an koele wetenschapper tot
'anspirerend voetbalfanaat
ZATERDAG 20 MAART 1982
agressief, dieren ook. We slapen,
we eten, dieren ook. We verdedi
gen ons territorium, dieren evenzo.
Voor de meeste menselijke ge
dragspatronen bestaan dierlijke
equivalenten. Maar dieren schop
pen niet tegen een bal of tegen iets
anders.
Er is geen chimpansee die aan het
dribbelen slaat met een sinaasap
pel. De kat met het bolletje wol
komt er nog het dichtste bij, maar
dat is maar een kort spelmoment.
Een dergelijke georganiseerde acti
viteit van een groep vind je ner
gens bij het dier. En daar ben ik
een betekenis achter gaan zoeken".
Oermens
In zijn riante werkkamer in zijn
villa, waarin druk herbouwd wordt
aan het overdekte zwembad, geeft
Desmond Morris een complete le
zing waarom juist voetbal de popu
lairste aller sporten is geworden. Er
is ten eerste de bal en de gefasci
neerdheid van de mens door wat
Morris de „vergrote beloning"
noemt bij het schoppen er tegen
aan. Je krijgt meer resultaat dan je
er verhoudingsgewijs aan moeite
tegenaan gooit. Kinderen hebben
dat met ballonnen, chimpansees
houden van eenzelfde sensatie. Dan
is er het groepselement, de plan
ning, de taktiek, het atletische as
pect, de vaart en het doel. Morris:
„Ik zag daarin een perfecte analo
gie met het jachtgedrag van de oer
mens. Dat gedrag is vervangen. De
mens ging aan landbouw doen, ja
gen hoefde niet meer. Jacht als
sport bleef over waar er ruimte
voor was, maar ook die verdwijnt.
En tekenend voor de mens is dat
hij met symbolen werkt. Het ene in
de plaats van het andere. Wanneer
je een interessante baan hebt,
wordt die jouw symbolische jacht:
De zakenman die op een order of
een contract jaagt. Maar al die
mensen die in fabrieken veroor
deeld zijn tot vervelend werk,
waarin ze niet die jachtambities
verwerkelijken, worden gefrus
treerde jagers. Een fout in de mo
derne maatschappij die veranderd
moet worden. Die mensen gaan dat
jachtpatroon in hun privé-leven
verwezenlijken. Ze worden vak
bondsleiders, vechters met de span
ning en drama van stakingen voor
beter loon. Anderen gaan gokken,
de spanning van de jacht via het
nemen van gecontroleerde risico's.
Weer anderen nemen een hobby.
Kanariefokker of tulpenkweker,
het gaat er om de cup te winnen,
de mooiste kanarie of de kleurigste
tulp te krijgen. Maar daar zit je nog
zonder het fysieke jachtelement.
En daar komt de sport, voetbal
vooral".
Rat doodslaan
Morris over de nadelen van andere
sporten tegenover voetbal. Hockey:
„Niet heroïsch genoeg, de spelers
lopen merkwaardig gebogen als
straatvegers en bij ijshockey lijkt
het net of ze een rat aan het dood
slaan zijn. En de puck is te klein.
Je bent hem als toeschouwer steeds
even kwijt". Basketbal: „Te veel
doelpunten. Een goal scoren moet
RD Wat is er in vre-
aam zo interessant aan
EJbal, dat een volwassen
met een doctorsgraad
er een complete stu-
eb 'an meer dan driehonderd
aan moet wijden?
oort het tegenstanders
door Europacups en
io's Sport gekwelde huis-
niwen en andere weten-
"ppers al zeggen. Niette-
bracht het lot etholoog
nond Morris op het spoor
die sport en aangezien
ÏJ logen het menselijk ge-
plegen te bestuderen, zat
Jrenet een rijke bron van
jei ïaardigheden.
u
trder had Morris van de we-
hap een wat populairdere
gemaakt met bestsellers als
naakte aap" (meer dan acht
>n exemplaren verkocht) en
lakte mens" (Manwatching).
mt hij op de Nederlandse
Cmarkt met „Spel om de
et als ondertitel „over tradi-
ituelen, spelers en supporters
fascinerende wereld van het
^al". Een etholoog laat het
al in z'n hempie staan. Want
>etlu bijvoorbeeld dat al dat ge-
®%n ge-omhels van die voetbal-
(jS a een doelpunt (dat ze ergens
ereld schijnen te willen ver-
n) helemaal niets verdachts
maar eerder handelingen
ie teruggaan op de pre-seksu-
ndertijd? En wist u dat de zo-
mde „doodsstrijd" van een
na een overtreding, die on-
illijk óver is als de scheids-
:r er is ingestonken, een ge
beerde krijgslist is die ene
im Bertram al flikte bij het
gewoel van een volksvoetbal-
rijd in de vijftiende eeuw? En
u dat voetbal in wezen
alische vorm van de oeroude
is, uitgevoerd in de vorm van
gestileerde stammenoorlog?
