finale
„Echte strandjutters sterven uit
Avontuur,
hebzucht en
binding met
de zee
\t
Al eeuwen oud
ZATERDAG 11 SEPTEMBj
„De echte strandjutters sterven
uit. Er komen wel anderen voor
in de plaats, maar hun
gedrevenheid is toch anders",
zegt Piet A. Liefhebber (39),
directeur van het
Reddingmuseum „Dorus Rijkers"
in Den Helder en schrijver van
het boekje „Waddenjutters", dat
hij in eigen beheer en in
samenwerking met een Texelse
drukker het levenslicht liet zien.
Het boekje werd kort geleden op
een aparte wijze gepresenteerd.
Liefhebber speelde het namelijk
klaar om een grote groep van
(stok)oude jutters in de
marinestad bijeen te brengen.
Een samenkomst van ruwe
bolsters met blanke pitten, wier
leven van de wieg tot het graf
zeer nauw met de zee, het strand
en de duinen verbonden zal
blijven.
„Mijn boek is zeker niet bedoeld
om aan de vele geromantiseerde
juttersverhalen nieuwe toe te
voegen. Wel heb ik geprobeerd
een zo duidelijk mogelijk beeld
van hun dagelijkse werk te
schetsen", zo licht Piet
Liefhebber toe.
Om „Waddenjutters" te vullen
interviewde hij bijna veertig
jutters, niet alleen uit Den
Helder, maar ook van de
Waddeneilanden (Texel,
Vlieland, Terschelling, Ameland,
Schiermonnikoog en Rottum).
Niet alle informatie kon
Liefhebber gebruiken. Uit de
veelheid moest hij een keuze
maken. „Ik ging op zoek naar en
vond de rauwe realiteit van de
mannen. Want waar in
Nederland zwoegden mensen
harder tegen de armoede dan op
de Waddeneilanden?", zegt de
schrijver, die aan de inhoud van
zijn boekje evenzeer een
opvoedend element meegaf,
omdat hij aandacht besteedt aan
het domein van de jutter.
Piet Liefhebber: „De jutter is
geheel afhankelijk van het
gebied en de omstandigheden.
Om die sfeer te kunnen proeven
zijn de verschillende terreinen
waar de jutter zich ophoudt
beschreven. Ook het ontstaan
van de gebieden en de zich daar
bevindende plantengroei en het
dierenleven heb ik onder de loep
genomen. Jutters leven dicht bij
de natuur, die hen dagelijks
omringt. Zij hebben er vaak meer
kijk op dan menigeen. Wie langs
het strand zwerft en de dingen
herkent die ook de jutter op zijn
tochten ontmoet, zal denk ik
nog meer genieten van de
verhalen die deze mensen zo
smeuïg kunnen vertellen.
Daardoor zal men zich ook een
beetje een jutter gaan voelen.
De jutter heeft een welhaast niet
te temmen drang naar vrijheid.
Hij aanvaardt het lot zoals het
valt en reageert „soepel" op
veranderende omstandigheden,
wat ook tot uiting komt in zijn
verteltrant. De taal die de jutter
bezigt, is eenvoudig, recht voor
zijn raap. Zeggen waar het op
staat, zonder enige opsmuk. Dat
karakter blijkt ook uit
Liefhebbers boek. Daarover zegt
de schrijver: „Ik beschouwde het
als mijn taak de persoonlijke
spreektaal van de
geïnterviewden zoveel mogelijk
te handhaven. Wel nam ik de
vrijheid om het dialect weg te
laten".
Volgens Liefhebber is het ook
een opmerkelijk feit, dat meer
dan vijftig procent van de jutters,
wier portret in het boekje wordt
beschreven, in dienst is of was
van de Koninklijke Noord- en
Zuid-Hollandse
Reddingmaatschappij.
Piet Liefhebber: „Ik zocht en vond
de realiteit van de waddenjut-
tera
Jutter Rikua Renemaag:
avontuur, de binding met de zee
en voor de reat geen amoea-
Jea
Wrakhout op het Noordzeeatrand.
Al in 1549 vaardigde
Karei V een aantal
maatregelen uit om
het strandjutten tegen
te gaan. Hij gelastte
dat niemand aange
spoelde of uit zee op
geviste goederen tot
zich mocht nemen en
dat deze moesten wor
den afgestaan aan de
schout of de strand
vonder. Ook was het
verboden om gewa
pend op het strand te
komen en kratten of
goederen te openen en
los te maken.
