Theo Huizenaar bijna een levende legende ROTTERDAM Nog elke boksavond is hij in volle glo rie in de buurt van de ring te vinden, Theo Huizenaar. Za kelijk promotor, menselijke trainer, aimabel mens én bijna levende legende van de va derlandse pugilistiek. Van daag is hij 83 jaar geworden en als het aan hem ligt volgen er nog vele veijaardagen. „Ik word honderd vier", zegt Hui zenaar beslist. „Dat is me ver teld door een internist en daar houd ik me dan maar aan". Duidelijk is na een zeer lang ge sprek meer een one-manshow dat Theo Huizenaar nog niet is ver sleten. Nog dagelijks geniet-ie van het leven en met plezier haalt hij herinneringen op. „Als ik je alles moet vertellen wat ik in mijn leven heb meegemaakt, kom je hier niet meer weg", zegt de oude leermees ter met een Engelse sigaret tussen de vingers. Huizenaar hij organi seerde eens 47 boksavonden in één jaar voelt trouwens geen behoef te ólles prijs te geven. Want over een paar maanden gaat hij zich wij den aan een boek over zijn leven. Een rij plakboeken van zeker één meter lengte moet hem daarbij hel pen. Een nieuwe uitdaging voor de man, die terugblikt op een bewo gen boksleven. Zijn huis, gevestigd te Rotterdam in de Jericholaan 3B, ligt vlak bij de Kralingse Plas. Aan één der ramen van zijn statige woning, hangt een aanplakbiljet waarop komende bokswedstrijden met grote, ge kleurde letters worden aangekon digd. Mevrouw Huizenaar doet open en Theo zelf wacht direct links om de hoek, in zijn kantoor tje. Achter het eikehouten bureau zit Neerlands eerste organisator van naam. Ridder in de Orde van Oranje Nassau, Theo Huizenaar, is al weer enkele uren uit de veren, maar een ochtendjas en een deken over de benen geven aan dat de dag nog slechts enkele uren oud is. Aan de muren hangen oude foto's en goudkleurige letterflexplaten (een kunststofdrukvorm van een krantepagina) met daarop grote verhalen uit Rotterdamse dagbla den. Wie bij Theo Huizenaar te gast is, komt de eerste paar uur niet weg. Dat ondervindt ook John Krista- lijn, met wie Huizenaar nog gere geld in het Haagse Amicitia wed strijden organiseert. Kristalijn komt even langs om wat zakelijks te regelen, maar is gedwongen eerst Huizenaars verhaal aan te ho ren. Mevrouw Huizenaar is een priifia gastvrouw en zorgt voor kof fie met koek. „Leuk meissie hè", merkt Huizenaar op. „Ja, voor d'r eenentachtig jaar", grapt hij verder met gepaste trots. Om vervolgens ongestoord het woord te nemen. Paardesport hobby Maar éérst gaan nog even de bu reauladen open. „Hierin ligt mijn grote hobby, de paardesport. Van elk paard heb ik een kaart. Precies alle prestaties bijgehouden. Elke vrijdagmorgen haal ik op het sta tion „de Paardesport", het orgaan van de bond. Dan besteed ik enkele uren van de dag aan het kaartsys teem. Ja en dan 's zondags naar de koers. Ik gok nooit. Ik bereken", bezweert hij dan. Om vervolgens een theorie over bioritme op te zet ten. „Maar schrijf daar maar niks over. Wat heb ik er aan de mensen wijzer te maken. Kan ik alleen maar last mee krijgen. Lopen ze al lemaal achter je aan en als het niet lukt, heb ik het gedaan. Maar mijn systeem lukt altijd. Ik ga elke zon dag met mijn vrouw om tien uur de deur uit en ben om zeven uur, pre cies voor de sport op tv, weer terug. Dat kost natuurlijk geld, want je eet, drinkt en snoept wat. Op het eind van het jaar blijkt dat ik het toch altijd goed heb gedaan, dat het me niks heeft gekost". Huizenaar haalt dan nog even uit naar Mies Bouwman, die in haar show ooit beweerde dat de toepas sing van bioritmen geen betekenis heeft. „Wat heeft zo'n mens nou voor verstand. Ze weten het ge woon niet. Luister naar mij, profes soren, dokters, ze zijn er genoeg, zeggen dat het systeem niet klopt. Ze weten er echter niets van. Want ik weet dat het klopt, heb de bewij zen in handen, hier ii? dit kantoor tje. Ik heb mijn boksers ook altijd op die manier er doorheen gesleept. Nee, mij maken ze niets wijs". Mooie