finale
Uniek project beschermt kwetsbare kinderen tegen waterpokken
EUROPEES VERDRAG 25 JAAR OUD
Linthorst
Homan:
.«in Europa,
kwestie
Ééw van
generaties
ZATERDAG 20 MAARTIJ
Linthorst Homan op het terras van zijn huis in Rome. Geheel links de koepel van de St.-Pieter; op de voor
grond de kerk San Andrea delle Fratte.
ROME De 25e van deze
maand is het 25 jaar geleden
dat de zogenaamde Verdragen
van Rome werden onderte
kend, waarbij de Europese
Economische Gemeenschap
(EEG) en Euratom werden op
gericht. Gezien de „staat van
de unie" nu, zal het wel geen
feestdag worden. Daarvoor is
er te weinig terecht gekomen
van de Europese eenwording
waartoe vooral dat EEG-ver-
drag de eerste aanzet had
moeten geven. Nu na 25 jaar is
het zelfs bon ton geworden af
te geven op het integratie
idee. Falen en feilen van Eu
ropa komen ons dagelijks via
de media tegemoet. Het gam
mele bouwwerk dat Europese
Gemeenschap heet, is nog
steeds gebaseerd op dat in
middels beroemde verdrag
van Rome. De man die voor
ons gedeelte verantwoordelijk
was, mr. J. Linthorst Homan.
Als onderhandelaar voor Ne
derland deed hij vijf, zes jaar
lang het voorbereiden werk
en mocht toen als beloning op
25 maart 1957 samen met zijn
minister Luns het resultaat
ondertekenen.
Toevallig woont Linthorst Homan
ook nu in Rome, al elf jaar overi
gens, en wel „alleen omdat mijn
vrouw Italiaanse is". De vaderland
se geschiedenis kent hem als Com
missaris van de Koningin
(1937-1941), en vooral als (samen
met De Quay en Einthoven) leider
van de Nederlandsche Unie, de
„volksbeweging" die in oorlogstijd
het beste met het bezette Neder
land voor had, en daarbij contact
met de Duitsers niet schuwde. Zijn
optreden in de oorlog wekte niet bij
iedereen evenveel bewondering
(zie, rijksgeschiedschrijver De
Jong), en als Commissaris van de
Koningin mocht hij dan ook niet in
Groningen terugkeren, „iets wat ik
dolgraag gedaan had". Maar Lint
horst Homan zegt dat hij daar geen
rancunes aan heeft overgehouden.
In elk geval heeft hij Nederland
sinds de oorlog in de hoogste func
ties gediend, als onderhandelaar,
als „Hoge Autoriteit" en als „am
bassadeur" van de EEG in Londen,
tot zeer grote tevredenheid, zo
blijkt uit de vele afscheidswoorden
bij zijn pensionering in- 1971.
Linthorst Homan is nu 79 jaar, en
ook al geven zijn ogen hem af en
toe problemen, „Europa" is nog
steeds zijn passie en tijdpassering.
Daarom ook is hij bijzonder teleur
gesteld over de rnate van integratie
die er met „zijn" verdrag uit '57
uiteindelijk bereikt is, maar toch
blijft hij hopen.
