„Ik heb een permanente haat-liefde verhouding met de muziek" If PIANIST DANIËL WAYENBERG: „Je kunt alleen de top bereiken als je bereid 'bentom te lijden „Ik zou veelliever flipperen of met mijn elektrische treintjes spelen"» ZATERDAG 29 MEI DEN HAAG Hoe lang is het nu alweer geleden, dat de pianist Da niël Wayenberg ontdekte, dat zijn vingers op speelse wijze een loopje met hem namen? Sindsdien is hij op glanzende Steinway vleugels naar de ijle top van de Olympus ge zweefd, waar hij nu, gelauwerd, ge ridderd en uitvoerig geprezen al tientallen jaren zijn puntgave toon ladders aan de hoogst biedende verhuurt. In 1949 won hij als jong ste deelnemer aan het Concours Marguerita Long-Jacques Thibaud de grote prijs van de stad Parijs; in 1953 speelde hij voor het eerst in de beroemde Carnegie Hal in New York. Vijf maal won hij de Grand prix du disque met zijn sublieme vertolkingen van werken van Brahms, Ravel, Gershwin, Rach- maninov en Jolivet. En ondertus sen slibde zijn knipselboek vol met kritieken, waarvan een artiest nau welijks durft te dromen. De eerbiedwaardige Times in Lon den schreef, dat mr. Wayenberg de piano met een aanslag van puur kristal bespeelde: „Luisterend naar deze virtuoos houd je vanzelf de adem in, omdat je bang bent, dat je anders de betovering verbreekt". En Percy Cater van de Daily Mail prees hem met de volgende volzin regelrecht de hemel in: „Hij heeft de geest van een grote musicus en het hart van een dichter". Als je dat leest denk je al gauw: „geen vuiltje aan de lucht. Met zo'n storm van lovende krtieken pal in de rug kan Wayenberg tot in lengte van dagen blijven freewheelen". Groot is daarna de verrassing als hij zorgelijk bekent: „Elk concert is voor mij het deelnemen aan een wereldkampioenschap. Als je het hebt gepresteerd om de 100 meter in negen punt vijf te lopen ver wacht het publiek, dat je het de volgende keer nog sneller doet. Nu heeft een hardloper het voordeel dat de Olympische Spelen maar eens in de vier jaar gehouden wor den. Want van mij wordt verwacht, dat ik twee dagen achter elkaar die honderd meter in negen punt vijf loop. En als ik er een seconde lan ger over doe heb ik er danig de pest in en denk ik: „Wat is er met me aan de hand. Ben ik soms op de weg terug?". En wee je gebeente als ik een paar keer tien punt zeven laat afklokken. Aanvankelijk zul len ze nog zeggen: „Wayenberg was niet in vorm. Waarschijnlijk voelde hij zich niet helemaal fit". Maar als ik daarna op die tien punt zeven blijf hangen gaat het gegarandeerd als een lopend vuurtje door het vak: „Wayenberg is over zijn hoog tepunt heen. Met die man is het be keken". Duizend keer Het tweede pianocoricert van Rach- maninov heb ik ondertussen meer dan duizend keer gespeeld. Maar toch is elke uitvoering daarvan voor mij de eerste keer en kom ik met het zweet in mijn handen het podium op. Muziek is nu' eenmaal geen constant gegeven en reageert telkens weer anders op je vingers. Dat hangt af van duizend en één factoren: de zaal, het toneel, de vleugel, waar je op speelt, de tijd van voorbereiding. En dan is er ook nog wat Rubinstein eens het geheim achter de noten heeft ge noemd. Je schiet een pijl af en hoopt, dat hij de harten raakt van de mensen in de zaal. Maar om dat te bereiken heb je aan een trefze kere techniek echt niet voldoende. Zeker zo belangrijk is de spirituele kracht, die de noten vergezelt". Ik heb al jaren een haat-liefde verhouding met de muziek. Dat wil ik best bekennen. En daarom is het een zegen, dat de muziek mijn vrouw niet is. Want ik ros er on vervaard op los. Neem zo'n Rhap- sodie 'in blue van Gershwin. Die blijft tot op de dag vanvandaag voor mij een heidens moeilijke op gaaf. Voordat je erg in hebt vliegt, ie uit je vingers en zet ie je en plein public voor schut. Dan denk je een smakelijke schotel macaroni te ser veren en bemerk je tot je verbijste ring, dat er een zure haring tussen zit. Op zo'n moment schrik je je uit eraard rot. Maar je speelt manmoe dig door. Want the show must go on". Handlanger „Daar komt nog bij, dat ik kleine handen heb". Hij legt ze even wel willend op tafel met