tijden Zo er al misverstanden over zou den kunnen bestaan, zonder Theo Huizenaar zou de vaderlandse bokssport nooit zo'n ontwikkeling hebben doorgemaakt. „Als ik er niet was geweest", zegt hij met het vingertje omhoog, „had het toch al lemaal niets voorgesteld. Alles is ontsproten aan Theo Huizenaar", klinkt het dan plechtig. „Ik heb in de tijd dat de boksbond niet meer durfde te organiseren, en dan spreek ik over vijftig, zestig jaar te rug, de zaak omhoog gekrikt. Ik durfde het wél aan en heb de boks sport toen goede diensten bewezen. Als ik er straks niet meer ben zal er ook een terugval 'komen. Na tuurlijk, het stort niet in elkaar, maar er komt een domper. Een heel grote domper". „Ik was' eens met Bep van Klave ren in New York. Bep stond bij mij onder contract en was enorm bru taal. We kwamen daar aan en dan houd ik me altijd eerst even rustig, de kat uit de boom kijken, hé. Wor den we voorgesteld aan de Ameri kaanse pers. Dan Parker, een heel goeie, kwam naar Bep. Vroeg wel ke partijen ie in Europa had ge maakt. „Ik heb Piet Latjes versla gen, in de eerste ronde", zegt Bep. En hij ging nog even door. Jan Stokkies en Gerrit Touwtjes waren volgens Bep in de tweede ronde knock-out gegaan. Een paar dagen Promotors Theo Huizenaar (geheel rechts) en Henk Rühling (geheel links) met pupillen Stan van de Driessche en Adrie Huussen bij het tekenen van een contract. Over Rühling heeft Huizenaar een uitgesproken oordeel. later stond het breed uitgemeten in de Amerikaanse bladen. Bep van Klaveren verslaat Piet Latjes, Jan Stokkies en Gerrit Touwtjes. Het is niet te geloven. Geinig, hè?". „Ik zal je nog een mooie geschiede nis vertellen. Wéar gebeurd. Ik moest met Bep naar Zuid-Afrika. Bep was geen vleeseter, ja, vegeta riër heet dat. Had ik de pest over in. Maar echt waar, op de boot zat- ie naast me aan tafel. Gaf ik 'm vlees, maar als ik me even om draaide was het weg van zijn bord. Ik begreep er eerst niks van, maar daarna zag ik een paar katten aan z'n voeten. Zaten alles lekker op te vreten". „Goed, wij naar Zuid-Afrika. Bep boksen en op een gegeven moment krijgen we een conflict. We kijken elkaar niet meer aan. Bep boos, ik boos. Tot Bep inziet dat ie fout is. Huilend lag hij aan mijn voeten. Of ie weer terug mocht bij me. Heb ik ja gezegd. Op voorwaarde dat ie weer vlees zou gaan eten. En later, ja later in Engeland. Dan at-ie vlees voor tien. Mocht ik blij zijn als ik zelf ook wat kreeg. Geinig, hè?". „Toch heb ik ook veel verdriet ge had met Bep. Hadden we net con tracten getekend voor een groot ge vecht. Konden we veel geld ma ken. Verdween-ie plotseling een dag voor de wedstrijd naar Austra lië. En dan zat ik. Want zo was Bep ook". Goud waard „Maar hij was goud waard in de ring. Altijd bokste hij goed, bracht een show, de mensen wisten dat ie wat waard was. En na afloop altijd afrekenen. Bep was ontzettend gie rig en wilde ook altijd goed geld hebben. Kreeg hij eens 35.000 gul den, zo maar cash in zijn handen. Van mij. Dat was toen enorm veel geld. Maar hij was ook de enige bokser, die zei: „Zeg baas, maar heb je nu zelf wel genoeg?". Baas, zei hij tegen me. Ja, of Kromme. Maar dat was omdat ie zelf krom was. Geinig, hè?". Huizenaar haalt een oud startboek je van Van Klaveren te voorschijn. „Dat was zijn laatste, maar één van de vele. Bep stopte op z'n achten veertigste. Zijn laatste gevecht ver- loor-ie. Gooide het op een blessure. Maar het was niet zo, Bep was op. Dat geeft toch ook niet". „Ik ga zelf nog bijna dagelijks naar mijn eigen school. En dan vier uur per dag. Die jongens kunnen me nog niet missen. Ze willen me zien en dan lekker bezig zijn. Want echt, dit is de waarheid die ik spreek, Theo Huizenaar heeft de kampioenen geleverd. Kijk nu maar om je heen. Waar zitten de sportschoolhouders? Verbon- Utrecht, een pupil van Huizenaar, Kristalijn-Den Haag, een pupil van Huizenaar, Raymaakers-Dordrecht, een pupil van Huizenaar, Van Sin- deren-Vlaardingen, een