„Ze zeiden
dat ik
beter
kon gaan
dammen..."
g«
VELDRIJDER JOHN KUYVENHOVEN, STERKER DAN OOIT TERUG VAN (EVEN) WEGGEWEEST:
jORT LEIDSE COURANT VRIJDAG 24 DECEMBER 1982 PAGINA 17
Onder redactie van Gërt Jan Onvlee.
LTBC (5)
Dinsdagavond, 20.15 uur.
Plaats van handeling: de Vijf
Meihal. De training van de
LTBC (Leidse Tandpasta Bas
ketbal Combinatie) is zojuist
beëindigd. Wij van Hutspo(r)t,
op zoek naar coach Theo
Kinsbergen, vissen typisch
achter het net. De LTBC-
woordvoerder: „Theo, oh,
Theo, die is net weg." Wij,
niet voor een kleintje ver
vaard: „Dap bellen we hem
morgenochtend wel even op
z'n werk". Die woordvoerder
weer: „Kan je proberen, maar
hij zal er wel niet zijn. Hij
moet morgenochtend naar
Schiphol, iemand ophalen.
Wij: „Ach, ga weg, iemand
ophalen?". Hij weer: „Ja,
heus. Iemand ophalen".
LTBC (6)
Omdat Wij van Hutspo(r)t
hadden beloofd aanwezig te
zullen zijn als de zaak van de
verloren Amerikaan weer in
een interessant stadium zou
komen, trokken we op woens
dagochtend derhalve ook naar
Schiphol. En ja hoor, daar
stond Theo. Verbaasd, verrast,
en een beetje kribbig: „Jullie
gaan hem toch niet intervie
wen hè?" Wij van Hutspo(r)t,
dom als we op dat soort mo
menten kunnen zijn: „Inter
viewen Theo, hoe bedoel je.
En wie dan wel?" Theo, ver
baasd, verrast en wat minder
kribbig: „Maar, wat doe je dan
hier?" Wij: „Wij? Nou, ge
woon, een vriendin afhalen.
Dat gebeurt wel vaker. Maar,
wat bedoelde je nu eigenlijk
Theo. Met dat interview?" Hij:
verbaasd, nog enigszins ver
rast, maar duidelijk niet meer
kribbig: „Ik dacht dat je voor
Wilson kwam". Wij: super-
verbaasd: „Ach, ga weg. Wil
son Washington? Is-ie dan
eindelijk bijna geland?" Theo,
nu weer helemaal de oude,
met z'n bekende grijns weer
op: „Ja joh, nog even en hij is
terug...
LTBC (7)
Voordat Wij van Hutspo(r)t
coach Kinsbergen hebben
kunnen feliciteren, voordat
we hebben kunnen informe
ren of onze contactadverten
tie in de vorige uitgave van
deze rubriek daadwerkelijk
Beeft meegeholpen aan de op
lossing van dit netelige pro
bleem, meldt een derde zich
in de ontvangsthal van Schip
hol. Frans van Egmond dus,
manager van de LTBC.
Wij: „Ha die Frans". Frans:
„He, jullie hier? Wisten jullie
dan dat-ie zou komen?" Wij,
weer supergespeeld, superver-
baasd: „Nee hoor, we komen
een vriendin ophalen". Frans,
nu met Theo zeer vriendelijk
lachend: „Wat is de wereld
toch klein, niet".
Schiphol: 10.30 uur: een 2.04
lange, donkergekleurde cen
ter/forward meldt zich, enige
weken later dan verwacht, in
de ontvangstruimte. Zijn
naam Wilson Washington.
Theo loopt naar hem toe,
geeft hem een hand. Frans
stapt op 'm af, leent hem
eveneens vijf vingers, zegt
hallo en vertrekt. Er moet
nog wat geregeld worden.
Niet veel later verlaten Theo
en de verloren zoon samen
het complex van de Amster
damse luchthaven.
Wij van Hutspo(r)t wachtten
nog lang en tevergeefs op
onze vriendin...
„Bol"
Noordwijk mag dan sinds het
vertrek van de vele, gelouter
de vedetten niet meer het
oude Noordwijk zijn, Har
Meijer is het clubje aan de
Zeekant trouw gebleven. Re
den voor de meest bekende
Leidse sportarts zich ook af
gelopen zaterdag naar het
Noordwijkse te begeven om
daar, achter de afrastering
van het tweede terrein, de ij-
selijke kou te verdragen die
het treffen tussen Noordwijk
en NSW mede tot een min
der aangenaam schouwspel
maakte. Omdat Wij van Hut-
spo(r)t het altijd wel gezellig
vinden Har over het Neder
lands elftal te horen praten,
en dat tweede terrein duide
lijk niet over een tribune be
schikt, zochten wij na rust
naast hem een plaatsje achter
het doel van de Numansdor-
pers.
