Amsterdam maakt tatoeëren stuk veiliger „Liefde en haat": een speurtocht naar de achterkant van het behang MARJAN BERK: „SCHRIJVEN IS VOOR MIJ THERAPIE" „In de keuken werk ik met een kwak, een scheut en een lik" Sinds kort hoeven mensen die zich in Amsterdam willen la ten tatoeëren niet meer bang te zijn, dat ze daarbij worden be smet met een lever ziekte. Dank zij de be moeienissen van de hoofdstedelijke GG en GD hebben hier de drie grootste tatoeage inrichtingen maatrege len genomen om te voorkomen, dat het beruchte hepatitus-B- virus nog langer kan worden overgebracht via de naalden, de kleurstoffen, de zalf of zelfs de spons, waar mee het bloed van de behandelde plaats wordt weggeveegd. Daarmee heeft de Am sterdamse GG en GD het voortouw genomen in wat hij het liefst tot landelijke actie zou zien uitgroeien. In Rot terdam is een soortge lijke instelling al lan ger met eenzelfde ex periment bezig, maar daar schijnt het slecht te lukken. De drie taoeëerinrichtingen in Amsterdam werken nu met gesteriliseerde ap paratuur, die uit Ame rika moest komen. Corry Vis had een ge sprek met een van hen. ZATERDAG 27 NOVEMBER 198j bevallen was begon hij gelijk tpC schreeuwen: „Je verandert gee^ letter, geen komma". Een kwartier later gooide hij gedwee de veller tekst, die door de „editor" warersc afgekeurd, in de prullenbak". H- n -bti Oorlogen Vredef, ■bb—iimiimi ■iiimwini in mi m De samenwerking met Vleugejzij heeft twaalf verhalen opgeleverdlij waarin Marjan Berk glimlachenc J het spoor terugvolgt naar de verL rukkingen en teleurstellingen, dii haar sinds 1932 in overvloed deelPP achtig zijn geworden. Het is omzier in verwondering met de waakvlan van de ironie bij de hand. Voor k zichtig krabben tegen het eigen injg nerlijke behang. In korte, hijgend j. zinnen, die ontdaan zijn van dj franie van adjectieven, heeft zjev verslag uitgebracht van die speur tocht in haar binnengebeuren". de Inmiddels is ze alweer begonnen F aan een nieuw boek, dat ze verrasfg heeft met de titel „De dag dat dëo, mayonaise mislukte". „Ik heb nojfg een moment gespeeld met de geijkt dachte", bekent ze, „om „Oorlog erf» z Vrede. Deel 2" te schrijven. Maafar ik heb toch maar besloten om hel voorlopig wat dichter bij huis t<>oi zoeken". Fe „Het wordt een volstrekt amoreUH roman, die in dit spruitjesland onna, getwijfeld in een behoefte zal voorire zien. Het eerste hoofdstuk moet ihz° in december al inleveren. En dalis wordt dus poot aan spelen. Man eifel kinderen kunnen voorlopig weeiet volop meegenieten, want ik blijpu.' een smerige komediante. Als ilje weer drie regels geschreven hebfle wil ik ze gelijk voorlezen. Kijken'n hoe ze het vinden". rol Gebrek aan visie Of ze nog ooit toneel zal spelen^a; Twee seizoenen geleden stond zeh voor het laatst op de planken in hejta lunchprogramma „Loopbaan eria, liefde", waarin ze een lesbische, sporttrainster voor haar rekening! nam. Daarnaast zat ze in de jurje van „Klassewerk" en speelde zéit een bijrol in „De Fabriek". i. „Maar het wordt steeds minder"jle heeft ze ontdekt, „er zijn nu eenih maal weinig rollen voor vrouwendi van mijn leeftijd. Daar komt ookit nog bij, dat de regering momenteela een kunstbeleid voert dat de culni tuur in ons land stelselmatig verm* moordt. In Frankrijk heeft Mittenei rand, nota bene een socialist, de be« grotingspost van zijn ministerie vanL cultuur met vijftig procent verév hoogd. „In plaats van die tachtig kilometer autoweg", was zijn redeoj nering, „kunnen we het volk betere! kunst geven". Maar hier, in dit cul-e tuurarme land, Wordt op diezelfde kunst smakeloos bezuinigd. Niet imei ventief. Niet intelligent. Er is