„We zetten kinderen
in een speelarmoede
die verontrustend is"
„Kinderen ontwikkelen zich via het spel"
4 4 -
fit
PROFESSOR BLADERGROEN:
LEIDSE COURANT
25 NOVEMBER 1982
PAGINA 21
„Vooral stadskinderen komen veel tekort",
„Speelgoed is dat goed waar een kind
'op een bepaald moment in zijn ont
wikkeling om vraagt. Het is de ken
nismaking van het kind met de we
reld in het klein, in de hanteerbare
vorm. In die wereld beleeft het wat
het ziet. De kennismaking zorgt er
voor dat ze een soort ontwikkeling
opbouwen. Het gecompliceerde ge
heel van eigen belevingen zetten ze
in het klein om. Eep grote trein kun
nen ze niet hanteren, een kleintje
wel. Kunnen ze lekker laten botsen.
Ze zien vanzelf wel dat het kapot
gaat. In het spel zit een stuk imitatie.
Nadoen van wat ze beleefd hebben
en waar ze in het groot nog niet mee
om kunnen gaan. Een peuter van
twee kan nog niet de vaat wassen,
maar wel met een serviesbordje spe
len".
Hiermee duidt professor Bladergroen
aan hoé belangrijk spelen voor een
kind is. Het is een vereiste om straks
die grote massale wereld aan te kun
nen. Het beste speelgoed is volgens
haar water, zand en aarde. „Datgene
waar een kind spontaan naar grijpt.
Een kind zoekt op een gegeven mo
ment speelgoed waar het wat mee
kan doen. Het zijn momenten van
ontwikkeling. Zo kan een kussen een
pop zijn. Je moet even iets aan het
initiatief van het kind overlaten. En
het niet verbieden om rommel te ma
ken. Dat kan later wel opgeruimd
worden".
„Elk kind graaft graag in het zand.
Dan gaan ze bouwen. Ze gaan er iets
mee doen. Als je dat verhindert,
blokkeer je het kind. We zetten kin
deren in een speelarmoede die ver
ontrustend is. Vooral stadskinderen
komen onzettend veel tekort. Zand,
water, voorwerpen voor imitatie,
voor maken en breken, hoogte, diep
te, verte zijn nodig voor een kind.
Met een bal moet je alle kanten op
kunnen. Je kunt er verte, diepte en
hoogte mee overbruggen. Vroeger
kon je heerlijk ballen. Waar moet je
dat tegenwoordig doen?"
„Nu is er in de grote steden een spel
letje, dat noemen ze „muurtje sche
ren". Dat doen ze met bierviltjes die
ze gappen uit een café. Met die viltjes
proberen ze al gooiend zoveel moge
lijk etages te overbruggen. Dat viltje
scheert dan langs de flatmuur, van
daar die naam. Dat is ruimtearmoe-
de".
„Ik woonde vroeger in Amsterdam.
Vlakbij het ouderlijk huis was een
zandvlakte. Wat we daar allemaal ge
daan hebben...Graven, hutten bou
wen, ballen, klimmen noem maar op.
In de binnenstad kan zoiets niet.
Dan wordt het straatschennerij. Kin
deren kunnen niet te ver van huis
spelen. Ze moeten terug kunnen in
de eigen wereld. Als ze vallen moet
er een vertrouwd iemand zijn, die de
knie verbindt".
„Onderzoek wees'uit dat 35 procent
van de kinderen niemand thuis treft.
De boerenbevolking komt er nog het
beste uit. Op de boerderij is altijd wel
iemand thuis,. De stad is wat dat be
treft heel naar;. Als er niemand thuis
is, heeft dat een enorme eenzaamheid
en verveling tot gevolg. Ze blijven op
de stoep hangen. Gaan keilen met
een steentje. Gaat er een ruit in. Dan
zijn ze misdadig. Een kind heeft een
andere behoefte dan wij. Daarom
moeten we een wakend en behulp
zaam oog op ze houden".
„Een belemmerende factor in de gro
te stad is ook het verkeer. Je kunt
niet meer gooien. Sportvelden en
zwembaden zijn op zich uitstekend.
Maar zelf de omgeving verkennen is
er niet meer bij. Het eerste wat kin
deren willen is klimmen. Als je acht
of negen bent, is dat jé van het. Maar
het kan allemaal niet meer. En kij
ken. Zien wat er gebeurt en dat thuis
weer in een spelletje omzetten. Dat
kan ook nauwelijks meer".