Har zou Har niet zijn geweest
als hij die gelegenheid niet
had aangegrepen om aan te
tonen, dat hij niet alleen ver
stand heeft van het oranje-
elftal, sportblessures en de
tennissport in het algemeen,
maar dat hij eveneèns het
Noordwijkspelletje tot in de
finesses begrijpt. Want, zeg nu
zelf: tegen John Marijt zeggen
dat hij de bal uit een hoek
schop op „die bol van Simon"
moet leggen en vervolgens
met de nauwelijks verraste
Meijer mogen constateren dat
de door Marijt (Zo ongeveer.
Har?") voorgebrachte bal in
derdaad weergaloos via het
bolletje van Siem van Beve-
ren in de kruising van het
NS W-doel belandt, dat is
echt een ervaring om even
stil van te worden...
Flauw?
De volleybalvereniging Donar
kampt met problemen. Door
een ernstige (knie)blessure
van de voor de ploeg zo be
langrijke Ron Groen, waar
schijnlijk voor een jaar uitge
schakeld, is de nabije toe
komst voor de toch al minder
prettig op de ranglijst gesi
tueerde Leidse club er nog
somberder op geworden. Re
den voor Donar om eens op
zoek te gaan naar aardige vol
leyballers. Op zich een logi
sche reactie, je zal ons niet ho
ren. En dat de club zich ver
volgens richt tot ex-LUS V-
spelers als Bas Zaad en Martin
Kingmans, ach waarom niet?
Maar dat Donar ook de nu
voor Leython in actie komen
de Henny van der Hulst heeft
gevraagd, dat gaat ons een
beetje ver. Zo midden in een
seizoen wat ronselwerk ver
richten, nee, dat komt niet zo
gezellig over. Wij van Hut-
spo(r)t vinden de reactie van
Leython-voorzitter Ger Renes
(„Ik vind het flauw van Do
nar dat er bij ons wordt aan
geklopt, we zitten zelf al een
beetje krap") dan ook volko
men terecht. Zelf zouden wij
ongetwijfeld ook iets in die
richting hebben geantwoord.
Alleen: dat Renes besluit met
de mededeling „Laten ze bij
LUSV of bij Gemini gaan kij
ken verbaast ons weer enigs
zins.
Of is dat vanuit het Leyton-
standpunt bezien dan niet
flauw?
DEN In januari
dit jaar leek er
plotseling einde
jijn gekomen aan
jvielercarriëre van
B Kuyvenhoven.
nu 22-jarige Lei-
jar had zijn con-
t met Markthof,
anks goede resul-
ji een seizoen eer-
—4 onverwacht be-
ligd zien worden,
ItRzijn moraal met
liveek minder en
onverklaarbare
lessure met de
|j{hinderlijker wor-
Jlll en besloot ver-
|ens halverwege
11 Winterseizoen de
clffiets definitief in
Wraken te hangen.
het gewoon
neer zitten", zo
Kuyvenhoven
ug op die beslis-
„Kon het niet
opbrengen vol-
e te trainen,
door het uit-
i van goede
ties steeds die-
in het dal en heb
fien maar een punt
lto,ltr gezet",
ssho
;ft efn
twaalfjarige renners-
Dcllt(jan- zou ec^ter an"
ppen. Toen hij zich na
pandie vijf „op de club"
je om weer eens een
I te fietsen („Puur voor
rtllzelligheid, meer niet")
"U| hem vriendelijk ge-
i wat hij nu eigenlijk
eJwam doen. Kuyvenho-
^ver dat weerzien met
„Ik kon beter stoppen,
.rd me verteld. Met mij
Upek toch niets meer wor-
kuntjt kon beter gaan dam-
Jk weet niet of ze het zo
bold hebben, maar in ieder
p— iiwerd ik knap nijdig en
1 opeens weer wel gemo-
VO(P om wa* te gaan doen.
t \ie ene °P de andere dcig
d 'i opgehouden met stap-
;t deen weer op de fiets ge-
jen en heel hard gaan
1 lCVfi. Om te bewijzen dat al
Sbderen ^et mis hadden.
het dus echt nog wel
P di<
'nk°ven kon, en kan het
derdaad nog. Anders ge-
nu voor Univers rij-
«jSrLëidenaar is sterker te-
(fplftomen dan ooit. Vijfen-
-v" &ie veldritten werkte
"""Tnhoven dit seizoen af.
