£cidóc 0otncmt jjüajjuü^
Moeder,
ik wil er
niet uit
Voor kleine
klusjes.
■S^CctdócSouoant
Vijf tulpen
of een park
iyc
APRIL 1982
VOOROORDELEN
OVER WOONWIJKEN
„Kazernewoningen", is er altijd gescham
perd. „Een uiting Wan vakidiotie. Vragen
om flatneurose. Wat moet een groene we
duwe in zo'n slaapstad anders dan grijpen
naar de sherryfles?" Het werd geslikt als
zoete koek. Maar was het waar? Peter
Stoppelenburg deed er een onderzoek naar
en zag het resultaat bekroond met zijn pro
motie tot doctor in de sociale wetenschap
pen. De negatieve berichten over de leef
baarheid van na-oorlogse nieuwbouwwij
ken bleken te berusten op het vooroordeel
van een elitaire minderheid die er dan ook
niet hoefde te wonen.
Wensdroom
Natuurlijk broeit in menig hart de wensdroom van een wo
ning waarin geen burengerucht of verkeersgedruis kan bin
nendringen, omgeven met een tuin die, juist door de liefde
en zorg waarmee hij is aangelegd en verzorgd, buitenstaan
ders even doeltreffend weert als een slotgracht. Het kasteel
van Otis. Maar evenzeer geldt dat de miljoenen voor wie dit
idyllische ideaal buiten de horizon van hun draagkracht
valt, maar die desondanks oprecht tevreden door het leven
gaan omdat ze zich in hun woonomgeving welbevinden. De
habitat'van Borland.
Gemiddeld 80 procent van de mensen die nieuwe stedelijke
wijken bevolken, is op deze manier tevreden, heeft Stoppe
lenburg bij zijn onderzoek gevonden. Duidelijk andere koek
dan de klachten over eentonigheid, grootschaligheid, ver-
ontmenselijking die ze in de mond gelegd hebben gekregen.
Saaie slaapsteden vol groene weduwen achter de sherry
fles..., Stoppelenburg kwam dit stereotype beid niet te
gen. Het bleek te berusten op vermoedens, gezaaid door een
minderheid.
Een minderheid met een stem, dat wel. „Ik denk aan art
sen", zegt Stoppelenburg. „Toen een geruchtmakend onder
zoek in Engeland eenmaal verband had gelegd tussen psy
chosomatische ziekten en hoogbouw, meenden veel dokters
die relatie in hun praktijk terug te vinden, terwijl een me
thodische studie van het Nederlands Instituut voor Preven
tieve Geneeskunde toch heeft aangetoond dat. het verband
nergens te leggen valt. En ik denk aan geluiden uit de so
ciaal-wetenschappelijke hoek in de trant van: dit soort bou
wen is een uiting van vakidiotie".
Stoppelenburg wijt de. naar kretologie zwemende kritiek aan
het feit dat de onderzoeken naar woonwensen en woonte-
vredenheid in het verleden te amateuristisch zijn geweest, te
weinig onderbouwd. „Men bleef steken bij vragen als: bent
u tevreden over het aantal en de grootte van uw kamérs,
over uw bergruimte, over de zon op uw balkon? Lekt het
hier als de hel? O, dan zult u wel heel ontevreden zijn. Maar
zulke vragen geven niet het soort antwoord waar je iets mee
kunt doen, waar je een volkshuisvestingsbeleid op kunt bou
wen. Dat is te naïef. Het miskent de habitat, dé woonomge
ving als belangrijke factor voor tevredenheid"
Totale ruimte
Meer aanknopingspunten krijgt de onderzoeker wanneer hij
kijkt naar de totale ruimte die door een persoon of een
groep regelmatig gebruikt wordt voor allerlei activiteiten en
vormen van communicatie. Welke gebruiks- en belevings
waarde bezitten de verschillende ruimtelijke oplossingen die
in de na-oorlogse uitbreidingsplannen voor verschillende
bevolkingsgroepen zijn toegepast en waarom bezitten ze die?
Op welke manier en met welke uitwerking beïnvloedt de
gebouwde omgeving het gedrag van mensen? Hoe handelen
en wandelen ze er?
Toen Stoppelenburg het geijkte vragenlijstje aldus had uit
gebreid en aan het turven geslagen was (letterlijk: de gang
van de bewoners door hun wijk werd cijfermatig vastgelegd;
hoe vaak kwamen ze ergens wel of niet?) begonnen gege
vens boven te drijven die menig planoloog achter het oor
zullen doen krabben. Zo bleek het een misvatting te zijn dat
men een wijk meer leefbaar kan maken door er meer groen
in te stoppen. Bewoners van buurten met karig groen zijn
even tevreden over, hun omgeving als de met overdadig
groen gezegenden. Een riant winkelcentrum naast de deur
dan. Alweer mis. Ook bij afwezigheid daarvan snort het in
de omgeving van tevredenheid.
