit gewerkt. Prestatiedwang,
geld en macht bieden nooit een af
doende oplossing voor de proble
men. Na de crisis van de jaren der
tig werd er geroepen: „Nu hebben
we door hoe het moet. Dit zal ons
dan ook nooit meer overkomen".
Maar ondertussen zitten we op
nieuw diep in de ellende en staan
we aan de rand van een volgende
oorlog. En waarom? Omdat nog
steeds te vee) mensen halsstarrig
blijven geloven, dat geld en macht
pasmunten zijn, waarmee je geluk
kunt kopen. Maar niemand, of bij
na niemand, is bereid te werken
aan een samenleving, waarin men
sen denken in eenheid en niet lan
ger in tegenstellingen".
Dienstweigeraar
Het mag overigens nauwelijks ver
bazing wekken, dat Carolus Ver
hulst het zijn leven lang aan de
stok heeft gehad met de gevestigde
instituten kerk en staat. Omdat ge
weldloosheid voor hem een axioma
is, waar niet aan te tornen valt,
verbleef hij in 1921 zeven maanden
in de militaire hulpgevangenis in
Scheveningen, waar hij als assistent
in de bibliotheek de verloren tijd
alsnog nuttig probeerde in te vul
len. Hij had zich wel tevoren laten
keuren, „want als het resultaat 'ne
gatief was geweest, had ik mezelf
een hoop ellende bespaard".
De motivatie voor zijn dienstweige
ring onderschrijft hij ook in 1983
nog ten volle. „Wapens hebben
nooit iets opgelost. Nog nooit echte
vrede gebracht. Alleen degene,
Verhulst, een vitale, spits converse
rende mini-reus van 82, die elke
werkdag stipt om kwart vóór zeven
begint met een ijskoude douche.
Uiterlijk om acht uur zit hij dan
achter zijn bureau, waar hij nieuwe
uitgaven redigeert en voeling
houdt met de achterban: drukkers,
binders, Centraal Boekhuis en
boekhandelaren. Na de lunch en
een korte siësta op de bank in de
salon de deken ligt al klaar
werkt hij door tot aan het diner,
dat doorgaans rond zes uur, half ze
ven' wordt genuttigd. Vervolgens
sluit hij zich weer op in zijn werk
kamer om zich te wijden aan ver
taalwerk.
Zijn uitgeverij „Servire", waar hij
in 1921 mee begon vijftien dagen
na zijn ontslag uit de Scheveningse
nor is in 1977 aan de soefibewe
ging verkocht, waarmee Verhulst
als eeuwige zoeker ook nog ev^n
heeft gekoketteerd. Vanaf dat mo-
gelooft in de liefde heeft niets en
niemand te vrezen".
Zwaar op de maag
Carolus Verhulst:
„Van Gandhi heb ik
geleerd, dat liefde
het enige cement is,
dat, mensen samen
bindt".
In 1941 kreeg hij in zijn Haagse
kantoor de gehate jodenvervolger
Fischer op bezoek in gezelschap
van diens trawanten Lages en Vo
gel. „Mijn uitgeverij werd al gerui
me tijd in de gaten gehouden", wist
hij, „want ik publiceerde boeken,-
die de bezetters onwelgevallig wa
ren. Met name het boek van Rade
maker „Waar bleven de tien stam
men van Israël?", waarin hij glas
helder aantoonde, dat Hitier de
oorlog moest verliezen, lag de Ges
tapo zwaar op de maag".
„Ik zie dat tafereel nog voor me.
Fischer gaf me eerst een grote bek,
waar ik overigens niet van onder
de indruk raakte. Daarna legde hij
demonstratief zijn revolver op mijn
bureau. Ik stond op, stak mijn han
den in mijn zakken en vroeg: „Wat
willen de heren eigenlijk van me?".
Versta me goed. Ik ben allesbehal
ve een held. Maar ik had wel de ze
kerheid, dat ik niks te verbergen
had. En als ze je voor zo'n zeker
heid een kogel door je bast jagen,
moet dat dan maar gebeuren. Spij
tig natuurlijk. Maar daar is niks
aan te doen. Want ik weiger mijn
principes te verloochenen".