De geborgen goederen
moesten een jaar lang
voor de rechtmatige
eigenaars bewaard
blijven. Meldden ze
zich, dan ontvingen zij
hun eigendommen te
rug tegen betaling van
de kosten van het
bergloon, vervoer en
zovoort. Kwam de ei
genaar niet opdagen,
dan werden de goede-
,ren openbaar verkocht
en vloeide de op
brengst in ,,'s Lands
Kasse". Goederen die
aan bederf onderhevig
waren, zoals fruit,
voedsel en drank wer
den meteen verkocht;
de opbrengst hiervan
werd bewaard voor de
rechtmatige eigenaar.
Alle maatregelen en
vorderingen ten spijt-
de strandjutter ij was
niet tegen te gaan. Het
toezicht op naleving
van de regels was on
toereikend, vooral op
stille en afgelegen
stranden.
Als het stormde of als
een schip was ge
strand, dan trok iedere
rechtgeaarde strand
jutter naar het strand
om te kijken of de zee
nog iets van zijn ga
ding had gebracht.
Was dit het geval, dan
was het wel zaak om
met de aangespoelde
goederen snel benen te
maken, voordat de
strandvonder ver
scheen. Vaak werden
de vondsten in de dui
nen begraven of er
gens anders veilig ver
stopt, want op strand
jutten stonden niet ge
ringe straffen.
Het karakter van de
jutters was onwrik
baar. Wie in bittere
armoe leefde zag in al
les wat de zee schonk
een gave van God.
Wat de zee op het
strand wierp was voor
de jutters. Veroorde
lingen wegens strand-
roof werden dan ook
als een groot onrecht
ervaren. Die vonnis
sen waren overigens
niet mis. Zo weid in
1785 ene Willem An-
vak;
dries Zeeuw, Zek
stig uit Huis zoal
wegens stri s ch
vervolgd en v< d is
leven verbanne dan
Door de eeuwe F
heeft het besi tere
gezag alle mi t in
verordeningen nen
vaardigd om ee vol<
taliteitsverandei 1.1
onder de kui Haa
ners te be wei isbu
gen. De juttersn ndii
teit veranderde
niet, want aan i ps. i
zaak werd nit akai
daan: armoede,
de Tweede Wei tl is
log kwam er e [oec
mekeer. De w e ri
in Nederland n 7001
en het stelsel v; loc
ale voorzie lan
werd steeds
DEN HELDER Romantiek tiert
veelal welig in de verhalen die
over strandjutters verteld worden.
Sterke „stories" over aangespoelde
vaten wijn, met de erbij behorende
drinkgelagen; over ringensnijders
die om de gouden sieraden te be
machtigen de vingers van de in
de dood verstijfde schipbreukelin
gen afsneden; over strandingen
van schepen die door vuren op het
strand werden misleid. Verhalen
over nietsontziende hebzucht en
wreedheid. Kortom, een beeld van
de jutter, dat niet met de werkelijk
heid klopt.
Natuurlijk spoelde er wel eens een
vat met geestrijk vocht aan en nut
tigden de jutters wijn uit hun
klompen. Maar bovenal waren (en
zijn) strandjutters, ook op de Wad
deneilanden, rasechte vrijbuiters.
De meesten werden gedreven door
één waarheid: bittere armoede.
Strandjutten was vroeger een ui
terst welkome aanvulling op de ka
rige middelen van bestaan, vooral
in de strenge winters.
Om te illustreren hoe hoog de nood
soms was, vertellen jutters het ver
haal over die dominee, die op een
zondag, terwijl de storm rond de
kerk loeide, op de kansel bad: „O,
Heer, behoedt de zeelieden voor
deze hevige storm en leidt hen vei
lig naar huis. Maar als het Uw wil
is een schip op de kust te werpen,
laat het dan bij ons stranden!" En
de gelovigen eindigden het gebed
met een hartstochtelijk „Amen",
dat uit het diepste van hun jutters-
hart kwam.
Rijke geschiedenis
De Waddeneilanden hebben een
rijke geschiedenis, die doorweven
is met sterke verhalen over de zee,
stoutmoedige reddingen en strand-
jutterij. Sagen en legenden over
even beroemde als beruchte jutters
leiden nog altijd een eigen leven.
Ze getuigen van moed, slimheid,
bijgeloof, inventiviteit en creativi
teit.
