palë IzzyM knapt vuile klusjes op voor Ischa Meijer ^„In iedere Jood gaat een Messias schuil" loos bloot en gooit jezelf voor de wolven. Dat heb ik mezelf allemaal terdege gerealiseerd. Ik wist, dat het een lijdensweg zou worden. Maar toch heb ik het spelen tot nog toe als een bevrijding ervaren. Waar ik nu mee bezig ben is wel degelijk een uitgekiende manoeu vre, een richting, die ik bewust ge kozen heb. Ik weet in welke sfeer ik het best tot mijn recht kom en welke regisseurs ik moet aantrek ken om de volgende stap in de goe de richting te zetten. Ik heb inmid dels Ton Lutz, Lodewijk de Boer en Leonard Frank gehad. En mijn volgende programma gaat Dimitri Frenkel Frank regisseren. Dan heb ik de vier besten van Nederland gehad". „Dat kun je toch zo maar niet roe pen", reageert Jenny Arean koel tjes boven een bitterbal, „Dimitri weet nog van niks". Meijer schudt zijn hoofd om zoveel onbegrip. „Vroeg of laat komt hij er toch achter, dat hij de pineut is", zegt hij, „en daarom kan hij het be ter tijdig uit betrouwbare bron ver nemen. De titel hebben we trou wens ook al. „Holiday in Ice" gaat- ie heten". Vergeet je nu geen show Ischa? Ik meen me toch te herinneren, dat je eerst nog op 12 november de pre mière wilt geven van „Het leven van Jos Brink. Deel 2". „En dat gebeurt ook", roept hij grimmig, „in ons eigen Izzy M. Theater aan de Rozengracht in Amsterdam. We hebben van Rit- saert ten Cate het bovenzaaltje van zijn Mickery gehuurd, voorlopig voor een jaar met een optie voor nog een jaar. Daardoor is de conti nuïteit in onze produkties eindelijk verzekerd. Tot nog toe moesten we bij de theaterdirecteuren bidden en smeken of we asjeblieft mochten optreden. Maar van die vernede ring zijn we nu verlost. Het publiek weet voortaan waar het ons kan vinden. We kunnen per avond ze ventig mensen herbergen. En als die ook inderdaad komen zorgt de directie van Izzy M, dat ze met vol le teugen kunnen genieten van drie a vier podukties per jaar". „Aantallen vind ik overigens niet eens zo belangrijk. Als er straks één man komt kijken is er natuur lijk wel sprake van een misluk king. Want je kunt niet zinvol een avond lang tegen je navel blijven praten. Maar twee bezoekers is toch al hoopvol. En als er drie komen opdagen kan het er wat mij betreft mee door". Welbehagen „Waar de nieuwe show over gaat? Ah, was je daarvoor naar Amster dam gekomen. Dat is alleraardigst. Ik ben uiteraard Izzy M. en Jenny speelt Jopie. En samen proberen we tijdens een lange kerstavond het probleem op te lossen hoe je twee dagen van welbehagen voor alle mensen stuk slaat. Tussen de ballen komen we op het briljante idee om een musical te maken. En omdat het een vaststaand gegeven is, dat musicals over bekende men sen gaan nemen we het besluit om een musical te maken over het le ven van de gevierde entertainer Jos Brink. Een show in de show dus. Het principe van de Droste-ca- caobus. Het is een mengvorm tus sen toneel, cabaret en show". „Nou show", vraagt Jenny zich aan de andere kant van de tafel af, „kun ie dat nou wel een show noe men?' „Een stuk met liedjes dus", impro viseert Meijer losjes, „en enkele grote conferences van Izzy M. De muziek is gecomponeerd door het vijfentwintigjarige wonderkind Henk van der Meulen. En de musi cal wordt geregissseerd door het aankomende genie Mark Timmer. Die is achtentwintig. Laten we er maar niet omheen draaien: het is een gouden stuk, dat met niets te vergelijken is". Weet Jos Brink er inmiddels van? Kent hij de inhoud? „Jos weet van de hoed en de rand", zegt Meijer, „ik heb hem in een goed gesprek uitgelegd, wat onze bedoeling is. En in principe had hij er wel oren naar. „Het lijkt me geen ordinaire cabaretschets", be greep hij. En dat vond ik heel scherpzinnig van hem". „Het is namelijk een misvatting om te denken, dat ik een anti-Brink man ben. Niets is namelijk minder waar. Ik bewonder juist zijn veel zijdigheid en zijn vermogen om het iedereen naar de zin te maken. De titel „Amerika, Amerika" voor zijn eigen musical heb ik overigens voor hem bedacht. Ik heb er nog vijf gulden voor gekregen. Een