c finale dertig dartele jaren in Nederland ST. Robert de Vreng heeft immense voorraad „drank" in huis DONALD DUCK HAARLEM Donald Duck dertig jaar in Nederland, deze maand. Er zullen wel dingen gebeuren, die belangrijker zijn, maar hier en daar kan dit feit toch een schokje veroorza ken. „Ben ik dan al weer zó veel jaar ouder?" „Zo lang kan het toch niet geleden zijn, dat ik de nieuwste Donald Duck nog vlug even tussen de boe ken in m'n schooltas stopte? Een jeugdherinnering, die al tijd zal blijven. We zijn wel degelijk dertig jaar verder. Alleen de eend zelf is jong gebleven. Al werd hij wél groter Met een oplaag van ruim vierhon derdtwintigduizend komt Donald Duck nu elke week in één van de tien Nederlandse gezinnen. Daar naast is er een ruime omzet in boe ken, albums en allerlei nevenarti kelen, waarmee hij iets te maken heeft. De Nederlandse Duck heeft zich, na enige omzwervingen, een beton nen woonstee gekozen in het VNU- gebouwencomplex in Haarlem, waar zijn uitgever Oberon geves tigd is. Van daaruit worden zijn es capades met vaste hand geleid door onder meer het managing- en re dactieteam van Cees de Groot, Pie- ter van Oppenraaij en Thom Roep. Met hen filosofeerden wij aan de vooravond van het jubileum over het fenomeen Donald Duck en zijn fans. Daarbij werden mede gege vens ontleend aan de biografie, die Marcia Blitz enkele jaren geleden schreef over Donald Duck en zijn roemruchte schepper, Walt Disney. Overigens bestaat de Amerikaanse versie van Donald Duck al veel langer dan dertig jaar: hij loopt te gen de vijftig. Natuurlijk is die eend aan het begin van zijn avon tuurlijke levensweg nóóit uit een ei gekropenIn een stormachtige nacht, op vrijdag de dertiende om precies te zijn, vloog hij een raam van de Disney Studio binnen. Be dekt met een laag modder. Een vergadering van stafleden ver stoorde hij met zijn strijdkreet: „Do ya wonna fight?" (Wil er iemand vechten?) De wetenschap heeft later vraagte kens gezet bij deze genesis, maar een groot aantal oprechte zielen heeft het geloof behouden. Immers, vanuit de Disneystudio's zelf is het nooit weersproken. Sterker nog: men liet daar geen gelegenheid voorbijgaan om ervan te getuigen, dat het echt zo was gebeurd. Niet lief „Do ya wonna fight?" Het klinkt nogal ruig voor zo'n beminnelijk fi guurtje als Donald Duck. Maar het ging er toentertijd juist om, dat hij helemaal niet lief wilde zijn. Inte gendeel: hij kreeg van pa Disney een knorrig en wispelturig karak ter mee, een slecht humeur en een zekere aanleg tot egoisme. Met deze verderfelijke eigenschappen bokste hij al gauw zijn grote en oudere te- De onver woestbare Donald Duck ging ook wel eens onderuit genspeler, de zachtmoedige Mickey Mouse, meedogenloos naar de ach tergrond. Daarmee won hij in ijl tempo de harten van jong en oud in zijn lezerskring. Psychologen plozen dat verschijn sel eens uit. Ziehier wat zij vonden: „Het zijn allemaal eigenschappen, die mensen bij zichzelf herkennen. Daar komt het succes vandaan". En, als pleister op de wonde: „De wilskracht, waarmee Donald Duck zijn slechte eigenschappen probeert te beteugelen, herkennen ze na tuurlijk óók bij zichzelf". In de loop van de jaren sleten de scherpste kanten er een beetje af, zoals 't wel vaker gaat. Maar eerst had de vechtende Duck nog een klus te doen, waarbij de hoekigheid van zijn karakter uitstekende diensten kon bewijzen: hij werd op geroepen om tijdens de Tweede Wereldoorlog dienst te doen in het Amerikaanse leger. Mascotte Dit was bepaald niet als een grapje bedoeld. Donald Duck was vanuit de stripboeken al lang opgeklom men naar de filmstudio's in Holly wood. In populariteit kon hij zich meten met sterren als Clark Gable, Betty