na
„Een schilderij bekijken moet een avontuur blijven
I HAAG/BAARN Het lijnenspel in de schilderijen
Paul de Lussanet is gaandeweg op drift geraakt. Con-
en zijn vager geworden en verstrikt geraakt in schijn-
doelloos bijeengeveegde kleuren, die als raffia zijn uit
lozen. De delicate dames van onmiskenbaar hoofse
laf, die vorig jaar nog dwingend aanwezig waren tussen
ierlijsten en nauwelijks concurrentie hadden van aan-
it afleidende toevoegingen, moeten nu het doek delen
duistere hiërogliefen: strepen, cirkels en driehoeken,
ifkomstig lijken uit een recent ontdekt koningsgraf aan
ever van de Nijl. Naakten hebben een lichaamsdeel in-
verd en er een vleugel voor in de plaats gekregen;
tpartijen zijn als wegomleidingen verbannen naar
itsen, waarin bij de schepping niet is voorzien.
an mij voorstellen", zegt de
er grootmoedig, „dat de fans
moeten wennen aan mijn
e stijl. Ze moeten overigens
denken, dat ik opeens niet
weet, waar een arm zit of een
Ik vind het alleen zo truttig
n de werkelijkheid te blijven
„Zelf ben ik trouwens
razend benieuwd, waar het
jindigt. Daar heeft een chi-
;een last van, veronderstel ik
i'n man zijn huiswerk heeft
ikt kan hij je tevoren exact
len, wat hij gaat doen. Voor
nijdt het mes nooit aan twee
a". „Ik daarentegen moet
durend rekening houden met
invloeden. Ook van buiten
st simpele dingen zoals het
Als 's morgens de zon in mijn
schijnt heeft dat gelijk in-
op me. Dan pak ik namelijk
[e kleuren. Zonder erbij na te
in. En daardoor verandert je
erij aanwijsbaar. Dat streepje
ip het doek.krijg je er ook nog
niks bij. Dat
ik niet eens te
inen". „Helaas
r maar een paar
inten in elk jaar,
ich lenen voor
lagding van het
linnen. Zo'n
loek blijf ik een
hrikking vin-
Vooral als ik de
I tevoren ru-
g ben bezig ge
en met een spij-
i mijn kop opsta,
noet ik er sowie-
ïlijven". „Maar opeens is er
ichtend, waarop je zekerheid
nu moet ik de houtskool erop
ren. Het zit er dik in, dat ik
de avond tevoren in een res-
nt een krabbeltje heb gezet op
servet en daarmee het wor-
iproces op gang heb gebracht",
ben ook altijd met een paar
en tegelijk bezig. Dat kan zelfs
ïn tot vijf. Dat heb ik nodig,
ik schilder laag over laag. Al-
op die manier beginnen de
en te zinderen, worden ze
ek. De pest is alleen, dat verf
ervelende eigenschap heeft om
|zaam op te drogen".
is trouwens geen luxe om je
lacht te verdelen. Mij lukt het
lk geval nooit om me langer
twee uur optimaal te concen-
n op één onderwerp. Daarna
c gegarandeerd door de bomen
>os niet meer".
uurlijk had ik rustig tot aan
dood gravinnen kunnen schil-
n. En met gegarandeerd succes,
t mijn dames liggen goed in de
kt. De pijn was alleen, dat ik op
'as uitgekeken. Ik weet onder
in hoe ze in elkaar zitten, hoe
ijken en welke hoeden ze dra-
En daarom zijn ze voor mij
Idertechnisch niet interessant
lulsief
ben een man, die het avontuur
t. Die impulsief zijn beslissin-
neemt. Daarom ben ik gaan
eren in Antwerpen. Wat merlc-
is voor een jongen uit La-
Die kan immers beter naar de
emie in Amsterdam gaan.
ik wilde per se over de heg
;n. Verder dan mijn eigen neus
is".