Macht
In de redes, die hij ondanks zijn
hoge leeftijd nog over Europa
houdt, en in al de artikelen die hij
schrijft, komt hij altijd terug op dat
thema dat als een rode draad door
het gehele dertig- tot veertigjarige
Europese eenwordingsproces heen
loopt; de verhouding nationale en
bovennationale macht; in hoeverre
de nationale regeringen bereid zijn
afstand te doen van hun macht,
hun soevereiniteit, ten gunste van
een supra-nationaal Europees or
gaan, zoals bijvoorbeeld de Europe
se Commissie. Linthorst Homan
vindt dat Europa alleen kan slagen
als zijn organen geen instructies
meer hebben te ontvangen uit de
verschillende hoofdsteden en dus
werkelijk macht hebben. Op het
ogenblik kent de Europese Ge
meenschap (EG) de Europese Raad
(van premiers, staatshoofden), de
Raad (van ministers), de Commissie
en het Parlement. De eerste twee
hebben alles te vertellen, en de
laatste twee mogen luisteren. Zo
staat het natuurlijk niet in het Eu
ropees Verdrag, maar zo is wel de
situatie, en deze is mede dank zij
dat verdrag zo gegroeid. De men
sen die in 1957 het verdrag maak
ten zijn zich van de beperkingen
van het Europa dat zij creëerden
bewust geweest. „Maar meer zat er
toen echt niet in", zegt Linthorst
Homan nu. „Het Verdrag geeft pre
cies aan hoever men toen bereid
was te gaan bij het overhevelen
van macht naar het supra-nationale
niveau. Dit woord komt trouwens
niet eens in het verdrag voor".
Het verdrag van 1957 is volgens
Linthorst Homan een uiterst voor
zichtig geformuleerde overeen
komst. Het droeg duidelijk de spo
ren van de eerste grote nederlaag
die de Europese gedachte had gele
den in 1954, toen de Franse Natio
nale Vergadering de Europese De
fensiegemeenschap „naar de prul-
lebak verwees" en daarmee ook
een door deze EDG al uitgewerkte
beginselverklaring over de gewen
ste algemeen-politieke samenwer
king in Europa, het „Statuut" ge
noemd. Over dit statuut wordt
Linthorst Homan nog bijna lyrisch
en ook in zijn memoires („Wat zijt
gij voor een vent") gaat hij er zeer
uitvoerig en zeer lovend op in. Dit
statuut kan doorgaan voor een ge
loofsbelijdenis van de Europese Fe
deralisten (waartoe ook Linthorst
Homan behoorde), en nog steeds
wordt er door voorstanders van een
sterk Europa met eerbied naar ver
wezen. Een sterke, zelfstandige mi
nisterraad, een wetgevend parle
ment en een onafhankelijke Euro
pese rechterlijke macht. „Het sta
tuut ligt er nog, kan zo opnieuw ge
bruikt worden en ik hoop vurig dat
dat nog eens zal gebeuren".
Tegenvaller
De mislukking van het statuut van
'53 was vooral een tegenvaller voor
Nederland, West-Duitsland en Ita
lië, die zich de grootste voorstan
ders van een boven-nationale Eu
ropese macht hadden getoond. „Ita
lië en Duitsland omdat zij hadden
ingezien waartoe te eng nationalis
me kon leiden, en wij, omdat we
als klein land juist in de objectivi
teit van een bovennationale com
missie een waarborg voor een goe
de behartiging van onze belangen
zouden kunnen vinden". België en
Luxemburg waren „supervoorzich
tig", en Frankrijk „wilde nog niet
eens praten over een commissie
zonder bevoegdheden".
Na deze pogingen om tot een poli
tieke samenwerking te komen,
wierp men zich maar op de econo
mische gemeenschap. De ploeg on
derhandelaars bestond uit Lint
horst Homan, de Waal Snoy, de
Luxemburger Schaus, Hallstein,
Martino, Faure en de voorzitter
Paul Henri Spaak. „Ik hoor het
Spaak nog zeggen: jongens, zet nou
in het ontwerp-verdrag niet te veel
dat politieke gevolgen kan hebben.
Dat komt heus later in de praktijk
wel. Ook hij wilde een grote poli
tieke samenwerking, daar heb ik
het met hem dagen en nachten
over gehad. Maar hij was nou een
maal voorzitter, en daarom ontzet
tend voorzichtig. Hij wilde voor al
les voorkomen dat de zaak op
nieuw vast zou lopen, zoals toen
met de politieke integratie van het
Statuut. Wij mochten dus alleen
maar over de economische integra
tie praten, maar indirect deden we
dat natuurlijk ook over de politie
ke, alhoewel Frankrijk daar niets
van wilde weten. Als ik bij Spaak
over een politieke zaak begon, zei
hij altijd dat ik eerst maar eens
moest aantonen dat er een sociaal-
economische reden was de poli
tiek ter sprake te brengen, want
anders dacht hij niet dat hij het in
de conferentie kon brengen".