„Dat heb ik ook tegen Fischer en
zijn kornuiten gezegd. Dat boek, zei
ik, is al in 1939 verschenen. En wat
daarin staat is nu, twee jaar later,
nog even waar of onwaar, zo u
wilt. Daar kunnen wij niet over
oordelen. Daar zal de tijd over
moeten beslissen".
„Ze zijn weggegaan met de bood
schap, dat mijn kantoor gesloten
zou worden. Dat heeft zegge en
schrijve twee dagen geduurd. Daar
na ben ik weer rustig doorgegaan
met het uitgeven van boeken".
Ijskoude douche
En dat doet hij nog steeds, Carolus
ment leidt hij in zijn sneeuwwitte
Wassenaarse villa bedachtzaam en
koppig volhoudend zijn mini-uitge
verij „Mirananda", die nog steeds
vijftien tot twintig boeken per jaar
produceert. En ofschoon de itihoud
van de meeste werken het hersen
schors van de lezer maximaal op de
proef stelt, gaat het Verhulst rede
lijk naar den vleze. In 1982 is de
verkoop weliswaar wat teruggelo
pen, maér daarvoor geeft hij de
zwartepiet niet aan de malaise
maar aan de mooie zomer. „Want
het lijkt ondenkbaar", vindt ook
hij, „dat je met een van mijn boek
jes op het Scheveningse strand in
de zon gaat liggen bakken".
Diepdenker
Tot nog toe heeft hij 1500 titels uit
gegeven, waarvan er enige regel
rechte bestsellers zijn geworden.
„De Profeet" van de Libanese
dichter en diepdenker Kahlil Gi
bran is inmiddels aan zijn 25e druk
toe en wordt elk jaar herontdekt
door 800 nieuwe aanhangers. Ook
het boek „Christus in U" van Alice
Mortley, dat in 1924 door een recen
sent werd bejubeld met de volzin
„Er staan heerlijke bladzijden in,
die schitteren van rijkdom en
hoop", vindt nog steeds zijn weg
naar hevig zoekende landgenoten.
Zojuist is een lijvig, 400 pagina's
tellend compendium van de persen
gekomen, waarin kopstukken ui'
allerlei wetenschappelijke discipli
nes hun visie geven op de Franse
filosoof Teilhard de Chardin. In de
komende maanden zullen ook nog
werken van Krishnamurti, Faith
Javane, Dane Rudhyar, van Tey-
lingen en Jean Vaysse onder patro
nage van Carolus verschijnen.
Geen namen, die een groot publiek
met rode oortjes naar de boekhan
del doen snellen. Verhulst is de
eerste, die dat toegeeft. Maar het is
dan ook nimmer zijn bedoeling ge
weest om in de spartelvijver van de
Nederlandse uitgevers met astrono
mische oplagen records te breken.
Als vrije denker, socialist, optimist
en idealist met een eigenzinnige ge
loofsopvatting hecht hij slechts
waarde aan de zachte kracht van
de liefde, die bruggen slaat voor
mensen van goede wil.
Zelf fungeert hij daarbij als brug
wachter, die discreet het tolgeld int
van hen, die via de aangegeven
sluipwegen in zijn boeken de over
steek wagen naar het beloofde
land, waarvan zwart op wit ge
schreven staat, dat daar het ware
geluk te vinden is.
LEO THURING
Foto's: MILAN KONVALINKA
(>r
WASHINGTON Dit is\
misschien een raar praatji
toch vind ik een van de i
indringende facetten van
vreemde beschaving de
plaatselijke wereld van
sanitair.
De „voorwerpen, welke e
worden tot het samenstel
inrichten van WC's, badk
en dergelijke", zoals Van
zedig omschrijft, kunnen
nieuwe omgeving ineens
overrompelend rondom jel
Tonen ze niet proper, dan It
meteen ook walgelijk, ma
glimmen ze smetteloos, t
kunnen ze een wondere
schoonheid uitstralen. En
vermogen om de uiterstei
gevoelens te beroeren, da
wel eens op een innig vet
wijzen tussen een sanitaii
uitrusting en het my sterk
het leven zelve.