diezelfde reden heb ik twintig
in Parijs gewoond. Als je
kt, dat de Lieve Heèr zo vrien-
k is geweest wat talent in je ba
te stoppen, moet je er ook wat
doen, vind ik. Dan moet je
verzanden in een hutje op de
en daar het zonlicht op een
potje schilderen",
wordt nu beweerd, dat Parijs
zou zijn. Maar dat is kolder,
js blijft het Mekka voor men-
die de artiest willen uithangen,
jens in de wereld gebeurt dat
ïestelijk als in Parijs. En daar-
alijven de heetgebakerden 'aller
en elkaar tot op de dag van
laag in Montmartre en in
itparnasse ontmoeten".
heb ik prachtige jaren in Pa-
meegemaakt. Je was jong en de
kostte bijna niks. Wat wil je
meer? En als schilder had ik
succes ook. In 1965 exposeerde
1 bij Herman Krikhaar in Am-
lam en een jaar later hing ik
..ahumière in Pariis. Ik hoorde
us al duidelijk bij'
twintig jaar vond ik alleen, dat
hoog tijd werd om een beslis
te nemen: of Fransman wor-
of als de donder terug naar
Ierland. Ik heb er niet eens lang
nagedacht. Want daarvoor
de Fransen net niet aardig ge-
Sterker nog: het zijn etterbui-
die alleen zichzelf zien zitten,
per gratie Gods misschien hun
en kinderen. Maar hun
rman kan wat hen betreft al
doodvallen. Daar zijn ze niet
derachtig in. En voor een klom-
boertje uit Holland is er uiter-
helemaal geen plaats".
irflucht
Paul de
Lussanet:
„Ik kreeg als
kind nooit
speelgoed
op mijn
verjaardag,
maar een
partij
kwasten".
loeld klompenboertje blijkt de
arige zoon te zijn van een inge-
ur uit Laren, die zijn kind bij de
porte als familiare surprise twee
ilderende grootmoeders kon
reiken. „Die verflucht is me dus
van jongs af aan bekend", laat De
Lussanet hierbij aantekenen. „Ik
kreeg als kind" ook nooit speelgoed
op mijn verjaardag, maar een partij
kwasten".
„Ik had overigens al vrij snel door,
dat schilders bezig zijn aan een ge
nadeloze afvalrace. Je kunt nog
zo'n aardige techniek in huis heb
ben, maar als je niets te melden
hebt of niet bij het publiek in de
pul valt, blijf je je hele leven in de
grauwe middenmoot hangen. Al
leen je vrouw en een paar vrienden
zijn dan geïnteresseerd in je werk.
En ondertussen stapelen de kunst
werken zich in je atelier op. Dat
kan toch nooit de bedoeling zijn,
heb ik in. een vrij vroeg stadium
gedacht".
Achteraf kan De Lussanet dik te
vreden zijn. Want zijn werk vindt
gretig aftrek en wordt bevredigend
gehonoreerd. „In de schilder
kunst", heeft hij inmiddels achter
haald, „volgt de ene cyclus op de
andere. De bijbel heeft het over ze
ven vette en zeven magere jaren.
En analoog daaraan zijn er ook tel
kens zeven jaren, waarin de warm
bloedige schilderkunst floreert. Ge
volgd door zeven jaren, waarin de
koele kunstvormen het beste in de
markt liggen. Daar kun je de klok
op gelijk zetten. Als er weer zeven
jaren om zijn raakt een bepaalde
categorie schilders onj onnaspeur
lijke redenen uit de gratie en kun
nen zij met hun doeken op het dak
gaan zitten".
„De ellende is, dat op zo'n moment
ook de verzamelaars tot actie over
gaan en hun collectie op de veiling
kletteren. Daar zul je maar bij zit
ten met je werk. En vlak trouwens
ook de handelaren niet uit. De
schaamteloze manier, waarop zij
telkens hun stal verpatsen is ten
hemel schreiend. Daarbij vergele
ken is het gekonkel aan de verga
dertafel van OGEM kinderwerk".