Grable en Rita Hayworth. Zij aan zij met die giganten van het witte doek ging hij nu zijn bijdrage leveren aan de grote slag: ontspan ning en bemoediging voor de solda ten. Nog meer dan dat: hij werd de mascotte van een groot aantal le gereenheden, vloog mee in bom menwerpers, joeg op tanks door de vijandelijke linies, verdween met duikboten diep onder het opper vlak van de oceanen. Hij bekwaamde zich nu ook in de satire, van oudsher een wapen dat bestand is tegen vuur en staal. Een van zijn mooiste plaatjes uit die tijd: Donald Duck, in ganzepas mee- marcherend met een troep Duit sers. Saluerend voor Hitier onder het brommend uitbrengen van de nazi-groet: „Aw, heil", een door de Amerikanen direct begrepen woordspeling op: „Aw, heil". Couac Gelouterd door deze barre tijden en door de ervaring van Walt Disney, deed Duck daarna weer mee aan het gewone leven. Hij sloeg de vleugels uit naar alle windstreken en hoeken der aarde, van Zambia tot Noorwegen, van Japan tot IJs land. Hij leerde kwaken in het Frans „couac" en schrijven in 't Chinees Maar hij leerde waar schijnlijk niemand zijn eigenlijke zieleleven tot op de bodem te door gronden. Het werd natuurlijk wél geprobeerd. De filosoof Henri Bergson kwam na ampele overwe ging tot de slotsom, dat er aan de hele eend eigenlijk niets grappigs was: „We lachen alleen omdat we er menselijke eigenschappen en houdingen in herkennen". Een summiere gedachtenscore, die later door een doodgewone schoolklas onder leiding van een leraar werd aangevuld: „Als we onszelf hier eenmaal in herkend hebben, is de eerste stap gedaan om ons leven te beteren". En dan was er nog een Londense kinderpsycholoog, die een rinke lende duit in 't zakje deed: „Het antwoord van de eend op zijn eigen wereld komt overeen met dat van de jeugd. Eerlijk, ongedwongen en zelfzuchtig. Zijn karakter is con stant en dat is erg prettig voor de kinderen, die gewend zijn aan het onvoorspelbare gedrag van volwas senen. Daarbij is de eend ook nog een opwindende kameraad voor hen. Met zo eentje zouden ze in het echt nooit mogen spelen". Kijk eens aan, wat die eend alle maal teweeggebracht heeft in de loop van de jaren. Hij hoefde geen zwaan te worden om trots door het leven te kunnen gaan. Jaloers Bij de volwassenen schijnt het pre cies andersom te zijn, als we de spoorzoekers in de doolhof van de menselijke geest mogen geloven. Hier geen identificatie met de Duck, als die zijn waggelende ach terste resoluut afveegt met wetten en verordeningen, ingesteld door levensgrote autoriteiten. Meer een gevoel van jaloersheid, omdat zij zich dat niet kunnen permitteren. Dat moet op de een of andere ma nier een kick geven, waardoor het volgende en het daarna volgende boekje ook maar weer ter hand wordt genomen. Wellicht in de hoop, dat de onverwoestbare Do nald toch ééns onderuit zal gaan. Wat dan ook prompt gebeurt. En zo zijn we dan ook wel weer dan kunnen we ons een beetje supe rieur voelen aan de kleine donder steen, die het ook niet altijd blijkt te redden Vast en zeker heeft Walt Disney zelf wel eens verbaasd gestaan over de broedsels, die anderen onder zijn eend legden. En over de crea turen, die daaruit tevoorschijn kwamen. Bij alle getheoretiseer van buitenaf kreeg hij intussen een eredoctoraat van de universiteit in Harvard. Het leverde hem ook nog een hoofdar tikel op in de New York Times, waarin met name zijn filmwerk werd beschreven als „een vrije in terpretatie van het studentenle ven". Zo was het niemandsland tussen jeugd en volwassenen aardig opgevuld. Opgevuld werd ook een gat in de markt, dat inmiddels was ontdekt. De managers van Walt Disney pak ten de eend bij kop en staart en jo nasten hem met gewiekste