Even in dat verband een
grapje dat over jutters de ronde
doet:
Petrus zit voor de hemelpoort te
dommelen. Twee Vlielanders ma
ken van deze kans gebruik door
langs de grijsaard de hemel binnen
te wippen. Als Petrus uit zijn dutje
ontwaakt, denkt hij: „Als er maar
niemand naar binnen is geglipt" en
voor alle zekerheid maakt hij een
rondje, waarbij hij de twee Vlielan
ders aantreft.
„Waar. komen jullie vandaan?",
vraagt hij de mannen.
„Van Vlieland", zegt de een.
„Van dat eiland?", vraagt Petrus.
„Ja", zo luidt het antwoord.
Petrus zegt: „Jullie horen hier niet,
de volgende poort moeten jullie
hebben
De Vlielanders voelen daar natuur
lijk niets voor en ze blijven waar ze
zijn. Petrus piekert zich suf wat hij
met „zo'n stelletje" ringensnijders
en strandschuimers aan moet.
Opeens krijgt hij een lumineus
idee. Wagenwijd zet hij de hemel
poort open en roept: „Schip op 't
strand, schip op 't strand!"
„Waar?", willen de Vlielanders we
ten.
„Daar", wijst Petrus en weg zijn de
mannen.
Als de weerga werpt de hemel -
wachter de poort in het slot en
slaakt een diepe zucht van opluch
ting.
„Stel je voor, zeg", zo mompelt-ie.
Wrakgoed
In het midden van de achttiende
eeuw strandde er aan de westkust
van Texel een schip. Al snel was
het strand bezaaid met wrakgoed.
Velen trokken naar de vloedlijn
om te jutten, want het gerucht deed
de ronde dat er ook goudstukken
aangespoeld zouden zijn.
Een beetje eenzaam maar toch niet
alleen, buiten alle drukte op het
strand om, slofte Sieme door het
zand. Sieme was een armoedig keu
terboertje, die in een vervallen
boerderijtje woonde. Samen met
een van zijn vier kinderen was hij
er op uit getrokken om te pogen
iets van zijn gading te vinden. Veel
had hij nog niet in de wacht weten
te slepen, slechts een plank, die pri
ma geschikt was voor het dak van
zijn boetje.
Jutten moest je alleen doen. Pot
tenkijkers had je er niet bij nodig.
Zoekend en speurend keek Sieme
rond. Weinig te vinden.
Hij besloot nog een eindje door te
lopen, tot aan de noordkant van
het eiland. Als daar ook niets te ha
len viel, ging hij meteen door naar
huis, besloot hij. Onwillekeurig
keek hij achterom. Hé, 't leek net
of daar wat glom in het zand. Sie
me keerde terug en dichterbij ge
komen zag hij, half onder het zand
begraven, een kistje. Sieme groef
het met zijn handen uit het natte
zand. En jawel hoor, een met koper
beslagen kistje kwam tevoorschijn.
Bevend van opwinding stopte hij
het onder zijn jas, slingerde de
plank op zijn schouder en repte
zich naar huis, waar hij het kistje,
onder het oog van vrouw en kroost,
opende. Het zat barstensvol gouden
dukaten. Sieme gaf ieder van zijn
kinderen één dukaat en begroef
het kistje met zijn waardevolle in
houd ergens in het land. 's Avonds,
onder het eten moeder tracteer-
de het gezin op gort met stroop
had ieder kind de dukaat naast zijn
bordje liggen. Terwijl hij van het
feestmaal genoot, keek Sieme door
het raam naar buiten. Wat was dat?
De schout en zijn dienders kwamen
het erf op. Razendsnel griste hij de
goudstukken bijeen en verstopte ze
in de strooppot.
De schout en schepenen, die bij ie
dereen op Texel huiszoeking ver
richtten, zetten ook het stulpje van
Sieme op zijn kop. Ze doorzochten
kasten en laden. Zelfs het bedde-
goed werd overhoop gehaald. On-
verrichterzake moesten ze echter
weer vertrekken, gewoon omdat er
niets te vinden was.
Jarenlang liet Sieme zijn schat in
de grond zitten. Daarna ging het
steeds beter met hem. Hij breidde
zijn bezit langzamerhand uit door
er land bij te kopen. De bouwvalli
ge boerenhoeve maakte plaats voor
een riante hoeve die hij, heel toe
passelijk, de „Strooppot' noemde.