Warme bakker
Omdat het onderkoelde verven
voorlopig weer in de verdomhoek
zit gaan de schiderijen van De Lus
sanet momenteel over de toonbank
als broodjes van de warme bakker.
Die verhoogde belangstelling voor
zijn Oeuvre dwingt hem tot zijn in
nig ongenoegen om slechts spaar
zaam te genieten van de verlokkin
gen des levens. Copieuze maaltij
den en ordeloze drinkgelagen is hij
nimmer uit de weg gegaan. Maar
helaas ontbreekt hem nu de tijd om
zich met vrienden te vermeien met
spijs en drank. Een glas wijn van
een nobele jaargang wil hij soms
nog wel eens in zijn tuitmond gie
ten. Maar daarna rept hij zich toch
weer in zijn snorrende Volvo naar
zijn atelier in Baarn, waar hij de
avond tevoren reeds zijn zaken
pijnlijk nauwkeurig geregeld,heeft.
„Dat een schilder per definitie een
chaotische figuur is", deelt hij, ver
gezeld van een aangrijpende glim
lach, mee, „is een fabel. De rotzooi
zit van binnen. Hier in deze kop
behulpzaam tikt hij nu tegen zijn
marmerbleke voorhoofd gebeurt
het. En daar heeft de buitenwacht
niets mee te maken. Ik vind het
vervelend als mensen me betrap
pen in een atelier, waar duidelijk
gewerkt is. Daar is sphilderen een
te intieme gebeurtenis voor. Daar
om ruim, ik ook elke avond alles
op. Ik zet kleur bij kleur en stop de
kwasten in een sopje van Sunlight.
Dat is niet overdreven. Want met
vuile kwasten maak je gegaran
deerd een vuil schilderij".
Eigen verhaal
En een vuil schilderij is het laatste,
dat hij op het oog heeft. Wel een
werk, waarop elke vierkante deci
meter zijn eigen verhaal vertelt,
dat de aandachtige kijker blijft in
trigeren. „Een schilderij moet je bij
de kruin pakken", meent hij,
„kunst zorgt nu eenmaal voor ver
hevigde momenten. Die zijn helaas
zeldzaam, maar broodnodig om te
overleven".
Om zijn visie aanschouwelijk te
maken nodigt hij zijn gast uit voor
een stille omgang langs de schilde
rijen, die tot 15 december als exoti
sche klimop hevig bloeien aan de
wanden van Art Galery Van
Voorst van Beest aan de Haagse
Anna Paulownastraat 107. In die
zelfde zaal, waar de permanente
schemering van de novemberdag
mondjesmaat wordt toegelaten,
hingen ooit de werken van Mon
driaan, waar toen geen koper voor
te vinden was.
Gelukkig is het geen dubieus voor
teken voor De Lussanet. Want van
zijn geëxposeerde doeken zijn er
intussen acht verkocht en op drie
hebben likkebaardende liefhebbers
optie genomen.
„Kijk, dat bedoel ik nu", legt de
schilder uit, „als je naar dit schilde
rij kijkt ontdek je pas in tweede in
stantie dat delicaat geschilderde
vrouwenkopje. Ik heb het met op
zet verborgen. Want een schilderij
bekijken moet een avontuur blij
ven".
„Dat is het voor mij trouwens ook.
Ik begin met een leeg doek en ga
dan op reis met onbekende bestem
ming. En onderweg gebeurt het
vaak genoeg dat ik terugga naar
„af" en opnieuw begin. Het liggen
de naakt bijvoorbeeld, links op dat
schilderij, heeft ooit gestaan. Maar
dat beviel me niet. Daarom heb ik
haar alsnog voorzichtig neerge
vlijd".
