Directeur krijgt het gezich t
van een van zi jn arbeiders
ANTICK
VAK H€T
N€D€RLANDS€
PLATTELAND
DE NIEUWE KOMEDIE MET GEZICHTSVERLIES
Uitstekend boek
boerenan tiek99
over
Nationale kracht Boheemse opera 's door bewerkingen ernstig verzwakt
KUNST
LEIDSE COURANT/
WOENSDAG 1 SEPTEMBER 1982 PAGINA 10
,Boccanegra" 0pent operaseizoen
DEN HAAG Met Si-
mon Boccanegra van Giu
seppe Verdi opent de Ne
derlandse Operastichting
haar seizoen 1982/1983.
De eerste voorstellingen
zijn op zaterdag 4 en
maandag 6 september in
het Circustheater te Sche-
veningen. Later volgen
opvoeringen in Amster
dam, Utrecht en Eindho-
libretto van Francesco Maria
Piave in opdracht van het Te-
atro Fenice te Venetië, waar
de opera in 1856 in première
ging. Het bleek echter geen
succes en na bijna een kwart
eeuw zette Verdi zich aan het
herschrijven van gedeelten in
de muziek en de dichter Arri-
go Boito bracht wijzigingen in
de tekst aan. In 1861 werd de
opera in de nieuwe vorm uit
gevoerd door de Scala in Mi
laan, waarna ze alsnog triom
fen vierde.
Verdi schreef het werk op een De rolbezetting is ten opzichte
van de eerste uitvoeringen in
1978 grotendeels gewijzigd. De
hoofdrollen worden gezongen
door Christine Deutekom,
Adriaan van Liempt en Henk
Smit (titelrol). Ook verlenen
hun medewerking Pieter van
den Berg, Tom Haenen, André
Spijker. Hélène Versloot, Sjef
van Wersch en het Nederlands
Operakoor o.l.v. Huub Kerst-
ens. Jan Bouws verzorgt de in
studering en de muzikale lei
ding is in handen van Kees
Bakels met het Amsterdams
Philharmonisch Orkest in de
bak.
Afscheid Pierre Jansen
Pierre Jansen heeft gisteren In Arn
hem afscheid genomen uit zijn func
tie als directeur van het Arnhemse
Gemeentemuseum. In de jaren van
zijn werkzaamheden daar heeft hij
zijn beleid gericht op het zó aantrek
kelijk samenstellen en inrichten van
exposities, dat er bij het publiek loop
naar het museum zou ontstaan. Hij is
hierin geslaagd mede door zijn popu-
lariteit, die hij verwierf door zijn tv-
uitzendingen samen met Leen Timp.
waarin hij kunst voor het volk ver
klaarde. Links op de foto mevr.
Brandt-Corstius uit Den Haag, eerder
werkzaam in het Rotterdamse mu
seum Boymans-van Beuningen, later
onder meer lid van de Raad voor de
Kunst.
SCHEVENINGEN De
Nieuwe Komedie heeft
nog de beste herinnerin
gen aan Dario Fo's to
neelspel „Betalen? Nee!"
van twee jaar geleden.
Er werden toen hele
nieuwe groepen publiek
aangesproken, mensen
die nog nooit een
schouwburg van binnen
hadden gezien. De men
sen hoefden ook niet
naar het theater toe. De
Nieuwe Komedie trok
zelf de buurthuizen bin
nen. Niet alleen met het
oog op het door dit stuk
theaterwerk warm ge
maakte publiek koos De
Nieuwe Komedie op
nieuw voor een stuk van
Fo ter opening van het
nieuwe seizoen. Diens
nieuwste spel „Gezichts
verlies" behandelt een
hoogst actueel gegeven:
de ontvoering van een
industriemagnaat. Te be
ginnen donderdag in het
eigen Theater aan de Ha
ven kan men dit veertien
dagen lang bezien, be
halve op zondag en
maandag.
Regisseur Hartmut Alberts.
