?eter Winnen:
:,Soms ben ik
el eens bang"
PELOTON HOUDT REKENING MET
MINNAAR VAN KONINGINNERIT
ZATERDAG 3 JULI 1982
De Steensma's
moeten hun
biezen pakken
LONDEN Van sportbestuurders
heb ik in doorsnee geen hoge pet
op. Hetgeen overigens ook geldt
voor de gemiddelde politicus. Maar
deze kolom lijkt me niet de ge
schikte plaats om daar dieper op in
te gaan; dit is tenslotte een sportpa
gina.
Sport bon zen en politici hebben
doorgaans gemeen dat ze er naar
streven goed in de markt te liggen,
aan de publieke gunst hebben ze
immers op hun terrein vaak veel te
danken. Vandaar ook dat je in een
verkiezingsstrijd van als gortdroog
bekend staande politieke figuren
allerlei merkwaardige capriolen
kunt gadeslaan, die er louter op
zijn gericht het volk voor zich te
winnen.
Haarscherp staat me nog het optre
den van Udink en freule Wttewaal
van Stoetwegen voor de geest,
waarbij zij zich op quasi amicale
wijze onderhielden met Damsla-
pers. Een foto in de krant leverde
het hen wel op, maar weinig extra
stemmen. Want het publiek prikt
meestal wel door dit soort p.r.-stun-
tjes heen en als je tussen twee ver
kiezingen in de indruk krijgt dat
Multatuli's „Publiek, ik veracht u"
op je van toepassing, laat je je ook
niet inpalmen door goedkope publi-
citeits trucs.
Sportbestuurders moeten ook, wil
len ze worden ge- of herkozen, aan
de weg timmeren. Afgevaardigden
die over je aantreden of aanblijven
beslissen, dienen te worden be
werkt; en bijvoorbeeld een stuk in
de krant wil daarbij nog weieens
een handje helpen. En als je een
maal op je bestuurszetel zit, is je po
sitie meestal van fluweel; tenzij je
het tussentijds zo bont maakt dat je
de rit niet mag uitzitten. Maar dat
gebeurt zelden.
Wat dat betreft onderscheidt de po
sitie van sportbestuurder zich nogal
van die van trainer, die afhankelijk
is van prestaties. Een bestuurder
wordt minder op zijn prestaties be
oordeeld en als hij zich verbaal een
beetje handig kan uitdrukken kan
hij het tot in lengte van dagen vol
houden. En dat heeft meestal erg
plezierige emolumenten tot gevolg.
Neem alleen al eens die reisjes die
bondsfiguren op kosten van de le
den kunnen maken. Het is geen
uitzondering dat een sportbond ein
deloos delibereert over de uitzen
ding van een atleet naar een be
paald evenement, een sportman of
-vrouw die zich het hele jaar, vaak
op de meest ongelukkige uren, de
blubber heeft getraind. Onder het
genot van een goed glas en een dik
ke sigaar bepalen veelkleurige bla
zers dan dat die sporter niet wordt
afgevaardigd, hetgeen dan veelvul
dig ook nog eens in een onpersoon
lijk berichtje wordt meegedeeld.
Aan de eigen trip maken de „bla
zers" meestal nauwelijks een woord
vuil.
Vandaar ook dat het regelmatig
voorkomt dat een equipe wordt uit
gezonden, waarbij het aantal actie
ve sportlieden wordt overtroffen
door het aantal officials. Waarbij
voor exotische oorden doorgaans
een opvallend grote belangstelling
bestaat bij de „blazers", die er een
lekkere goedkope vakantietrip van
maken.
Dezer dagen kwam mij een ge
schiedenis ter ore die typerend mag
heten voor een dergelijke gang van
zaken. Het speelde zich allemaal af
op Wimbledon, waar zoals bekend
slechts een handjevol Nederlandse
spelers op uiterst bescheiden wijze
in actie kwam. Op baan 12 moest
eerder deze week de Nederlandse
speelster Yvette Flu haar eerste
partij afwerken, tegen een Japanse
juffrouw.
Nu wil het geval dat juffrouw Flu
Indisch bloed in de aderen heeft.
