Paul Schaepman
tussen verdichtsel
en intieme realiteit
foor
PisijePrecies.
„FUSIE ACADEMISCHE ZIEKENHUIZEN
EN MEDISCHE FACULTEITEN GEWENST"
4"£eidóc6ouuwit
LEIDEN/REGIO
üAdc&Qowuwt
DINSDAG 4 JANUARI 1983 PAGINA 5
Op mijn omwegen door stad en land
kom ik graag mensen tegen. U kunt
mij telefonisch of schriftelijk vertellen
wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071
- 12-22 44 op toestel 10.
Maar wel voor de compost.
Want alles heeft een begin en
een einde, en dan begint het
opnieuw. Schaepman is zich
ervan bewust, dat hij schrijft
voor een elite; voor een „im
mense minderheid", een „im-
mensa minoria" van geest
verwanten. Een man van pa
radoxen. Met een serieuze in
slag, maar ook met een on
verwacht gevoel voor humor
ertussen door: „Dat schijnt
ook in mijn gedichten merk
baar te zijn'Zoals zijn nu
vertaalde Ballade van de
Wegpiraat, „die aan zijn ein
de kwam niet met een
zucht maar met een dreun!"
Daar gaat je humor: „degene
die aarzelt wordt van achte
ren aangereden". „Kille mu
ziek en neonlichten. Onder
ons rolt de heirbaan als een
grauwe lopende band. Tegen
liggers flitsen op in de nevel
van een oogopslag".
Twee balladen in één bundel:
De Ballade van de Wegpiraat
en De Ballade van de Gazelle
en de Trein. Episch en ly
risch; melodisch afgewisseld.
Ach ja, wie heeft dat niet, op
z'n tijd: filosofie en poëzie
verbinden. De Wegpiraat
ontstond naar aanleiding van
de, eind 60-er jaren, eerste
„spookrijder" in Californië.
Een beklemmend gedicht,
gebaseerd op een krantebe-
richt met een groot effect.
Schaepman schreef het in het
Engels en in het Spaans. De
Nederlandse versie is kortge
leden uitgekomen. Kritiek op
de Cola-cultuur. En veel
meer. De Gazelle en de
Trein: het verongelukken
van een trein in Kenya. Een
„Harmeien" in de Afrikaanse
wildernis; maar veel „erger",
omdat hoogte en diepte,
breedte en lengte stukken
„sprekender en vernietigen
der" waren. Paul was daar
toen in de buurt, in '76.
Gedichten over een „falende
technologie". Proza ook: de
snelle gazelle, achtervolgd
door de trein. Stop. Het zijn
flarden van dingen die zich
niet laten vangen in kolom
men die van verstrooiing
willen spreken. Ik recenseer
niet. Ik onderging alleen de
lichtvoetige, maar ook zwaar
dere flitsen waarmee Paul
Schaepman zijn gevoelighe
den aan elkaar verbonden
heeft. Het wrede leven van
de asfalt-, bitumen- of beton-
baan en de dood in de on
controleerbare vlakte. Twee
vormen van een jungle. Als
ie dan een dichter bent die fi
losofeert en welke dichter
doet dan niet? raak je al
gauw aan het bundelen. In
dit geval (bij Meulenhoff,
Amsterdam) ingepakt door
een cover waarvan de kleur
de nacht nabij komt. „Tolle,
lege", zouden mijn augustijn-
se opvoeders zeggen: neem
en lees. En neem er wat van
mee. Nog even gauw; voordat
in New York Schaepmans
laatste verhalenbundel over
de gastvrije zee (The sea is
hospitable, and other stories)
weer verschenen is.