„Je moet er niet aan denken,
dat deze stof in handen was
gekomen van een Duitse to
neelschrijver. Dan zou er
zwaar aan getrokken zijn en
er waarschijnlijk verhevigde
dramatiek zijn ontstaan. Zo
werkt Dario Fo niet. Als Ita
liaan maakt hij van dit poli
tiek/terroristisch gegeven
een klucht, ongeveer op de
manier waarop Feydeau in
het burgerlijk toneel met
mensen en situaties speelt. Fo
beroept zich daarvoor overi
gens niet op Feydeau, maar
op de al veel oudere Italiaan
se speelstijl, waaruit ook de
commedia dell'arte te voor
schijn is gekomen. Fo bedient
zich van de farce, die al in de
middeleeuwen in Italië hoog
tij vierde. Feydeau is daar
een gestileerde afleiding van,
terwijl Fo teruggrijpt op de
bronnen van het aloude
volkstoneel. Deze theaterma
ker hanteert de lach als zijn
voornaamste wapen tegen
onrecht, sociale wantoestan
den en misbruik van geves
tigde instellingen. Hij heeft
er al veel volk voor zich mee
gewonnen. Hij vond een
nieuwe eigen vorm voor poli
tiek theater".
In „Gezichtsverlies" wordt
Fiat-directeur Agnelli door
terroristen ontvoerd. De
Rode Brigade gaat met hem
aan de haal. De auto, waarin
hij wordt ontvoerd krijgt
echter een botsing. De ont
voerde directeur wordt meer
dood dan levend uit het wrak
bevrijd door een van zijn ar
beiders. Die laat in het zie
kenhuis evenwel zijn jas met
persoonlijke bescheiden ach
ter. De directeur liep een
dermate beschadigd aange
zicht op, dat plastische chi
rurgie toegepast moet wor
den. Als voorbeeld daarvoor
neemt men de foto die men
in de jas van de arbeider ge
vonden heeft, in de mening
dat het de jas van de direc
teur is. Daarmee krijgt die
directeur het gezicht van de
arbeider. Dario Fo gaf zijn
spel die opzet, dat het pu
bliek wel weet wat er gaande
is, maar de betrokken figu
ren niet. Daardoor ontstaan
misverstanden en kluchtige
toestanden, die logisch in het
spel besloten liggen, maar
Edgar Danz en Edda Barends als man en vrouw in „Gezichtsverlies".
Regisseur
Hartmut
Alberts: „We
hebben de
beste
herinneringen
aan de vorige
voorstelling van
Dario Fo".
naar buiten als onlogisch
overkomen en tot hilariteit
leiden.
Hartmut Alberts: „De speel
stijl van Fo vergt een hoge
beheersing van je vak. De
klucht als moeilijkste manier
van toneelspelen. We vor
men een democratisch gezel
schap met inspraak die ook
buiten de statuten om tot
stand komt. Als regisseur sta
je wel voor de artistieke ver
antwoordelijkheid, maar als
iemand met goede argumen
ten of zienswijzen komt, dan
sta ik daar open voor. Zo
werken we altijd en daarmee
bevestigt De Nieuwe Kome
die haar naam als collectieve
speelgroep. Ik zie mijn taak
als het aangeven van de gro
te lijnen en het onderbren
gen van ieders persoonlijke
ideeën in het geheel. Dario
Fo schrijft in zijn eigen spe
len zichzelf altijd in de
hoofdrol met daarnaast een
sterke rol voor zijn vrouw
Franca Rame. Daaromheen
strooit hij met bijrollen. Van
die opzet wijken wij af.
Speelt Edgar Danz de dub
belrol van fabrieksdirecteur
en arbeider, wiens gezicht hij
overneemt, en staat Edda Ba
rends in de rol van de vrouw
naast die man, de overige
rollen fungeren niet als aan
gevers voor dit tweetal. In
het oorspronkelijke spel, dat
langer dan drie uur duurt,
komen persoonlijke uitwei
dingen voor, waarin Dario
Fo zijn opvattingen over Ita
liaanse toestanden ten beste,
geeft. Die doen het goed in
het land van ontstaan waar
ze op slaan. Hier spreken die
minder aan. Vertaler Frans
Roth heeft deze politieke ter
zijdes dan ook weggelaten uit
de oorspronkelijke tekst. Die
raakt daardoor meer toege
spitst op wat er in dit spel
wezenlijk aan de hand is en
daar dragen alle spelers toe
bij. Op die ihanier ligt bij
deze voorstelling van ons het
zwaartepunt bij het ensem-
blespel. Tesamen zorgen zij
voor krankzinnige situaties,
ontstaan tijdens het spel door
de verwisseling van de perso
nen. Daar drijft dit spel op en
daarmee boeit Fo zijn pu
bliek, terwijl hij tegelijk zijn
politieke visie ten beste geeft
op wat er vandaag om ons
heen gebeurt".
