„Help ons, laat ons niet in de steek" finale Ruimtependel klaar voor eerste operationele trip VLUCHTELINGENPROBLEEM NOG STEEDS ACTUEEL ZATERDAG 6 NOVEMBER Volgende week wordt in ons land opnieuw de „Vluchtelin- genweek" gehouden. Zeven dagen lang zal via kranten, weekbladen, radio en televisie en door middel van brieven aan alle huisgezinnen in Ne derland aandacht worden ge vraagd voor de miljoenen mensen op de wereld die huis en haard hebben moeten ver laten en die wij „vluchtelin gen" noemen. De drijvende kracht achter de Vluchtelingenweek is de Stichting Vluchteling, de or ganisatie die schuil gaat achter het inmiddels bekende giro nummer 999. In de stichting hebben onder meer de Neder landse kerken, de joodse ker~ ken in ons land, de vakbewe ging, de werkgevers en het Rode Kruis zitting. Om het vluchtelingenwerk ook volgend jaar naar beho ren voort te kunnen zetten, heeft de Stichting Vluchteling een bedrag nodig van onge veer acht miljoen gulden. Van dat geld kan onder meer wor den betaald: Het opzetten van landbouw nederzettingen voor vluchte lingen in Zuid-Soedan. Medische en educatieve hulp voor gevluchte Cambodjanen en Vietnamezen in Zuidoost- Azië. Noodhulp aan de vluchtelin gen in Midden-Amerika. Onderdak, kleding en medi sche verzorging voor Af ghaanse vluchtelingen in Pa kistan. Kleinere projecten voor vluchtelingen in andere lan den van de wereld. Een vluchteling uit Guatemala: van de ene trieste situatie in de andere DEN HAAG Het gaat al heel wat heter niet 17-jarige Vietnamees Dao Tien Cu. Meer dood dan le vend bereikte hij begin dit jaar de kust van Hongkong, na een afschu welijke reis van bijna twee maan den over de Zuidchinese Zee. Van de tien mannen met wie hij kans zag uit zijn vaderland te vluchten, bleven er uiteindelijk vier in leven. Vijf opvarenden wer den bij vechtpartijen om de schaar se mondvoorraad letterlijk over boord geslagen. De zesde was ziek, stierf en werd, omdat men al we kenlang niets gegeten had, door zijn mede-opvarenden opgegeten. In een ziekenhuis in Hongkong is de zieke, uitgemergelde Cu weer op krachten gekomen. Voorlopig is hij ondergebracht in een vluchtelin genkamp. Daar wacht hij op toe stemming om naar de Verenigde Staten te mogen emigreren. Het verhaal van Cu staat niet op zichzelf. Hij is een van de naar schatting 500.000 Vietnamese boot vluchtelingen, die in de voorbije ja-. ren hun land hebben verlaten. Nog steeds wagen Vietnamezen in klei ne, wrakke en overvolle bootjes de levensgevaarlijke oversteek naar Hongkong, Singapore, Thailand of Maleisië, ondanks de dreiging van slecht weer en de talrijke piraten. Hoeveel vluchtelingen tijdens een storm zijn verdronken of door de op goud, geld en vrouwen beluste piraten zijn vermoord, zal altijd een raadsel blijven. Dat de bootvluchtelingen die wèl de veilige kusten bereikten in le ven zijn gebleven en velen (460.000) van hen een nieuw vader land hebben gevonden, is in be langrijke mate de verdienste van het internationale vluchtelingen werk. Het gaat daarbij zowel om de inspanningen van de VN-dochter voor de vluchtelingen, als om het werk van talrijke onafhankelijke vluchtelingenorganisaties. In Ne derland draait het daarbij met name om de Stichting Vluchteling (zie boven). Tien miljoen vluchtelingen De wereld telt momenteel zo'n tien miljoen vluchtelingen: mensen die om wat voor reden dan ook van hun grond of uit hun land ziin ver dreven of gevlucht. Jaarlijks ko men er zo'n 200.000 nieuwe vluch telingen bij. Behalve de bootvluch telingen in Zuidoost-Azië zijn er de Cambodjaanse vluchtelingen in Thailand, de Afghanen in Pakistan, vluchtelingen in de Hoorn van Afrika en, vooral de laatste twee jaar, vele honderdduizenden vluch- Vluchtelingenkinderen zijn zich vaak levensomstandigheden en doen wat telingen in Midden-Amerika. In al deze gebieden verlenen de vluchte lingenorganisaties in eerste instan tie voedsel- en medische hulp. Wanneer de ergste nood is gele nigd, helpen zij de mensen, die bij nog niet bewust van hun slechte alle kinderen doen: spelen. hun vlucht veelal hun totale bezit zijn kwijtgeraakt, ook bij de op bouw van een