de handpal men naar boven en stelt misprij zend vast: „Zeg nu zelf: dat stelt toch zeker bitter weinig voor. Maar ik zal het er wel mee moeten doen. „Om vijf vóór acht kwam Green Room binnenstormen hoorde ik door de luidsprekei applaus na het eerste stuk. bleek, dat ze iets later warer gonnen. Twee minuten da strompelde ik het podium „Wayenberg was de rust ze schreef een recensent de dag ei Canon „In de Albert Hall heb ik ook gespeeld in een uitvoering Tsjaikovski's Ouverture 1812. ten zag ik affiches hangen, die ten bij die grote zaal. Het deei in elk geval deugd om mijn r> zo groot gedrukt te zien. Ik b het waarachtig nog leuk te vit ook". Tsjaikovski heeft dat stuk gesc ven voor orkest en canon. 1 omdat de meeste concertzalen berekend zijn op oorlogsmate wordt er zo goed als altijd ter vanging een oude, grote trom bruikt, die door een gewezen speler in elkaar wordt gesli Het effect is weliswaar niet zo i taculair, maar je loopt tenm niet het risico, dat je na afloop het concert een nieuwë zaal laten bouwen". c „Wat bleek echter: voor die uilnvc ring hadden ze een dirigent as trokken, die dol was op speciai fecten. En daarom had hij nok van de zaal een man ne< met dynamietpatronen, die o teken van een inspeciënt door één voor één moesten worden gestoken in een grote zinken be". „Wat er tijdens de repetitie nu cies mis is gegaan weet nog mand. Maar vast staat in elk g dat die man daarboven heef dacht: „Die inspeciënt zit te fen. Ik ga maar vast aftellen' toen hij bij veertig was heeftF brand er in gestoken. Je moet geweest zijn om te kunnen mei ten over de klap, die toen vo e Het gebouw stond te schuddei/e zijn grondvesten en een eno grijze rookwolk golfde door zaal". „Een paar seconden later volgc tweede klap. Want die man haf partituur vóór zich en wist hem te doen stond. De meeste sici hadden toen al dekking gei^' achter hun stoelen. Die kendei8c stuk ook en wisten, dat er nog tien klappen zouden volgen". „Op dat moment gebeurde er dat alleen maar in Engeland plaatshebben. Eén van de viol bond een zakdoek aan zijn si stok en begon er mee te zwa'* HET ORKEST GAF ZICH OV IJdelheid >1 Voordat hij in zijn hoogbejal PorsChe begint aar. de terug|je naar zijn vleugel en zijn treintjjr een voorstadje van Parijs geel! i graag nog enige gedachten voff zondag aan zijn gast mee. 1 heeft hem net de vraag gestel], de roem van hem een ijdel i] heeft gemaakt. „Ik ben een gelovige christen",! hij glimlachend uit, „en als ik| maar het geringste spoor van ij heid zou ontdekken, probeert dat gelijk uit te roeien. Een ir heeft namelijk geen enkel rectr ijdelheid. Paulus maakt daar irj van zijn brieven een kernacf opmerking over: „Wat heb je niet gekregen hebt?". En zo is Ik kan me kapot zweten en dj studeren. Maar wie geeft me Vóór de energie? Juist. Ik hoe| dus niet op de borst te slaan.L wederstaat de hoogvaardige, schenkt genade aan de nedel Als je dat in je oren knoopt 1<® het pochen vanzelf uit je hool| Hiernamaals Nog één op de valreep. Wayenberg in een hiernamaalf Hij knikt tevreden. „Er is eer] mei. Daar ben ik van overli Maar wat ik me daar preckj moet voorstellen is me niet gf" duidelijk. Een interessante vt die voorlopig open blijft is bijf beeld: „Behoud ik daar mijn] soonlijkheid. Anders gezegd:] ik in in de hemel in staat gep om te musiceren?". Als dat zo mocht zijn belooft enberg op voorhand, dat hij stukken van de hemel zal sper LEO THURING Foto MILAN KONVALINKA Andere handlangers heb ik name lijk niet tot mijn beschikking". „Pianisten met lange vingers en zoek daar asjeblieft niks achter, je weet wat ik bedoel zijn duidelijk in het voordeel. Die draaien voor het moeilijkste accoord letterlijk hun hand niet om. Maar van mij wordt verwacht, dat ik diezelfde afstand overbrug. En daar is hekse rij voor nodig". „Sommige stukken blijven dan ook voor mij een verschrikking. Het derde pianoconcert van Rachmani- nov bijvoorbeeld. In het begin van het derde deel moeten je vingers voortdurend op twee plaatsen tege lijk zijn. En toch mogen de tonen met over elkaar struikelen. Het moet doorzichtig blijven en kristal helder klinken. Ga