53*~gJtwintig keer eindigde
■MB^dse amateur bij de eerste
CTE—tweemaal werd hij
ÉSÉijde. Reden voor de keu-
van de KNWU Kuy-
op te nemen in de
bige selectie voor de we-
|mpioenschappen vel-
i die in februari in Bir-
Engeland, zullen
gehouden. „M'n beste
irjaar tot nu toe",
j Kuyvenhoven onmid-
i „Ik ben veel constanter
Jl lijden, zit in elke wed-
tort bij. En het gaat nog
piet de week beter. Met
bek harder. Maar dat
jok wel. In januari zal ik
jiteindelijke selectie voor
moeten verdienen,
ook de Nederlandse
nschappen verreden.
Vi 11
Marijt: „Zo ongeveer?"
Verbaasd, verrast en kribbig
winnaar, moest bij de jeugd en
de nieuwelingen echt ploete
ren om prijs te rijden, terwijl
die andere jongens op één
been de ene na de andere eers
te plek pakten. Op het mo
ment dat ik echt moest gaan
trainen om mee te komen, had
ik dus, in tegenstelling tot die
andere jongens, nog wat te be
reiken. was er nog motivatie
voldoende om hard te wer
ken". Harde arbeid, met name
voor het onderdeel veldrijden
verricht. Kuyvenhoven: „Vel
drijden ligt me gewoon beter
dan de weg. Het gegeven dat
je het allemaal alleen moet
doen, dat je je geen moment
kan verstoppen, het spreekt
mij bijzonder aan. Dat bete
kent niet dat ik rijden op de
weg niet leuk vind, na het
cross-seizoen rijd ik ook best
nog wel een aantal criteria.
Maar aan serieus fietsen op de
weg kom ik niet toe, omdat
het niet te combineren valt. Je
kan niet een heel jaar zonder
rustperiode doorrijden, zonder
daar een terugslag van te on
dervinden. Dus moet je je wel
op één onderdeel concentre
ren".
Doelen
Ook nu, na zijn zo geslaagde
rentree, heeft John Kuyven
hoven overigens nog het nodi
ge om aan te werken. Zowel
op de korte, als op langere ter
mijn zijn er nog doelen om
naar te streven. „In eerste in
stantie wil ik de komende
maand goed rijden. De Kerst-
cross in Soestduinen, de Zuid
hollandse kampioenschappen,
de komende selectiewedstrij
den, maar vooral de Neder
landse kampioenschappen. Als
dat goed gaat, en ik geselec
teerd word voor de WK, dan
wordt Engeland natuurlijk
mijn hoofddoel. Maar zo ver
wil ik nog niet vooruit den
ken. Ik ben aan dit seizoen be
gonnen met het streven een zo
goed mogelijk jaar te draaien.
Nu, voorlopig lukt dat heel
aardig, maar dat is voor mij
geen reden me nu volledig op
Nederlandse- of Wereldkam
pioenschappen te gaan richten.
Dat kan dan alleen maar te
genvallen. En voor de komen
de jaren? Ach: gewoon probe
ren nog korter bij de top te ko
men. Gezien mijn leeftijd moet
dat kunnen. Wellicht zit er
dan tegen die tijd ook nog wel
een contractje als profveldrij
der in. Dat zou helemaal pret
tig zijn. Ik mag er dan dit sei
zoen mede dankzij m'n spon
sor financieel gezien leuk uit
springen, de startgelden die je
als beroepsrijder aangeboden
krijgt lijken mij ook wel aan
trekkelijk".
„Ik ben dit seizoen constanter gaan rijden".
zitten, renners waarop ik nog
net tekort kom. Wat dat be
treft kan ik me de komende
jaren nog verbeteren".
Opgebrand
Tegen de tijd dat Kuyvenho
ven z'n waarschijnlijke top zal
bereiken, is hij een kleine
twintig jaar actief in de wie
lersport. Zelf vindt hij dat dan
„veel te lang". „Het is niet
goed om te vroeg met wielren
nen te beginnen. Het echte
werk begint toch pas op je vijf
tiende, zestiende jaar, wat je
daarvoor bij de jeugd doet kan
je geen wielrennen noemen.