nieuw bestaan. De voorzitter van de Stichting Vluchteling is mr. C. Brouwer. Ja renlang was hij vertegenwoordiger Nog steeds wagen Vietnamezen In wrakke, overvolle bootjes de levensgevaarlijke vlucht uit hun vaderland over de Zuidchinese Zee. N "J - Een vluchtelingenkamp in Soedan. Dank zij de inspanningen van de vluchtelingenorganisaties beschikt d«i vrouw over meel, zodat zij brood voor haar kinderen kan bakken. van de Hoge, Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties in Nederland. Alles bij el kaar houdt hij zich al bijna dertig jaar met het probleem van de vluchtelingen bezig. Volgens mr. Brouwer is het effect van de hulpverlening in een aantal gevallen meetbaar. „In Zuidoost-Azië wordt duidelijk winst geboekt. 1979 Was daar een rampjaar, met zowel de bootvluch telingen als de vluchtelingen uit Cambodja. Duizenden Vietnamezen hebben echter een nieuw vader land gevonden. Het aantal Cam bodjaanse vluchtelingen is door emigratie en terugkeer naar eigen land met de helft gedaald. Dit wil niet zeggen dat we ons werk daar kunnen stoppen. Diegenen die nu nog in de kampen wonen, sommi gen al jarenlang, hebben wel ge noeg te eten. Maar omdat zij slecht geschoold en arm zijn, hebben juist zij onze hulp nodig. We moeten er voor zorgen dat zij hoop blijven houden op de toekomst en er niet onderdoor gaan". De situatie van de vluchtelingen in de Hoorn van Afrika en van de Af ghanen in Pakistan blijft volgens mr. Brouwer ongunstig. „Het gaat er daar in de eerste plaats om de mensen in leven te houden. In Pa kistan rijdt drie maal per week een trein van zeventig wagons vol hulpgoederen naar het grensgebied met Afghanistan. In de Hoorn van Afrika Teven de meeste vïüchtelin- gen op de rand van de hongerdood. In beide gebieden is weinig kans op een snelle verbetering van de situa tie. En ook in ons werk geldt dat stilstand achteruitgang is. Onze hulp is daar letterlijk van levensbe lang", aldus mr. Brouwer. Zorgen om Midden-Amerika Grote morgen hebben de vluchtelin genorganisaties over de situatie in Midden-Amerika, waar als gevolg van het oorlogsgeweld in El Salva dor en de wrede onderdrukking in Guatemala ongeveer een miljoen mensen pp de vlucht zijn geslagen. In alle aandacht van de westerse wereld voor de gebeurtenissen in Midden-Amerika, dreigt het lot van de vluchtelingen voortdurend ondergesneeuwd te raken. Een aantal van deze vluchtelingen heeft een, haar verhouding, rede lijk goed heenkomen kunnen zoe ken, onder meer in de Verenigde Staten, Panama en Costa Rica. „Maar bijvoorbeeld in het grensge bied van Mexico en Guatemala is sprake van een echte noodtoe stand", aldus mr. Brouwer. Ook in Honduras is het leven voor de vl uchtel i ngen alle rbelabbe rd str vrouw Ien van den Heuvëli' voorzitster van de PvdA en te woordig lid van het Europees !r lement, bracht enige tijd geit een bezoëk aan vluchtelingenlf pen langs de Hondurees-Salvf raans'e grens. Na terugkeer sr zij over groepen tenten en ba' ken, die de naam vluchteling kamp nauwelijks verdienen, ij eerder een soort concentratiekTt zijn. De mensen hebben er hoi leiden aan talrijke ziekten:,enL onderworpen aan de willek^urL Hondurese militairen. f De Salvadoranen hebben yaali genlang door het oerwoud getij - ken,, op de vlucht voor gewei L onderdrukking. Maar dikvyijlsfj ken zij van de ene hel in dè anL te zijn terechtgekomen. Hulpi nisaties proberen hun lot te( ve teren, maar worden nogal l, door militairen pn autoriteiten hun werk belemmerd. Bij het vertrek vroegen de Si doraanse vluchtelingen de Né landse bezoekers om steun! 