VIJFENTWINTIG JAAR Een boeiende ervaring: Leiden stond voor mij 25 jaar te kijk TON PIETERS JE BEGON ALS „HEER", MAAR NU IS HET EINDE VAAK ZOEK .DEN LEIDSE COURANT WOENSDAG 31 MAART 1982 PAGINA S ■ililllllllllllfllllllllllllfllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll len opmerkelijk ibileum van 'p/i ongewoon lukjesschrijver r,t is morgen precies een- part eeuw geleden dat Ton 'etters voor de eerste maal ij verslaggever voor de, |>n nog met „ch'\gecomple- Irde Leidse Courant, de •rcht beklom. Vijfentwintig jr lang is hij nadien voor te krant op pad geweest. I voelde zowel de notabele "de totaal berooide Leide- aan de tand, heeft al die i in een milde 'toonzet- zijn licht laten schijnen [de Sleutelstad en haar in ters. Ton liet zich in al die n vooral leiden door de is achter het nieuws. Niet 'br niets ziet hij zich zelf ?1 meer als een 'waarne- een beschrijver van ge- •tenisjes, dan als een éch- mrnalist. In de laatste ja- is dat ook officieel het tl. Ton houdt zich in zijn. •iek 'Langs Omwegen' of meer dagelijks bezig het randgebeuren. Het rslag van het slaan van l eerste paal zal men nim- r in zijn rubriek tegenko- •n. Ook niet het bereiken ,p een hoogste punt. Wel praten met de heibaas, tabel die voor het eerst leven achter de knop- staat, met de man ook de flessen passend ont- t rkt als de vlag in top gaat. huchter ar dat is ook weieens an- ■s geweest. Toen Ton Pie- een kwart eeuw geleden Much ter het redactielokaal 'h de Leidse Courant bin- bIstaptekreeg hij de ge- Qjkelijke doorsnee taken bedeeld. Dus wel het slaan een eerste paal, het lenvan vergaderingen t commissies en gemeente en. Zijn collega's weten nog te vertellen, dat Ton ijn jaren als raadsverslag- •r zo verschrikkelijk kon iten. Vooral als de emo- hoog opliepen. Dat was ook niets voor Ton. Poli- gekrakeel had, evenals 'ief gerommel op het 'bal veld, duidelijk niet voorkeur. heeft in die kwart eeuw, mige op de redactie, twee ?s meegemaakt. Eerst t dagblad Het Binnenhof j)en Haag een samensmel- -e tot Westerpers bv en en- jp jaren later een fusie met }-lhoff Pers bv. Ook de fhnische (r)evolutie heeft aan den lijve ondervon- r. Van het moment dat de •slaggever keurig in het itt gestoken achter de type- kchine werkte aan een dint die een 'mijnheer' was d^redactieleden hun baard esten afscheren, omdat i baarddrager nu eenmaal ieit voldoende representatief geacht, tot de dag van ÏSdaag, waarop elk woord ;a)t een ongekende snelheid e>r de computer wordt in dikt om in een oogwenk in ei kolom zetsel te worden sfscheiden. Hij heeft die orfwikkelingen laconiek aan ,i£ voorbij zien gaan. Paste jb aan als dat vereist was. ifreef en schrijft zijn bij- bvlgen nagenoeg ongestoord, tal hij in het gebruik van nu alom gehanteerde idscherm nooit een mees- worden, die dingen altijd en gevaar voor zijn stuk- blijven beschouwen. test Pieters is een 'ongewoon ialist. Misschien is Ton ware, in de loop der tij-' gegroeide, zin van het isord zelfs helemaal geen nalist te noemen. Een ge in dat zeker niet weg rit-, dat zijn jubileum door rele vrienden zéér terecht ngegrepen om Ton eens indig in de bloemen te lef en. Dat zal dan vrijdaga- ndtd gebeuren. In de Leidse kddsgehoorzaal. Er is een :)fitprogramma samenge- a1d dat klinkt als de beken- seklok. Met slechts een zeer i\Perkt officieel gedeelte en over/naaf aan bruisende ïöeurtenissen. Medewer- e )g wordt verleend door on- ef meer het Trio Gé Philip- i i (inclusief wethouder k Tesselaar), The Old fck Horse Saloon Band, de spotten, de showgroep r|fief, de boerenblaaskapel lz Dors(t)vlegels en anderen. et feestavond begint om half en. Vaste lezers, vrienden t relaties van Ton worden ir deze uitgenodigd om de :&tavond bij te wonen. Niet i in een lange rij te staan de jubilaris de hand te 11uddenmaar om het feest lei(e te vieren en hem 'en Jnt' even op de schou- te tikken. Al was het al maar om zo terloops een >ftjf% onderwerpje door te n *en. b* ongewone stukjesschrij- f is immers na vijfentwin- zèjaar nog lang niet uitge geven... Toen ik vijfentwintig jaar ge leden me onzeker aan de journalistiek ging wagen, be klom ik een vrij steile hoog te. Het was niet de Olympus, maar de Leidse Burcht. Eén van de eerste opdrachten die ik kreeg van mijn hoofdre dacteur Leo Roozen van daag alweer een jaar of twaalf genietend van een ge pensioneerd dolce far niente, wat voor hem nog steeds neerkomt op het afreizen van kunststeden en bedevaart soorden en het voortbrom- men was: meneer maakt maar eens een verhaal over een nieuweling in Leiden (mogelijk heeft hij noviet, of novice, gezegd, want het den ken en handelen op onze krant werden in die late vijf tiger jaren nog bepaald door kerkelijke, hiërarchische im pulsen); „maakt u maar eens een verhaal over de indruk ken die iemand opdoet als hij voor het eerst Leiden be leeft". Het was een gedistingeerde strikvraag, een vaardigheid stoets voor een niet-ingewij- de, maar ik heb dat verhaal getikt, en er was één of ande re fotograaf (toen ook nog een heer>, die op z'n gemak beelden schoot van mijn dwaaltocht door de stad. Ik gebruikte, herinner ik mij, ettelijke malen de aandui ding „Sleutelstad". Ik dacht, dat Leiden altijd zo werd ge noemd. Of ik dat vervolgens niet meer wilde doen, kreeg ik van hogerhand te horen. "„Het zij u nu nog vergeven, maar doe dat nooit weer: één keer Sleutelstad is genoeg, want van Leiden valt veel meer te vertellen". Spijkerbroeken Toen ik met de eerste „ver tikkingen" begon, had de journalistiek nog een colber tje aan. De dagbladschrijverij was het uitvloeisel van een genade, en verdroeg nog. geen open shirts en spijker broeken. Wie in de vakantie een baard of snor had ge kweekt werd door de hoofd redacteur naar huis, of naar zijn „kamers", gestuurd om zich naar behoren te scheren. Lopen stond ook weer een trapje hoger dan fietsen. Wie voor het eerst met een auto zijn collega's de ogen kwam uitsteken, werd, vol afgunst; met de nek aangekeken. Vandaag is dat allemaal over; afgelopen. Soms denk je wel, dat het einde zoek is. De waardigheid van de krant (die een meneer was) is nu supersnel verpakt in een computer. Tegenwoordig moet je al iets geschreven hebben nog vóór je het feit gezien hebt." Sinds 1957 vel ik nog steeds geen oordeel over Leiden, dat de mijnen en mij niette min dierbaar is geworden, hoewel ik geen ingezetene meer ben, al een jaar of twaalf. Maar vijfentwintig jaar lang heeft de voortschrij dende Leidse geschiedenis voor een kranteman het brood op de plank gebracht. Leiden is en blijft één van dë oudste Hollandse steden, maar Leiden Leeft ook, enik kan er nog altijd niet tegen, dat deze uitgedijde nederzet ting per se „Hofjesstad" ge noemd moet worden, want Haarlem heeft er minstens zo vele. Leiden vind ik een stad, die koste wat het kost dient opgevijzeld en waaraan ge- Ton Pieters: „Een echte journalist ben ik nooit geworden". Ton