Hersenbeschadiging
„De televisie bindt op het moment
erg. De hele familie zit te kijken.
Kleine kindertjes lopen door de tv
het gevaar van hersenbeschadiging
op. Televisie is te zwaar voor de oog
functies. Het vervangt het eigerv ech
te spel. En wat begrijpen ze ervan?
Niet zo veel. Het gegil op het scherm
komt agressief op ze over. Dat heeft
een Amerikaans onderzoek aange
toond.
Pas op tienjarige leeftijd begrijpt een
kind een film. Ik kom noe langer hoe
meer kinderen met leerstoornissen
Prof. Bladergroen.
tegen. Dat heeft te maken met de
oogcoördinatie en dat zet zich ook
door in het schrijven. In de vijftiger
jaren kampte 33 procent met leer
stoornissen, in de zeventiger jaren is
dat opgelopen tot bijna 50 procent.
Het betreft vooral kinderen die hoger
dan de derde verdieping wonen. Die
hebben een heel ander wereldbeeld.
De ontwikkeling van het kind loopt
gevaar door de zich verstorende ont
wikkeling van zien"./
„Als kinderen nog in de wieg liggen,
worden ze al geconfronteerd met de
radio, die de hele dag aanstaat. Kin
deren kwetteren niet meer als er een
radio aanstaat. Dat is geen menselijk
leefmilieu. Ze stompen af voor de
menselijke stem. En dan zeggen wij:
„Die kinderen van tegenwoordig
luisteren zo slecht. De leerstoornissen
rijzen niet voor niets de pan uit".
In Denemarken heeft men zich het
lot van kinderen, die in een torenho
ge flat wonen aangetrokken. „Daar
hebben ze een sociale begeleiding bij
het bouwen. Kleine kinderen wonen
daar nooit op een boverietage. Dat be
tekent wel dat mensen nogal eens
moeten verhuizen. De woningen zijn
nooit hoger dan acht etages. Men
bouwde inwendige speelplaatsen. Dat
begint nu in België ook in zwang te
rak^n. Wat dat betreft leven de kin
deren in de Derde Wereld in een
veel natuurlijker omgeving. Wat
blijkt. Ze doen veel sneller mee met
de volwassenen. Met wat ze op dat
moment aankunnen. Wij hebben
langzamerhand een zitcultuur met af
en toe een beetje sport".
Etenstijd
„Vijfendertig procent van de kinde
ren treft uit school niemand thuis.
We stoppen de kinderen vol met
speelgoed maar niet met aandacht.
Als kinderen al in huis spelen, dan
kan en mag er weinig. Ik ken een
familie die stelde: „Zo lang onze kin
deren klein zijn zorgen we dat ons
meubilair zo is dat een blind paard
nog geen kwaad kan doen. Later ko-r
men de mooie dingen wel. Als een
kind constructief bezig is met een
spoorlijntje of zo, is het erg belang
rijk, dat dat niet opgeruimd moet
worden als de tafel gedekt moet wor
den. Leg nu op de tafel een plaat, die
je met een katrol op kunt hijsen te
gen etenstijd. De onderkant kun je
beplakken. Staat nog leuk aan het
plafond ook. Na het eten kun je dan
de boel weer laten zakken, kunnen
ze weer verder spelen".
„Een kind wil vaak rustig in een
hoekje spelen. Een spontane peuter-
groep bestaat uit niet meer dan twee
of drie. Kinderen zijn nooit spontaan
in de massa. Ik ben van plan dat nog
een keertje uit te geven. Een kind
vindt het heerlijk om alleen te spe
len. Maar moeder moet wel in de
buurt zijn. Het kind moet weten dat
het thuis is en veilig is. Dat is het
eerste wat een kindje nodig heeft.
Een kind moet dus spelen rondom de
volwassenen. Die moeten kijken wat
ie pakt. Als kinderen iets gevaarlijks
ontdekken, bijvoorbeeld lucifers, be
geleidt het dan. Zeg niet dat ze er
niet aan mogen komen. Dan doen ze
het juist. Leer ze op een veilige ma
nier een lucifer afstrijken. Een alter
natieve term voor opvoeden is bege
leiden".