De tendens in dit stuk wil
dan ook, dat de (Italiaanse)
overheid garen spint bij de
ontvoeringen. Gevangen ge
nomen kopstukken worden
vervangen door andere, door
de eigen geheime diensten
opgeleide infiltranten. Op die
manier regelt de overheid de
bewegingen van de terroris
ten, terwijl zij van de angst
ervoor bij de burger gebruik
maakt door speciale vol
machten voor de overheid te
scheppen. Op die manier
wordt door links activisme
het fascisme opgeroepen
en/of versterkt.
Dat Dario Fo er hiermee niet
zo ver naast zat, bewees de
ontwikkeling in de zaak van
de ontvoering van de chris
ten-democraat Aldo Moro.
Het proces rond deze zaak
bracht dingen aan het licht,
die Fo voorvoeld moet heb
ben, want op het moment
van schrijven en spelen kon
hij daarvan niet op de hoogte
zijn. Fo bleek over vrijwel
profetische gaven te beschik
ken.
In elk geval riep Fo met zijn
voorstelling bij „hogere
machten" zoveel weerstan
den op, dat er geijverd werd
hem het spelen onmogelijk te
maken. Hij vond daarbij
evenwel het volk op zijn
hand. Deze volkstoneelmaker
mikt voor zijn publiek op de
gemiddelde mens, die het
overgrote deel van elke be
volking vormt. Daarom wil
hij met zijn stukken niet in
een schouwburg van Milaan
staan, maar in de buurten
van mensen die hij wil berei
ken. Zijn straattoneel „Miste?
ro Buffo" vormde daar eer
der een opzienbarend voor
beeld van. De'onderste laag
van de samenleving begreep
hieruit, dat er voor hen to
neel werd gemaakt, zoals ook
Shakespeare chicanes aan de
hoven aan het volk voorspel
de. Daarom zoekt Fo nooit
een mooie zaal voor zijn spel,
maar een open ruimte temid
den van de mensen. Met
„Gezichtsverlies" bereikte hij
grote publieken, omdat die
publieken voelden en zagen,
dat het over dingen ging
waar zij mee te maken heb
ben en middenin staan.
De Nieuwe Komedie kiest
nochtans voor een andere
aanpak. Zij realiseert zich
niet in het Italiaanse volk te
staan, maar voor toneellief
hebbers van noordelijker ori
gine te werken. Daarom
zocht deze toneelgroep naar
toneel, dat gelijkelijk om spel
eri inhoud boeiend gebracht
kan worden. Geen naboot
sing van wat Fo doet, maar
een eigen conceptie, uiter
aard werkend vanuit dezelf
de ondergrond.
Toch had De Nieuwe Kome
die er behoefte aan de Ita
liaanse achtergrond van dit
spel naar voren te halen. En
om mede de absurde spelsi
tuaties te onderlijnen ont
wierp Benno de Vries een
decor dat Romeinse schilde
ringen bevat en functionele
details die alleen uit Italië
kunnen stammen.
Hartmut Alberts bracht met
De Nieuwe Komedie eerder
„De vroedvrouw" van Rolf
Hochhuth, zomede stukken
als „Ik hou toch van je" over
heroïnegebruik en het docu
mentaire toneelstuk „Proces
in Praag". Goede momenten
beleefde hij met de opvoering
van Dario's „Betalen". Die
hoopt hij nu weer op het ar
tistieke credo van De Nieuwe
Komedie te kunnen bijschrij
ven.