Kapers
„Strandhout! Ontelbare karren heb
ik volgesjouwd en aan enden ge
hakt. 't Juthout bleef gewoon lig
gen, er lag altijd zat. Maar nu ko
men er kapers op de kust. Als er
brandhout op 't strand ligt, moet je
er nu bij blijven. Vroeger was het
Een jutter laadt de buit op zijn fiets.
zo, dat je 't de hele zomer op het
strand kon laten liggen. In de
herfst haalde je wat je nodig had.
Het hout dat ik het ene jaar haal,
stook ik het volgend jaar op. Eerst
moet het zout eruit, dan drogen en
zagen", zegt strandjutter Oene.
Diens grote trots is een fonkelnieu
we houtkachel met een zijvuldeur,
die in de woonkamer staat. Blok
ken hout van zo'n veertig centime
ter in doorsnee kunnen er in één
keer in.
„Hout moet niet in de kachel staan,
want dan vliegt het er door. De
puntjes van de vlammen geven de
warmte, het hout moet altijd plat
liggen. Zuinig in gebruik en bloed
heet", weet Oene.
Hij zegt: „We hadden het vroeger
niet rijk, misschien toch wel armoe,
maar je wist niet wat dat was, arre-
moe. Met alles was je tevreden.
Kwam er wat in, dan nam je dat
mee. Daar was je dankbaar voor.
Ën we waren met een klein beetje
tevreden. Dan pas ben je rijk. Jut
ten deed je in de hoop er een klein
beetje beter van te worden. Jutten
verruimt wel, maar verrijkt nooit".
Zeeroverij
Jutten uit armoede komt, dank zij
onze hedendaagse sociale verwor
venheden, niet meer voor. Maar er
wordt nog steeds gejut en soms
wordt er nog iemand veroordeeld
wegens „zeeroverij". Zo'n „ie
mand" is de thans 67-jarige Rikus
Rensmaag uit de marinestad Den
Helder, een even pezige als tanige
man. „Jutten is voor mij: het avon
tuur, de hebzucht, de binding met
de zee en voor de rest geen smoes
jes!", zegt hij.
Zijn strakke band met het somtijds
woelige water ontstond al in zijn
jeugdjaren. Als geboren en getogen
Nieuwedieper is hij de zoon van
een haringtrekker. Na zes klassen
lagere school waren er zo vertelt
hij in zijn woning in de Jan H. van
Linschotenstraat in het oude Hel
der thuis geen muntjes om ver
der te leren. Hij werkte in de
bloembollen, maar kreeg er na een
paar maanden duchtig de kriebels
van. Ook daarna bleef Rikus in het
los-vaste werk zeer actief: op de
haringvisserij als lijnsleper, in de
kust- en rijswerken en tussen
alle bedrijven door ook werk
loos. In die tijd was hij nog niet ge
trouwd, terwijl hij evenmin kon re
kenen op een sociale uitkering.
Vandaar dat Rikus Rensmaag, net
zoals zo velen, ging „strunen". Bij
nacht en ontij trok hij er op uit,
wist precies bij welke wind en bij
welk getij er de meeste kans op
buit was.
„Kijk", zegt Rikus Rensmaag, „ik
heb m'n hele leven aan de zelfkant
van de wet geleefd. Ik heb niet al
leen gejut, maar ook gestroopt en
zelfs alcohol gestookt".
Op een ochtend liep Rikus op de
dijk en dacht bij zichzelf: wat ligt
daar nou? Het leek wel een hoop
vodden, zo op het laagst van het
water. Dichterbij gekomen zag hij,
dat het een vrouw was, het water
sloeg over haar heen. „Ik merkte
dat ze nog leefde en ik dacht bij
mezelf: die wou vast zelfmoord ple
gen. En dat wilde ze ook, bleek la
ter. Na veel gesjor en gezwoeg had
ik haar uit het water en tot boven
aan de dijk geholpen. Maar ik had
het gevoel of ze een ton woog.
Languit lag ze daar op de grond. Ik
dacht: eerst kijken of ze nog leeft.
Dus ik met mijn hoofd op haar
borstkas luisteren en ja hoor, ze
haalde nog heel licht adem".
Terwijl Rikus daarmee bezig was,
kwam ene Kees Kwast op de fiets
langs.
„Die dacht dat ik zat te scharrelen
met die vrouw en hij reed me zo
maar voorbij. Ik dacht wat zullen
we nou krijgen! Ik riep: „Hé, kom
's effe terug, deze vrouw is bewus
teloos hoor!! Rij effe vlug naar de
stad, bel de politie en zeg dat ik
hier met een vrouw zit die schijn
dood is". Korte tijd later kwam de
ziekenwagen er al aan en ze namen
de vrouw mee. Zo zie je maar,
langs de zeekant beleef je de gekste
dingen".