EEN FILOSOFISCHE DICHTER GING VAN BABYLON
NAAR PINKSTEREN
Jaren geleden zo te
gen 1970 was de farm
op de hoek van de
Dorpstraat en Veldzicht-
straat in Zoeterwoude
nog gewoon „de boerde
rij van Kraan". Boer
Kraan had er z'n bedrijf
met veel koeien die tot
in de nabijheid van de
nieuwbouwhuizen kwa
men en daar op de jeugd
van de stadse invoer van
forensen en andere op
een „eigen huis buiten"
belusten een diepe in
druk maakten. Achter de
eerste huizenrij was het
hele Westeinde nog wei
land alom. Er waren kin
deren die meteen een
blauwe overal kregen
van hun stadse ouders.
En voor dag en dauw al
kwamen ze daarin naar
boer Kraan om bij hem
op het land „te melken
en te hooieren". Soms
kwamen ze met biest
naar huis. Of boer Kraan
junior kwam die lekker
nij, met gebruiksaanwij
zing, thuis afleveren. De
klompen gingen uit en
junior bracht zelf de
biest naar de keuken
waar ze met gemengde
gevoelens begroet werd.
Zo maar herinneringen.
Heerlijk was die biest,
vond ik zelf.
Het tij keerde, bij het vollo
pen van het uitbreidingsplan.
Boer Kraan koos met overleg
eieren voor z'n geld en eclip
seerde; hij wenste niet geür
baniseerd te worden. In 1970
werd de boerderij „Hoeve
Bijdorp" gedoopt, en ook de
andere opstallen werden aan
gepast aan een nieuw ge
bruik. Een daarvan is nu al
jaren de Ambachtsschuur,
waarin vele Zoeterwoudse
ingezetenen met een kunst
zinnige inslag zich, tussen de
potten en wandkleden, daad
werkelijk overgeven aan een
edel en eerlijk handwerk.
Een „heerlijkheid", bestierd
door een Spaanse dofta die
Lolita heet en de gade is van
de alternatieve „hovenier"
Paul, op een geheel eigen
wijze opvolger van boer
Kraan. Waar eens de gevlek
te en anderszins bonte koeien
een goed en redelijk droog
onderkomen hadden, in een
stal met morsig en bemorst
stro en glibberige stenen go
ten op niveau, daar klinken
nu andere geluiden bij kaars
licht en onder het patronaat
van smaakvolle artistieke op
schik. Ave, ave Maria. Ave
Maria Pia. Wijlen Werumeus
Buning had zich hier thuisge-
voeld: Maria Pepita Lecina.
De heer der hoeve zetelt in
de voormalige stal met z'n
gezin, dat er vele kanten uit
kan. Daar kun je nog eens
een ferme wandeling maken,
van sector naar sector, via
zitkuilen en hoger gelegen
gebieden. Er wordt vaak (ka
mermuziek gemaakt, en bij
een bepaalde gelegenheid
fonkelt de Armagnac er, be
hoedzaam en in alle rust door
de gastheer uitgeschonken in
een met zorg uitgezocht glas.
Maar dan ook kan het zijn,
dat de laat-20ste eeuwse cha-
telain zich terugtrekt in zijn
„study", in een ander deel
der nederzetting. Sober inge
richt, maar je ziet het onmid
dellijk: heer Paul is een
„homo librorum", een man
van boeken. De geesten van
het verleden, het heden en
de toekomst waren hier rond.
Jawel, boer Kraan en z'n zui
vel ziin vervangen door een
filosofisch dichter, een poëet
via de wijsbegeerte. Een wijs
geer die dicht, en toch z'n
schaapjes op het droge heeft:
Paul M. Schaepman (52). Van
zijn hand is (weer) een ge
dichtenbundel verschenen.
Ik moet hem en zijn werk nu
zien te benaderen, en buig bij
voorbaat mijn hoofd in dee
moed, want zijn kracht is bij
lange de mijne niet.