pupil van Huizenaar. En zo kan ik nog wel even doorgaan. En let op: ik spreek uit de ziel van de bokssport". „Ach, ik heb toch ook die truc met de sparring-handschoen uitgevon den. Overal, op de hele wereld, doen ze het nu nog. Ooit zag ik mijn oude leermeester, Koby van Vught, in zijn café met jongens trainen. Van Vught, een driftkik ker maar eèn goede gozer, stond eerst achter de bar en gaf dan boksles. Had een paar oude hand schoenen aan en liet zich constant op zijn gezicht slaan. En liep dan wankelend terug naar de toog. Met een kapot gezicht. Toen zag ik dat het ook anders kon. Met een hand schoen, los van het gezicht. Laat ze maar slaan". „Later, 't was tijdens de Olympi sche Spelen waar ik er zes van heb meegemaakt, wilden een paar Rus sen gelijk met ons gebruik maken van de trainingszaal. Welnu, ze stonden naast ons. Ook met zo'n handschoen, ja. Ideetje van Theo Huizenaar. Geinig, hè?". „Donkergekleurde boksers, je zag ze vroeger nooit. Als er vijftig jaar geleden een kleurling in de stad was, liep heel Rotterdam de deur Voorzitter Jaap Villerlus van de boksbond overhandigt Theo Huizenaar de versierselen die behoren bij de Orde van Oranje Nassau, die de Rotter damse promotor kreeg toegekend vanwege zijn verdiensten voor de boks sport. uit. Maar het zijn wel atleten hoor, enorm lenig. Maar dat is ook lo gisch. Dat hebben ze van oor sprong. Hun ouders komen uit Afrika en dat soort landen. Daar hebben ze levensgevaarlijke slan gen. En dan moet je wel eens in een boom springen. Ja, daar heb ben ze het van. En dat is de waar heid, hoor". Gelukkigste „Ik zal je nog een mooie geschiede nis vertellen. Ik heb zelf nooit erg lang gebokst. Moest een keertje er gens in Rotterdam sparren bij Hen ri van der Eijnden. Tegen een goeie iongen. Van der Eijnden zei dat we het rustig aan moesten doen. Want hij kon geen apie, een dokterswa gen, laten komen, kostte te veel geld. Goed, ik krijg me daar toch een paar knoerten, ongelooflijk. Zag echter ook dat als ik die jongen op zijn maag raakte, zijn gezicht naar voren kwam. De tweede ron de kreeg ik het ook zwaar te ver duren, maar even later zag ik een gaatje. En pang, daar lag-ie. Hele maal gestrekt. Het gelukkigste mo ment van mijn leven. Moest er nog een apie komen. Geinig, hè?". „Ik heb één keer echt voor veel publiek in de ring gestaan. In de Dierentuin in Den Haag. Ik moest voor het kampioenschap van Ne derland boksen in het vederge wicht. Maar mijn tegenstander gaat een week daarvoor knock-out in België. Ging dus niet door en ik op diezelfde avond naar de Dieren tuin. Tevoren had ik nog een paar biertjes gedronken, gewoon gezel lig, met wat vrienden. Komt de or ganisator ineens naar me toe. Theo, zegt hij. Je moet me redden, de te genstander van Battling van Dijk is er niet. Kun jij de ring in? Goed, ik weiger eerst, maar laat me ompra ten. Tien ronden van drie minuten. Terwijl ik nog nooit zo'n lange par tij had gebokst. Maar ik heb karak ter getoond. Het werd een onbe slist, ben ik nog trots op. En ik kreeg honderd gulden in mijn han den. Hebben we 's avonds in drank omgezet met een paar man". „Ik kom thuis en zie alles draaien Ik ben geen drinker, maar goed. Volgende dag, een hoofdpijn, enorm. Ik naar de dokter. Die zegt, als je nog eens zoiets doet Huize naar, kun je beter gelijk naar de begrafenisondernemer toe. Bij mij hoef je niet meer te komen. Ja, echt gebeurd. Een levensgeschiede nis, toch". Aardig „Mijn vader heb ik nooit gekend. Huizenaar heette hij. Hij stierf toen ik een jaar was. Maar het moet wel net zo'n aardige kerel zijn geweest als ik ben. Mijn moeder heette De smet. Een zakenfamilie, zat in de bioscopen. Een goede handel. Maar het zit gewoon in de familie, hé, dat zakendoen". „Die toespraken van mij in de ring, zo vlak voor de pauze, dat is toch een attractie. Het hoort er gewoon bij. In Den Haag rekenen ze op me. Dat willen de mensen. Nee joh, ik word nooit kwaad. Ik weet toch