Harmut Alberts: „Opvallend
in dit stuk moet vooral zijn,
dat er niet volgens de wetten
van de psychologie gerea
geerd wordt op situaties,
maar dat bij wijze van reflex
de ene toestand uit de andere
ontstaat. Je moet je daarvoor
ongeveer in de wereld van
de clowns verplaatsen, die
net'zo gemakkelijk huilen als
lachen. Dit vraagt om een
groteske, ietwat circusachtige
opzet van dit spel. En dat
stelt aan de spelers de hoog
ste eisen. Dit spel is gebouwd
op een constructie van me
chanismen, waarin oorzaak
en gevolg uit zichzelf ont
staan. De acteurs krijgen ook
geen tijd voor bespiegelingen
of commentaar. Het ontwik
kelt zich buiten de spelers
om, terwijl zij er toch in hoge
mate bij zijn betrokken.
Daarmee ontstaat als vanzelf
een kijkspel. Geheel over
eenkomstig de bedoelingen
van Dario Fo. Tegen misstan
den in de maatschappij wa
pent men Zich mentaal het
best door er om te lachen. Fo
werkt niet graag met een be
lerende wijsvinger. Hij biedt
bevrijding in een boeiende
voorstelling, waarom ook te
lachen valt."
TON OLIEMULLER
AMSTERDAM Doordat sinds het einde van de vori
ge eeuw reeds er een grote belangstelling bestaat voor
het zogenaamde „boerenantiek" is het aanbod in deze
sector klein terwijl de prijzen voor dergelijke voorwer
pen over het algemeen hoog zijn. Dat schrijft Noortje
de Roy van Zuydewijn in haar nieuwste boek „Antiek
van het Nederlandse platteland", dat vandaag bij het
Amsterdamse Veilinghuis Christie's is gepresenteerd.
Een uitstekend geschreven en navenant verzorgd boek, waarin
de schrijfster op precieuze wijze en met veel gevoel voor het de
tail oude voorwerpen, die de Nederlandse plattelandsbevolking
maakte dan wel kocht, beschrijft. Honderden uitstekende foto's'
(waarvan heel veel in kleur) begeleiden de tekst, waarin Noortje
de Roy van Zuydewijn toont een zo grote kennis van het platte
landsantiek te hebben dat zij in staat was een nagenoeg compleet
overzicht te geven van een periode die zich uitstrekt van de ze
ventiende tot en met het begin van de twintigste eeuw.
Het nieuwe boek over het Nederlandse plattelandsantiek is niet
het eerste antiekboek, van deze schrijfster. In 1977 verscheen
(als Boek van de Maand) haar „Leven met antiek", waarin zij
voornamelijk het „betaalbare antiek" van de 19de en 20ste eeuw
behandelde. Zoals gezegd is het „Boerenantiek" en dan met
name dat wat in de 17de eeuw gemaakt is, veel en veel zeldza
mer en dus ook veel duurder. Neem bijvoorbeeld een in China
beschilderd porseleinen bord met daarop de voorstelling „Des
stiers wreedheid". Een verhaal, dat zich afspeelde rond 1650 in
de Zaanstreek, en waarbij verteld werd dat een stier zo schrok
van een opgelaten vlieger dat hij een man en diens in verwach-|
ting zijnde vrouw op de horens nam. De man was op slag dood,
maar de vrouw werd hoog in de lucht geslingerd, waarbij zij
haar kind verloor dat echter levend en wel op de grond terecht
kwam. De moeder overleed ter plekke, maar het kind een
jongetje leefde nog negen maanden....
Het is deze „petit histoire" waarvoor Noortje de Roy van Zuyde-
wijn vooral oog heeft gehad en die haar boek ver doen uitsteken
boven een droge opsomming van voorwerpen en namen van
makers. In haar nieuwe boek gaat zijn o.a. in op oude platte-
lands meubelen zoals bijvoorbeeld Friese keeftkasten, Staphor-
ster spinden en Marker babbekisten (spanen dozen). Maar ook i
de klap aan de wandtafel en de Twentse tuugkist komen aan 1
bod om maar te zwijgen van de aloude knopstoel. Verder passé-
ren oude kacheltypen de revue, Goudse pijpen, merk- en letter-l
lappen, de papierknipkunst, de vroegere klokkenindustrie en J
het zilver-voor-de-pronk, dat door de welvarende boerenstand;
werd aangeschaft. Bij dat laatste staat zij uitvoerig stil bij het
specifiek Friese knottekistje, waarmee een trouwlustige jonge- 1
man zijn opwachting maakte bij zijn bruid.