Alledaags
Paul Schaepman (in Nijme
gen geboren, maar uit het
zelfde, althans geliëerde, nest
waaruit vorige eeuw geleden
de grote katholieke „Tukker-
se", Twentse voorman en
staatsman Schaepman is op
gestaan en later in Rome be
graven) is een publicist die
als wierook boven het alle
daagse uitstijgt, maar toch
van dag tot dag de aardse be
slommeringen kan dekken
met een functie als topfiguur
bij Onderwijs, Wetenschap
pen en Cultuur. Als hij z n
gehonoreerde dhgtaak begint,
is Paul Schaepman adjunct
secretaris-generaal van „the
Netherlands National Com
mission for Unesco", en wel
to be more specific se
cretaris voor culturele aange
legenheden. Veel op pad, na
tuurlijk, als hij niet op het
Rijswijks ministerie is. Bijna
een inwoner van Parijs, waar
Unesco een soort egelstelling
bezet houdt.
Het nare is, eigenlijk, dat ik
Paul Schaepman niet onder
één hoedje kan vangen. Het
bloed kruipt waar het niet
gaan kan. Vader Frans
Schaepman was ook publi
cist, die onder meer toneel
stukken ontwierp en literaire
en filosofische beschouwin
gen neerschreef. Frans' broer
Joop (ook wel Jos genoemd)
was beroepsmusicus, en tot
de komst van de pas overle
den Tibor de Machula eerste
cellist in het Concertgebouw
Orkest. Paul Schaepman gaat
er nogal nonchalant over
heen, maar z'n blazoen is be
dekt met wapenfeiten. Z'n
talen. Hij spreekt, en schudt
uit z'n mouw: Nederlands,
Engels, Spaans, Frans, Duits
en „Catalan" (dat is de taal
Paul Schaepman, een dichter
van het Spaanse Catalonië,
waar ze „germans" zeggen
tegen broers).
Als opgeschoten, naoorlogse
knaap ging hij naar de Inter
national School Montana in
Zwitserland, volgde nadien
een cursus filosofie aan de
Parijse Sorbonne, bleef braaf,
en verhuisde naar Californië,
waar hij aan de Stanford uni
versiteit bij de filosofische fa
culteit de graad Bachelor of
Arts (B.A.) behaalde. Mooi
meegenomen, op weg naar
University College in Lon
den, waar hij M.A. achter zijn
naam mocht zetten, Master of
Arts.
Beladen
Die studies voedden de inspi
ratie van Paul M. Schaepman
(„een beladen naam, blijk
baar, want ik zat in Amerika
eens in de trein met een
geïmmigreerde, blijkbaar
zwaar gereformeerde Neder
lander, en toen ik hem ver
telde dat ik Schaepman heet
te, deed hij daarna geen
mond meer tegen me open")
en de eerste gedichten en es
say's vloeiden uit z'n pen. Te
gen de zestiger jaren deed hij
iets waaraan Chopin zo veel
waarde hechtte en verschan
ste zich op Mallorca, maar
dan in een boerderij, waar hij
poëtische ruimte en zijn
bruid Lolita vond. Spaanse
campagne. In '65 werd hij
weer Hollander en vestigde
die filosofeert.
Schaepman zich met zijn ge
zin in Voorschoten. Profes
sioneel was hij „cultureel
specialist" aan de Ameri
kaanse ambassade in Den
Haag. Daarna, jaren achter
een, tot in het vervlogen '82,
lid van de Nederlandse dele
gatie naar de algemene Unes-
co-conferentie, onlangs nog
naar de wereldcultuur-confe
rentie in Mexico.
Wat er dan nog te dichten
overblijft?, vraag je je af.
Nou, heel wat. Na de zuur
kool en eventuele speciale
mediterrane gerechten wak
kert Pauls wijsbegeerlijke le
vensbeschouwing soms aan
tot windkracht zeven, of zelfs
acht. Het blijft beheerst.
Maar zijn zeggingskracht kan
tot een extra observerende
„dijkbewaking" leiden. Al ja
ren geleden beroerden zijn
ge-editioneerde influisterin
gen een aantal literatoren
van grote naam. Ik ga de
dichterlijke oprispingen niet
allemaal noemen, maar, alsof
het niets was, waren gigan
ten zoals de schrijvers T.S.