Onderhandelaar Linthorst Homan
werd in die periode „gevoed" door
minister Beyen van Buitenlandse
Zaken, wiens ideeën leidden tot de
Resolutie van Messina en vervol
gens tot het befaamde plan-Spaak,
begrippen die in die dagen de
krantekoppen sierden. En daaruit
kwam dan het verdrag voort dat de
Economische Gemeenschap sticht
te.
„Dit verdrag is inderdaad niet
meer dan een compromis tussen
twee uiterste standpunten over
hoever de economische integratie
moest gaan, het Nederlandse en het
Franse. Maar dat is nu juist het
knappe van Spaak dat hij die twee
in dit verdrag bij elkaar wist te
brengen. Tijdens die lange onder
handelingen heeft hij de Fransen
ervan kunnen overtuigen dat het
in hun eigen belang was dat er een
objectief werkkader, een verdrag
kwam. En ons heeft hij er en
dat moet ik er eerlijkheidshalve
bijzeggen van overtuigd dat we
het niet zo boven-nationaal moes
ten zoeken als het in de Kolen- en
Staalgemeenschap was. We moes
ten accepteren dat er met een on
partijdige commissie onder controle
van een onpartijdig parlement (met
onpartijdig bedoel ik; niet aan na
tionale instructie gebonden) ook
meer bevoegdheden naar de Raad
van Ministers behoorden te gaan
dan in dat Kolen- en Staalverdrag
staan vermeld. Dat moest dan wel
om de zaken in evenwicht te bren
gen. Zo is het compromis gegroeid.
En als je nu zegt: het is een lelijk
ding, dan zeg ik: best, maar wist.op
dat moment maar iets beters te be
reiken. Ik was allang blij dat dit in
elk geval binnen was".
Hinderpaal
Dit verdrag geldt nog steeds, maar
de praktijk van vandaag leert dat
enige verdragspartners de contract
band die ermee geschapen werd,
eerder als een hinderpaal op weg
naar hun eigen ontplooiing erva
ren. „Het gaat met Europa niet
zoals we hadden gehoopt in 1957.
De middelpuntvliedende krachten
zijn nu sterker dan de middelpunt
zoekende. In het begin is dat wel
anders geweest, na de oorlog voor
al, en in de jaren vijftig. Wii in Ne
derland waren enorm enthousiast
voor elke vorm van samenwerking,
maar ook bij anderen was een ze
kere geestdrift te bespeuren. In de
jaren zestig ging het minder goed.
De mensen vervielen in de oude
gewoonte van het denken in natio
nale dimensies, wat door velen als
een soort trouw-zijn werd ervaren.
Ik had toen vaak het idee dat men
je een wijsneus vond als je voor één
Europa was. Niet in Nederland,
want wij hebben altijd de hoogste
prioriteit gegeven aan het Europese
in plaats van aan het nationale.
Toen kwam De Gaulle en zijn doel
bewuste aanval op de Europese ge
dachte, en dat heeft het nog jonge
Europa moeilijke ogenblikken be
zorgd".
De Fransen waren als de dood voor
enige aantasting van hun souverei-
niteit en hadden het dan ook voort
durend met ons aan de stok. „Zij
beschouwden het bovennationale
als iets verkeerds, als iets slechts".
Die angsthouding kan Linthorst
Homan na jaren met de Fransen
rond de onderhandelingstafel geze
ten te hebben nog niet verklaren.