Stoppelenburg: „De nabijheid van een uitgebreid winkelap
paraat of van allerlei groenvoorzieningen of van goede ver
bindingen wordt zeer op prijs gesteld, zeker, maar wanneer
dit soort voorzieningen in minder ruime mate voorhanden
is, leidt het nauwelijks tot een ongunstiger oordeel over de
buurt of tot een grotere neiging om te verhuizen. Noch zie je
dan gedrag waaruit op te maken zou zijn dat die mensen
zich minder tevreden voelen dan anderen. Wat wel als be
zwaarlijk wordt ervaren, dat is verkeersdrukte, verkeerson
veiligheid. Men wil bij voorkeur in een luwtegebied wonen.
En men wil ruime, deugdelijke, veilige speelgelegenheid
voor de kinderen. Wanneer planologen die nog te maken
krijgen met uitbreidingsplannen, deze prioriteiten voor ogen
houden, kan een aantal andere stokpaardjes uit de nieuw
bouw van na de Tweede Wereldoorlog rustig op stal worden
gezet".
PIET SNOEREN
Het huis van een mens is zijn kasteel; hij is
er zo geborgen als een vorst in zijn slot.
Wist James Otis veel toen hij zijn tot slij-
tens toe aangehaalde uitspraak deed? Zou
hij, Amerikaans politicus uit de 18e eeuw,
wel ooit met het verblijf in een oude Euro
pese burcht kennis hebben gemaakt, hoe
anders zou hij hebben gepiept. De hoge za
len vol tocht en vocht, met geen houtvuur
lauw te stoken voor elke boodschap de
billen blauw en bloot boven een gat in de
vensterbank. Eeuwig turen vanaf de tran
sen. Ijsberen van kanteel tot kanteel.
Moeder ik wil eruit...
„Nee", heeft daarentegen een landgenoot
van Otis, de schrijver Hal Borland, gezegd,
„de straat die je kent, de weg, heel een
dorp of stad waarmee je verwantschap
voelt, dat is je huis". Hij benadert daarmee
het wetenschappelijke begrip „habitat" (af
geleid van het latijnse werkwoord „habita-
re" dat „wonen" betekent) waaronder ver
staan wordt: heel de omgeving, zowel de
levende als de niet-levepde.
Dit ommetje was even nodig om bij het
proefschrift over woonmilieu en woonge-
drag uit te komen waarop Peter Adriaan
Stoppelenburg aan de Katholieke Hoge
school te Tilburg is gepromoveerd tot doc
tor in de sociale wetenschappen. Een
proefschrift met een tegendraadse slotsom.
Hoor maar. „De zorgwekkende berichten over de leefbaar
heid van nieuwe stadswijken hebben meer gesteund op ban
ge vermoedens van een kleine, maatschappelijk.geëngageer-
de en welbespraakte minderheid die zelf vaak niet in deze
wijken woonde, dan op de mening van de veien die daar
wel leefden".
Dit handige miniatuur
bankschroef je krijgt u
toegestuurd als dank voor
het opgeven van een
nieuwe abonnee
Postcode/Plaats
Betaald wordt per maand (met automatische afschrijving)
per kwartaal
Stuur een miniatuur bankschroefje naar:
Naam
Adres
Postcode/Plaatstt
Telefoon
Stuur deze bon in open envelop - geen postzegel plakken
naar: Leidse Courant, Antwoordnummer 1007Q,
2300 VB Leiden.
i
Foto: Milan Konvalinka
Het huis van een mens is zijn
kasteelOf dat huis nu wel of niet
omgeven is met een tuin die
buitenstaanders even doeltreffend
weert als een slotgracht. Zelfs als de
kozijnen wat afbladderen en slechts
vijf tulpen de enige versiering
vormen, kunnen de bewoners zich in
dat huis, hun huis, volmaakt gelukkig
voelen. Zij kennen de straat, de buurt
en voelen zich daarmee nauw
verwant. Ook al moeten zij het doen
met karig groen, dan nog zijn ze over
hun omgeving even tevreden als de
met overdadig groen gezegenden.
Hun voorkeur gaat wel uit naar een
luwtegebied; geen verkeersdrukte
met daaraan gepaarde onveiligheid
voor de deur. Wat zij bovenal wensen
is een ruime, deugdelijke, veilige
speelgelegenheid voor hun kroost. Dit
alles tot grote verbazing van de heren
planologen, die tot nu toe andere
prioriteiten op hun lijstje hadden
staan.