daar maar eens voor zitten in een zaal met een kri tisch publiek, dat denkt: „Zal ons benieuwen of hij het deze keer haalt". „Met een elpee ligt dat een stuk eenvoudiger. Dan speel je met een vangnet eronder. Nog een keer, desnoods twee of drie keer over spelen. En achteraf kunnen de technici de zaak zo monteren, dat het een gaaf geheel wordt". „Maar nu live het tweede piano concert spelen met die krankzin- pinge accoorden gelijk in het begin. Daar krijg ik nog regelmatig nacht merries van". „En wat zou je denken van het eer ste pianoconcert van Liszt. Een schitterende componist, ik heb die man hoog zitten. Maar hij laat je wél enorme sprongen maken met drievoudige hindernissen erin. Het lijkt een concours hippique, waar van het parcours zo duivels moei lijk is gemaakt dat je als deelnemer wel op je bek MOET vallen. Liszt heeft van het toetsenbord een lan dingsbaan gemaakt, waar je vingers in honderden van seconden dienén neer te strijken. En ajs je per onge luk een toets niét goed raakt, waar door hij maar een halve of een kwart toon produceert, is je avond naar de knoppen". Aanslag „Ik maak mezelf wijs, dat ik vrij aardig met de piano overweg kan. Maar als ik niet blijf oefenen bak ik er toch niks van. Dat is in de muziek een natuurweg: je moet je spel steeds verbeteren. Je mag geen moment stagneren. Want dan pleeg je een aanslag op jezelf en geef je de zure rotnoten de kans naar bin nen te sluipen". „Ik studeer vijf tot zeven uur per dag en vind het nog steeds een hei dense klus. De pianist die daar een andere mening over heeft, liegt. Neem dat maar rustig van mij aan. Aan dat taaie oefenen, steeds de zelfde loopjes en gebroken accoor den produceren wen je nooit. Ik zou veel liever flipperen of met mijn elektrische treintjes spelen. Ik heb. thuis in La Celle St. Cloud een prachtig emplacement gebouwd met alles d'r op en d'r aan. Maar'er mee spelen komt er bijna niet van. De locomotieven kijken me de laat ste tijd steeds treuriger aan. En ik weet precies wat ze willen vragen: „Wayenberg, wanneer gaan we nou weer 's gezellig een eindje rijden?. „Sorry jongens", moet ik dan tot mijn spijt antwoorden, „Voorlopig niet. Want de baas moet studeren". „Ik kan me voorstellen wat je nu denkt. Jij denkt: „Wayenberg ver koopt zich aardig. Die overdrijft schaamteloos, omdat hij de journa list aan een leuk stuk wil helpen". Maar ik zweer je: zo liggen de za ken helaas niet. Als je me een noc turne van Chopin ziet spelen heb je misschien het gevoel: „Dat gaat hem moeiteloos af". Maar het is virtuoze schijn, die je dan parten speelt. Meneer Borg slaat zijn balle tjes ook met een bedriegelijk ge mak. Maar voordat hij zover was heeft hij wél jaren moeten oefénen. Dag in dag uit tegen dat stomme balletje slaan, totdat het zijn neus en oren uitkwam. Maar hij had geen andere keus: je kunt alleen de top bereiken, als je bereid bent om te lijden". Klad en net „Dat doe ik dus maar. Week in week uit. Bij voorkeur 's nachts, want in het donker kan ik me het beste concentreren. Ik maak dan eerst mijn oefeningen in het klad op mijn Japanse piano. En als ik zeker ben, dat mijn vingers de weg weten speel ik hem pas in het net op mijn Steinway. Nee, de buren hebben geen last van me. Ik woon in een vrijstaand huis met een lapje tuin er omheen en gelukkig zijn ze stuk voor stuk liefhebbers van klassieke muziek. En omdat ik niet getrouwd ben houd ik thuis alleen mijzelf uit de slaap. Dat is overi gens- een vrjwillige keus geweest: ik ben beslist geen verstokte vrijge zel. Maar waar zou ik de tijd van daan moeten halen om een gezin te onderhouden?". Suikerwaren Wayenberg, die in zijn herfstige oveijas oogt als een goedmoedige handelsreiziger in suikerwerken, volgt de laatste maanden vanuit Frankrijk met argusogen de politi ci, die het muziekleven in Neder land op de suddervlam willen zet ten. „Als je het aantal musici in krimpt", vreest hij, „tast je automa tisch de waarde van het orkest en de muziek aan. Je kunt niet straf feloos blijven bezuinigen en samen voegen. Dat gaat onherroepelijk ten koste van de kwaliteit". „Ik zou het daarom doodjammer