Middagdutje
Zijn schilderijen heeft', hij D,.^-
halve wel een naam gegeven.. Maar
hij is de eerste, die bekent, dat om-
zon
doek
er zo
maar
voor
Pieter van Voorst
van Beest
(rechts): „Ik ben
ouderwets en
behoudend
genoeg om te
weten, dat ik met
De Lussanet een
goeie in huis heb
gehaald".
sChrijvingen als „Groot naakt met
witte sokjes", „Middagdutje" en
„Vakantie aan de Zwarte Zee" de
lading verf nauwelijks dekken. „Je
mag van mij geen pasklaar stille
ven verwachten", waarschuwt hij,
„ik schilder geen naakten in een
korenveld. Want dat vind ik een
belediging voor de mensen, die zelf
wensen te ontdekken, wat er bin
nen zo'n lijst gebeurt. Een schilderij
stelt voor, wat je er zélf in ziet. Als
iemand dus een plak geel ontmas
kert als een damestasje, krijgt hij
mijn zegen. Als schilder mag je
nooit een spectator het gras voor de
voeten wegmaaien".
Op eerbiedige afstand heeft Pieter
van Voorst van Beest reeds gerui
me tijd zijn woorden als brosse be
schuit tot zich genomen. Hij is sinds
kort de bulldozer, die vóór de schil
der uit het pad naar de internatio
nale roem egaliseert. Ooit was hij
veilingslaaf bij Mak van Waay. En
daar heeft hij, gestoken in onberis
pelijke blazer en corduroy broek
met messcherpe vouwen, het grilli
ge gedrag van museumdirecteuren
en collectioneurs net zolang bestu
deerd, totdat hij zich capabel ge
noeg achtte om zelf met kunst de
boer op te gaan: Sindsdien krijgt hij
vrijwel dagelijks rijk behaarde
broeders en zusters aan zijn deur,
die stug volhouden dat ze de nieu
we Rembrandt zijn en na deze ont
hutsende introductie een hutkoffer
vol brandhout Jn de marmeren hal
achterlaten. -
„Ik ben geen allesweter", geeft hij
toe, j.maar ik (heb langzamerhand
toch'ervaring; genoeg opgedaan om
in de kunst het meeste kaf van het
koren te kunijén scheiden. Daarom
ben ik ook bereid om voor Paul
mijn hand in het vuur te steken".
In jeugdige overmoed heeft hij ja
ren geleden voor 400 gulden een te
kening gekocht, die volgens hem
gemaakt was door Breitner. „Ik
dacht toen serieus, dat ik een klap
per van jewelste had gemaakt",
herinnert hij zich met smaak,
„maar achteraf bleek het een mis
koop te zijn, die nog geen twee
tientjes waard was".
Breitner heeft hem overigens later
alsnog aan een waterdichte reputa
tie geholpen. Onheilspellende
luchtspiegelingen van deze oude
meester achterhaalde hij met taaie
speurzin op zolders en in vergeten
collecties. En vervolgens verkocht
hij ze weer voor prijzen, die va
rieerden van 25 mille tot anderhal
ve ton. „Het zal wel even duren",
meent hij, „voordat ik de schilderij
en van De Lussanet op dat prijsni
veau heb. Maar d'r wordt aan ge
werkt".
En hoe. Want Van Beest wiens
naam waarschijnlijk is gekozen met
het oog op de boterletters van Sin
terklaas heeft grote plannen met
deze burger van Baarn. Directeu
ren van Nederlandse musea wor
den momenteel door hem bestookt
met wervende verkoopverhalen.
En in april 1983 steekt hij met de
schilder de Atlantische Oceaan
over om, zoals hij dat smeuïg om
schrijft. „een paar leuke grappen
met De Lussanet uit te halen in
Philadelphia".
„Goede kunst", bezweert hij, „komt
vroeg of laat altijd bovendrijven.
En ik ben ouderwets en behoudend
genoeg om te weten, dat ik met De
Lussanet een goeie in huis heb ge
haald".
De schilder glimlacht koket. En al
leen om zijn rode bloedlichaampjes
te sparen laat hij ditmaal het blozen
achterwege. „Ik ben ook blij, dat ik
eindelijk een degelijke kunsthande
laar heb gevonden, die weet waar-»
over hij praat", laat hij noteren.