„Typisch Frans is het niet, want
Schuman en Monnet, die niets lie
ver dan de Verenigde Staten van
Europa wilden, waren toch ook
Fransen. Je zou het eigenlijk aan
Marianne zelf moeten vragen".
Het boven-nationale is dus uit het
verdrag gebleven. „Maar over dit
supra-nationale kun je van mening
verschillen. Zo kun je volhouden
dat het verdrag toch boven-natio
naal is. Het Hof van Justitie heeft
verschillende keren uitgemaakt dat
de verdragslanden (dus ook Frank
rijk) iets van hun nationale macht
hebben prijsgegeven. Want als de
Europese ministerraad een besluit
nam, kwam er Europees recht tot
stand en moest ieder dat respecte
ren. Natuurlijk, later in Luxem
burg in 1966, wilde Frankrijk ook
daarvan af, toen ze bepaalden dat
meerderheidsbesluiten die strijdig
waren met essentieel nationaal be
lang terzijdegeschoven konden
worden. Maar de anderen hebben
dit niet geaccepteerd".
Ondanks een zwak verdrag en een
zwakke samenwerking hebben
steeds meer landen aansluiting ge
zocht. Denemarken, Ierland, Enge
land en nu Griekenland. Linthorst
Homan onderhandelde als
EG-„ambassadeur" in Londen (van
1968 tot 1971) over de Engelse toe
treding. „Drie jaar heb ik me rot
gewerkt daar in Londen en alle
maal verwachtten we dat de Britse
toetreding de Gemeenschap nieuw
leven in zou blazen. Maar daar is
geen sikkepit van terecht gekomen.
De Engelse houding na hun toetre
ding was een heel erge tegenvaller.
Dat altijd weer willen her-onder-
handelen en dan weet je nog niet of
de volgende regering daar er zich
En nt oi ot'O» In plfnipolfniinm
au ba» df la prrarotr CoDTrntioo.
Zr Uasi'ND dïs*en batxo di* unlerari
whriftfn unlrr dfeae* Abkommen g*a*lat.
In ro>E M CBR i plenipolenaiari *ott<
calce alla prr»*nU Coo»enaion«.
Ten BLUKE At ondprgru-krn.
ondrr de*« 0»er*«nkoai»t bebb«n geitcld
Geacbrhen *u Roro, am funfu
uebeniuidfünfaig.
••lil .ippn-i lrur« »qm»t
Ilrvullioarhliglpo ibre Ue
i lianno appoiio Ir loro firm,
••Imarhligdrn hun handteken
ui neuf rent rioquante-aepL
«anti|t«len Mara neunaehnhund
millrnoverentorinquaotaaei
De ondertekening van het verdrag In 1957. Van links naar rechts: Spaak, Snoy, Pineau, Faure, Adenauer,
Hallstein, Segni, Martino, Bech, Luns en Linthorst Homan (de laatste aan tatel).
De handtekeningen onder het verdrag.
bij neerlegt. Engeland beschouwt
de Europese samenwerking op het
ogenblik als bijzaak. Dat kun je wel
zeggen. Maar toch mag je ook hier
niet generaliseren. Ik ben er name
lijk van overtuigd dat Lord Car-
rington de politieke eenwording
echt wil, maar de sociale en econo
mische krachten in zijn land zijn
fel tegen. Die denken ook dat ze
helemaal niets meer te vertellen
zullen hebben, als er niets meer in
het nationale kader gebeurt. Het
gevolg is dat de Europese dimensie
als een extraatje wordt beschouwd,
waaraan niet te hoge prioriteit be
hoort te worden gegeven. Dat is ge
vaarlijk, want als de een zo denkt,
volgen anderen zijn voorbeeld, om
dat ze niet anders kunnen".
Alhoewel vreugde over de Engelse
toetreding ontbreekt, toch vindt
Linthorst Homan dat dit land en de
andere die erbij zijn gekomen, het
volste recht hadden en hebben lid
te worden van de Gemeenschap.