ten voeten uit, getekend door Joop Walenkamp. Toch is dat een goed Leids ding. Leidenaren zijn hard nekkig, in goede en kwade zaken; daarin lijken ze op Amsterdammers. Nu ben ik niet hardnekkig, maar nog steeds een Amsterdammer. De Tijd Op én of andere manier heb ik in '57 kennisgemaakt met Leiden. Ik kwam bij „de cor rectie" van het onvolprezen dagblad De Tijd vandaan, waar geletterde coryfeeën de hele dag in en uit liepen, de hoefden zelfbewust geheven of would be verstrooid, met onleesbaar geschreven kopij, met vette drukproeven en stekelige, soms hooghartige, aanmerkingen. Halfgoden uit een vergaan tijdperk, zoals onvergetelijke „leven-schil der" Fred Thomas, kunstzin nige Marius van Beek, rei zende Jan van Beek, toen al in Spanje, gezette buitenland- kenners Henk Neuman en Hans Bronkhorst, literator Jan Engelman (allemaal ook vergevorderd in hun proeven vol doorhalingen en krassen en bijvoegsels). Ze sloegen je ,om de oren met vaak prach tige Nederlandse taal, waar aan je zat te proeven en te likken. Dan boog je je hoofd en zei maar niets meer, corri gerend in de geheiligde ge schriften. Daar was ook de hoogge roemde, maar bijziende, Frits Seuter, die iets aan „het ein de" zat te doen (dat vriende lijke, ontwapenende brilletje van hem vergeet ik nooit meer), en je had Jan Willem Hofstra, de grijsgelokte voge laar en vervoerende char meur, en een heel omvangrij ke financiële figuur, wiens naam me niet te binnenschiet of het moet Schouten ge weest zijn omdat ik toen al een hartgrondige hekel had aan alles wat met financiën en economie te maken had. Toen liepen er ook andere peinzers rond (als journalis ten niet schrijven bewegen ze zich schijnbaar doelloos voort): de best plooibare Frank Stranger (die we op z'n Engels Stranger noem den), met z'n voorliefde voor amateurtoneel, en Albert Welling, de turbulente en ge kwelde bonvivant En Her man Hofhuizen kaars recht, alsof hij een bezem steel had ingeslikt droeg allang het vlinderdasje, dat hij nooit meer heeft afge daan. Allemaal jongens als heren, vasthoudend of afge dwaald, afgevoerd ook, sinds de grond onder De Tijd be gon te rommelen en te splij ten. Kasteel van Aemstel Ach, u kent hen niet, maar ik heb 'ze een tijdje meege maakt. En er «en „tic" aan over gehouden. Poëten en uitgekiende, hoogstaande verslaggevers vonden als ho velingen hun weg in de dool hof van het Kasteel van Aemstel, aan de Nieuwe Zijds. Mijn bloedeigen, huidi ge, hoofdredacteur was erbij; toen nog doodgewoon Jaap Hallewas, die zijn hart had verpand aan de KLM en de luchtvaart En daar ook over schreef. Ergens in een op trekje, aan één van de vele kronkelpaden in dat „tijd"e- lijke labyrinth. Dan was er het hoogste ge zag: Tijd-hoofdredacteur Wam van der Kallen (het was W.A.M.), die gezamenlijk met baron van Lamsweerde altijd omgeven met de geur van aanzienlijkheid et beeld van die wonderba re, kwalitatief uitstekende roomse krant onder woorden liet zetten. Soms, en vaak zelfs, stormde WAM na 14.00 uur de correctieafdeling op. Zowat iedereen van de tien koppige bemanning was dan aan het doezelen, of aan het „peukenschieten" (gedoofde sigarettenpeukjes tussen duim en wijsvinger lanceren naar iemand die net aan het inpitten was). Daar was dan gebrilde WAM, die de vrij laag geklassificeerde correc tieafdeling (door sommigen, die hogerop wilden, be schouwd als het voortgeborc- hte der journalistiek „De springplank is daar", werd ook wel