be wijs, dat ik het beste met hem voor heb. Nee, als hij naar ons komt kij ken heeft hij gegarandeerd een kostelijke avond". „Ik zou het hem niet aanraden", zegt Jenny licht ontzet. „Akkoord", geeft Meijer na een kort gewetensonderzoek toe, „ik sta natuurlijk lichtjaren van Brink af. Maar toch hoeft hij niet bevreesd te zijn. Mildheid is nu eenmaal mijn sterkste kant". Jenny stoot een bulderende lach over haar lippen, die een spring vloed veroorzaakt in de wijnglazen. „Dat heb je heel mooi gezegd Izzy", roept ze hevig naproestend. Meijer knikt en vervolgt: „In dit land mag je op straffe van uitsto ting niet van vak verwisselen. Als je dat toch doet word je melaats verklaard. Ik heb een goedbetaalde job als journalist ingeruild voor het ongewisse bestaan van een perfor mer. En die dodensprong heb ik waarachtig nog overleefd ook. Maar prompt krijg ik de heren re censenten op mijn dak, want ik kom uit hun vak en het zint ze niet, dat ik ontsnapt ben. Wat doen ze dus? Ze gooien met modder naar mijn eerste show en met stront naar mijn volgende". „Denk nou niet, dat die negatieve reacties me aantasten. Maar ik be gin me er wel aan te ergeren. Ik erger me aan hun stupiditeit, aan hun gebrek aan aandacht en in zicht. Akkoord, ik kan me voorstel len, dat ze even moeten wennen aan mijn stijl. Die ongebruikelijke combinatie van een geniale imi tator en een raspende, onvoorstel bare bard kom je ook niet elke dag tegen. Dat is een feit. Maar toch loop ik langzaam rood aan, als ze voor de zoveelste keer schrijven, dat Jenny de voorstelling redt. Als of dat mogelijk is zonder mijn teks ten. Ze zien alleen een mooi thea- terdier met een waanzinnig groot talent. Maar achter elk theaterta lent staat een schrijver. En die ne geren ze. Dat interesseert de heren niet". „Als daar geen verandering in komt zal ik genoodzaakt zijn om toch weer de pen ter hand te ne men en de heren recensenten er van langs te geven". „Wind je nou niet op", adviseert Jenny, „neem nog maar een bal, dat lucht op. Trek je toch niks aan van kleine mensen met wraakge voelens. Dat noemen wij „rache". En daar sta je boven. Het is veel belangrijker om te weten, dat ik in je geloof. Wat jij schrijft intrigeert me, daar sta ik vierkant achter. En het was voor mij toch ook een sprong in het duister toen ik met je in zee ging. Ik kon een grote rol krijgen in een publieksstuk. En dat betekende weer een seizoen werk. Brood op de plank". „Financieel gezien ben ik er aardig op achteruit gehold. Maar ik weet nu tenminste, waar ik mee bezig ben. Ischa is de eerste, die teksten alleen voor mij schrijft. En dat is me nog nooit overkomen. Ik baalde al jaren van de glitter en de franje, waarmee ik op zeker speelde. Alles was gekend en tenslotte kon ik des noods slapend optreden. Dat is do delijk voor je carrière. Sinds ik met Ischa werk denk ik weer na over mijn vak. Ik ben feller geworden. Waakzamer. En gaandeweg zie je, dat er verbetering in zit. Ook bij Ischa. Jazeker". Wegwezen Aan de overkant raadpleegt Meiier zijn horloge, pakt daarna zijn diplo- matenkoffer. De ballen zijn op, de wijn is in de man. Wegwezen dus. Ischa op doorreis naar de ijle top pen van de Olympus. Een kwetsba re solist met een onverteerd verle den, die met zijn genialiteit vaak geen raad weet en op die momen ten uit puur onbehagen wild om zich heen begint te slaan. „Tientallen jaren heb ik onder een gigantische kaasstolp geleefd", heeft hij eerder gezegd, „voor mij is de oorlog in feite ook pas begonnen bij de bevrijding. Als ik nu het spoor terugga zie ik overal concen tratiekampjes, die door vader en moeder Meijer voor hun kind zijn opgezet". Achteraf vraag je je af of het wel woorden waren uit de mond van Ischa Meijer. Het ligt immers meer voor de hand, dat ze afkomstig zijn van zijn „kloon" Izzy M, die voor taan voor hem de vuile klusjes op knapt. „Kort samengevat", zegt Meijer bij de deur. „is er in mijn geval duide lijk sprake van een belofte voor de toekomst. Je mag namelijk nooit vergeten, dat in iedere jood een Messias schuil gaat". LEO THURING Foto: MILAN KONVALINKA ITERDAM Op