Eliot en Christopher Fry zo
vriendelijk hun commentaar
te leveren bij Pauls „Cassan
dra and the Mountain". Fry,
bijvoorbeeld, schreef vooral
getroffen te zijn door het top
punt in Cassandra's toe
spraak: „In full force they
came upon us....a divided he
art". Voor een eventuele uit
voering van het spel advi
seerde Fry van de radio ge
bruik te maken.
Daar was ook, destijds, onze
Prins der Dichters, Adr. Ro
land Holst, die vanuit zijn
Frankenstate in Bergen N.H.
(„Tussen eigen dichterij
door") schreef, bij een vast
vluchtige lezing van Schaep
mans werk, teksten te heb
ben ontmoet „die mij straks
zeer zullen boeien". In '68 re
ageerde, in Amerika verblij
vende, dichter-schrijver Leo
Vroman op twee delen van
Schaepmans literaire werk
„Between Babylon and Pen
tecost": het Babylon der ver
warring en Pinksteren dat de
„communicatie" verbeeldt.
Vroman: „Ik vind ze goed
als je dat wilde weten kun
nen we dus allebei van geluk
sprekenHet lijkt onbe
grijpelijk dat het in Babel
meestal zonnig weer geweest
moet zijn. Maar dat was op
den duur misschien zo som
ber als de regen in Holland."
Sprankelend
Met al die „leestekens" van
literaire trapezewerkers:
Spanjaarden, Amerikanen
(ook de auteur Stephen Spen
der, „the big spender", hoor
de daar bij), Nederlanders,
meevoelenden en broeders in
den geest; met al die steunen
in de rug is Paul Schaepman
voortgegaan. Van tijd tot tijd
sprankelend of beschouwend.
Of wachtend op een nieuwe
uitgave, in het diepe blauw
van zijn verbeelding. Greep
uit Schaepmans wijsgerige
essay's: „Buddhism and Exis
tentialism", „Europa, een
lijkschouwing?", „Is Schaep
man nog relevant? (histo
rische „betrachtingen" over
de verwante staatsman; im
mers Paul zelf is nog behoor
lijk relevant), „De gebarsten
spiegel", en iets existentieels-
phenomenologisch over Hei
degger.
Lusten de honden daar nu
brood van, Paul? Een vraag,
die ik hem, tegen de tijd dat
de Armagnac in processie de
leefkuil werd binnengedra
gen, in eer en geweten stelde.
„The city of snow and the
city of soot". Weer zoiets: de
sneeuwstad en de roetstad.
Written in English. Kwam er
ook nog eens bij. „Nee", ant
woordde Paul (die als filosoof
ook praktisch is), in alle
kalmte: „Nee hoor, stel je ge
rust. Daar lusten de honden
geen brood van. Trouwens,
de meeste van jouw abonnees
ook niet". Dat gaf ik hem
sprakeloos toe. Maar Paul
Schaepman is een fenomeen
„für und an sich", ofschoon
zijn kuil gelukkig geen leeu
wenkuil is geworden.
Paul Schaepman, gestyleerd
in tweed jasje met lefbef on
der het open hemd; goden
kind, runner van een hoeve
en vader van jeugd die hem
nog niet geklopt heeft. Hoe
wel hij (ook) aan te poten
heeft. Beheren en filosoferen.
Hij harkt buiten netzogoed
de gevallen bladeren aan.
AZL directeur J.H. Peters in nieuwjaarstoespraak:
Dit setje mini schroevedraaiers,
variërend in maat van 0,8 tot 3,8
mm, krijgt u toegestuurd als
dank voor de moeite van het
aanbrengen van een nieuwe
abonnee.
Postcode/Plaats
Betaald wordt per maand (met automatische afschrijving)
per kwartaal
Stuur een schroevedraaierset naar:
Naam
Adres
Plaats/Postcode.
Telefoon
Stuur deze bon in open envelop - geen postzegel plakken -
naar: Leidse Courant, Antwoordnummer 10070,
l
I 2300 VB Leiden.
