Jef Geeraerts:
thriller als
encyclopedie
Nieuwe
methode bij
vertalen van
de bijbel
'ZATERDAG £2 JANUARI 1983
^werpen is een wereldcen-
n van de diamanthandel.
lokt er is regelmatig
i iws over misdaad,
)rd en doodslag uit. De
I amse auteur Jef Geeraerts,
steeds meer het genre van
i jhriller beoefent, koos deze
:eld als plaats van hande-
j voor zijn nieuwe boek,
j kortweg „Diamant" heet.
1 verhaal houdt niet veel in: de'
j lekei van een reusachtige dia-
it uit een Afrikaans land naar
bpa. De smokkelaar komt in
j jverpen terecht, waar hij gaat
j en met deze steen en nog wat
j ngoed, wat tezamen ook nog
j (kapitaal van fenomenale groot-
j rertegenwoordigt. De geheime
j jst van zijn vaderland, de lou-
(en minder louche figuren uit
jiamantwereld, met wie hij in
j act komt, later ook de Belgi-
j j politie, komen op zijn pad, tot
dood er op volgt. Intussen
j t hij van een- paar dure weken
j nen genieten, met mooie vrou-
I L in sjieke hotelsuites, enzo-
j diamant en het kleingoed ko-
I j dan in handen van een Ant-
pse politiefunctionaris, hetgeen
f vele nieuwe verwikkelingen
vert. Maar de gebeurtenissen in
j Verhaal zijn nauwelijks verras-
of meeslepend, de spanning
'deze thriller is voor mij in elk
j ll niet noemenswaard,
j heeft er ook mee te maken, dat
j net moeite van een „thriller"
j l spreken, ook al staat er met
p letters op de omslag dat „Dia-
d" zo'n boek is. De thrillerach-l
j 'gebeurtenissen in het verhaal!
den voortdurend onderbroken
uitvoerige beschouwingen
■j de diamant in het algemeen,
^diamanthandel, de wijze van be-
^Hting van diamanten. Kleur,
ierheid, grootte, splijtvlakken,
ff wordt aan de orde gesteld en
[durig toegelicht en uitgelegd.
;er zelfs dat het erop gaat lijken
de gebeurtenissen in het boek
he?n maar verzonnen en opge-
i, dieven zijn om allerlei wetens-
eirdigheden over diamant te
tt lhen vermelden. Jef Geeraerts
r dit zich kennelijk zo diepgaand
at ïformeerd over het materiaal
!r zijn thriller voornamelijk
handelt, dat hij het zonde
|t van alle moeite, als hij zijn
nis niet door zou geven aan de
r. Het gaat allemaal zelfs zo
dat Geeraerts bewust een fout
brengt, die de aandachtige lezer
goed studeert en zijn huiswerk
^Ikt) moet kunnen oplossen of
^8en. Hij kan dan een prijsvraag-
•nulier invullen. Prijs een dia-
i.'
Jef Geeraerts.
mant. Alleen voor de kopers van
het eerste uur, want achterblijvers
kunnen niet meer meedoen aan
deze schriftelijke overhoring over
de leerstof diamant, door Jef Gee
raerts in thrillerachtige vorm aan
gereikt.
Jef Geeraerts: „Diamant" - thril
ler. Uitg. Manteau. Prijs 24,50.
Gerard Reve:
Brieven aan Simon C.
In 1972 verscheen Gerard Reves
boek „De Taal der Liefde" waarin
zo'n honderd pagina'-s, bijna de
helft van het boek, waren inge
ruimd voor een reeks brieven, die
geschreven waren aan Simon Car-
miggelt en zijn vrouw. „Waarde
Kunstbroeder Tiny", zo was de
aanhef van de eerste brief. Later
werd dat „Lieve Simon Tiny".
•Onlangs verscheen bij uitgeverij
Veen een herhaling van of vervolg
hierop: „Brieven aan Simon C.",
het zoveelste brievenboek van Ge
rard Reve. De hierin opgenomen
brieven zijn van 1971-1975.