Maar het is wel een periode
waardoor veel jong talent stuk
gaat, veel motivatie verdwijnt.
Neem nu de groep waarin ik
als negenjarige in Swift begon.
Van al die die jongens ben ik,
met Alex Jansen, als enige
overgebleven. Terwijl er toch
grote talenten rondfietsten, in
die tijd. Jongens als Alooys
Goossen, Richard Neuteboom,
Han Bavelaar en Ton van
Weeren, op het moment dat
het er echt op aan kwam, stop
ten ze, waren ze in feite opge
brand". Dat John Kuyvenho
ven de motivatie op dat mo
ment nog wel kon opbrengen,
dankt hij aan het feit dat hij
„nooit een hoogvlieger" is ge
weest. „Ik was vroeger geen
Wisselvallig
Ook de overgang naar de ama
teurs bracht geen stilstand in
de ontwikkeling van de nu
naar de Nederlandse top door
gestoten veldrijder, al bleven
echte topposities de eerste
twee jaar duidelijk uit. „Maar
dat is niet zo vreemd. Als ju
nior rijd je wedstrijden van
veertig minuten, bij de ama
teurs gaan de koersen over
een uur plus nog een rondje
extra. Een gat van een half
uur dat niet zo maar te over
bruggen valt, zeker niet omdat
je als jeugdige renner nog veel
kracht te kort komt ten op
zichte van oudere, volgroeide
coureurs. Je merkt zoiets ook
aan je wisselvalligheid. Op za
terdag kon ik regelmatig nog
leuk meekomen, een dag later
kwam ik er niet aan, reed ik
slecht en was een plek bij de
eerste twintig al aardig."
Hoewel Kuyvenhoven zich dit
seizoen dus wel degelijk als
potentiële winnaar presenteert
(twee overwinningen, vier
tweede plaatsen), bemerkt hij
nog altijd dat verschil in
kracht tussen de oudere en
nog jeugdige coureur. „Ze zeg
gen dat je lichaam op je zesen
twintigste ongeveer op z'n top
is, en dat gegeven vind je bij
het veldrijden heel sterk te
rug. Alle cross-toppers zijn
jongèns die tegen de dertig aan
Dan moet je er als veldrijder
helemaal zijn". De problemen
met zijn rug lijken ook verle
den tijd. Een combinatie van
door dokter Van Opstal aange
leverde oefeningen én een be
tere fysieke gesteldheid, deden
zijn rugklachten als sneeuw
voor de zon verdwijnen.
Moraal
Dat hij nu zo'n sterk jaar
maakt, heeft Kuyvenhoven ei
genlijk niet zo verrast. „Na
tuurlijk moet je altijd maar af
wachten hoe een seizoen ver
loopt, maar in oktober wist ik
al dat ik er goed voorstond.
Uit een test bleek toen dat
mijn conditie al vijftig procent
beter was dan een jaar eerder,
in november. Hoe zwaarder de
test werd, hoe beter ik rea
geerde. Die test heeft me veel
moraal gegeven voor de koer
sen. Daarbij wist ik voor het
seizoen begon ook dat mijn
trainingsopbouw goed was ge
weest. Ik had mijn gewicht
van 75 naar 65 kilo terugge
bracht en had met een stuk of
acht criteria in augustus voor
gezorgd dat de snelheid er
goed inzat. Toen ik daarna de
eerste veldrit, begin september
in België als twaalfde uitreed,
wist ik helemaal zeker dat het
een goed jaar kon gaan wor
den. In vorige seizoenen reed
ik de eerste vier, vijf veldrit
ten zelfs niet uit..."
Eerdere jaargangen die toch
zeker niet zonder successen
waren verlopen. Op het verlo
ren jaar na, heeft Kuyvenho
ven zich steeds nadrukkelijker
gemanifesteerd. Na een rede
lijke nieuwelingentijd, fietste
de Leidenaar zich bij de junio
ren aardig in de kijker. Een
uitverkiezing voor de wereld
kampioenschappen (31ste) en
een tweede plaats bij de natio
nale titelstrijd vormden het
bewijs van zijn klasse.
John Kuyvenhoven in (kracht)training. Behalve de drie uur die hij met gewichten
stoeit, zit de 22-jarige Leidenaar ook nog eens wekelijks zo'n veertien uur trainend op
de fiets. In het weekeinde worden vervolgens twee wedstrijden van een uur afge
werkt. „Ja, veldrijden is een vrij zware sport..."