LEIDEN „Een fusie
tussen academische zie
kenhuizen en medische
faculteiten is gewenst. De
huidige organisatiestruc
tuur is absoluut ontoerei
kend. De tweeslachtigheid
in de organisatie leidt in
toenemende mate tot
spanningen. Dat is des
meer gebleken door de af
nemende economische
groei en de daarop vol
gende stilstand en achter
uitgang". Dat zei mr. J.H.
Peters, de directeur van
het Academisch Zieken
huis Leiden (AZL) van
middag in zijn nieuwjaars
toespraak.
De noodzaak tot fusie komt
volgens de directeur mede
voort uit „de beleidsonmacht"
van de overheid. „Nederland
is een land van commissies en
adviesorganen. Het laat zich
raden wat de gevolgen zijn.
Lijvige rapporten verschijnen
aan de lopende band, maar be
leidskeuzes worden uit de weg
Directeur Peters: „Nederland is een land van commis
sies en adviesorganen"
gegaan. De overheid raakt
steeds meer in haar eigen net
ten verstrikt en kan haar taak
niet meer naar behoren ver
vullen". Volgens Peters verke
ren de academische ziekenhui
zen nog eens in een extra
moeilijke situatie, doordat én
het ministerie van volksge
zondheid én het ministerie
van onderwijs en wetenschap
pen zich met de ziekenhuizen
en de faculteiten bezighouden.
Beide ministeries voeren onaf
hankelijk van elkaar bezuini
gingen door en houden niet
voldoende rekening met de
beleidsvoornemens van de an
der. Daar komt bii dat er be
zuinigd wordt zonder dat goed
naar de gevolgen en een ge
wenste beleidslijn wordt geke
ken, merkte Peters op. Hij
toonde zich verheugd dat de
overheid ook deze problemen
zelf begint in te zien en pro
beert er wat aan te doen. Toch
acht hij dat niet genoeg.
Peters wees erop dat er grote
onduidelijkheid bestaat over
de positie van academische
ziekenhuizen. De academische
ziekenhuizen werden in 1970
losgèkoppeld van de universi
teiten en kregen een eigen
rechtspersoonlijkheid. „Daar
mee werd erkend, dat zij in de
eerste plaats de functie van
topziekenhuis vervullen en op
de tweede plaats een werk
plaats moeten zijn ten behoeve
van de medische faculteit. De
faculteit is primair afhankelijk
van de universiteit en het zie
kenhuis van de gezondheids
zorg. Toch is de verwevenheid
van taken zo groot, dat er in
feite sprake is van één werk
plek met verschillende be-
stuurs- en financieringsrege
lingen", aldus Peters. Het zou
logisch zijn om na de loskop
peling van de universiteit in
1970 de ziekenhuizen en de fa
culteiten nu te laten fuseren.
Op de precieze organisatie
structuur na de fusie wilde Pe
ters niet ingaan. Eerst zou be
paald moeten worden welke
richting het met de ziekenhui
zen en de faculteiten precies
uit moet. De directeur stelde
dat de overheid nu werkt aan
het signaleren van knelpunten
in de gezondheidszorg, maar
dat de problemen alleen opge
lost kunnen worden door een
fusie tussen faculteiten en zie
kenhuizen.
Deskundige
(raads)man
De volgende verdachte
werd door kantonrechter
Sprey naar voren geroepen.
Enkele ogenblikken later
bleek, dat er niet één per
soon naar voren was geko
men, want voor het hekje
bevonden zich een man èn
een vrouw. De rechter keek
daar van op. „Ik heb u toch
geroepen," zei hij tegen de
vrouw. Die moest daar een
bevestigend antwoord op
geven. „Wie bent u dan?"