Bij de samenstelling van haar boek is de schrijfster geregeld te
rade gegaan bij het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem.
Uit de daar bijeengebrachte boerderij en huizentypen valt snel
af te leiden waar in ons land de plattelandsbevolking wel en
waar die niet welvarend was. Twente, Overijssel, Gelderland en
Brabant waren wat dat betreft veel minder bedeeld dan de Hol
landen, Friesland en Groningen. Die omstandigheid is terug te!
vinden in de gebruiks- en siervoorwerpen, die in de verschillen-'
de regio's werden gemaakt dan wel gekocht. Daarvan geeft dit
boek een pregnante weerslag. Als extra service aan de lezer is
achterin een lijst opgenomen met musea die veel plattelandsan
tiek in hun collectie hebben. Daarnaast is er een verklarende
woordenlijst, terwijl een uitgebreide literatuurlijst dit boek com
pleteert. Zowel door zijn opzet als door de uitwerking van het
onderwerp benadert „Antiek van het Nederlandse platteland"
de term van naslagwerk zeer dicht.
KLAAS GOïNGA
Noortje de Roy van Zuydewijn: „Antiek van het Nederland
se platteland". Uitg. J.H.Gottmer, Haarlem. Prijs: 37,50.
Omslag van het nieuwe antiekboek. Linksonder een Hin
deloper kist (skreentje) op schragen, eind 18e eeuw.
DEN HAAG Twee ope
ra's van Boheemse compo
nisten, beide gemaakt
rond 1925 en verbonden
met de taal en de kuituur
van het volk dat ze voort
bracht: zulke werken
moeten onder één noemer
zijn te brengen. Bij
„Schwanda; de doelzak-
speler" van Jaromir
Weinberger en „De avon
turen van moedervos By-
strouska" van Leo Jané-
cek gaat dat echter niet
oP-
Dramatisch gaapt er een kloof
tussen beide volksopera's
doordat de eerste gewoon over
mensen gaat, de tweede daar
entegen over dieren die zich
tegen mensen afzetten. Muzi
kaal is er een even groot ver
schil: Weinberger houdt zich
aan het conventionele interna
tionale idioom van zijn dagen,
Janacek evenwel spreekt een
volstrekt eigen muziektaal
ontsproten aan de taal van zijn
volk. Hoezeer deze stukken
muziektheater uiteenlopen,
kunnen wij sinds kort zelfs in
ons opera-arme land vaststel
len want beide werken kwa
men onlangs in suggestieve
uitvoeringen op platen be
schikbaar.
„Svanda" of „Schwanda", de
naam van de doelzakspeler,
betekent „Vreugde" en ook
„grap" of „schelmenstreek".
Die naam dekt Weinbergers
opera volledig. Model voor de
titelrol stond een edelmoedig
bandiet uit een oude legende,
die heel wat op zijn kerfstok
had maar alleen ten nadele
van de rijken want de armen
hielp hij zoveel hij kon. Op
voorstel van de componist
combineerde de tekstschrijver
dit personage met een figuur
uit een andere Boheemse le
gende, een fameuze doedelzak
speler die een even fameus op
schepper was.
Make-up
Bij de onderhoudende hande
ling maakte de destijds 31-jari-
ge Weinberger een goed klin
kende partituur die stilistisch
een mengeling is van Boheem
se volksmuziek in dansante
vormen als polka, furiant, od-
zemek, van Duitse polyfonie
naar het voorbeeld van Wein
bergers leraar Max Reger en
tenslotte van Amerikaanse
musical-make-up die de com
ponist opdeed tijdens een ver
blijf in de Verenigde Staten.
Bij de Praagse première in
1927 sloeg „Schwanda" gewel
dig in maar uit vrees dat het
nationalistische werk het bui
ten de grenzen niet zo goed
zou doen, maakte Max Brod
een afwijkende Duitse versie
waarin het Boheemse element
erg werd verzwakt. In die
vorm sprak het werk toch nog
genoeg aan want binnen twee
jaar ging het in liefst 17 talen
meer dan twee duizend maal
over Westerse operaplanken,
een succes dat tot aan de
Tweede Wereldoorlog vrijwel
aanhield.