Je staat er vaak ook vq
een stille hotelkamer na
oorverdovende dag op
kwetsbaarst tegenover. A
bloot. En daar hangen, lij
staan die spiegelende
voorzieningen we gaaii
uit van de propere varian )f
steriel en tegelijk zinnelijï
te wachten. Toegerust mee
zeepjes, tissues, katoen en Sl
nog wat geheimzinnige ic;
heeft het geheel iets valse
ingetogens. Want het staa
eigenlijk gewoon schaamte
de startblokken om je disi
noden te lenigen.
Zonder ervan overtuigd ttx\
dat deze ontboezeming hel
van het onderwerp heeft
aangetoond, wil ik als kei j
immigrant in de Verenigi
Staten voor u toch eens h
gemiddelde hygiënische
meubilair beschrijven dat
Amerikaan ter beschikini
En via hetwelk ik zelf op
private wijze met de zede
dit volk kennis heb kunn j
maken. Het woord dat ee
vooral moet vallen, luidt:
De Amerikaan heeft veel
spul ter beschikking. „Ik
Amerika nog nooit een h
flat gezien met slechts r
badkamer", reageerde eei
jarenlang wonende landgi
mijn verwondering over
sanitaire overdaad in de
tientallen woningen, die
nog toe heb bezocht. Hoe
me afvraag of de betrokk
thuis is in de z war te-stad
komt ook mijn voorlopig
gemiddelde op drie badk,
per huis. Vier is geen
uitzondering.
Zo'n Amerikaans poedel1
doorgaans, het moet geze,
wat kleiner dan zijn Euri
soortgenoot. En ook als h
vertrek behalve lavabo e
alleen een douche bevat,
badkamer.
Over Amerikaanse i
waterclosetten gesproken,
u, met excuses voor het
onderwerp als zodanig, oi
dat nergens ter wereld ht
zo hoog staat als in Amei
closetten. Van New York
Ffc^ncisco, het nat in de
trechtervormige WC's rei
decimeters hoog tot vlak i
vlak, zogezegd. Al had ik
dit praatje gewaarschuwd
niet in bijzonderheden tr
over de intieme gevolgen
vloedregime. Laat ik het
laten, dat dit schijnbare o
erg meevalt, omdat de
zwaartekracht minder ka
krijgt.
Heel anders dan bij u in 1
is het hier in Amerika od
gesteld met de gemiddeldi
badkuip. Die is zo gering\
omtrek en diepte, dat zeii
superslanke corresponded
niet in slaagt zijn buik, lal
allerlei andere lichaamsdl
onder water te krijgen. U
bovenhangende douche
van extra belang, maar dil
met zijn rijke variatie val
straaltypen (van geselendl
massage tot aaiende schei
dan ook veel goed.
Kranen kunnen in de Va
Staten trouwens ook een
hartstocht worden. Er zijl
wastafels met machtige
hefbomen en pedalen.
Persoonlijk mag ik graagj
twee-dimensionaal pookje
bedienen, dat in zijn eenfl
eindeloze afwisseling van
koud, hard en zacht kan
bewerkstelligen, afhankel
waarheen je het pientere1
een denkbeeldige cirkel l
Veel van dat materiaal w
iedere Amerikaan in zijn
onbespiede momenten mt
weer is, vind je weer terj
befaamde Amerikaanse k
die niet zelden het groot*
vertrek van het huis is. JM
dat verschijnsel wil ik u j
een volgende keer wat g
toevertrouwen. Laat ik u
de smaak te pakken te Ai]
vast verklappen, dat een
ingebouwde koelkast (val
het merk Westinghouse,
kerncentrales levert) opél
deuren en de afmeting vj
telefooncel kan hebben.
de afvoer van de gootstei
elektrisch snijmachien tje
zit, dat alle troep, die je I
doorheen propt, fijnmaall
verstoppingen uitsluit. 1
MARC DE KONINCK