ïinnenvissers vrezen ernietigende werking an Chinese wolhandkrab 'egstgeest viert derde lustrum GIO R.HADE AAN NETTEN EN FUIKEN NAUWELIJKS TE BEREKENEN LeDSE COURANT ZATERDAG 23 OKTOBER 1982 PAGINA 5 aRaJïSTGEEST Vijftien geleden werd in i vanktgeest in het gemeen- !eLeitiPtrum aan de Lijtweg dienstverleningscen- voor bejaarden offi- geopend. „Volgehou- (do|belangstelling", wen- -toen de heer S. Men- doort wethouder van socia- iok liken in Leiden, ieder- )es9toe- ^ie "VOlge- 6. pen belangstelling" is i. agj instelling gegroeid, 'qefrPP een aanta* terrei- we ir voor de ouderen in 5240ktgeest van grote bete- De oprichter, drs. B. Cox sprak in 1967 nog over de zorg voor 1.400 ouderen,' thans is dit aantal opgelopen tot 2558. De helft daarvan onderhoudt voortdurend contact met de Stichting Welzijnszorg Ouderen Oegst- geest (SWOO). Het dienst verleningscentrum ging in 1979 naar de SWOO over in verband met een andere vi sie op het werk. Kortgeleden is de SWOO verder uitgebreid in verband met de zogenaamde invulling van de Kaderwet Specifiek Welzijn. Thans participeren de bejaardenoorden, inter- kruis, de plaatselijke huisart sen, het maatschappelijk werk, het dienstencentrum, de ouderenorganisaties, de vrijwilligersorganisaties, de sociëteit voor gehandicapten, de diakoniën, Humanitas als mede de gemeente met de indicatiecommissie. Activi teiten zijn er vele en de ou deren worden sterk bij de werkzaamheden betrokken. Thans zijn 110 ouderen en 109 jongeren actief bij SWOO betrokken. Men houdt ont spanningsmiddagen, er is een bejaardensociëteit, er bestaat een dansclub en het bejaar denkoor Viva la Musica is mede aan het derde lustrum toe. Maar bovenal staat de Musical Onder het motto: „Mensen hebben mensen nodig" gaat men het derde lustrum vol gende week uitgebreid vie ren. Maandagmiddag is er een receptie van vijf tot ze ven uur in het gemeentecen trum aan de Lijtweg. Dins dag is er een grote bazar van de handwerkclub van de SWOO vanaf tien tot vier uur, eveneens in het ge meentecentrum. Tijdens de bazar wordt een dia-series veel voorlichting gegeven. Behalve koffiedrinken in „Rustenborch" en „Hof- wijck" staat er een geestelij ke bijeenkomst op het pro gramma op woensdagmid dag. Vrijdagavond tenslotte, vindt er een uitvoering plaats van de musical „Prins Verliefd" door de studenten van de Christelijke Pedago gische Academie Oegstgeest Beide voorstellingen zijn al uitverkocht. Degenen, die geen toegangskaart hebben weten te veroveren, kunnen wellicht aanwezig zijn bij de opnamen van „Café Chan- tant" die de TROS op 26 no vember maakt in het ge meentecentrum. Onder redactie van Ton Pieters. De vorige week speelde het „Geïllustreerd Zondagsblad", oktober 1912, in op het af scheid van zuster Seraphina, een vrome Franciscanes die in de wereld mej. Cornelia de Graaf heette, dochter van een „bekende Leidsche ka tholieke familie" was en op weg ging naar de Missie om „er voor het heil der zielen te gaan arbeiden". Een paar da gen geleden reageerde een lezeres uit Oegstgeest, zelf destijds een meisje De Graaf en 11-jarig nichtje van „tante Seraphina". Ze schreef me, dat ze „het zware afscheid van Seraphina en haar vader en moeder en vier zusjes en twee broers" zich nog goed kan herinneren. „Toen mijn man en ik in '27 naar Ned. Indië vertrokken (mijn man was leraar), kwamen we op Midden-Java tot onze vreug de weer in contact met tante. We gingen tweemaal per jaar naar haar