vaart de industrie in. Daar werd hij met open armen ontvangen. Shirts, spelletjes, handdoeken, tassen. Het werd een wereldomspannende business. Bedevaart De raadsels zijn gebleven, al die ja ren. Schrijvers als Roald Dahl, schilders als Salvador Dali zijn op bezoek geweest in de studio's van Walt Disney. Zij getuigden nader hand. dat zij er iets aan hadden ontleend, iets belangrijks voor hun werk. Maar ze hebben nooit precies in een boek of op het doek verteld, wat het was. Fluïdum zal 't zijn ge weest; een mens mag daar vrede mee hebben. Het raadsel ook van Disneyland, de gigantische Efteling van Amerika. Méér dan een pretpark zonder meer; soms dringt zich de gedachte op dat het wel een soort bedevaart plaats zou kunnen zijn Een plaats waar te beleven is wat diep in de geest wordt geloofd. Ware devotie straalt af van de mensen, die in rij en voör de poorten staan, ballonne tjes in de hand en de blik op onein dig. Maar later, op de weg terug naar huis, jagen ze weer als gekken over de snelweg. Agressief als tevo ren, want een dagje Disneyland maakt toch geen ander mens van je. Dat hoeft ook helemaal niet van de bazen, die de eredienst in het Duckse heiligdom onderhouden. Ze weten wel beter. Te veel ethiek zouf afglijden precies, als water vani de veren van een eend. Geen hersengymnastiek In het Nederlandse nest van deze eend. de uitgeverij Oberon in Haar lem, houdt men het ook maar op een nuchtere benadering van het fenomeen. Manager Cees de Groot en hoofdredacteur Thom Roef spreken van „een ingetogen be leid". Dat komt neer op het voeren van niet al te hoge pretenties opj het gebied van leerstelligheid. De Nederlandse eend is er niet om be-| tere mensen van ons te makenL^g maar om een zo groot mogelijkef^enc kring van jonge en oudere lezers te^ amuseren. Daartoe wordt hij niet injs een hap en een snap op het PaPieij>neff gesmeten, maar met minutieuze, zorg gemaakt. „We moeten heel erg ons best doen voor een produkt, dat p in feite op een vluchtige consumeerd wordt", aldus de Haar lemse eendehoeders. Maar dat ont moedigt hen allerminst. Integenl deel: het stemt hen tot voldoening dat hun werk zich duidelijk onder scheidt van de zogeheten pulplee tuur, die wél in een razend tempi j van de schrijf- en tekentafels komt Voor zichzelf houden ze het erop dat gemakkelijk lijkend werk vaali heel moeilijk kan zijn. Hebben ze ook wel eens meegedaai aan de pogingen tot het „grote doorgronden" van de eend? De hersengymnastiek, waarbij menif hooggeleerde heer al zo'n indruk' wekkende koprol heeft gemaakt Och nee. Ze houden het er lieve:;' op, dat mensen er beter van kun nen genieten dan er diepgaani over te discussiëren. Walt Disney zelf heeft daar in zijr tijd ook al leergeld mee betaald. Hi liet eens een professor in de psy chologie komen om zijn medewer kers college te geven over het be grip humor. Het werd een volstrek onbegrijpelijke lezing, rondom d stelling: „Eerst moeten we een ant woord vinden op de vraag: wat i een grap?" Niemand bleek dat t weten en dus ging iedereen maa weer gewoon aan 't werk. Toen dat bericht overwaaide naa Nederland, zei een van de teke naars hier peinzend: „Zo is het n° precies. Als je begint te zoekeiu naar zulke dingen, ga je analysere^ wat er,in een bierglas zit". AAD SCHOUTEI v Ni rso C 192C e pr ;t ge ipred ialig« T 5r met z Fal zett iden tant, •re d< fde. echte et w; >rso gest ovei reizi eggei n. L, :lema nder pooi te ho: AMSTERDAM Een uit de hand gelopen hobby. Zo ka rakteriseert de 25-jarige Ro bert de Vreng uit Amsterdam zijn verzameling van meer dan 8.000 miniatuurflesjes drank. De grootste verzame ling van Nederland, maar ook een van de grootste ter wereld als je die paar fanaten in En