bij dat ploegje regeerders een totaaJl; gebrek aan visie". F Uiltje knappenP' Jammer dat haar man, pianist-, componist Ruud Bos, op het mo-j* ment dat ze deze banvloek snui- j vend de kamer inslingert, in eeifc; belendend vertrek een uiltje knapt|g Hij heeft weer een dag voor heL Metropool Orkest gestaan en houdt zijn gezin graag even voor gezien. Hij kent trouwens de verhalen varP zijn vrouw, die hem als vertrouwde marsmuziek in de oren klinken. Hijc kan dus gemist worden, neemt hiji, aan. e: Later leest hij wel op zijn gemak irft haar nieuwe boek, wat ze op haar I lever had. LEO TOURING^ De nieuwste apparatuur uit Amerika beschermt de klant tegen het gevaar van overbrenging van het beruchte hepatitis-B-virus. AMSTERDAM De „Tattoo Art Studio" van Henk Schiffmacher („Hanky Panky") lijkt op het eerste gezicht geen pand waar je onbe kommerd naar binnen stapt. Niet alleen ligt het midden in de Am sterdamse rosse buurt, maar bij zijn voordeur houden zich ook regelma tig duistere figuren op. Toch be staat zijn praktijk niet alleen uit Heli's Angels, punkers, skinheads en zeelui, maar ook uit toeristen en bekende popsterren als Herman Brood, de Golden Earring, Normaal en anderen. Zelfs vrouwen uit de betere standen stappen bij deze ta- toeëerder naar binnen om geraffi neerde tatoeages aan te laten bren gen. De inrichting van zijn pandje is verbijsterend: niet alleen door de honderden foto's en voorbeelden van tatoeages die geen plekje muur onbedekt laten, maar vooral door wat er verder aan curieus materi aal verzameld is. Tijdens het ge sprek verhuist Hanky Panky voortdurend van de binnen gestal de Harley Davidson die een tafeltje vol onduidelijke zaken op sterk water camoufleert, naar een tafel die vol ligt met knijpflesjes, tubes en marteltuig. Zelf ziet hij er uit alsof hij speciaal bij deze omgeving is uitgevonden: een zwart petje, zwart t-shirt met reclame-opdruk en een verschoten spijkerpak, dat een lijf vol ingewikkelde tatoeages herbergt. Hij vormt een levende re clame voor zijn eigen vak. Popsterren Henk Schiffmacher is verslaggever en fotograaf, net als zijn vrouw Pa tricia Steur. Samen hebben ze on langs een boekje over bekende ge tatoeëerde popsterren samenge steld. Het tatoeëren doet Henk erbij „om niet één ding te hoeven doen". Zijn belangstelling voor dit vak ontstond door het oude Amerikaan se circus, waarin dwergen, reuzen, moddervette vrouwen en ingewik Amsterdamse Hanky Panky, verslaggever, fotograaf en tatoeëerder met een praktijk in hartje Amsterdam. keld getatoeëerde mannen optra den. Waar hij maar kon fotogra feerde hij tatoeages. „Ik verzamel de ze, net als boeken over tatoeë ren", legt hij uit, „maar daar bleef het niet bij. Ik nam zelf mijn eerste tatoeage om te kijken of het pijn deed. En toen ik in '78 zonder geld in Japan strandde, heb ik daar bij een tatoëerder de beginselen ge leerd. Teruggekomen ben ik begon nen met reportages over de Heli's Angels en allerlei rare mensen die ik hier tegenkom. Daarmee pro beer ik dan het tatoeëren te promo- Om het vak in zijn vingers te krij gen tatoeëerde hij zelf zijn onderar men. Hij weet niet precies waarom mensen tatoeages nemen, maar hij heeft bij zichzelf ondervonden, dat als je er eenmaal één hebt, je er snel meerdere neemt. Vooral onder sterren is het een rage om zich te laten tatoeëren. De middenstand is de minst komende en dus ook de minst begrijpende groep, volgens de tatoeëerder. In de hogere stan den wordt het de laatste tijd steeds populairder. „John F.Kennedy had ook een ta toeage, maar die heeft hij later om Jacky weer laten verwijderen", meldt Hanky Panky, net terug van een Amerikaans