Kapot maken
„Soms heb je dat ze een sigaar van
papa uit elkaar plukken. Dat kapot
maken is eigenlijk het begin van het
weer goed maken. Speelgoed moet je
kunnen afbreken en weer kunnen
herstellen. Daarom voel ik ook meer
voor losse blokken dan voor lego
steentjes. Autopedjès en fietsen zijn
ook erg goed. Ze moeten leren vallen
en opstaan. Poppen spelen een be
langrijke rol. Kinderen projecteren
dingen op de pop. Pop is lief, pop is
stout. Een ingewikkeld gebeuren ei
genlijk. Maar een noodzakelijk ge
beuren om de wereld te leren ken
nen".
„Alles kan tot speelgoed dienen. Een
baby, die probeert zijn voetjes te pak
ken, speelt ook. Het is een bewust
wordingsproces dat je moet begelei
den. Het is absoluut onzinnig een
kind van drie jaar een mecanodoos te
geven. Ouders geven vaak speelgoed,
dat ze zelf vroeger leuk vonden. Ze
vergeten alleen de leeftijd waarop ze
er zelf mee speelden. Ouders volgen
vaak de mode. Dat zie je nu met die
chips en die computerspelletjes.
Daar leren kinderen niets vain. Kran
ten zijn veel beter speelgoed. Kun je
lekker mee scheuren".
Straf
„Een kleintje van een vriendin van
mij, wreef met behulp van een poe
derdoos de slaapkamervloer in. Geef
zo'n kind niet een pak voor de broek,
maar een lap om het weer schoon te
maken. Het is een deculturatie, dat
we te hoge eisen stellen aan het kind.
Die kan het niet opbrengen en be
grijpt niet wat van hem verlangd
wordt. Zelfs de spelcultuur giet men
in opdrachtjes. Je staat te kijken van
het aantal kinderen, dat op zijn don-
Dan mag hij het ook zo krom gebrui
ken als nij zelf wil. Later past ie zich
wel aan".
T
Professor Wilhelmina Jo
hanna Bladergroen (74)
begon haar carrière als
lerares lichamelijke op
voeding in 1930. Tien
jaar later legde ze het
doctoraal examen Wijs
begeerte en Psychologie
af aan de Amsterdamse
Universiteit. Van 1943 tot
en met 1949 was ze direc
trice van het Psychol-
gisch Pedagogisch Insti
tuut in de hoofdstad.
Vervolgens was ze tot
1967 lector in de kin
derpsychologie aan de
Rijksuniversiteit Gronin
gen en van 1967 tot 1978
hoogleraar in de orthope
dagogiek aan dezelfde
universiteit
Na een paar operaties
moest ze het kalmer aan
doen. Maar ze heeft voor
de toekomst nog genoeg
noten op haar zang. Pro
fessor Bladergroen publi
ceerde veel over leer
stoornissen en hun ach
tergronden en in relatie
tot spel en speelruimte.
Ze ijvert nog steeds voor
een verbetering van het
leefmilieu voor de jeugd
in de nieuwbouwwijken
en de grote steden. In
1978 kreeg zij de Jantje
Betonprijs.
Met haar bewering dat
kinderen in hun eerste
levensjaren hun moeder
bij zich moeten hebben,
streek zij nogal wat wer
kende moeders tegen de
haren in. Een crèche kan
nooit de moeder vervan
gen, zo stelde de profes
sor. Een van haar stok
paardjes is het grote ge
brek aan speelruimte in
ons land., Via het spel
ontwikkelen dé kinderen
zich.
„Er moet grond zijn om
in te graven en je wroe
ten. Bomen om in te
klimmen. Hout, touw en
ander materiaal om in
die bomen huisjes te bou
wen. Water om te experi
menteren welke dingen
zinken en welke er blij
ven drijven. Een gras
veld om lekker met een
bal in de weer te kunnen
zijn. Als dat alles ont
breekt, nou dan mag het
geen wonder heten dat
de kinderen zich gaan
vervelen. Gaan hangen,
klieren en de boel kapot
maken. Met alle gevol
gen van dien voor hun
latere ontwikkeling", zo
zei ze in een eerder in-,
terview.
Het Sinterklaasfeest staat
voor de deur. De speel
goedfabrikanten en -han
delaren timmeren volop
aan de weg met fraai uit
gevoerde folders boorde
vol speelgoed. Er zijn on
geveer dertigduizend
verschillende stukken
speelgoed in de handel.
Een logisch gevolg van
de welvaart Vanzelf
sprekende speelvoorwer-
pen als water en zand
liggen niet meer voor de
hand. Reden genoeg om
professor Bladergroen
aan het woord te laten
over het belang van spel
en speelruimte voor een
kjnd.