Daarmee is de correspondentie niet
uit, althans de laatste brief (van 19
september 1975) maakt niet die in
druk: Reve klaagt daar nog even
wat over interviewster Bibeb en
verkondigt dat Televizier heel wat
beter journalistiek werk zal afleve
ren over zijn persoon en geheim
landgoed, waarna hij afsluit met
„Nu, heel veel liefs van jullie Ge
rard". Veen gaf al eerder brieven
van Reve uit. Het wordt langza
merhand een uitvoerige collectie, al
die brievenboeken.
Gerard Reve.
We hadden van Veen al „Brieven
aan Wimie" uit 1980 en „Brieven
aan Bernard S." uit 1981. Verder
verscheen nog het uitvoerige en
boeiende „Brieven aan Josine M"
(een uitgave van Van Oorschot).
Het valt bij al deze boeken op, dat
Reves brieven aan Carmiggelt van
na 1975 nog niet werden gepubli
ceerd. In drie van de vier genoem
de boeken is de laatste brief uit
1975, in het vierde boek van nog
veel eerder (1963). Je kunt natuur
lijk wel bedenken waarom er geen
uitgaven zijn van recenter brieven:
de toetssteen van de tijd is nog niet
werkzaam geweest, misschien is er
nog te veel onverwerkt of vreselijk
en pas in de toekomst overjarig ge
worden leed om zulke persoonlijke
documenten als brieven hierover in
het daglicht te brengen.
Overigens is met deze brieven aan
Simon Carmiggelt wel wat ge
beurd. Dan stonden ze wel in de
uitgave van „De Taal der Liefde",
dan weer werden ze daaruit wegge
laten, of het nu ging om een luxe
editie of niet, er werd wat mee ge
sold kennelijk. In dit boek vinden
we dus alles eens definitief bij el
kaar, de brieven van 1 mei 1971 tot
Allerzielen 1971, waarna deel II
wordt gevormd door de brieven
van 13 november 1971 tot en met
12 maart 1973. Deel III bevat de
brieven van 5 juni 1973 tot en met
19 september 1975. De laatste groep
werd nog niet eerder gepubliceerd.
Het gaat kennelijk om een soort
Graham Greene.
museum-uitgave: met noten en cor
recties worden de brieven in hun
meest zuivere vorm geplaatst. Je
vraagt je daarbij toch af, of dat alle
maal zinvol is, afgezien van de le
gendevorming en dé mythe (welk
woord past hier het best?) die Reve
op deze wijze uitbouwt. Dat mag
natuurlijk. Maar inhoudelijk is er
weer het romantisch-dekadente
leed, de afschuw van de mensen
soort, speciaal wanneer die een ge
kleurde is van een koloniaal win
gewest, de haatliefde voor drank,
godsdienst, liefhebbende leden van
hetzelfde geslacht, broeders in de
kunst. Niks nieuws onder de zon.
„Ik wil proberen sommige dingen
uit te leggen". „Ik heb het niet al
tijd over oud en ziek worden, maar
ik ben al oud en ziek". „Ik ben dol
blij dat de zon weg is, maar ik vind
de atmosfeer nog onaangenaam
drukkend, ondanks de regen. Het
is mij nog niet koud genoeg." „Hou
maar goede moed. Om tien uur
vanavond, over een half uur, komt
een vroeger gymnasiumvriendin
netje van Henk op visite, een aller
aardigst meisje dat veearts gaat
worden. Ik verkleed me als hond
en kom bij haar met vage klachten
in de onderbuik. Dan gaan we in
de tuin wat wijn drinken. Je zult
zien, hoe we allemaal daarvan op
knappen. Heel veel liefs van ons
allen". Zomaar wat citaten uit deze
brieven, die eigenlijk weinig
nieuws meer bieden, maar zeker
voor de verzamelaar van belang
zijn.