Nadat de Aziatische juffrouw al
lang en breed op de baan was gear
riveerd, liet Flu nog geruime tijd
op zich wachten. „Waar blijft toch
de tegenstandster van Yvette?",
vroeg vice-voorzitter Steensma van
de tennisbond zich af. „Maar dat is
Yvette niet, dat is die Japanse", liet
een aanwezige Nederlander hem
fijntjes weten. Steensma deed er,
het schaamrood op de kaken, het
zwijgen toe. Aleer zeggen zou overi
gens alleen maar zijn nietszeggend
heid hebben versterkt.
Naar mijn zegsman mij liet weten
had Steensma's collega, voorzitter
Hehenkamp, twee dagen eerder
een warm pleidooi gehouden voor
een positieve benadering van zijn
bond en sport door de Nederlandse
media. Hehenkamp sprak van het
ontbreken van een „positieve on
derstroom" tussen bond en pers.
Het liikt mij wat moeilijk om figu
ren als Steensma, van wie er in het
hele Nederlandse sportbestel dozij
nen rondlopen, te zien in het licht
van „een positieve onderstroom".
Daarvoor zorgen zij zelf, niet vaak
slechts door hun daden maar helaas
eerder door het gebrek daaraan.
Vele disciplines van onze sportwe
reld zijn er echter wel aan overge
leverd.
Elke sport krijgt het bestuur dat hij
verdient, zou je met een variant op
een bekend gezegde kunnen stel
len. Als het huidige niveau van
vele takken van sport inderdaad
zijn afspiegeling zou blijven vinden
in de kwaliteit van de tegenwoor
dige bestuurders, ziet de toekomst
er nog somberder uit dan menig
criticus al stelt. Maar dat is niet het
probleem van menig sportbestuur
der. Die maakt zich drukker over
zijn reisjes dan over de ontwikke
ling van de discipline die hij op het
hoogste niveau vertegenwoordigt.
De Steensma's in het sportbestel
zouden hun biezen eens moeten
pakken, misschien dat er dan over
enige tijd weer wat vrolijks is te
melden over de vaderlandse ver
richtingen op vele fronten.
TINUS L. BUYS
iELSTEIJN „Ik was na de
ir ineens de gevierde vedette
alle verwikkelingen van dien.
leek wel alsof de paus in het
irp was. In het begin had ik er
jpeite mee. Ik vond al die drukte
Verdreven. Pas in een later sta-
'im heb ik het juiste inzicht ge-
<tgen. Ben ik mijn functie gaan
'feeffen. Hef heeft me echter niet
•anderd. Ik weet nu hoe ik met
facetten moet omgaan. Ik besef
dat het allemaal betrekkelijk
[Zelf word ik er in ieder geval
uitzinnig van".
denkt weer even terug aan die
[rkwaardige dag in juli, waarop
de vedetten losreed. „Het is
iral goed geweest voor mijn be-
idheid. En voor de financiën,
r eerlijk gezegd vind ik dat
jn vijfde plaats in het algemeen
isement veel meer perspectief
't. Ik heb ontdekt dat ik mijn
sta. Wanneer ik me goed
ben ik zeker van publi-
In de Tour ligt mijn emplooi.
It ik in de bergen mee kan, is
4t verbazingwekkend. Wel dat ik
1 zware werk een kleine vier we-
Li achter elkaar heb aangekund,
look aan het criteriumcircus ben
|niet kapot gegaan. Lichamelijk
i ik het dus".
t ben er op de Alpe d'Huez te
lp ingegaan. Heb me totaal leeg-
reden. Dat heb ik nooit eerder
laan. Onderweg heb ik overal
gedacht. Soms vroeg ik me af:
zouden ze er thuis van vinden,
weer zag ik iemand langs de
t staan en vond dat een idiote
it. In het begin had ik ook een
iekerig gevoel. Dat ik zou wor-
ingehaald". Op die verschrik-
ijke, voor een renner afgrijselijk
1 bochten tellende klim heeft hij
echter staande gehouden en
tevens een plaats verworven
het peloton. „Je moet je erin
:hten. Er heerst een bepaalde
jrarchie. Er wordt nu rekening
1 me gehouden. Op cadeautjes
f ik niet meer te rekenen. Als
ïu demarreer, volgt er een reac-
Ik ben er echter niet bang voor.