tatoeëerderscon- gres, waaraan 500 tatoeëerders uit de hele wereld deelnamen. Zijn bij naam kreeg hij ook tijdens zo'n ge legenheid van een Schot. Zelf houdt hij er niet van tatoeages weer te moeten verwijderen, net zo min als hij graag weer recht trekt wat sommige onervaren tatoeëer ders verziekt hebben. Hij heeft voor zichzelf duidelijke grenzen ge trokken: geen verslaafden en geen onvolgroeide kinderen. Ook dron ken mensen worden resoluut ge weigerd, want het tatoeëren vergt ook van het slachtoffer diepe con centratie. Even wennen Het was voor de tatoeëerders even wennen om bij hun werk op de vingers gekeken te worden door dé Amsterdamse GG en GD in de per soon van Leen Stoutjesdijk. „Een man met een revolutionaire aan-. pak", zo karakteriseert HankyJ Panky hem. „Hij kwam gewoorli binnenstappen en hield dat verhaali over die leverziekte. Het zou wel kunnen dat die naalden dat over-g brengen, want de naalden van vroeger werden inderdaad vuil. AF is er bij mijn weten nog nooit ie mand aan mijn tatoeages doodge-1 gaan". 1 Anderhalf jaar lang ging Stoutjes-» dijk de tatoeëerinrichtingen af. Al les werd tot in de finesses bespro ken. „Want als je één ding vergeet/ kun je het verder wel vergeten",» zegt deze coördinator. Hij wees opt fouten, gaf suggesties en schakelde; de instrumentmakerij van de GG en GD in bij het aanpassen van de" tatoeage-apparatuur. Het resultaat is nu dat naalden en naaldbegelei ders kunnen worden losgekoppeld! om ze te steriliseren. Voor veilig tatoeëren zijn nu nog] maar twee machientjes nodig: eeni uitlijn- en een kleurapparaatje, waarvan de naalden onmiddellijk) na gebruik in de sterilisator gaanJ De verf zit nu in knijpflesjes, die del vloeistof mondjesmaat in minus-j cuul kleine cupjes spuit. Deze wor den na gebruik weggegooid. De be handelde plek wordt ingesmeerd! met vaseline of levertraanzalf en' afgedekt met een verbandje om te voorkomen, dat de zon of het' straatvuil infectie veroorzaakt. Na vier dagen zijn de wondjes geheeld en kunnen de lijnen worden inge kleurd tot een onderhuids schilde rijtje. Op deze manier wordt niets twee keer gebruikt en blijven nergens bloedsporen achter die ziekten kunnen overbrengen op de volgen de klant. Maar het is wel een stuk bewerkelijker geworden voor de tatoeëerders zelf, want de gesterili seerde apparatuur moet voortdu rend worden aangevuld en er moe ten meer kleine handelingen wor den verricht. CORRY VIS AMSTERDAM Als schrijfster behoort het wulpse hemellichaam Marjan Berk overduidelijk tot de categorie der late roepingen. In middels is ze alweer een halve eeuw onderweg. En het grootste deel van haar detachering op aarde heeft ze tot nog toe bedrijvig en ru moerig rondgestruind in de knol lentuin van de kleinkunst. Uitge rust met een verkwikkend relati veringsvermogen en een gruizige stem, die als een warme moesson vriend en vijand van het wegdek blaast, drong ze indertijd moeite loos door tot in het glazen cabaret paleis van Wim Kan. Op de toneel school, waar ze gelijk met Shireen Strooker en Carl van der Plas was aangenomen, had ze reeds ontdekt, dat actrices met vitale mannequin- maten een duidelijke voorsprong hebben op hun vrouwelijke colle ga's, die als gevolg van een oeverlo ze eetlust voortdurend als een diep bad volliepen. „De ranke typetjes", stelt ze zonder merkbare rancune vast, „hebben de rollen voor het uitzoeken. Wat blijkt namelijk? Dat schrijvers van toneelstukken vrijwel alleen aan dacht besteden aan dunne dames en pyknische figuren zoals ik over het hoofd zien. Het gevolg was, dat ik uitsluitend melaatse voedsters mocht spelen en hoogst zwangere vrouwen. En op die