het mo- t, dat Ischa Meijer zijn en- maakt in de Amsterdam- ols Taverne stokken spon de gesprekken, waarmee tamgasten hun zoveelste jooidag al uren vakkun- >appen en nat houden. Hij t en schuifelt tegelijk en ijn hoofd, dat zonder te leren pardoes op zijn uderpartij is vastgebreid >en zijn ogen de taken derlijk verdeeld. Het lin- nventariseert wantrouwig evende have, het rechter schuil achter een gezwol- ooglid en doet een boks- <j vermoeden, waarin de t er recentelijk met een *:k out naar het canvas is ■Jnden. Tls de bestelde glazen met witte Fop tafel staan hij drinkt pten alsof de consumptie hem joktersrecept is verstrekt zijn vriendin en compagnon iy Arean er ook bij zitten. Als in camera op de stoel tegen- xjhaar ziet liggen roept ze afwe- E „Nee, er worden nu beslist 11 foto's van me gemaakt. Mor- j'tnisschien. Kom morgen maar T.'de repetitie. Dan zal ik zor- een beetje toonbaar >r grinnikt boosaardig, als de •aaf blijft aandringen. Die iu een verre reis gemaakt en is pjjfer pijnlijk van bewust, dat de lén in Nederland zorgelijke tij- h doormaken. „Kom nou", zegt Inliet een glimlach, die zich als jntdrenkeling aan zijn onderlip jgilampt, „een paar plaatjes kan 'geen kwaad. Het is hier don- noeg, zou ik zo zeggen. Geen [>us, die ziet, dat je niet bent op- Mkt. Als ik nu beloof (hij buigt voorover als •ader, die zijn irig kind tact- •t andere ge in wil bren- iat ik niet van dj zal fotogra- sJ»r onderbreekt ,4. „Zinloos", be- hij, „ik vind jneu, dat je voor helemaal naar Jerdam bent men. Maar ge- me: je hoeft het te proberen. Jenny „nee" gezegd, blijft diinee". Zet mij 1 op de kiek. Ik daar geen mee. Ik kan )Xi niet mooier injjen dan ik al ar] Meijer heeft te verbergen, te verliezen, wil je me in?", de fotograaf ai hij even later f fcafé uit Zwij- 7. met opgetrok- houders, alsof ieus van plan op de vuist te Hij staat er t PP om te poseren bij het uit- jbord van de taverne en laat de chef opdraven. „Een kwes- fen klantenbinding", legt hij uit f.wde fotograaf, „ik wil binnen- een restaurantje openen. En «q fis het altijd handig als je wat a ües in de horeca hebt". ïerballen lt ingelaste intermezzo door ihterblijvers ziin ondertussen ballen besteld. Hoeveel? ig maar een schaal met een l'r op", riep Jenny wellustig Meijer tot zaken te komen, elke minuut is kostbaar in irbulente leven van een be- inde theaterproducent. je eigenlijk weten?", fglp hij zorgelijk. Hij heeft zicht en moeite'met zijn nieuwe rol, ;et|in hij antwoord moet geven op 'gin van anderen. Begrijpelijk, f het is nog niet zo lang gele- slidat hij in elk gesprek, waar bij deelnam, zelf de inquisiteur in die het vonnis al kende, voor de zitting goed en wel begon- "vas. Als interviewer en toneel- isent reeg hij bekende landge- één voor één aan zijn vlijm- woordenrapier en de ge- an zijn steekspel waren de- 'us. In elke schouwburg waar dook ging de onheilsmare van omst van mond tot mond. En inwringend wachtten de door vogelvrij verklaarde actrices teurs daarna op de dagvaar- mi} die Meijer in de krantekolom- ^publiceerde. Slfl Vogel ontmaskerde hij als arfactreutel" en Henk Molenberg eJde hij op met het dodelijke g naampje „Molenpiep". Lustig 5cf hij er zo op los en de spaan- ;1 «drongen diep in de weke on- ttliik van het Nederlands toneel- j# Over Piet Römer schreef hij: „Het is niet erg om uit de Jordaan te ko men. Maar doe dan niet alsof je je spraak op de Apollolaan hebt bijge vijld". Deze goede raad schoot Ro mer prompt in het verkeerde keel gat. En toen hij de schrijver korte tijd later in een café tegen het lijf liep aarzelde hij geen moment trok hij Meijer hardhandig via de lange band over het biljart. Nietig postuur Ook 's lands aansmoezenier Peter Knegjens werd door Meijer krach tig in de houdgreep genomen en omschreven als „een figuur, die in zijn eigen woordkak is doorgetrok ken". Het antwoord van Knegjens liet niet lang op zich wachten. „Dit mannetje", ventileerde hij, „komt gewoon een centimetertje of twin tig te kort en verstopt zijn leed over zijn nietige postuurtje in zijn groezelige stukjes. Ik begrijp alleen niet, dat