toe, vlak bij de Bo- roboedoer. Voor onze kinde ren had ze altijd presentjes gemaakt, 't Was een aller liefste vrouw, zeer muzikaal, ze speelde graag orgel en we brachten steeds orgelmuziek voor haar mee als we met verlof gingen. In de oorlog raakten we in een Jappen kamp. Ik kwam met m'n drie dochters in een klooster waar de Franciscanessen zaten. Ik stond stomverbaasd daar ge ïnterneerd te worden, met al die bekende zusters. Helaas was tante Seraphina vlak er voor gestorven, maar ze werd voor heel wat leed gespaard. In uw rubriek werden wij weer getroffen door het ons zo bekende lieve gezicht". Zo gaat dat in het leven; op papier maak je erg gemakke lijk een sprong van zeventig jaren. Voordat we weer even een kijkje gaan nemen bij het strijdtoneel „op den Balkan", waar Christen en Turk tegen elkaar van leer trokken, be merken we dat Johan de Raadselredacteur weer een van z'n superieure buien heeft. Hij steekt een grote tong uit tegen zijn Beste Vriendjes en Vriendinnetjes, onder de kop „Ik wed, dat ge 't niet kunt!" Johan beweert, dat de kinderen zowat tot niets in staat zijn: „Ge kunt geen vijf minuten blijven staan, als gij geblinddoekt zijt. Ge kunt niet van uw stoel opstaan, zonder het li chaam te buigen of de voeten onder de sporten te zetten. Ge kunt nog geen gewoon lu cifersstokje breken, als gij het op den nagel van den mid delvinger legt en met wijs vinger en ringvinger op de uiteinden drukt. Ge moogt evenwel de hand niet op ta fel leggen en dan drukken; in dat geval gaat het heel ge makkelijk". En dan konden de kinderen ook niet „één voor één de kaarten van een kaartspel in een hoed gooien, die op den grond, ongeveer twee meter van u af staat; geen enkele zal er in terechtkomen. Pro beer het eens; het lukt u niet". O zo; Johan had z'n best weer gedaan, voor het weekeinde. Dan vond ik die van die onderwijzer veel leu ker. De onderwijzer vroeg zijn leerlingen in de klas: „Wie kan twaalf dieren noe men, die aan de Noordpool kunnen leven?" Allen zwij gen. Eindelijk steekt Jantje zijn vinger op. Onderwijzer: „Zoo Jan. noem eens op!" Jan: „Vijf ijsberen en zeven zeehonden, meester". Nu de Balkan. „Daar ginds wordt een nieuwe kruistocht gepredikt en het doel is nu: den Turk, den Aziaat, wiens verblijf en vestiging in ons werelddeel niet zonder reden een anachronisme en een schande voor de beschaving wordt geheeten. Europa uit te bannen". En de Muzelman maar de groene vlag „van den Profeet ontplooien en den heiligen oorlog predi ken". MONTENEGRO VERKLAART TURKIJE DEN OORLOG: „Een historisch en drama tisch moment van de laatste dagen is hierboven door een Engelsch artist in beeld ge bracht: de Montenegrijnsche gezant te Konstantinopel, wachtend op zijn rijtuig voor de deur der „Sublime Porte" nadat hij de oorlogsverkla ring heelt overgebracht en zijn paspoort heeft ge vraagd". E WETERING „In ïstede gaan ze 's de straat op, bij tegelijk. Som van die beesten ko- zelfs in huis. Dat daar voor nogal wat gezorgd. Een iv vond er 's avonds een in de gordijnen, zag er een in en dacht dat het was. Dat is zo leuk meer. De vinden ze enorme Grote grie- beesten, door velen zij het om verschil- De heer W.J. als bioloog verbon- het Rijksinstituut voor Onderzoek (RIVO) in weet welke rede- zijn. Hij verricht al onderzoek naar de van de van oor- China afkomstige ig tijdens dat onder- de krabbenplaag in angstaanjagende aannemen. Voor de was het slechts een pi- oot in zijn