'konenexposities met kwaliteitsstukken altijd grote bewondering voor pir Anthony van Dijck VRIJDAG 24 DECEMBER 1982 EIENDE EXPOSITIE IN LONDEN lier )NDEN Het is een bekend feit, dat de Engelsen bijna al- van 0p grote hoogte neerkijken op buitenlanders, zelfs ATERinneer zij dergelijke vreemdelingen vriendschappelijk beje gen. Je mag als buitenlander jarenlang in Engeland wonen, ERSTR^ar de Engelse gemeenschap zal voor jou een zorgvuldig ge- •4469 ^en l°Se blijven. Vreemdelingen die wel min of meer daarin ïccepteerd worden, zijn zeldzame uitzonderingen. De Ant- «sssajrpse kunstschilder Antoon van Dijck (1599-1641) was zo ie- [nd. Voor hem koesteren de Engelsen trouwens nog altijd ;endei)te bewondering. Hij blijft hun meest geliefde Oude Meester, edig %n hij in Engeland woonde, hebben ze hem wel eens gerid- fd, een eer die buitenlanders hoogst zelden bewezen wordt. uw het doelwit van veel Engels betoon. Uit de vijftienhonderd kken, die door hem getekend of werden, hebben Engel kunstkenners 87 schilderijen en leningen gekozen. De National Hrait Gallery (St. Martin's Place, Jiden) stelt deze verzameling "i^~^Toon onder de titel: „Van Dijck Engeland". 'F t werk van een wereldberoemde de Meester zoals Antoon van )tk kun je 341 jaar na zijn dood jt uit zijn verband rukken zon- eigenlijk een vals beeld te eppen. Wie Van Dijck goed wil en kennen, moet een zo uitge- ien eridd mogelijke keuze van zijn jilderijen bestuderen; dat wil jgen niet alleen de doeken die hij Engeland schilderde, maar ook I Antwerpse, Haagse en Italiaan- Stukken. En hem praktisch al- \i voorstellen als de hofschilder Karei I van Engeland stemt t helemaal overeen met de wer- djkheid. Voor de Engelsen is het Iter wel een geschikt middel om W feit te verdoezelen, dat Van ik niet echt een van de hunnen t grote Engelse voorliefde voor Dijck streelt natuurlijk wel eergevoel. Het geeft trouwens geweldige „kick" in de Natio- Portrait Gallery 87 stukken hem bij elkaar te zien. Boven- maakt de bijzonder rijk gedo- lenteerde catalogus van deze tonstelling, die tot 20 maart 3 toegankelijk blijft, enorm veel _d. Alles wat de Engelsen nog 1 een* wisten over Sir Anthony van ck, leert de befaamde kunsthis- ■~~yjcus Sir Oliver Millar hun in dat ik. rüi{ en. 1 imme gezichten en rijke eren ;enderi| Van Dijck wordt gezegd, dat samen met Shakespeare, Dic- is en de romantische dichter I Byron het wereldbekende ■y^jge van Engeland geschapen it. Van Dijck was de eerste die jnsechte portretten maakte van tabelachtig rijke, bijzonder gere geerde maar toch onuitstaan- r arrogante Engelse aristocratie, dank zij zijn scherp oog en DEN fsterlijk talent kunnen we van- g de dag nog steeds kennis ma- j met heel de hofhouding van en|ing Karei I, zijn hovelingen en rtisanes, zijn dichters, priesters, een tieke vrienden en toekomstige pden. \r de komst van Van Dijck in r jden waren de rijke Britten, die portret lieten schilderen, eraan tend heel stijf te poseren. Ze ke- i recht voor zich uit en namen Jt een natuurlijke houding aan. L. [grote Antwerpse artiest bracht r verandering in. Hij maakte ruik van al zijn vindingrijkheid LEld^1111'5 van Italiaanse en Neder- 3se schilderkunst om een mees- ijke compositie tot stand te u figen. Zijn scheppingen waren alleen prachtig van uitzicht ir ook bijzonder levendig, oon van Dijck veroorzaakte in iden een ware revolutie op het ~*~Jein van het portret-schilderen, genie werd door alle Engelsen fend. Hij kreeg in Engeland tal- "O je navolgers, onder wie Lely, hsborough, Reynolds en La- r Peter Lely was in feite 3V de Nederlandse artiest Pieter van