geland en Amerika niet mee telt, die er hun hele huis spe ciaal voor hebben verbouwd. Want zover wil Robert niet gaan. „Als er echt niets meer bij kan ga ik de gewonere soorten vervangen door zeld zamere", vertelt hij, druk be zig met een speciale vitrine voor de antieke flesjes. Tot uit Rood-China komen de brie ven van verzamelaars met aanvra gen. Bovendien trekt zijn zorgvul dig afgestofte en vertroetelde ver zameling bezoekers uit de hele we reld. Het is bepaald geen uitzonde ring dat Amerikaanse verzamelaars even een weekendje over komen vliegen met een doos vol flesjes on der de arm om te ruilen. Geen stukje muur en geen enkele balk in het pand van zijn vader aan de Nieuwendijk is onbenut gebleven. Miniatuurflesjes in alle vormen en maten, samen een ongewoon assor timent van vertrouwde en exoti sche smaken. Toen Robert tien jaar geleden zijn vader in de drankenzaak ging hel pen, fascineerden de kleine flesjes drank hem het meest. Het waren er maar een stuk of twintig, maar steeds als de importeur met een nieuwe soort kwam, hield hij er eentje achter. Al gauw had het ver zamelen hem in de houdgreep en van het een kwam het ander. Hij sloot zich aan bij clubs in Amerika. België, Duitsland en Engeland en kwam zo in contact met andere verzamelaars. „Ik heb nog gepro beerd om hier in Nederland zelf een club op te richten, maar er bleek geen belangstelling voor te zijn", meldt hij niet in het minst verslagen. Als de telefoon gaat is het niet zel den een aanvraag uit het buiten land om een bepaald flesje. Waar geen inhoud mag worden inge voerd, wordt een leeg flesje opge stuurd. Bij rotsvaste verzamelaars staat het Amsterdamse adres goed bekend. Vooral heel oude jenevers Roberts specialiteit die zelfs mensen van Bols hebben doen wa tertanden, zijn erg in trek bij de buitenlanders. „Iedereen heeft een specialiteit", legt hij ter zake kun dig uit. „Sommigen leggen zich he lemaal toe op cognacs, whiskey's of wodka's. Ik verzamel eigenlijk al les". Een speurtocht langs de verleidelij ke rijen toont aan dat Robert jene vers herbergt van firma's, die al lang niet meer bestaan. Zijn collec tie Bols-likeuren is drie maal zo groot als deze firma zelf bezit. Ja panners, Australiërs, Canadezen en Italianen zijn er gek op; voor Ro bert geen probleem, want hij heeft er genoeg. Vanuit Amerika hebben verzamelaars niet minder dan 58 verschillende soorten Guinness- bier voor hem meegebracht. Maar ook de oudste whiskey (uit 1890) staat in een klein flesje gebotteld bij hem op een balk. Vlak naast het allerkleinste kratje cola, eveneens uit de Verenigde Staten. Exotische likeurtjes en geurige bloemenflesjes prijken naast de wat buikiger Japanse aanwinsten. Een hopderd jaar oude cognac staat er wat verdwaald tussen. Boven de etalage staan maar liefst 1.100 ver schillende whiskey's in het gelid. „Het is een heidens werk om het allemaal af te stoffen", geeft Robert grif toe, terwijl hij het allerkleinste flesje ter wereld uit een lade vist. Een paar centimeter Grant's whis key, waarvan zelfs het Guinness Book of Records melding maakt. Daarin staat ook de Engelsman ge boekstaafd die de grootste verza meling ter wereld heeft, zo'n vier maal de omvang van die van Ro bert. Toch komt deze Engelse ver zamelaar regelmatig bij hem over de vloer om te controleren of hem niet een exemplaar ontgaan is. „Je staat er versteld van hoeveel flesjes er over de hele wereld zijn", zegt Robert trots. Voor deze jeugdi ge verzamelaar is het beslist geen rage. maar iets blijvends dat hem de kans geeft werk en hobby te combineren. CORRY VIS Robert temidden van zijn gigantische verzameling miniatuurflesjes drank.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 18