basis kun je moeilijk een acteursleven vullen". „Bij Kan lag dat anders. Want in het cabaret kan een zekere mollig heid juist in je voordeel werken. Voorbeelden te over, zou ik zo den ken". „Hoe het was om met Kan samen te werken? Ik zou het niet weten. Want je werkte nooit mét hem, maar een heel eind achter hem. De meiden zoals Margriet de Groot, Nelly Frijda, Sant Heyermans, Ma rijke Hoving en ik fungeerden al leen als franje. Wij waren de kleu terklas, die vóór de pauze met klei mocht spelen. En tussen ons en hem gaapte toch algauw een acht- baansweg plus nog wat brede par keerhavens. Maar zelfs vanaf die afstand had ik verrekte goed in de gaten, dat die man uniek is. En je moet maar zo denken: „Ik heb in die drie jaar geleerd om op tijd te komen. En ik heb me ook nog le ren schminken. Dat is toch ook mooi meegenomen". Lurelei Maijan Berk, die ook een excellent aandeel had in de successen van de legendarische avant-gardegroep Lurelei ze vond daar Jasperina de Jong, Eric Herfst en Frans Hal- sema op haar pad verleende eveneens hantl- en spandiensten aan de eeuwige dwarsligger Jaap van de Merwe en aan de olijke the aterbroek John Lanting, die haar komische uitstraling gretig benutte om van zijn zouteloze misbaksels toch gegarandeerde kassuccessen te maken. Vervolgens dook ze onvervaard in het wak van de schnabbels. Ze werkte mee aan de IKON-televisie- serie „De Pomp" en aan het KRO- radioprogramma „De Hutsgeklut- ste", waarvoor ze elke zondag, weer of geen weer, naar Hilversum sjeesde om daar de door haar ge schreven nieuwsrubriek voor kin deren de ether in te sturen. Tijdens die slalom tussen de zuilen door zag ze ook nog kans haar eigen theater show „Moeder en haar jongens" te produceren, die daarop jammerlijk mislukte en een krater sloeg in haar privé-vermogen. Lekker en goedkoop Enige tijd terug verblijdde ze het hongerend vaderland met het „Be- zuiningskookboek voor de jaren tachtig", waarin ze onder het motto „lekker en goedkoop" een handvol hoogst originele recepten op een ordeloze hoop had geveegd. Daar onder de inmiddels befaamd ge worden nep-nasi, de lawaaisoep, het chocoladeplezier en de Zwit serse bergen. Bij het verzamelen van die happen voor de gehaaste burgerij had ze spontane steun gekregen van haar collega Jeroen Krabbé, met wie ze sinds jaar en dag de liefde voor eten deelt. „Wanneer wij elkaar spreken", schreef ze in haar voor woord, „dan spreken we over eten. Als wij samen eten, dan praten we over de volgende maaltijd. Of over het voedsel, dat wij gisteren aten". Het Bezuinigingskookboek, waar van er tot nog toe 22000 over de toonbank zijn gegaan, werd ge volgd door het intrigerende werkje „Nooit meer slank", dat haar met name in grote dank werd afgeno men door gestadig uitdijende land genoten met een permanent ver mageringssyndroom. „Hoe vaak", realiseerde ze zich nog net op tijd, „heb ik in mijn leven nu al gezwo ren, dat ik binnen veertien dagen zou terugkeren naar maatje achten dertig uit mijn prille jeugd. En tel kens hield ik het dan drie dagen vol met sappig ooft en glazen wa ter. Vervolgens gleed ik dan ergens in de provincie prompt weer uit over een afschuwelijke hamburger. En doorgaans bezweek ik diezelfde middag ook nog voor de aanblik van een bruine kaneelstok". Een tic Met haar boek „Nooit meer slank" capituleerde ze tenslotte definitief voor haar gezonde eetlust. „Dat is een tic, die ik uit de Tweede We- Marjan Berk: „Ik ben laat gaan schrijven en moet dus snel leren reldoórlog heb overgehouden", rea liseerde ze zich opgelucht. „Tussen pak-wek '43 en '45 heb ik echt hon ger geleden. En van die periode ben ik me nog steeds