onderzoek, inwoners van het ge- de ringvaart rond is land en ook deze inmiddels beruchte reeg de belangsteling- Rijksinsituut voor vis- serijonderzoek toen steeds meer binnenvissers hun zorg vuldig gemaakte netten en fui ken kapot en geheel leeg uit de sloten en vaarten haalden. Voor tienduizenden guldens schade werd door de vlijm scherpe kaken van het dier aangericht. Beroepsvisser T. Kraan uit Oude Wetering, wiens vader, grootvader en overgrootvader eveneens om den brode de netten uit moesten gooien, is opgegroeid met de wolhand krab. „Al in 1946 had mijn va der er enorme last van. Toen was het nog veel erger dan nu. Het is overigens niet eens het aantal wat het van die rotbees ten maakt, maar hun agressi viteit. Eén krab in je netten richt soms veel meer schade aan dan dertig krabben. Dan is' hij alleen en lijkt er nog wel veel eerder uit te willen ko men dan als hij met andere krabben zit. Als hij er eenmaal uit wil houdt niets hem tegen", aldus de heer Kraan, die zijn boterham op het Braassemer- meer verdient. „Als ze eenmaal in fuiken te rechtkomen", vertelt RIVO- bioloog Cazemier, „is er geen redden meer aan. Ze beginnen de vis te eten, komen vast te zitten en willen eruit. Dat kan dan nog maar op een manier, door de netten kapot te ma ken. De netten zijn dan niet alleen kapot, maar ook de vis is weg, wat vaak een enorme De Chinese wolhandkrab, door velen gevreesd, zij het om verschillende redenen. schadepost betekent voor de binnenvisser". Hoeveel die schade jaarlijks precies bedraagt is onmogelijk aan te geven, zo blijkt uit het verhaal van de heer J.Ph. An- del uit Voorburg, tweede se cretaris van de Combinatie van binnenvissers, een vereni- oorraad wolhandkrabben die soms dagelijks door vissers naar boven wordt ge- ging met een dikke driehon derd leden. Volgens de heer Andel hebben de binnenvis sers te weinig tijd om te kla gen. „Die mensen hebben het veel te druk. Bovendien dur ven ze vaak niet te schatten hoeveel schade ze hebben ge leden door ontsnapte vis. De een denkt dat het om een paar honderd gulden gaat, een an der noemt bedragen van vijf duizend gulden. Maar sommi ge vissers hebben dan ook meer dan honderd fuiken uit staan". Onherstelbaar Binnenvisser Kraan kan ook geen helderheid verschaffen over de schade door wolhand krabben. Het scheelt van dag tot dag. Als het water nog enigszins warm is worden hele stukken van fuiken vaak on herstelbaar beschadigd. Dat houdt dus in dat het voor ons niet meer de moeite loont ze te repareren. Als je weet dat een zo'n fuik zo'n tweehonderd- vijftig gulden kost en dat som mige vissers onmogelijk elke fuik in de gaten kunnen hou den, omdat ze er zo'n honderd hebben, dan kan je nagaan welke schade soms optreedt. Soms is het net wel te verstel len, maar is dat zo arbeidsin- stensief, dat de vissers hun ar beid maar niet rekenen. En wat er in die fuiken gezeten zou kunnen hebben aan vis is nauwelijks te berekenen", al dus de binnenvisser. Een enquête van het RIVO onder de beroepsbinnenvissers heeft aangetoond dat het dier zich inmiddels als een inkt vlek heeft uitgespreid over West-Nederland. Van het kop je van Noord-Holland tot aan de Zeeuwse eilanden is de krab met zijn vernietigende arbeid te vinden. Daarnaast hebben ook de randmeren langs de IJsselmeerpolders en het Lauwersmeergebied te maken met de krab. De heer Andel vergelijkt de mond van het dier weieens met een volautomatisch, geen haartje ontziend