vinden, als die plannen doorgaan. Want er wordt in Nederland voor treffelijk gemusiceerd. Het niveau van de provinciale orkesten is enorm gestegen en wat die tegen woordig aan kwaliteit in huis heb ben is verrassend. Ik ben, dacht ik, bevoegd om daar over te oordelen, 'want ik speel regelmatig met de beste orkesten van de wereld. Als ik dan in Gelderland of Overijssel het beestachtig moeilijke 2e piano concert van Bartok breng en merk, dat alle instrumenten bespeeld worden door topmusici, is het een onverdragelijke gedachte, dat ze daar misschien straks met de botte bijl in gaan hakken". „Als ik zeg, dat ik graag met het Concertgebouworkest speel trap ik uiteraard een open deur in. Dat is namelijk een enorme aanbeveling, die elke solist voor zijn carrière goed kan gebruiken. Daar komt nog bij, dat het Concertgebouw een fantastische zaal is, waar de scha duwen van kolossale figuren als Brahms en Rachmaninov op je vin gers kijken en je dwingen tot opti maal spel. Het is een psychische druk, waar je soms diep onder ge bukt gaat, maar die neem je graag op de koop toe". Congresgebouw „Heel anders ligt het met het Con gresgebouw in Den Haag, waar bij de bouw tegenstrijdige uitgangs punten zijn gehanteerd. Als je in die zaal speelt heb je altijd een ex cuus bij de hand om je falen te ver- goeilijken. Het heeft ook geen en kele zin om je daar in het zweet te werken. Want de klanken raken toch zoek. Waar zul je je dus druk over maken?". „Het is doodjammer, dat het Resi dentie-Orkest uitgerekend in die Kubelik, Barbirolli, Martinon, Van Otterloo, Haitink, Fournet, Ancerl en Benzi blijkt een speciale band te hebben met de Russische pianist en componist Rachmaninov. Vóór een optreden in de Philharmonie in Leningrad dwaalde hij door de za len van deze klassieke tempel op zoek naar een piano, waar hij zich zou kunnen los spelen. Toen hij eindelijk een wrakke, witte vleugel had gevonden en dacht: „Als ik daar te hard op timmer ga ik er dwars doorheen", werd hij op de schouders getikt door een suppoost, die mompelde: „Daar heeft Rach maninov nog op gespeeld". Wayen berg nam daarop in radeloze eer bied de wijk naar zijn kleedkamer. Jaren later werd hij geëngageerd voor een promenadeconcert in de immense Albert Hall in Londen, waar 10.000 bezoekers zich op een avond verzameld hadden om te luisteren naar zijn vertolking van Rachmaninovs' 3e pianoconcert. „Het was de eerste keer dat ik die AlbefI Hal optrad en daarom wilde ik niets aan het toeval overlaten. Na de repetitie dus geen sigh tseeing en niet shoppen, maar di rect naar mijn hotelkamer voor een middagdutje". „Uitgerekend op die dag was er in heel Londen geen taxi te krijgen. Ik stond zeker al een half uur op de hoek van een straat toen er ein delijk één stopte". „Inmiddels was het half acht ge worden: het tijdstip, waarop het concert moest beginnen, dat ook nog live werd uitgezonden door de radio. Ik wist, dat er vóór Rachma ninov nog een stuk werd gespeeld en dat heb ik in die taxi hardop zit ten zingen. „Nu zijn ze bij die pas sage", dacht ik, „nu zijn ze daar". „Om kwart vóór acht reed ik nog in een enorme file door Hyude Park. En om vijf vóór acht waren we zeker een kilometer van de Al- bert Hal verwijderd". „Dames en heren", hoorde ik al roepen, „het spijt ons oprecht. Maar de solist van vanavond is niet op komen dagen". Reken er op, dat zo'n bericht binnen 24 uur naar alle uithoeken van de wereld is gete- lexed. „Wayenberg heeft 10.000 mensen in Londen voor Piet Snot laten zitten". Zeg dan maar rustig „dag" met je handje tegen je carriè re". zaal moet spelen. Het staat al jaren internationaal zijn mannetje en wordt door alle dirigenten terecht geprezen. Maar als ze in het Con gresgebouw spelen worden ze van zelf een zoekplaatje. Op dat soort a- koestiek heeft Den Haag blijkbaar patent: ik herinner me tenminste, dat vroeger in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen c^e mu ziek alleen op het podium te genie ten viel". Wayenberg, die gemusiceerd heeft op aanwijzingen van legendarische stokvoerders als Jochem, Böhm,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 18