der Faes (1618-1680) die een reeks schoonheden van het Engelse hof schilderde. De National Portrait Gallery van Londen heeft voor 1983 een speciale tentoonstelling van zijn portretten op haar pro gramma. Sommige tijdgenoten van Van Dijck beweerden dat de Antwerpse kunstschilder zijn modellen te veel eer bewees en daardoor de werke lijkheid geweld aandeed. Maar vol gens anderen nam hij steeds de no dige tijd om het moment te kunnen afwachten waarop hun gelaat er het beste uitzag. Die regel paste hij geduldig toe, zowel voor vrouwen als voor mannen. En hij besteedde altijd enorm veel aandacht aan hun kleren. Van Dijck was de zoon van een welgestelde zijdekoopman en het borduurwerk van zijn moeder, Maria Cuypers, was overal be faamd. Hij schilderde met grote liefde alle rijke gewaden, brokaat, fluweel, kant en leer. Sir Roy Strong, directeur van het Victoria and Al- Lord John Stuart met zijn broer, lord Bernard Stuart, de latere graaf van Lichfield. Beide broers poseerden voor Van Dijck in Londen net vóór zij begin 1639 een rondreis van drie jaar ondernamen op het Europese vaste land. De compositie van dit doek van 2,37 m, bij 1,46 m, wordt beschouwd als een van de betere uit Van Dijcks Londense tijd. (Broadlands Collec tion). bert-museum in Londen en kunstcriticus van de befaamde Londense „Fi nancial Times", heeft een uitvoe rige bijdrage ge wijd aan „Van Dijck in Enge land". Strong spreekt daarin zelfs de mening uit, dat u op die tentoonstelling niet te veel aan dacht moet beste den aan „de domme gezichten van lord John Stuart en zijn broer, met hun vooruitstekende Habsburg- kinnen", maar veel beter kunt genieten van het licht dat speelt in de vouwen van hun rijke kleren, Dijck op briljante Konin9 Charles I op zijn wit paard, met de Fran<pois Langlois, een Franse handelaar in wijze in beeld sei9neur d® St. Antoine, een door Sir Anthony gravures en tekeningen, graveur en uitgever werden gebracht Van DiJck in 1633 te Londen geschilderd van dergelijke prenten. Van Dijck schilderde „Het is werkelijk meesterwerk van 3,68 m bij 2,69 m. Het was hem circa 1634 als een Savoyard die de „mu- miraculeus" zegt bestemd voor de ereplaats In de kunstgalerij sette", een doedelzakje, bespeelt. Het doek is Strong, „hoe die van het Pa|eis van St. James's. Later verhuis- eigendom van burggraaf Cowdray. Van Dijck om de het naar Hampton Court. Het is eigendom het even welk van koningln Elizabeth II. Londen nog talrijke goede klanten andere belangrijke connecties stuk prachtig téxtiel en fraaie laar zen, gemaakt van het fijnste leer, op het doek kan toveren. Niet veel artiesten doen hem dat na". Roy Strong houdt dan ook vol, dat hij op de Van Dijck-tentoonstelling in Londen de ontaarde gezichten van de Engelse aristocratie moet nege ren om met volle teugen te kunnen snoepen van het werkelijk prachti ge modefestijn. Schaduw van Rubens Antoon van Dijck was in de zomer van 1620 door bemiddelde Engelse kunstliefhebbers en -verzamelaars in Antwerpen „ontdekt". De jonge schilder werkte toen nog bij Ru bens, die hem in 1618 „een van mijn beste leerlingen genoemd had. Rubens was einde 1608 uit En geland teruggekeerd naar Antwer pen. Het sprak vanzelf dat hij in had. In november 1620 bevond Van Dijck zich al in de Engelse hoofd stad met een schilderij van leeu wen en tijgers dat Rubens, door be middeling van Sir Dudley Carle- ton, die toen ambassadeur van En geland was in Den Haag, graag wil de verkopen aan ene Lord Dan- vers. Deze laatste was van plan het cadeau te geven aan de prins van Wales. Londense kunstkenners waren evenwel van oordeel, dat