„Zo is dat", zegt Van Beest, „iedere
schilder heeft een kunsthandelaar
nodig. Zelfs Van Gogh had er een".
Naast hem grijpt de schilder op dat
moment getroffen naar zijn oor.
Bewegend schilderij
Een vraag op de valreep. Heeft De
Lussanet naast zijn picturale bezig
heden ook nog tijd om films te ma
ken?
Hij betwijfelt het. „Toen ik in '78
„Mysteries" regisseerde", herinnert
hij zich, „was dat voor mij een ge
zonde uitdaging. Ik had toen bijna
twintig jaar als een kluizenaar ach
ter mijn ezel gezeten en dacht: als
ik nu eens met vijfendertig mensen
ga samenwerken, kan dat best leuk
worden".
„Ik heb er geen spijt van gehad,.
Maar een feest is het toch beslist
niet geworden. Waar dat aan lag?_
Ik wilde een persoonlijke film ma
ken. Een bewegend schilderij. En
dat beviel Rutger Hauer niet. Hij
bleek niet te houden van het deca
dente, mysterieuze sfeertje, dat ik
in de film wilde hebben. En hij
weigerde ook pertinent om een ge
affecteerde gentleman te spelen.
Met hem heb ik dan ook het mees
te gedonder gehad".
„Mét Sylvia Kristel had ik het een
stuk makkelijker. Of ze een goeie
actrice is moet ieder voor zich maar
uitmaken. Maar je kunt niet ont
kennen. dat ze een adembenemen
de flirtation heeft met de camera.
Die vrouw had precies de decaden
te, Greta-Garbo-achtige uitstraling,
die ik in mijn film nodig had. Daar
kwam dan nog bij, dat zij op dat
moment al een ster was. Hauer
moest toen nog bewijzen, dat hij eï
een zou worden".
„Ik heb daarna ook nog „Lieve
Jongens" van Gerard Reve ge
maakt. Die regie had ik nooit mo
gen accepteren. Dat was namelijk
een pure producentenfilm, waarin
ik niet meer was dan een chef-kok.
Ik kreeg geen halve meter ruimte
voor mijn eigen ideeën en was ver
plicht almaar meer water in de
wijn te doen. Elke dag stond ik op
de set en voelde ik die hete adem
van de producent in mijn nek. Je
kunt dan ook rustig spreken van de
miskleun van mijn leven".
Na „Lieve Jongens" kreeg De Lus
sanet van diverse kanten aanbie
dingen om. films te regisseren, „On
danks het feit, dat ik als schilder
alleen maar een film kan maken
voor de happy few. Dat is nu een
maal de aard van het beestje. Ik
ben geen Toon Hermans. Toch
werd ik gevraagd. Waarschijnlijk
omdat ik nog nooit huilend van de
set ben weggelopen en nimmer
mijn budget heb overschreden. In
de filmwereld ben je dan goud
waard".
„En wacht even: ik ben in Neder
land de enige, die een decadente
film geloofwaardig op het celluloid
kan zetten. Daar ziet zelfs Paul
Verhoeven geen kans toe. Die kan
van een boer echt geen weke gen
tleman maken".
Trouwe ezel
Toch ziet De Lussanet zichzelf
voorlopig niet op een regiestoel zit
ten. De tijd, die hij daaraan kwijt
zou zijn besteedt hij liever aan het
voederen van zijn trouwe ezel, die
hem elke dag opnieuw met holle
ogen begroet.
Vriend ezel is tot nog toe de enige
gezel geweest, die zich niet uit de
voeten maakt, als hij weer eens de
behoefte krijgt om zijn lief en leed
uit de doeken te doen.
En die opmerkelijke trouw wil De
Lussanet in de komende jaren
graag en vorstelijk belonen.
LEO THURING
Foto's: MILAN KONVALINKA
ZATERDAG 20 NOVEMBER 1982