'Da*- zei het met woorden, de ander een briefje en voor een derdeLt een oogopslag voldoende. vj vluchtelingen in Midden-Ame herhaalden de noodkreet .van L joenen lotgenoten elders op deL reld: „Help ons, laat ons niet iL steek". JOS TIM1V (Van onze redakteur ruimtevaart) Op Cape Canaveral is de laatste fase begonnen van de aftelprocedu re voor de vijfde lancering van de Amerikaanse ruimtependel Colum bia (STS-5), die tijdens zijn verblijf in een baan om de aarde twee com municatiesatellieten in de ruimte moet brengen en als eerste ruimte schip ter wereld met een uit vier astronauten bestaande bemanning van start zal gaan. Twee van die vier zullen een „ruimtewandeling" van enkele uren maken in het geo pende (dus luchtledige) vrachtcom partiment van de Columbia. STS-5 wordt de eerste operationele vlucht van de ruimtependel (de eerste vier trips w^-en testvluch ten) en het is tevens de eerste mis sie, die een sterk commercieel ka rakter zal dragen. De onderneming wordt namelijk grotendeels bekos tigd door twee particuliere onder nemingen uit de Verenigde Staten en Canada, die hun communicatie satellieten respectievelijk de SBS-3 en de Anik C3 per Co lumbia in de ruimte laten brengen. Beide satellieten (gebouwd door het, Hughes-concern) worden met be hulp van een springveermechanis me uit het vrachtcompartiment van de Columbia geschoten, waarna aangebouwde raketmotoren in be drijf worden gesteld om ze naar hun definitieve plaats op 36.000 km boven de evenaar te brengen: de zogenaamde geo-stationaire baan, die ze in staat zal stellen om als het ware op één bepaalde plaats boven de aarde te blijven hangen. Kritiek moment Een van de meest kritieke momen ten is de opening van de speciale houders, waarin de satellieten zich tijdens hun verblijf aan boord van de Columbia bevinden. Zolang de toestellen nog niet om hun eigen as draaien, mogen ze onder geen en kele voorwaarde langer dan vijf minuten aan ongetemperd zonlicht worden blootgesteld. Als dat wèl gebeurt, zullen de zonnecellen (voor de energievoorziening) op hun buitenhuid smelten Het starten van de aangekoppelde motoren vindt pas plaats als de Co lumbia zich uit veiligheidsoverwe gingen „uit de voeten" heeft ge maakt en de onderlinge afstand circa 25 kilometer is geworden. De Columbia zal met zijn vensters van de satellieten afgewend zijn als de motoren worden afgevuurd: dat ge beurt om die ruiten tegen aantas ting te beschermen. De SBS-3 wordt al acht uur na de start van de Columbia uit het vrachtruim ge schoten, de Anik C3 precies een et maal later. De ruim vijf dagen in beslag ne mende vlucht wordt voor het eerst uitgevoerd met de voor de ruimte- pendel geldende standaardbezetting van vier man. Gezagvoerder is Vance Brand, de enige van het viertal die al eerder aan een ruim- tevlucht deelnam. Dat was in de zomer van 1975, toen hij deel uit maakte van het Amerikaanse Apollo-team, dat in een baan om de aarde een koppeling tot stand bracht met een Russische Sojoez- cabine. Zijn tweede man is Bob Overmyer en als missie-specialisten gaan mee dr. Bill Lenoir en dr. Joe Allen. Uitstapje Lenoir en Allen zijn het ook, die voor het eerst tijdens het ruimte- pendelprogramma een drie en een half uur durend uitstapje in de vrije ruimte (de eerste Amerikaan se ruimtewandeling sinds 1973) zul len maken, waarbij ze overigens wel binnen de betrekkelijke beslo tenheid van het vrachtcomparti ment zullen blijven. Daar zullen ze tijdens de vierde dag van de vlucht onder meer experimente ren met speciale gereedschappen en proberen ervaring op te doen met procedures die van pas kunnen komen bij het grote reparatiekar- wei, dat voor april 1984 op het pro gramma staat als een ruimtepen- delbemanning het door een tech nisch mankement getroffen zonne- observatorium SMM in de wan deling „Solar Max" genaamd moet enteren en van enkele nieu we componenten zal voorzien, waardoor het opnieuw zal kunnen functioneren. Met name de zonon- derzoekers van het Laboratorium voor Ruimte-onderzoek in Utrecht zien met verlangen uit naar dat moment; omdat het bel-angriti instrument aan boord van' Max" een unieke Utrechtse vira is. -> J Voordat ze aan hun ruimtewa ling beginnen, zullen Lenoir eir Ten in de luchtsluis van de C óf I bia eerst drie uur langp zl zuurstof inademen, waarbij gestoken in dikke ruimtepakk aan een van de wanden vanl sluis hangen. „We zullen in dif gewoon proberen wat te zegt Joe Allen, wiens ruimteL is uitgerust met een kleine tf1 mera, die opnamen van Lenoiif tiviteiten in het geopende vflf compartiment moet maken. Inr vier hoeken van dat compartiil zijn ook nog eens vier tv-cam geïnstalleerd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 14