„Je kunt wel zeggen dat de Ge
meenschap eerst maar eens wat
orde op zaken moet gaan stellen
voor ze nieuwe leden toelaat, maar
in geweten mag je dat niet doen.
De aanhef van het verdrag zegt
niet voor niets dat ieder die dat
wenst kan toetreden, en dan vind
ik dat je ze niet kunt tegenhouden,
ook al kan een nieuw lid erbij een
verzwakking van de gemeenschap
betekenen".
Moedeloosheid
Maar het gekke is en Linthorst
Homan geeft dat toe dat hoe
meer landen zich aansluiten, des te
minder de Duitsers, de Nederlan
ders, de Italianen enzovoort zich
Europeaan gaan voelen. Oorzake
lijk verband is niet aanwijsbaar,
maar toch is het frappant dat het
zogenaamde Europese bewustwor-
dingsproces-aan-de-basis bij al die
uitbreidingen van de Europese fa
milie zeer moeilijke ogenblikken
beleeft. Het Europeïsme, ook van
Linthorst Homan, heeft in het be
gin vooral veel vorm gekregen in
de Europese Beweging, die het en
thousiasme van veel Nederlanders
mobiliseerde. Grote congressen oe
fenden druk uit op de politiek om
haast te maken met de Europese
eenwording. Maar van de Europese
Beweging als massabeweging is nu
niets meer te bespeuren. „De grote
massa is afgevallen en een klein
strijdbaar groepje is overgebleven.
Er is sprake van een zekere moede
loosheid. Ik ben nog steeds actief
lid en er zijn geregeld bijeenkom
sten waar ik nog naar toe ga, ook
hier in Rome. En dan merk je dat
hier en in Nederland de fut er ge
woon uit is. De kranten brei
nauwelijks meer iets over de
pese Beweging. Toch moeten j:
die Europese gedachten weer tol
ven brengen; er moet weer g^
cussieerd worden over Eurj
Juist aan de basis moet het gel
ren, net zoals toen na de oo
toen het ook aan die basis bei
nen is".
Linthorst Homan had goede n
dat de rechtstreekse verkiezing
het Europees parlement aan
eenwordingsgedachte wat vital
zou teruggeven. Maar het
gegaan. Het zal nog wel meevi
als bij de volgende verkiezirt1
voor het Europees parlement1
helft van de kiezers opkomt.
voelt zich te weinig Europeaan*
het ogenblik en dat blijkt ookti;
de mensen die in het parlenp,
zijn gekozen. Er zitten er vee
die juist tegen Europa zijn.
maar naar de Engelsen, naar
bara Castle en hoe ze allemaal
gen heten. Zo ligt dat daar
maal. Zojuist heb ik een inten
gehoord met Piet Dankert, en
zei dat het Europese parlemen
de beslissende stoot moest gaan
ven. En volgens hem kan dat
het positieve gedeelte daarvan'
krachten bundelt. Ik was erg ot
de indruk van de woorden
Dankert. Volgens het verdrag I
het parlement de nationale rege
gen niet onder druk zetten, ma;
de praktijk is dat best mogelijk,
het Europees parlement meer i
gratie wil, kan dat doorwei
naar de basis en dan kunnen de
tionale regeringen zich niet lai
verzetten. Ik heb er vertrouwe J
dat het zo uiteindelijk zal gaan.