Rubens zelf het bewuste schilderij nauwe lijks aangeraakt had. De prins van Wales weigerde dan ook het in zijn galerij van het St. James's Palace te hangen. Dat was voor Van Dijck een heel nuttige les. Tijdens zijn eerste verblijf in Londen schilder de hij enkele doeken, waaronder mogelijk een voor koning Jacob I, die hem in februari 1621 honderd pond betaalde voor „een speciale dienst". Veertien dagen later keer de Antoon van Dijck terug naar Antwerpen, om in de herfst van hetzelfde jaar naar Italië te ver trekken. Daar werkte hij tot in de herfst van 1627 in verschillende steden, maar nog het meeste in Ge nua. Begin 1628 had Van Dijck opnieuw een eigen studio in Antwerpen. Na verloop van tijd werd het daar voor hem duidelijk, dat hij in de scha duw van de grote Rubens geen schitterende toekomst had. In 1632 besloot Van Dijck dan ook terug naar Londen te gaan. Maar hij trok eerst nog even naar Den Haag, waar hij portretten schilderde van de prins en prinses van Oranje en hun zoon, die later de Engelse prin ses Mary zou trouwen. Van Dijcks laatste belangrijke koninklijke op dracht in Londen was het schilde ren van een portret van dat bijzon der jonge paar. Bedoeld doek is nu eigendom van het Amsterdamse De graaf van Strafford met zijn secretaris, Sir Philip Mainwaring, door Van Dijck geschilderd In 1639-'40. Later werd de compositie van dit schilderij door talrijke andere kunstenaars nagebootst. Lady Juliet de Chair leende het doek aan de National Portrait Gallery voor de grote Van Dijck-tentoonstelling in Londen. van de bij de Engelsen hoogst on populaire contra-reformatie, verer gerde dit nog. In de lente van 1634 keerde Van Dijck al terug naar Vlaanderen. De overweldigende persoonlijkheid van Rubens had evenwel opnieuw tot gevolg, dat het voor Van Dijck niet meeviel in Antwerpen. Begin juni 1635 bevond hij zich weer in Londen, waar enkele maanden la ter de prachtige Rubens-schilderij en aankwamen, bestemd voor het Banqueting House aan Londens Whitehall. Ze versieren daar nog steeds op bijzonder indrukwekken de wijze het plafond van de grote zaal. Van Dijcks zelfportret, uit de kunstverzameling van de graaf van Jersey. Rijksmuseum. Het werd voor de tentoonstelling „Van Dijck in En geland" geleend aan de National Portrait Gallery van Londen. De Engelse koning bezorgde Van Dijck een huis aan de Theems in de Londense wijk Blackfriars. Van Dijcks huishuur werd betaald door de Engelse Kroon. In 1634 had hij daar zes Nederlandse bedienden, aangeworven onder de 128 Neder landers, die in Blackfriars een soort kolonie vormden. In 1635 kreeg het huis een nieuwe aanlegsteiger en een trap naan het water. De koning kon nu over de Theems naar de' studio van de Antwerpse kunste naar varen. Hij kwam geregeld de jongste schilderijen van zijn proté gé bewonderen. Op 5 juli 1632 werd Antoon van Dijck als „belangrijkste hofschilder van Hunne Engelse Majesteiten" in het paleis van St. James's tot ridder geslagen. Van toen af was hij voor alle Engelsen „Sir Anthony". Op 17 oktober 1633 kende de vorst hem een jaarlijks pensioen van 200 pond toe, dat uitbetaald werd vanaf de volgende maand maart. Aan het einde van zijn carrière vroeg Van Dijck 50 tot 60 pond voor een groot portret, waarop het model in zijn volle lengte afgebeeld was. Een portret van halve lengte kostte 30 ppnd en een buste 20 pond. Van Dijck verdiende in Londen goed zijn brood, maar hij gaf ook veel uit om zijn rijke klanten zo goed mogelijk te kunnen ontvan gen. Bovendien kocht Van Dijck zelf veel schilderijen aan. In zijn fraaie verzameling bevonden zich niet