aan het re vancheren. Dat is een levensgrote taak, die ik mezelf heb opgedragen. Ben ik een dag treurig dan zal ik eten. Ben ik vrolijk, dan eet ik wat „Als ze me na de oorlog vroegen: „Wat wil je voor je verjaardag?", zei ik ook altijd: „Vlees". En in de bibliotheek haalde ik uitsluitend kookboeken". „Het doet er ook niet zoveel toe, wat ik eet. Ik ben een fanatieke fan van vrijwel alle soorten voed sel. Als het maar geen gekookte bietjes zijn. Rauw kan ik ze nog net hebben. Maar gekookt. Nee, dat gaat me te ver". „Voor de rest kunnen ze me alles voorzetten. Van de godenspijs, die Kaatje bij de Sluis in Blokzijl voor mijn neus zet tot en met de eerlijke stamppotten, waar je lepel rechtop in blijft staan. Zo kook ook ik het liefst. Ik ben iemand, die werkt met een kwak, een scheut en een lik. Per definitie houd ik van alles wat gaar en klaar is". In de epiloog van „Nooit meer slank" bekent ze openhartig: „Wanneer het gaat om een knoop, die dicht kan of een bordje boeren kool, dat me aanstaat, kies ik de boerenkool. Ik heb mezelf leren kennen. Ik houd zoveel van eten. Het stoffeert en kleurt mijn leven. Er zijn mensen, die andere harts tochten hebben en eten onbelang rijk vinden. Ik niet. Ik vind eten belangrijk. Ik wil niet écht dik worden. Wanstaltig, dat niet. Daar blijf ik tegen vechten. Maar slank zal ik nooit meer worden. Nooit meer". Gewetensonderzoek De beslissing, die ze op dat moment openbaar maakte, had verstrek kende gevolgen voor haar eigen le ven. „Dat boek", zegt ze, „was ui teraard autobiografisch. Het was een gewetensonderzoek, waarin ik me onbehoorlijk bloot gaf. Dat is natuurlijk een griezelige zaak. Maar tot mijn verbazing heb ik ge merkt, dat mijn tevredenheid toe neemt naarmate ik me minder ver schuil. Sinds ik over zaken schrijf, die mij persoonlijk bezig houden, heb ik mezelf stukken beter leren kennen. Schrijven is voor mij the rapie geworden. Ik ken nu einde lijk de bronnen van mijn vraat zucht en de oorzaak van alle onze kerheden, die me jaren achtervolgd hebben. Als bedrijvig type heb ik toneelspelen altijd beschouwd als een constante uitdaging. Ik moest mezelf keer op keer opnieuw be wijzen. En dat vreet aan je". Taalpurist Aan de bundel korte verhalen „Liefde en haat", die sinds enkele dagen door uitgeverij Tiebosch in Amsterdam voor 17,90 op de stampvolle boekenmarkt wordt aangeboden, heeft ze een jaar lang gewerkt. Ze kreeg daarbij steun va'n de fijnzinnige taalpurist Guus Vleugel, die als „editor" haar her senspinsels tegen het licht van zijn kritiek hield en storende weeffout- jes en onlogische constructies er be hoedzaam uitvlooide. „Ik ben pas laat gaan schrijven en moet dus snel leren", legt Marjan Berk uit, „in zo'n situatie is het goddelijk, als er iemand in de buurt is, die je talent in tact laat en heel consciëntieus veranderingen sugge reert, die verbeteringen blijken te zijn". „De eerste keer, dat ik met een pak betikte vellen naar hem toe ging dacht ik: hij mag er niks uithalen, over mijn lijk. Maar achteraf moet ik bekennen, dat het een houding was, die nergens op sloeg. Een bui tenstaander, die je door dik en dun vertrouwt, heeft namelijk al af stand genomen van je werk en kan van daaruit beter en objectiever oordelen. Daar was ik nog lang niet aan toe. Ik zat nog steeds in dat ij zeren corset". „In feite heeft trouwens iedere schrijver een „editor" nodig. Ik heb deze zomer een biografie van So- merseth Maugham gelezen. Voor waar toch geen kleine jongen. Maar ook hij had een „editor", met wie hij voortdurend in de clinch lag. Als Maugham weer van een boek

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 18