komt omdat ik me nog goed he
■ner, hoe het met het Statuut wa s
ver ik zoeven sprak, is gegaan i
rug in 1953. Toen aanvaardde
de parlementaire vergadering
wel eenstemmig die verrega;
vorm van integratie. Nou, wa
1953 kon, moet nog een keer m
lijk zijn. Dat kun je misschien
utopistische of idealistische ged
tengang noemen, maar ik hebt
overtuiging, ik heb die hoop
eenmaal. Ik geloof niet dat dit
lement in staat is in de twee
die nog resten voor de nieuwe
kiezingen er weer zo'n supra-
tionale beginselverklaring c
heen te krijgen, maar ze kui
alvast wel stimulerend werken1
Toen Linthorst Homan 25 jaar
den zijn naam onder de Verdr
van Rome zette, dacht hij echl
de integratie er wel zou zijn bii
een generatie. We zijn onderti i
25 jaar verder en dus al bijna
generatie verder, „maar nu den
dat er nog wel twee, drie gener
voor nodig zullen zijn
CEES MAND
ROTTERDAM-AMSTERDAM
Waterpokken levert voor
pasgeboren baby's groot ge
vaar op. Ook voor kinderen
met zeer ernstige bloedziek
ten, of ernstige astma is wa
terpokken zeer bedreigend,
terwijl het verder een vrij on
schuldige ziekte is die geen
speciaal ingrijpen noodzake
lijk maakt. Omdat er al jaren
lang een schrijnend gebrek is
aan donors, die antistoffen
welke een kind kunnen be
schermen in hun bloed heb
ben, is er zowel in Rotterdam
als in Amsterdam een uniek
project gaande met de weidse
naam: Anti-varicellen-zoster-
immunoglobuline-project.
In Rotterdam is het de Afdeling In
fectieziekten die daar al jaren ac
tief mee bezig is, in Amsterdam
verricht de Afdeling Volksgezond
heid sinds twee jaar het onderzoek.
Het project is gestart naar aanlei
ding van Amerikaanse onderzoe
kingen, die uitwezen dat eigenlijk
alleen het bloed van mensen die
kort daarvoor gordelroos hebben
gehad, in staat is om deze groep
toch al zo kwetsbare en vaak in het
ziekenhuis verblijvende kinderen
tegen de voor hen soms dodelijke
gevolgen van waterpokken te be
hoeden.
Jaarlijks worden er in beide steden
tientallen zogenaamde „plasma-fe-
reses" verricht. In de praktijk bete
kent dat dat donors één of twee
maal een bepaalde hoeveelheid
bloed afstaan ten behoeve van pas
geboren baby's die met waterpok
ken in aanraking zijn gekomen. Als
bij de moeder binnen vijf dagen na
de bevalling namelijk waterpokken
uitbreekt is dat voor de baby in
twintig tot dertig procent van alle
gevallen dodelijk. Na vijf dagen is
de prognose iets gunstiger. De do
nors worden opgespoord via de
huisarts. Door ervaring wijs gewor
den onderhoudt de Afdeling Volks
gezondheid, evenals haar Rotter
damse equivalent nauw contact
met meer dan dertig van zulke
„peilstations" verdeeld over de
stad. Deze huisartsen zijn zorgvul
dig geselecteerd omdat ze volgens
de statistieken een doorsnee-prak
tijk hebben. Een paar maal per jaar
komen ze bijeen om met de beide
instanties te praten over waterpok
ken en andere kinderziektes. Ze
geven hun patiënten met gordel
roos, die in principe bereid zijn
plasma af te staan, door aan deze
afdelingen. Gordelroos is een ziekte
die gepaard gaat met het verschij
nen van groepen blaasjes in het be-,
loop van de huidzenuwen. Het is
een vervelende pijnlijke ziekte die
zich aan één kant van het lichaam
manifesteert omdat het een ontste
king van de zenuwen uit is. De an
tistoffen, die tijdens deze ziekte
door het lichaam worden aange
maakt, bieden het met waterpok
ken besmette kind bescherr
Frappant genoeg is waterpo i
bij de moeder voor de baby lei
gevaarlijk, maar gordelroos i
hoewel het toch hetzelfde vin<
Waarin dat verschil precies -t
weet men niet. De werving
gordelroos-donors gaat onver
derd door om te voorkomen,
kinderen met ernstige aandof
gen zouden sterven aan een
schuldige ziekte als waterpokk
CORRY