kranten en omroepen hem steeds weer een hoekje gunnen om zijn ongezonde behoeften te depo neren. Het is dat hij zo gering van afmetingen is, anders was hij allang een keer tegen mijn vuist opgelo pen". Tenslotte mengde ook Annie M. G. Schmidt zich in de strijd om het laatste woord. Ze had de verha len van Meijer aandachtig bestu deerd en daarin gelezen, hoe hij onbarmhartig de vloer aanveegde met illustere landgenoten. Een in gezonden brief in de Haagse Post, waar Meijer toen werkte, was haar zoete wraak. „Er is iets griezeligs aan de hand", schreef ze, „hier is iemand bezig om levende dingen in zijn knuistje te vermorzelen. Met zoveel lust. Is dat wel normaal? Het wordt een tikje gênant om ernaar te kijken. Het heeft iets obsceens. Bij mij werd die gêne sterker toen ik begon te letten op het portretje boven zijn rubriek. Dat hoofd na tuurlijk. Ik herkende het. Dit is het jongetje, dat niet alleen vliegen de vleugels uittrekt. Maar ook vogel tjes. Eindelijk zekerheid. Ischa Meijer is geen toneelcriticus. Hij is een GEVAL". Meijer liet zich door deze papieren opstoppers geen moment uit het veld slaan en ging onverdroten voort met het zaaien van paniek. „Ik heb de glamour in het vak ge bracht", berichtte hij aan de ver ontrusten, „want wat zijn recensen ten in Nederland nou helemaal? Droge, ouwe mannetjes, die van hun gezond niet afweten". Het blijkt hem al evenmin te heb ben gedeerd, dat hij in een week blad werd opgevoerd als een „boos aardige, journalistieke trol, die no dig een pak slaag moest hebben". „Ik leef op een smalle richel", voert hij tot zijn verdediging aan, „en ik ben me terdege bewust, dat ik choqueer en mensen in de hoog ste boom jaag. Maar ik kan niet an ders. Ik bén een manisch geval, dat opzettelijk afbreekt, waar hij mee bezig is. Daarom heb ik ook na veertien jaar de journalistiek vaar wel gezegd. Ik had in dat vak de top bereikt en aanzien verworven. Voor zover dat in de journalistiek natuurlijk mogelijk is. Want een journalist heeft in dit land geen sta tus. Die komt nog onder de putjes schepper". Talkshow „Het gevolg is geweest, dat er in mijn leven geen lijn te onderschei den valt. Ik maakte op mijn drieën twintigste grote interviews en op mijn dertigste presenteerde ik een talkshow op de televisie. Stuk voor stuk successen, waar anderen een leven lang op teren. Maar ik heb ze met wellust weer op de tocht gezet. Alter ego Hij heeft zijn alter ego Izzy M. in middels al in drie produkties het toneel opgejaagd met teksten, waarin hij zijn onbehagen onhan dig, maar zéér herkenbaar had ver pakt. De recensenten lachten zich tijdens de premières een bult en re ageerden vervolgens tussen kóel en kinnesinne. „Een moppentapper, die zijn eigen open deuren intrapt", schreef de Volkskrant. „Bot cynis me", waarschuwde het Algemeen Dagblad, „Izzy slaat toe". „En dat blijf ik doen", waarschuwt hij, „Renate Rubinstein heeft eens na een voorstelling tegen me ge zegd: „Je blijft ze irriteren, hoor". En dat vond ik een prima advies". „Natuurlijk is er wat aan de hand als je op je zevenendertigste het be sluit neemt om kost wat het kost als Izzy M. het toneel op te stor men. Je geeft je daarmee genade- Jenny Arean en Ischa Meijer voor Mickery aan de Amsterdamse Rozengracht. Ik schreef ook een boek, „Brief aan mijn moeder", dat prompt een best seller werd. Zo had ik er dus nog vier kunnen schrijven. Want er was blijkbaar vraag naar. Maar ik vond het niet interessant genoeg. Voor mij was het geen uitdaging meer". „Daarom heb ik anderhalf jaar ge leden besloten om het toneel op te gaan. Die droom had ik al op mijn twaalfde. En wat dat betreft is er bij mij dus sprake van een omge keerde carrière. Ik ben nu voorlo pig geëindigd, waar ik als jongetje had willen beginnen. Ik wil alles uitproberen, alles zelf aan den lijve ondervinden. Niet blijven zitten met mijn frustraties en mijn ver langens. Maar gewoon dóén. In het diepe springen en proberen om te blijven drijven. En misschien ach teraf merken, dat het een perma nente zelfmoord is geweest".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 21