:1 twijfels zijn verdwenen. Toen
:wee jaar geleden in het profpe-
in mijn opwachting maakte, wist
iets. Ik had alleen cowboy-ver
in gehoord. Bij de amateurs
het verhaal, dat je zonder sti-
[antia niet kan rijden. Ik weet
wel beter. Veel mensen weten
waarover ze het hebben. Je
t jezelf echter wel goed verzor-
Ook medisch, al hecht ik weer
[inig waarde aan conditietesten.
cijfers kloppen niet zo vaak. De
:e graadmeter ben je zelf. Je
't gauw genoeg of je kracht hebt
wel als een dweil rondfietst. Je
:t gewoon op tijd je training
ipassen om de force te krijgen,
wel rust te nemen",
verwacht dat Winnen regel-
bjj de dokter op bezoek gaat,
Een duizendkoppig publiek onthaalde Peter Winnen vorig jaar in IJsselsteijn.
komt bedrogen uit. Er moet al iets
ergs aan de hand zijn wil hij zich
bij de medische specialist vervoe
gen. Hij geeft er de voorkeur aan
zelf de zaken uit te dokteren. Daar
om ook heeft hij de apparatuur
aangeschaft om zelf zijn bloeddruk
te kunnen meten en te onderzoe
ken of het ijzergehalte wel goed is.
De overtuiging dat hij de goede be
nadering heeft gevonden, geeft
hem een geweldig vertrouwen.
Zelfs de vijf valpartijen waarbij hij
dit seizoen was betrokken en waar
door hij nog niet vaak in beeld
kwam, storen hem niet. „Het is wel
frustrerend dat ik geen enkele
klassieker heb uitgereden. Ik heb
het stiekum in Luik-Bastenaken-
Luik nog even geprobeerd, maar
na tweehonderd kilometer was het
kaarsje op. Maar het zat dan ook in
de aanloop niet mee. In de Cata
laanse Week ben ik op een dag
twee keer gevallen. Onder andere
door eigen schuld. In Gent-Wevel-
gem is het ook tweë keer gebeurd
maar toen lag ik gewoon op de gro
te hoop. Vervelender was die smak
in de Waalse Pijl. Er zat een barst
in mijn schouderblad en op een of
andere manier zat het sleutelbeen
niet meer in het gewricht. Als je
dan weer gaat rijden ben je aan
vankelijk wat voorzichtiger. Maar
het sturen in zo'n grote groep geeft
geen probleem. Het wordt weer
routine als het vertrouwen terug
komt".
Vertrouwen. Het steeds weer te
rugkerende woord dat voor een
profwielrenner bijna heilig is. In de
Ronde van Romandië heeft hij ont
dekt snel weer op zijn oude niveau
te kunnen terugkomen. Bovendien
heeft hij gesignaleerd, dat zelfs Hi-
nault pijn moet lijden. „Hij heeft
daar enorm moeten afzien. Hij was
ook vaak geïrriteerd. Dat heb ik
van hem nog nooit eerder meege
maakt. Dat was een opsteker voor
me. Hinault steekt er elk jaar min
der boven uit. Hij is te kloppen.
Het is inderdaad geen Merckx".
Peter Winnen spreekt deze woor
den bedachtzaam uit. Niet over
moedig, want daar is hij het type
niet voor. Hij stippelt zijn weg uit,
aangepast aan zijn mogelijkheden.
Daarom ook is hij niet van plan te
jagen op de bergprijs. De vele
sprints die nodig zijn om de bolle
tjestrui vast te houden .vreest hij.
Passen althans niet in zijn opzet.
Hij wil geen overbodige risico's ne
men die het uiteindelijke doel zo
hoog mogelijk in het algemeen
klassement eindigen in gevaar
kunnen brengen. Hij heeft diep in
zijn hart zelfs een hekel aan risi
co's. Daarom ook heeft hij zichzelf
goed verzekerd. Eerlijk verklaart
hij: „Soms ben ik wel eens bang.
Als je met de renners onderling
praat en hoort wat er allemaal is
gebeurd, dan knijp ik hem wel
eens. Er zijn namelijk risico's. Om
dat ik bij een Belgische ploeg rijd
ben ik sociaal niet verzekerd. Ik
heb dan ook een aanvullende ver
zekering afgesloten, zodat ik een
tijdelijke wao-uitkering krijg dus
ook bij ziekte - en een kapitaals
uitkering bij blijvende invaliditeit.