minder dan 19 werken van de Italiaanse kunstenaar Titiaan, waaronder Perseus and Androme- da, dat nu in de befaamde Wallace Collection van Londen hangt. De Familie Vendramin en het portret van een Man, eveneens geschilderd door Titiaan, hangen vandaag de dag in de National Gallery van Londen. Geïsoleerde vreemdeling Er valt niet aan te twijfelen, dat Antoon van Dijck nooit van plan was permanent in Londen te blij ven. Ondanks zijn omgang met het koninklijk huis vond hij het leven in Engeland erg frustrerend een gevoel dat bijna alle buitenlanders daar nog steeds hebben. Van Dijck bleef immers een ernstig geïsoleer de vreemdeling. Het feit dat hij rooms was, een katholiek in dienst Geen werk in Pariis De dood van Rubens op 20 mei 1640 betekende, dat Antoon van Dijck voortaan het algemeen er kende hoofd van de Vlaamse Schil dersschool was. In februari van dat jaar had hij Mary Ruthven, een kleindochter van de eerste graaf van Gowrie, getrouwd. Zes maan den later keerde Van Dijck vol on geduld terug naar Antwerpen, waar hij echter ruzie kreeg met de kardinaal-infant die hem verzocht voor de koning van Spanje vier on afgewerkte schilderijen van Ru bens te voltooien. Van Dijck bracht in 1641 nog een bezoek aan Parijs, maar vond daar tot zijn grote te leurstelling geen werk. In mei 1641 was Van Dijck weer terug in Lon den om er prinses Mary en haar echtgenoot, de prins van Oranje, te schilderen. Zijn gezondheid ging echter achteruit en het werken viel hem bijzonder zwaar. De politieke situatie in Engeland was uiterst ongunstig. Een van Van Dijcks beste klanten werd geëxecu teerd en het gepeupel van de hoofdstad kwam geregeld in op stand. In het najaar van 1641 reisde Van Dijck nog even naar Parijs, maar hij keerde spoedig doodziek terug naar Londen, waar hij op 4 december 1941 zijn testament maakte. Hij stierf op 9 december, acht dagen na de geboorte van zijn dochter, het enige kind uit zijn hu welijk met de Engelse Mary Ruth ven. Twee dagen na zijn dood werd Van Dijck begraven in het koor van de Londense St. Pauls kathe draal. rfij had, zo zegt men, alle portretschilders die voor en na hem kwamen glansrijk overtroffen. ROGER SIMONS De tentoonstelling „Van Dijck in Engeland" in de National Portrait Gallery van Londen is tot 20 maart 1983 toegankelijk, op werkdagen vanaf 10 uur en 's zondags vanaf 2 uur. Gesloten op 25, 26, 27 en 28 de cember. Het entreegeld bedraagt een pond voor volwassenen en 50 pence voor kinderen, studenten en gepensioneerden. De fraaie catalo gus kost 3 pond 95. fNGELO Al probeert de Oet-regering het bij voort- Hng te verhinderen, nog eds komen er langs illegale g Russische ikonen naar I Westen. Daaronder bevin- II zich soms zeer kostbare kken die eenmaal hier ■ettig^gekomen snel opgeno- 1983 (n worden in het circuit van :lDEN *nternat*ona*e kunsthandel bovendien nog steeds put ikonen die in 1917 door ws«3r de revolutie vluchtende idagetfisen meegenomen werden ir onder meer Zwitserland Parijs. Vandaar dat af en 1 ikonen opduiken van een kwaliteit waarmee 'an staatswege uitgevoerde ikonen veelal in schrille te genstelling staan. In een speciale kerstexpositie is in de ikonengalerie van Jan Morsink in Hengelo (Bornsestraat 169) tot en met 30 december te zien wat de Russische schildertraditie op het gebied van ikonen heeft voortge bracht. Daarbij gaat het om een wereld vol mystiek waarbij de ikoon het „in beeld gebrachte ge loof" zou kunnen worden genoemd. „Venster op de eeuwigheid" is een andere benaming. Echter een (goe de) ikoon wil voor alles dankbaar heid en liefde uitdrukken. Derhal ve is het als