Het ellendige geschimp op onze
landgenoten uit een ander wereld
deel, dat steeds weer de kop op
steekt, kan ik daarin maar niet
verdragen. Ik ben bang dat dat na
1975 allemaal nog veel erger is ge
worden. En straks al die brieven
uitgaven die we over de jaren 1975-
'80 moeten verduren, terwijl er zo
weinig werkelijk origineels en cre
atiefs van Reve verschijnt. Hij
moet echt weer eens aan het werk,
willen ziin brieven enige belang
stelling blijven krijgen. Gods gena
de zou hem daar bij meer mogen
helpen dan alleen brieven mogelijk
maken.
JAN VERSTAPPEN
Gerard Reve: Brieven aan Simon
C. 1971-1975. Uitgave Veen. Prijs
29,50 (gebonden 42,50).
Humor en milde
melancholie in
nieuwe Greene
Dorpspastoor padre Quichot uit het
Spaanse El Toboso aan de weg naar
Valencia heeft het nooit goed met
zijn bisschop kunnen vinden en de
relatie verslechtert wanneer de pa
dre door een toevallige ontmoeting
wordt bevorderd tot ereprelaat met
de titel van Monseigneur. Zijn bis
schop voelt zich
geert woedend en schrijft een boze
brief waardoor padre Quichot zich
voelt weggestuurd. Hij vertrekt
dan ook, in zijn oude autootje Ros
sinant, in gezelschap van de niet
herkozen en communistische bur
gemeester van El Toboso, Sancho
Zancas.
Ook gaan mee vier kistjes wijn
„De wijn in Madrid is niet te ver
trouwen" kaas en worst op een
tocht met als enige doel rust en
kalmte te herwinnen. Het komt er
niet van. De argeloze denkbeelden
van padre Quichot stemmen niet
overeen met die van zijn bisschop,
waardoor hij zelfs de Guardia ach
ter zich aan krijgt.
De padre en de communist zouden
felle tegenstanders moeten zijn,
maar beiden hebben een te mild
karakter om elkaar het leven moei
lijk te maken. Het blijft bij kibbe
len, woordspelingen en begrip voor
eikaars verschillende standpunten.
Bovendien hebben de twee man
nen één grote gemeenschappelijke
tegenstander: de Guardia.
Het verhaal van de twee mannen
in het te oude autootje is te volgen
in Graham Greenes jongste roman
„Monseigneur Quichot", gedeelte
lijk te vergelijken met Cervantes
meesterwerk, maar te veel Greene
om met welk ander werk ook ver
geleken te worden. Bovendien
toont Greene zich van zijn meest
milde kant.
De roman draagt een vage me
lancholie, die met grote regelmaat
wordt gebroken door heel mooie
vormen van gevoel voor humor,
die al besloten ligt in de vriend
schap van de twee mannen voor el
kaar: de padre is de argeloze, de ex-
burgmeester de wereldwijze. Het
begrip voor elkaar van de twee zo
tegengestelde karakters, is een
vondst die Greene eerder toepaste,
maar niet zo weldadig ontspannen
als in deze roman.
De inleiding van het verhaal, lang
voordat de reis van de twee man
nen wordt ondernomen, verraadt
al iets van wat komen gaat. Padre
Quichot overweegt de mogelijkheid
van een plek waarop zijn ver
trouwde autootje in vrede tot roest
kan vergaan, zoals een afgeleefd
werkpaard soms met pensioen in
de wei wordt gezet. Maar hij ziet er
ook de onmogelijkheid van in en
peinzend vervolgt hij zijn weg.
Greene blijft in deze trant verder
schrijven, over trouw, moraliteit en
eeuwige twijfel, met een fijn gevoel
voor humor. Waarbij bovendien
twee karakters op imposante wijze
tot leven komen.