Kijk, nu wordt mijn salaris wel
doorbetaald. Het wordt pas lastig
als ik niet meer interessant ben of
bijvoorbeeld naar een andere ploeg
zou overstappen".
Nuchter
De Limburger bekijkt alles dus
nogal nuchter. Hij doet er evenwel
alles aan om zo goed mogelijk voor
bereid aan de start te verschijnen.
Daarom ook was hij gelukkig met
het door Walter Godefroot geno
men initiatief om hem samen met
Braun, Wilmann en De Rooy een
hoogtestage in de Pyreneeën te la
ten doormaken. „Door dat verblijf
op grote hoogte is de conditie ver
beterd. Als de grafieken kloppen,
moeten we daarvan ruim drie we
ken voordeel hebben. Als het
„De praktische
intelligentie van de
ambachtsman wordt
ondergewaardeerd
Voor een notabele met
een plomp lijf kan ik
bijvoorbeeld weinig
respect opbrengen"
zwaartepunt van de Tour komt,
moeten we dus de perfecte conditie
hebben bereikt".
Het feit, dat de eveneens in zijn
ploeg rijdende Wilmann ook wel
eens vooraan in het klassement
kan komen, deert hem niet. Hij be
schouwt het eerder als een voor
deel en maakt zich er niet ongerust
over. „Als ik me normaal ontwik
kel, kan ik overal functioneren. De
naam van de ploeg maakt voor mij
weinig verschil uit. Er wordt al re
gelmatig bij mij aan de bel getrok
ken. Godefroot is ook al bij mij ge
weest om over mijn contract, dat
eind 1982 afloopt, te praten. We
zien wel als het zo ver is. Eerst
maar eens de Tour afwachten".
Winnen heeft respect voor zijn col
lega's. Hij kan dan ook verbaasd
zijn dat wielrenners in sommige
groeperingen minder goed overko-
men. „Het stoort me niet, maar ik
vind het niet juist. Wielrenners zijn
vaak mensen die de moeite waard
zijn. Op hun eigen gebied zijn het
vaklui. Waarom moeten ze worden
beoordeeld op een paar teksten,
wanneer na tweehonderd kilome
ter wedstrijd een microfoon voor
de mond wordt gehouden. Het
stempel onderontwikkeld is niet
juist. In mijn ogen bestaat er in
onze maatschappij een overwaarde
ring voor intelligente mensen. Die
hebben vaak de best betaalde be
roepen. Maar een ambachtsman
heeft een praktische intelligentie,
die dikwijls wordt ondergewaar
deerd. Voor een notabele met een
plomp lijf kan ik bijvoorbeeld'wei
nig respect opbrengen".
Hier spreekt duidelijk de andere
Winnen. De mens, die na lang aan
dringen bereid is wat meer van
zichzelf prijs te geven. Wel bena
drukt hij, alleen de grote lijnen te
willen aangeven. Enerzijds spruit
zijn gereserveerdheid voort uit
angst om verkeerd over te komen,
anderzijds omdat hij het terecht on
nodig vindt dat iedereen alles van
hem afweet. „Ik stel mezelf niet
voor consumptie beschikbaar, maar
men mag best weten dat ik vrij
nauwgezet ben. Ik analyseer graag,
weeg de feiten af en vergelijk ze".
„Ik moet soms mijn teleurstellig
verbijten, wanneer ik de leegheid
om me heen constateer. Ik hoef al
leen maar te luisteren naar de ra
dio, naar Hilversum 3. Het is ont
zettend slecht. Niets meer dan lal
lende disc-jockey's die menen de
wijsheid in pacht te hebben. Die
muziek is een afspiegeling. Zij is
leeg en decadent en heeft als enige
taak de stilte te verbreken. Het is
kennelijk het leven van sommige
mensen. Toch denk je dan: zullen
ze er echt iets aan vinden?"
Religie
Ook over het geloof mag hij graag
filosoferen. Hoewel katholiek opge
voed maar niet meer praktiserend,
intrigeert de religie hem mateloos.