Daarna leek het stuk uitge
werkt te zijn. Het effect van
heropvoeringen bleef door een
verandering in de muzikale
smaak beperkt. In de zettingen
voor een grote laat-romantisch
orkest deden de volksdansen
parvenu-achtig aan, het ge
leerde contrapunt (de enorme
ballet-fuga!) werd ervaren als
wezensvreemd aan het milieu
en het karakter van de ge
beurtenissen. Intuïtief wees
het operapubliek de stijlmen
geling die in de jaren dertig
normaal werd gevonden, in de
jaren vijftig en zestig als ge
kunsteld af. v
De bewaren gelden nog altijd
en het is dus begrijpelijk dat
de Beierse radio voor de opna
me die CBS nu onder nr 79344
op 3 lps presenteert, aanvan
kelijk de originele versie had
willen gebruiken. Het materi
aal daarvoor werd echter in
Tsjecho-Slowakije niet boven
tafel gebracht en men moest
zich houden aan Brods Duitse
bewerking. Mede door de mee
slepende weergave onder
Heinz Wallberg en de boeien
de vokale prestaties van Her
mann Prey (Schwanda), Lucia
Popp (Dorota), Siegfried Jeru
salem (Babinsky) en zeker ook
Siegmund Nimsgern (duivel)
kan de luisteraar er echt ple
zier aan beleven, ook al is het
geen uniek meesterwerk. Dat
is de verrukkelijke dierenope-
ra van Janécek overigens wél.
Geen Disney
In zijn boek over Janécöks
tragische opera's noemt Mi
chael Ewans het typerend dat
Max Brod voor zijn „arrange
ment voor het Duitse theater"
de oorspronkelijke titel veran
derde in „Het sluwe vosje" en
daarmee de enscenering stuurt
in de richting van Walt Dis
ney wat Janécek stellig niet
heeft bedoeld. Janaceks men
sen blijven mensen en zijn die
ren blijven dieren. Al gebrui
ken zij dezelfde taal, zij ver
staan elkaar niet maar in de
loop van de handeling nade
ren zij elkaar.soms wel om ook
weer uit elkaar te gaan. Er
moeten, overeenkomstig de
muziek die als altijd de beslis
sende factor is, op het toneel
twee werelden zichtbaar wor
den. Dat is bij mijn weten
nooit helemaal echt gelukt,
ook niet bij de zeldzame Ne
derlandse opvoeringen. Op
platen, waar de muziek het
rijk alleen heeft, lukt dat veel
beter, getuige de boeiende di
gitale opname die Decca op'2
lps onder nr. D 257 aanbiedt.
Charles Mackerras die al drie
opera's van Janacek voorbeel
dig vastlegde en aan een vijfde
bezig is, laat het Weens Phil
harmonisch Orkest subliem
musiceren en vond in de Tsje
chische sopraan Lucia Popp de
ideale vertolkster voor de ti
telrol. Ook de verdere bezet
ting is heel bijzonder en over
treft verre de oudere Suprap-
hon-opnamen.
Het bij de platen gevoegde
tekstboek levert een waarde
volle bijdrage tot een nieuwe
kijk op Janaceks meesterwerk,
in de eerste plaats door een
nieuwe Engelse vertaling die
de eigenzinnigheden van Brod
elimineert, verder door het re
produceren van vijftig van de
tekeningen die de componist
inspireerden en tenslotte door
een heel lang maar fascine
rend opstel van John Tyrrell
die verleden jaar al een Edison
kreeg voor zijn voortreffelijke
Leo Janécek
begeleiding van Mackerras op
name van Janaceks „Doden
huis". Ik laat in het midden of
Tyrrells interpretatie van „Het
vosje" in alle détails juist is
maar zijn beschouwing is veel
indringender dan de opper
vlakkige benadering van Brod
en dus een uitstekend uit
gangspunt voor verdere dis
cussie.
JOHN KASANDER