FRITS BROMBERG
Graham Greene: Monseigneur
Quichot. Uitg. Bert Bakker, prijs
19,50.
het begin van de jaren zes-
i werd gewerkt aan twee
iondere vertalingen van de
t dM tegelijkertijd. Een be
nd voor mensen met En-
005 als tweede taal in Afrika
Azië. En een Spaanse, be
dild voor Latijns-Amerika,
ir jr mensen met een geringe
Waardigheid. Beide verta-
vi»en werden gecoördineerd
iuit één gebouw, het hoofd-
i>editoor van het Amerikaans
^ielgenootschap.
J gevolg was, dat de beide ver-
^eams veel contact hadden en
|en problemen bespraken waar-
Lidsfij stuitten. Dat was nog niet
Ier gebeurd. Vertalers hadden
vr(jvel altijd in een compleet isole-
,enlt gewerkt. Ze konden vertaal-
tucties van voorgangers uit het
(eden bestuderen, maar niet of
glgWelijks overleg plegen met
(sen met vertaalervaring. Ze
(ten zelf hun problemen oplos-
Dat veranderde in het begin
de jaren zestig. Uit dat samen
talen groeide ook een nieuwe
taalmethode.
op 3 maart de nieuwe „Groot
pws Bijbel" verschijnt, is dat
zj voortbouwen op de traditie die
j J is geboren. Die vertalingen
lïnr niet alleen. Er bestaan al zul-
zJ vertalingen in het Engels,
ans, Chinees, Duits, Frans, Hau-
-iür van ^et Nieuwe Testament in
nkfr veert'g talen.
•dele f>eschiedenis hebben vertalers
jejj taak vooral gezien als een ver-
j n van woorden. Ze kozen voor
[an|voorden in het Hebreeuws of
fcks-Nederlandse woorden en
leschikten die zo goed mogelijk
fpen Nederlandse zin. Men is zo
4 ,die wijze van vertalen gewend,
het trouwe bijbellezers niet
hindert. Ze weten wel dat de
ien van de bijbel anders zijn
doóde zinnen uit een gewoon boek
diie krant, maar ze denken dat
heftoort bij de aard van dit bijzon-
vk boek. Daarom spreken ze van
ïenpeltaal".
alt
grijpelijk
r het hindert anderen wel. Dat
igenlijk nooit beseft. Maar toen
Nieuwe Testament in de Engel-,
omgangstaal, „Good News for
glern Man", verscheen, werd het
alleen verspreid in India en
feria, maar kochten ook miljoe-
il Amerikanen, Engelsen, Au-
liërs en Nieuwzeelanders het,
'[sen, die oudere vertalingen als
«begrijpelijk naast zich hadden
grgelegd. Pas toen bleek, dat ze
van de bijbel waren ver
bind, omdat ze dat boek niet
Jen lezen, maar omdat ze dat in
traditionele vertalingen niet
:jden lezen. Toen er een verta-
j verscheen die ze wel konden
iïijpen, bleken ze ineens een
interesse voor de bijbel te
en.
Amerikaanse auteur James
Wichener, wiens geschiedenis-
Sten bestsellers zijn (over Zuid-
fika bijvoorbeeld: „The Cove-
jt"), heeft ook een boek over Is-
geschreven (The Source).
Irin noemt een joodse geleerde
(beroemde King-Jamesbijbel in
i >1
'•"§§1
atH
*-•
-
Groot
nieuws
bijbel"
verschijnt
3 maart»
Bijbelvertalers aan het werk.
het Engels een „protestants boek
door zijn woordgebruik". Misschien
overdreven. En toch woorden
die voor kerkelijken een geheel ei
gen betekenis hebben, worden bui
ten de kerk soms heel anders ver
staan. Neem het woord „welbeha
gen". Voor veel mensen betekent
het volgens het woordenboek niet
meer dan een „gevoel van genot".
Maar als dit woord in de bijbel ge
bruikt wordt en met Kerst de enge
len het zingen, bedoelen zij veel
meer.
Een ander woord is „heil". In
christelijke kring is dat een woord
met een kroontje op het hoofd. Het
spreekt van verlossing, van toe
komst. Maar iemand buiten de
kerk wordt herinnerd aan: „Sieg
Heil". In het woord hoort hij stam
pende laarzen, fascistische leuzen
meeklinken. Wie de bijbel zo wil
vertalen, dat dit boek over de
kerkmuren heen kan reiken, moet
vaak andere woorden gebruiken.