„Het boeit me dat de mensen naar
iets op zoek zijn. Naar een vader of
een moeder. De wijze waarop het
gebeurt is ook interessant. Neem de
kerk. De mensen klossen naar bin
nen en naar buiten, maar doen
niets. Dan voel ik me meer aange
sproken door de vervoering, waar
mee Van 't Reve het over het ge
loof heeft. Dat kan ik hebben. Dat
is doorleefd. Ik zoek zelf natuurlijk
ook naar een bepaald houvast. Mis
schien bestudeer ik daarom die za
ken zo uitvoerig. Ik kan me echter
mateloos kwaad maken over die
groepen en sekten die alles weten
en overal een pasklare oplossing
voor hebben. Daar wordt niet be
seft dat de relatie tot die oermoeder
of -vader persoonlijk is. Dikwijls
heel verschillend".
Door zijn opleiding tot onderwijzer
is hij geconfronteerd met tal van
cultuuruitingen. Hij mag zich ook
daar graag in verdiepen. „Zo ben ik
vooral geïnteresseerd in beweegre
denen. Waarom heeft een schilder
iets op een bepaalde wijze vastge
legd? Heeft het iets met de persoon
te maken? Ik heb ontdekt dat ik al
tijd bezig ben met de mens die ik
zie. Het komt eigenlijk vanzelf.
Soms worden me ook kwaliteiten
toebedacht, die ik helemaal niet
•heb. Onlangs maakte Delcroix een
opmerking over een schilderij. Hij
vond het mooi. Ik zeg heel droog,
dat de kleuren niet goed zijn en
prompt wordt dat geloofd. Op die
momenten is het leven een spel".
Daarvoor is geen ruimte, wanneer
het wielrennen als een onderdeel
van de maatschappij aan de orde
komt. „Dat is een wereld met eigen
regels. Het heeft niets met het
maatschappelijk gebeuren te ma
ken. Er wordt gevochten. De ren
ners maken elkaar af. Ik heb daar
geen moeite mee. Het is sport. Door
een ander af te maken, dwing je bij
de collega's respect af. Ik voel me
in dat wereldje prima thuis. Het is
een hard, maar fantastisch spel. Die
strijd met de ander en de elemen
ten spreekt me bijzonder aan. Dat
mis je in het dagelijks leven. In de
maatschappij is soms wat meer
saamhorigheid. Vooral in socialisti
sche richting. Maar in de zakenwe
reld wordt ook gestreden op het
scherp van de snede. Weet je, ei
genlijk hebben we het in Neder
land fantastisch. De mensen zou
den eens in het Oostblok moeten
kijken. Het is in ons land allemaal
te gemakkelijk geworden door die
hoge welstand. Ik zag onlangs in
het programma van Sonja Barend
een man, die een actié wilde voe
ren om de tekst „God zij met ons"
van de gulden te krijgen. Als dat
allemaal kan, dan houdt het voor
mij wel op".
PETER VAN PUTTEN
ter Winnen op weg naar zijn historische zege op de
>e d'Huez.
ifs de ingewijden in het internationale peloton hebben er
ivankelijk wat moeite mee gehad. Maar al te vaak is het
rgekomen, dat Peter Winnen werd aangezien voor Rudy
'enage, de Belg die een paar jaar geleden in de Tour de
mee zo goed voor de dag kwam. Nu, anno 1982, liggen de
irten echter totaal anders. De naam van Peter Winnen is ge-
lakt. Hij wordt overal herkend, treedt op de voorgrond ter-
jl de zoveel op hem lijkende Pévenage in de schaduw is ver
benen. De Koninginnerit naar Alpe d'Huez, niet alleen door
nnen gewonnen, maar waarin hij het ook als enige heeft
igedurfd bij Hinault vandaan te demarreren, heeft de ex-on-
Eijzer status en aanzien gebracht. Voor een jonge coureur,
pas 25 jaar, die aan zijn eerste echte profjaar bezig is, een
irlijke situatie. Peter Winnen lijkt de getoonde giganti-
je, soms overdreven belangstelling echter goed te hebben
3rfwerkt. Hetgeen ondere andere bleek uit zijn tweede plaats
Ljens de nationale titelstrijd afgelopen zondag. Onze speciale
rslaggever Peter van Putten sprak enkele dagen voor de
rtrt van de Tour de France met Winnen, een coureur die als
ftn ander zijn gedachten kan formuleren over zijn vak, over
ligie, kunst en over de maatschappij in het algemeen. J