gezongen) binnen stormde met een wapperende drukproef in z'n.hand. Ieder een verstarde, en schrompel de weg in schaamte. Het was weer helemaal fout geweest! „Millimeter, millimeter Dubbel 1, dubbel 1 en Wam schreeuwde de hele correctie wakker. Het aange wezen slachtoffer kon bijna inpakken: het had namelijk „milimeter" (met een enkele 1) laten staan... Of: „Gehuld in boete", in plaats van- Schuld en Boete... In den Vergulden Turk Vanuit die context kwam ik, via een zwakke sollicitatie, de Leidsche Courant binnen. Kennismakingsgesprek: in de enig echte en aloude „In den Vergulden Turk" aan de Breestraat. In die tijd, ik dacht zo maart '57, waren er nog geen andere Turken in Leiden te vinden. Kostelijke ervaring. Obers, zwart op wit,.liepen in distantie af en aan, en de hoofdredacteur, die zich over de nieuwe „aanwinst" wenste te oriën teren, stak aan een tafeltje hoffelijk maar genadeloos z'n angel uit. Geestelijk gerugge- steund door een, heimelijk opgestelde, toekomstige colle ga van me, die mede moest bepalen wat voor vlees er in de kuip van de L.C. zou ko men. Ik ben aangenomen. Gods wegen, en die der toenmalige commissarissen, zijn en wa ren onnaspeurlijk. Maar het zat niet meteen goed. Het eerste half jaar moest ik wer ken en dromen aan een tafel tje bij de hoofdredacteur op z'n donkere kamer. Leo Roo zen, uitspraken doende vanaf zijn „cathedra", vanachter het zware, gebeeldhouwde bureau, waar speurzin en de goede zeden in stand werden gehouden, heeft altijd gelijk gehad: hij plaatste niet alleen de juiste leestekens op de enig correcte plaats in de schrijfsels van zijn onderge schikten, lette niet slechts se cuur op een verantwoorde ti tulatuur der geestelijkheid, meer nog: hij onderkende m'n zwakheden, m'n luiheid, mijn angst voor het directe, mijn indolentie. „U gaat zo nog maar een half jaartje door, en u kunt wel opkras sen". En verder: „Ik vraag me weieens af: wat doen de heren redacteuren 's avonds, na hun werk? Ik neem aan, dat er dan gestudeerd wordt. En ook trouwt een journalist nooit vóór z'n dertigste, en eigenlijk helemaal niet". Ik heb me niet aan de richtlij nen van mijn voortreffelijke leermeester gehouden. En na 25 jaar ben ik nog de gebeten hond, in mijn eigen opvat ting, maar mijn baas van toen heeft zich er allang bij neergelegd. Journalist Een echte journalist ben ik nooit geworden. Het spijt me niet eens. Ik heb daar ooit van gedroomd, maar de ge drevenheid heb ik nooit kun nen bereiken. Toch ben ik oprecht dankbaar. Dat men mij wilde tolereren, al die tijd. Je moet toch iets doen, als schrijver in een krant Voor hete vuren heb ik zel den gestaan, in mijn werk, maar ik heb nog geen dag spijt gehad van mijn ontmoe tingen met mensen en aller hande zaken die opwindend genoeg kunnen zijn voor ie mand die wil registreren, en met taal omgaan. Dat laatste gaat mij nauw ter harte. Noem het een hobby. Maar het is een liefhebberij die een hele dag en een kwart eeuw volmaakt TON PIETERS sleuteld moet worden. Dage lijks stelt het straatbeeld mij in het gelijk, wat dit betreft. Het kleinschalige heeft z'n tol geëist en zal die blijven eisen. Zuchtend en steunend schuift deze puur-Hollandse concen tratie straks de 21-ste eeuw binnen. Over een jaar of zo: de eerste-parkeergarage! Lei den staat te kijk, en durft ook te kijk te staan. Afbreken, puinruimen en opbouwen. Bij de tijd proberen te blijven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 5