Daar speelt nog iets anders mee.
Woorden slijten af en sterven soms
uit, maar ze kunnen ook aangroei
en. Een Hebreeuws woord uit de
dagen van Israels trek door de
woestijn kan een totaal andere ge
voelswaarde hebben dan datzelfde
woord uit de mond van Jesaja, die
vele eeuwen later leefde. Wie
woorden vertaalt met steeds dezelf
de woorden kan zijn lezer op een
verkeerd spoor zetten. De beteke
nis van woorden wordt ook be
paald door het zinsverband. Een'
woord is als een kleur. Een gele
stip in een blauw kleurveld ziet er
voor het oog heel anders uit dan
diezelfde gele stip in een rood
kleurveld. Wie ongeacht het ver
band een woord steeds door het
zelfde woord vertaalt, dreigt bete
kenisnuances over het hoofd te
zien, die voor het begrijpen nodig
zijn.
Wie woord voor woord vertaalt
raakt gemakkelijk verstrikt in een
grammatica, die niet de onze is.
Eigen-aardig
Elke taal heeft zijn grammaticale
eigenaardigheden. Het Grieks
zoekt zijn kracht in zelfstandige
naamwoorden, wij Nederlanders in
werkwoorden.
In het begin van Marcus lezen we
vrij letterlijk vertaald dat Johannes
de Doper „de doop der bekering tot
vergeving van zonding" predikte.
Dat zijn Nederlandse woorden,
maar het is geen Nederlandse zin.
Als Marcus in het Nederlands had
geschreven, zou hij het zo nooit ge
zegd hebben. Hij zou waarschijnlijk
geschreven hebben: Johannes
doopte en preekte, „Bekeert u en
laat u dopen, dan zal God vergeven
wat u misdaan hebt". De Griekse
zelfstandige naamwoorden zijn ne-
derlandse werkwoorden geworden.
Een Griekse auteur gebruikt ook
graag dubbele ontkenningen: „een
profeet is niet zonder eer
„niet weinig inkomsten", „niet zon
der bloed". Dat komt in het Neder
lands ook wel voor, maar eerder in
spreektaal dan in schrijftaal. En ze
werken verwarrend. Kerkgangers
merken dat vaak niet eens, maar
buitenstaanders vallen erover.
Zo groeide het besef, dat niet alleen
woorden moeten worden vertaald,
maar ook de grammatica moet
worden overgezet. Dan lezen we:
„een profeet is geëerd „veel
inkomsten", „met bloed" en de zin
nen worden veel begrijpelijker.
De bijbel staat vol beeldspraak. In
het verleden is die letterlijk ver
taald en soms overgenomen. He
breeuwse gezegdes werden Neder
landse gezegdes: „Als een dief in de
nacht" (Tessalonicenzen 5:2); „paar-
len voor de zwijnen" (Matteüs 7:6);
„als een lam" (Jesaja 53:7).
Maar honderden gezegdes en uit
drukkingen burgerden niet in. Ze
worden soms niet eens begrepen
binnen de kerk, laat staan daarbui
ten. Neem Job 16:15: en mijn
horen in het stof gestoken". En als
Job zegt dat hij „in de duisternis
zijn leger spreidt", wie beseft dan
dat hij het heeft over zijn naderen
de dood?
Soms wordt een uitdrukking zelfs
verkeerd begrepen. Na de kruisi
ging van Jezus gaan de mensen
naar huis en „slaan zich op de
borst". Iedere buitenstaander leest
dat als: ze waren er trots op dat ze
Jezus hadden gedood. Precies het
omgekeerde wordt echter bedoeld:
ze hadden diep berouw. Aan kerk
gangers kan de predikant zulke on
begrepen of verkeerd begrepen
beelden uitleggen, maar voor wie
de bijbel zonder pastorale begelei
ding leest, blijft dat boek moeilijk
en onbegrepen.