scheerappa- raat. „Alles wat die scharen naar zijn mond brengt gaat er aan. Het is een soort Philisha- ve. Hij kauwt namelijk niet, die mond gaat heen en weer, hij snijdt echt. Niets is daarte gen bestand". De heer Andel weet van één visser die niet eens meer de moeite neemt de netten te herstellen en ze ge woon dichtbindt, omdat hij toch vermoedt dat ze wel weer worden opengevreten door de krab. De secretaris van de combinatie van binnenvissers is zelf overigens een liefheb ber van wolhandkrabbensoep, een nog weinig bekende lek kernij die in China op het da gelijks menu te vinden is. Grootste probleem vormt de wolhandkrab als hij zich aan zijn nageslacht gaat wijden. Tijdens de zogenaamde „paai- trek" trekt het dier van de zoetwatergebieden naar zee, om zich daar met zijn voort planting bezig te houden. Dat gebeurt dermate massaal en zonder ontzag voor barrierès, dat tientallen krabben tegelijk door fuikwanden trekken. Me tingen hebben uitgewezen dat de krab op weg naar zee soms afstanden van tien kilometer per dag aflegt. Daarbij gaat hij ook aan land, zoals in Heem stede het geval was. Vraagtekens De heer Kraan zet overigens nogal wat vraagtekens bij die verhalen over krabben die aan land gaan. Ze pikken wel eens een stukje dijk mee, maar veel meer doet de krab ook niet. „Ik geloof dat allemaal niet zo erg. Als hen de weg versperd wordt willen ze wel eens een stuk land meenemen, maar dat ze in huizen komen... Mis schien worden ze er dan door grappenmakers naar binnen gegooid". Hij is het er wel met de inwo ners van Heemstede over eens dat het „enge beesten" zijn. De heer Kraan, die dagen heeft dat hij zo'n vijftig krabben uit zijn netten moet halen: „Ik blijf het onprettige dieren vin den. In het begin vond ik het ook eng om zo'n beest te pak ken, nu ben ik er een beetje aan gewend. Ik draag altijd handschoenen, want ze grijpen je onmiddellijk met hun scha ren. Dan is het of er een knijp tang op je vingers wordt gezet. Dat voel je heel goed. Een heel onprettig geviel". KOOS VAN WEES KIJKJES VAN EN OM HET OORLOGSVELD IN DEN BALKAN: „Uit het land waar iedereen soldaat is: Monte negro. Daar worden tien maal per jaar alle geweer- dragenden opgeroepen voor een inspectie der wapens. Dan verschijnen zoowel de oude veteranen als de jon gens van veertien jaren, en allQr grootste trots is hun geweren zoo mooi mogelijk onderhouden te hebben, evenals hun verwonderlijk juist schot bij deze ontem bare bergbewoners een van hun eigenaardigheden is". EEN ZELDZAAM BEZOEK AAN DE HOLLANDSCHE KUST: „Dezer dagen werd in de Zuider zee bij Durgerdam een reusachtige visch gevangen. Het bleek een z.g. „tuimelaar" te zijn, een dier dat behoort tot de familie der dolfijnen en tandradwalvisschen. Het groote dier woog niet minder dan 200 Kilo en was 2.60 Meter lang". Het was in elk geval geen vis dus, want ook een tuimelaar zoogt. H.BOEREE EN J.M.LINDE- MAN een staaltje van „je moet weten waar je plaats is" uit een tijdperk „des on derscheids" in het Zondags blad. Niet de heer en me vrouw Matrijs-Schimmel, of de echtelieden Kloek-Zel- denschoon, of het echtpaar Stieltjens-Klerkstra, die 50 jaar in den echt zijn verbon den, maar gewoon H.B. en J.M.L., ongetwijfeld beho rend tot de brave klasse: „Die den 5den November a.s. 50 jaar zijn getrouwd. Beiden zijn nog zeer kras. De man is 75 jaar, terwijl de vrouw 73 jaren teil". En toch nog goedgemutst.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 5