dat ze een dolletje maken. Nou, dan doe ik dat ook". „Ik heb altijd prima gevoetbald. Bij Steeds Hoger, Transvalia en Sparta. En écht waar, geloof wat ik zeg, ik was een goeie. En ben daarna nog voetbaltrainer geweest. Bij Neptu- nus, De Musschen en Feyenoord. Ja, ja, nog kampioen geworden ook". Zuurkool met worst „Ik word dus honderd vier jaar. Komt zo, zal ik je vertellen. Ook een echte levensgeschiedenis. Op een dag zat ik te kaarten, in het café van Piet van der Pol. Enfin, één van de jongens bestelt zuurkool met worst. Heerlijk natuurlijk. Maar ik denk, niet doen Theo, want je moet straks nog eten bij moeders thuis. Maar goed, een an der bestelt ook een portie. Nou, ik zat te watertanden natuurlijk. Dus, „Het doet me pijn dat de bokssport tegenwoordig zo negatief in de pu bliciteit verschijnt. Jongens, die nooit meer opstaan, enzo. Laatst nog, een bokser die een week na een ongeluk weer in de ring staat en dan in moeilijkheden komt. Maar wiens schuld is dat? De ma nagers! Die doen het. Ze handelen immoreel. Geloof mij nou, die den ken alleen aan hun geld. Rühling, i aardige man. Maar hij maakt het boksen kapot. De trainers mo gen zo'n jongen toch ook nooit la ten boksen. Mijn pupillen is nooit iets gebeurd. Laat de boksbonden nu eens voor een betere begelei ding zorgen. Goede instructeurs, goede scheidsrechters. Daar gaat het om. Dan gebeuren die dingen niet". „Op woensdag, dan ga ik in het bos lopen. Samen met twee vrienden, heren zijn het, van zo rond de vijf Vroeger, ach, vroeger, het boksen toch anders. N de Kuip tegen de Fransr net. Er waren 23.000 man. de waarheid die ik vertel, genwoordig niet meer zo, het vaak verkeerd. Maat nog hoe het moet. Er zijl die alleen naar het boks^ als Theo Huizenaar organi les is echter veranderd., maatschappij. De jongen scholen luisteren ook niej goed. Maar ja, dat is de, van de tijd. Vijfentwintig; den wist men ook niet dal mens op de maan zou koni het is gebeurd. En zo zal straks ook wel weer ah zien". Theo Huizenaar c dank zij de boven genoen nist, nog lang getuige vat nen zijn. DENNIS Ml Theo Hulzenaar staat Bep van Klaveren bij tijdens één van die* gevechten. Met Van Klaveren heeft Huizenaar vele avonturen bt, de laatste met smaak weet te vertellen. ik denk: toch maar bestellen. Ik even later naar huis. Kom ik daar en wat krijg ik te eten? Zuurkool met worst! Ik alles opeten natuur lijk en 's avonds weer naar het café. Word ik me daar toch ineens ziek, ongelooflijk. Ik word naar huis gebracht en heb me in een nat laken gerold om te herstellen. Mijn vrouw belt de dokter, die geeft wat pillen, 's Nachts natuurlijk weinig geslapen". „De volgende dag wordt er gebeld. Óf ik nog leef. Nou ja, ik was uiter aard al lang weer beter. Maar ik moest naar de internist. Had weinig trek natuurlijk, maar het moest van mijn vrouw. Maar goed, ik daar naar toe. Word ik helemaal onderzocht en de internist zegt: „Huizenaar ga jij maar naar mijn woonkamer. Pak een goede sigaar en wacht even op me, ik help nog even een patiënt". Even later komt hij en zegt: „Huizenaar, jij bent hartstikke gezond. Jij wordt hon derd vier jaar". Wie ben ik dan om aan die man te twijfelen?" Nooit meer opstaan tig. Dan ga ik natuurlijk i hard lopen. Want ik groeit wordt sterk, wat spi, kapot. Eerst rustig los kj. dan eens honderd meter k en dan weer rustig aar doen we wat gymnastié: gen, die niemand kent. Er ik me weer fit. Dan gaanl na naar het café, het Hofii cho, hier om de hoek. En ik met die twee. Daar kti mee converseren. Niet al! boksen, nee, over alle d(' gebeuren in de hele were Cognac „En dan neem ik een kofj beetje cognac. Staat altija klaar. En daarna nog een En soms nog eentje. Maar[ altijd een flesje sodawater een drinker ben ik niet. M best goed voor een mens.! drink ik eerst een glas W lekker spoelen en wat ej ik naar bed ga neem ik glas water. En dan nog i ademhalingsoefeningen", i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 16