Misverstanden
Zo groeide terwijl men vertaalde
de gedachte, dat het niet voldoende
is om woorden te vertalen. Dat le
vert een vertaling op die voor al
lerlei misverstanden vatbaar is, ze
ker voor mensen buiten de kerk.
Je moet ook de grammatica, ook de
beeldspraak, vertalen in de gram
matica en beeldspraak van de eigen
taal.
Dat ontdekten vertalers toen ze uit
het Grieks het Nieuwe Testament
opnieuw gingen vertalen voor
mensen, die werden afgeschrikt
door de traditionele vertalingen.
Toen op dezelfde wijze het Oude
Testament vertaald werd, kwam
daar nog iets bij. Het Nieuwe Testa
ment is in „koine Grieks" geschre
ven, de Griekse omgangstaal van
toen. Het Hebreeuwse Oude Testa
ment kent veel meer variaties in
stijl, veel meer literaire vormen.
Wie de Psalmen opslaat in de Sta
tenvertaling ziet dat daaruit niet
blijkt dat we met liederen te ma
ken hebben. In de Vertaling-1951 is
wel geprobeerd om daarmee reke
ning te houden, zowel in de verta
ling als de wijze waarop de tekst is
afgedrukt. Maar ook de profeten
spraken vaak poëtisch. Ze gebruik
ten woordspelingen, herhalingen in
andere woorden, ze spraken rit
misch. De vertalers gingen beseffen
dat ze dergelijke typische manieren
van zeggen ook moesten gebruiken
in hun vertaling. Zo groeide het be
sef, dat naast woorden, grammatica
en beeldspraak ook de vorm mee-
vertaald moest worden, omdat er
anders iets heel wezenlijks verlo
ren kan gaan in de vertaling.
Nog een tweede gedachte speelde
mee. In een traditionele vertaling
werd meestal alleen aandacht ge
schonken aan de tekst zelf. Een
Een bijbel is in een
bepaalde taal
bijbeltaal
geschreven. En dat
hoort zo, vindt men
al eeuwen. Men is
eraan gewend
geraakt.
vertaling was correct als de ver
taalde tekst klopte met de oor
spronkelijke tekst. Maar het gaat
vertalers nu om meer dan alleen de
geschreven of gedrukte tekst. De
bijbel bevat een boodschap. Die
boodschap is toen verstaan door
mensen. Daarom moet een vertaler
zich steeds weer afvragen: kunnen
de mensen vannu de vertaalde
tekst net zo goed verstaan als de
mensen van toen? Het gaat er niet
alleen om dat er nu staat wat er
toen stond, maar ook dat de lezer
van nu verstaat wat de hoorder of
lezer van toen verstond.
In vroeger tijden kon een vertaler
zich opsluiten in zijn studeerkamer
en zijn werk doen. Hij had immers
alleen te maken met de tekst. In
deze nieuwe werkwijze kon dat
niet langer. De vertaler kan niet
meer alleen werken. Hij heeft de
hulp van anderen nodig. Als straks
de „Groot Nieuws Bijbel" ver
schijnt, zal blijken, dat naast verta
lers hele andere mensen ook een
belangrijk rol spelen: neerlandici
om de vertalers te helpen met het
zoeken naar de juiste grammaticale
structuren en naar passende beeld
spraak; bijbelgeleerden, die de ver-
talers hielpen bij moeilijke passa
ges. En de lezers, Nederlanders en
Belgen, ouderen en jongeren, ker
kelijken en buitenkerkelijken, die
aangaven hoe zij de tekst verston
den. Ze werkten allemaal mee aan
deze vertaling. De „Groot Nieuws
Bijbel" is een vertaling van des
kundigen op velerlei gebied en van
heel gewone mensen; in de om
gangstaal die ook begrijpelijk is
buiten de kerkmuren.
JAN J. VAN CAPELLEVEEN