Met enige weemoed kijkt Rikus te-
Daarvan plukti
de jutters de vr AR
Een andere be 'ef>>
ke factor die ei 'urtj
draagt dat jutte Serr
dwijnen is de E
technische v 'art
gang. Anno 191 1
ben er veel M
scheepsongeluk te
plaats door toe hot
van onder meei dr
satellietnet 1
aan boord
schepen.
Ü.d
Strandjutter
Rikus Rensmaag
tijdens rechtszaaklp-'
,Ik kan er niks
uitj
aan doen
efil
edelachtbare,
ik ben immers
erfelijk belast"
rug op zijn laatste, tevens root
karwei, de „Metric". jger
Deze 397 ton metende Deens en
vaarder was op weg van de rgei
haven Morlaix naar Hambz0
had geen lading aan boord. vujj
november 1972 joeg een
Noordwesterstorm over de
zee. Het schip liep averij
roer op, werd naar de Haa
den gedreven en raakte va: rof
Razende Bol, de „wand be
zandplaat in het Marsdiep, 1 jau]
gat tussen Den Helder en Te d;
bemanning werd met helibtst.
van boord gehaald. 1 bi
Brons en koper
Rikus Rensmaag: „Toen dew
was uitgeraasd ben ik er 's s
met de vlet roeiend op af n *r'(
Na een tijdje zoeken zag ik h sta
gen in de slag van de vut tx
Het was een juweeltje v; ens
schip, zoveel brons en ko ;Vei
daaraan zat. De volgende uc
ging ik er samen met mij jLc
Taaie opnieuw heen. Met I rjka
zers, beitels, mokers, ijzerza rite
een karretje op van die ai erd<
wieltjes. Eerst was de zen<vaa
latie aan de beurt, daarna
nen we in de machinekamer
peren leidingen weg te zag (ns
buit ging meteen naar de o] ,r
Van de opbrengst kocht ik e n'tw
tenboordmotor, want telke rge,
heen en weer roeien hing mi (-
lang de strot uit".
De „Metric" bood Rikus Rei
dagen en nachten werk. Z j
bladen van de schroef wen
gezaagd. Ongeveer twaalfh
kilo koper en brons werde is
de opkoper gebracht.
Rikus Rensmaag: „Het lie en v
maal gesmeerd. Tot we op
dag weer kwamen. Toen hir te h
vijf kerels over de versch zijl
Een van hen begon tegen on kolt
kunnen wel weer opdor en
want we gaan hem vlotbi
Werkelijk, de machine had 1
aan de praat weten te krijg ieei
weggezaagde leidingen had 1
vervangen door flexibele s aan
zelfs de lichtaggregaten diDak
weer. Diep teleurgesteld voe liet
terug naar de dijk, waar opas
nieuwe verrassing wacht de
stond nogal wat volk aan d aan
We waren de pineut. Drie m At
de recherche en twee man Le
form namen ons mee naar rhal
reau. We werden ondervraaf wa'
iemand van de waterpolitie, het
toepasselijke naam Drijfhoi
dertussen hadden ze huis: zil
gedaan en spullen in beslaj ard
men. Bussen verf, kwasten Üge
trolblokken. De agent maak wai
een opmerking tegen mijn de 1
„Alles zit goed in de verlen 1
klopte. Ik had pas mijn hi Atla:
binnen en van buiten net in it w
gezet met verf van de Metri &edl
dijs
Erfelijk belast
ille i
Bijna negen jaar geleden m< n gi
kus Rensmaag voorkomen v ,Ven
Helderse kantonrechter. wer
vraag waarom hij het geda<dje
antwoordde Rensmaag: „Ik stal
niets aan doen, edelachtb mar
ben erfelijk belast". ullei
Rikus werd veroordeeld tol
honderd gulden boete en v en
derd piek voorwaardelijk, n enki
proeftijd van twee jaar. ijn
„Terwijl de rechter dit von ar,
sprak zat ik in gedachten aTvóe,
rekenen, dat mijn volgend
minstens zeshonderd gulder rijge
opbrengen, anders was ik vo t0'n
in de weer", zegt Rikus Reijsen,
eenvoudigBal b
JAN Ik h
:ht
opg