het ware een liturgie van schoonheid en mysterie. Met een zestigtal ikonen bestrijkt de Hengelose (verkoop)tentoonstelling een periode die loopt van de 16e tot en met de 19e qeuw. Onder de ge ëxposeerde ikonen bevinden zich drie zestiende eeuwse topstukken waarmee Morsink zich duidelijk onderscheidt van andere galeries. Heel bijzonder is de ikoon „Moeder Gods met de neervallende steen" (Novgorod-school?), waarvan tot op heden slechts vier stukken bekend zijn met deze voorstelling. Daarvan bevindt er zich een in het bezit van een Parijse kunsthandel, terwijl nog twee andere ikonen met deze afbeelding in de beroemde Teteri- atnikov Galerie van Moskou han gen. Twee andere zestiende eeuwse stukken stellen voor: Christus Pan- tocrator en de Moeder Gods waar bij deze laatste Noordrussische ikoon een gedeelte is van een deé sis. Bij een deésis gaat het om drie voorstellingen waarbij Christus wordt afgebeeld als heerser (of rechter) der wereld met Maria aan de ene en Johannes aan de andere zijde. In deze hoedanigheid treden zij op als voorsprekers van de mensheid. Is de deésis een geliefd onderwerp in de ikonenschilder- kunst, veel minder voorkomend is een voorstelling als die van de „drie aartsvaders" in het paradijs. Morsink stelt een 18e eeuwse ikoon met deze voorstelling tentoon. Waarbij Abraham, Isaac en Jacob gezeten zijn op een langgerekte troon met op hun schoot figuurtjes die de ziel der rechtvaardigen voorstellen. Dit detail gaat terug op de tekst dat de rechtvaardigen na hun dood geborgen zullen zijn in de schoot van Abraham. Het paradijs wordt op deze ikoon voorgesteld door een drietal bomen. Er zijn meerdere voorbeelden te noemen van indrukwekkende ikonenschil- derkunst. Aandacht vraagt ook de ikoon „Christus voor de hogepries ter" waarvan Morsink een zeven tiende eeuwse voorstelling uit de school van Jaroslav exposeert. Iko- nenschilders uit deze stad ten noordoostèn van Moskou werden in de zestiende eeuw door de Tsaar gevraagd naar de Russische hoofd stad te komen teneinde voor hem te werken. Ondanks de in Moskou opgedane invloeden bleven de schilders van Jaroslav hun eigen palet behouden, hetgeen onder meer gekenmerkt wordt door een zekere hang naar ornamentiek zo als bijvoorbeeld te zien 'is in de zo men van kleren die dan versierd zijn met onder meer edelstenen. Er wordt in de ikonenschilderkunst gesproken van drie Jaroslav-scho- len waarvan de bekendste de derde is (van eind 16e tot 17e eeuw) en waarbij de schilders veel aandacht besteden aan detailleringen rond de hoofdscène waardoor een uiterst „decoratieve" ikonenkunst ont staat. De ikonenexpositie in Henge lo kenmerkt zich vooral door ver scheidenheid van voorstelling. Er zijn enkele fraaie feestdagen-iko- nen (onder meer geschilderd op bladgoud), er is een intrigerende ikoon met daarop Jozef als onder koning van Egypte, geflankeerd door Abel met zijn hand een zoen offer terwijl verder een zeven tiende eeuwse ikoon met „Maria op de troon, omringd door profeten" de aandacht trekt door een aparte (Perzisch geïnspireerde?) detail schildering. Ook de bronzen trip tieken (onder meer met de twaalf feestdagen) en bronzen, vierluikjes die in Hengelo geëxposeerd wor den, getuigen van hoge kwaliteit. Ook elders in Nederland zijn gedu rende de kerstdagen ikonenten- toonstellingen ingericht Galerie Wortmann uit Zeist exposeert tot en met 9 januari 1983 ikonen (waaronder veel Griekse) in het Singer Museum te Laren. Galerie Simonis in Ede laat tot en met 11 januari 1983 Russische ikonen zien. KLAAS GOINGA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 25