Vroeg rechter Sprey aan de
tweede persoon. De man
bleek de echtgenoot van de
gedaagde dame te zijn. Hij
merkte op: „Op de dagvaar
ding staat, dat de verdachte
zich mag laten bijstaan door
een deskundige." De man
zag er inderdaad deskundig
uit. Hij was gestoken in een
keurig pak en droeg een
goed gevulde map onder de
arm. Het was duidelijk, dat
hij van plan was om zijn
vrouw als een echte advo
caat te verdedigen. Hij
stond te popelen om aan
zijn ongetwijfeld goed on
derbouwde pleidooi te be
ginnen. De rechter had ech
ter andere plannen. „U bent
dus deskundig? Tja, u moet
in ieder geval de zaal uit.
Eerst horen we uw vrouw,
daarna mag u wat zeggen."
De man, die de situatie niet
zo leuk leek te vinden, ver
liet de zaal. Zijn map gaf hij
aan zijn vrouw, die het „ge
vecht" met de rechterlijke
macht dus alleen moest aan
gaan.
Kleu terleidster
De vrouw bleek helemaal
geen (raads)man nodig te
hebben. Met veel verve ver
telde zij haar verhaal. De
dame, die kleuterleidster in
Zoeterwoude bleek te zijn,
had haar wagen geparkeerd
op een plaats in Zoeterwou
de waar dat niet is toege
staan. Dat had ze echter
niet zomaar gedaan. De
vrouw parkeerde haar wa
gen dagelijks aan de Een-
drachtsweg. „Er zijn in de
omgeving genoeg mogelijk
heden om je auto neer te
zetten. Maar de wegen waar
je wel mag parkeren, zijn
veel te smal. Ik vind het
veel te gevaarlijk om mijn
auto daar achter te laten.
De Eendrachtsweg is breed
genoeg, maar daar mag niet
worden geparkeerd," be
toogde de vrouw, die daar
aan toevoegde: „In de buurt
van de school staat een be
jaardentehuis met een groot
parkeerterrein, waar altijd
genoeg ruimte is. De direc
trice vindt het echter niet
goed, dat daar wordt gepar
keerd. De enige mogelijk
heid is dan volgens mij de
Eendrachtsweg," aldus de
vrouw die de situatie met
foto's duidelijk trachtte te
maken.
„Heeft uw man die foto's
gemaakt," wilde de kanton
rechter weten. „Ja" luidde
het antwoord: „Maar ik heb
ze afgedrukt." „Vindt u het
nog nodig dat we uw des
kundige horen?" Vroeg
rechter Sprey. De kleuter
leidster begon wat zenuw
achtig te lachen. Het leek
erop, alsof ze plotseling aan
haar man dacht, die zich op
de gang stond te verbijten.
Ze had hem echt al het gras
voor de voeten wegge
maaid. „Nee, ik geloof dat
dat niet nodig is. Ik had
mijn man eigenlijk alleen
maar als steun meege
bracht," vertrouwde ze de
kantonrechter wat nerveus
lachend toe.
Verzachtend
De deskundige mocht er
weer in en hij ging achter
in de zaal zitten. Het woord
was aan de officier van jus
titie, mevrouw Houben. Zij
was van mening, dat een
overtreding een overtreding
is, maar ómdat er verzach
tende omstandigheden aan
wezig waren, vroeg zij een
boete van dertig in plaats
van de gebruikelijke vijfen
veertig gulden. De kleuter
leidster maakte geen ge
bruik van de mogelijkheid
op de eis te reageren. „Ik
heb mijn verhaal al ge
daan," zei ze eenvoudig.
Rechter Sprey dacht even
na en zei kortaf: „Ik spreek
u vrij". Het echtpaar verliet
de zaal. De vrouw keek blij.
De uitdrukking op het ge
zicht van haar man was wat
onbestemder van aard.
Niet vreemd natuurlijk. Be
reid je je tijdens de feestda
gen grondig voor op de
zaak, mag je tegen de rech
ter zeggen dat je deskundig
bent om vervolgens als een
kleine jongen de gang op te
worden gestuurd. En tot
overmaat van ramp wint je
vrouw de zaak, zodat je niet
eens kunt zeggen dat als jij
het woord had mogen doen,
de zaak zeker in vrijspraak
was geëindigd.
KEES VAN HERPEN