dat laatste is het kader waar-
smond Morris, wiens boek in
ïgels dan ook „The soccer tri-
eet, zijn observaties past. De
alstam op de keper
wd.
etholoog Desmond Morris op
bune zitten bij de voetbalwed-
Br Oxford United contra South
is dus eigenlijk net zoiets als
len een vogelbespieder in het
jjy ochtendlijke gras liggen om
edrag van een kolonie brand
en te bekijken, al is het een
^comfortabeler. Want voor je
Brs speelt de rituele oorlog tussen
stammen en naast je zit de ex-
|vong van professor Niko Tinber-
40 doctor in de dierpsychologie,
ever van een negentiental boe-
en dat moet haast wel een
1 estevig onderlegd comm
ipleveren. Bereid je maar voor
n onrustig wedstrijdje.
Want het voetbal heeft Des-
Morris ingepakt. Hij is in en-
i b aren tijd van bevreemde leek
e fl turnd tot iets als vice-voorzit-
an Oxford United en naast
op de tribune zitten heeft iets
'at ik vroeger met pa beleefde
oorzitter was van een vierde-
er: Knikje hier, handje daar,
se hallo's en hoe-gaat-het's.
garetten komen al vroeg voor
dstrijd te voorschijn („die heb
"g als we straks achter ko-
de spanning sijpelt 's mor-
reeds het interview dat we
de wedstrijd hebben binnen
leb nu al een beetje last van
liratie aan m'n slapen"); in de
zijn er de thee en de specula-
ond de rustresultaten elders
velden; na afloop is er de
e samenvatting van het voor-
ide (want Oxford verliest met
rlijk zijn de verschillen met
land legio. Oxford is een (be-
derde divisieclub, trekt die
tegen de vijfduizend toe-
wers. in de clubcantine kun je
rima lendebiefstuk eten, en
ituurskamer is nog altijd ver
voor vrouwen (Morris: „He-
alt daar niets aan te verande-
heb het echt geprobeerd"),
verder: Het scenario zoals dat
ter wereld geschreven
Geen potlood en papier voor
innige uitspraken. De weten
per is gewoon voetbalfan.
k
ond Morris: „Ik heb dat boek
iet op tijd geschreven. Als ik
*en paar jaar gewacht had, was
Op de tribune bij Oxford met de breedgerande hoed over zijn overdwars geplakte haar. Naast hem onze verslaggever Bert Jansma.
moeilijk blijven, spanning geven.
En het scoren bij basketbal mist het
ballistische van de voetbalkogel.
Het is teveel een ballet". Hij trekt
een vergelijking met het Asutrali-
sche „voetbal": „Een prachtige
sport. Wél heroïsch, met die hoog
opspringende figuren. Maar daar is
de score weer veel te ingewikkeld.
Ik zeg niet dat voetbal onvermijde
lijk de beste sport is, ik zie alleen
dat voetbal in 146 landen gespeeld
wordt en ik ga na waarom dat zou
kunnen zijn. Voetbal heeft een per
fecte balans tussen moeilijk en
makkelijk".
Die zin neemt hij eigenlijk over
van schrijver-journalist Nico
Scheepmaker, die ook in Oxford is
en die je co-auteur van de Neder
landse editie zou moeten noemen.
Scheepmaker haalde het boek op
verzoek van uitgever Elsevier na
melijk dichter bij huis met een
veelheid aan kolommen in de kant
lijn waarin hij Morris partij geeft
met parafrases, voorbeelden, al dan
niet raillerende filosofietjes, stukjes
historie, anekdotes en andere infor
matie van de vaderlandse velden.
Een vondst die de reikwijdte van
het boek behoorlijk vergroot.
Scheepmaker over zijn werkwijze:
„Er was eerst het idee dat ik enkele
te Engelse hoofdstukken uit „The
soccer tribe" zou herschrijven naar
Nederlandse snit. Dat leek me, na
lezing van het manuscript, een
slecht idee. Het boek is hoe je het
wendt of keert een „work of art",
waarvan je niet een paar tamelijk
willekeurige hoofdstukken kunt
loskoppelen, om er andere wagons,
van een andert soort trein, voor in
de plaats te zetten. Ik had een beter
idee. Ik zou een boekje ter grootte
van een pocketje schrijven, waarin
ik, hoofdstuk voor hoofdstuk, een
eigen Nederlands commentaar, met
Nederlandse voorbeelden en tegen
voorbeelden, op het boek van Des-
mond Morris zou geven. Dat boekje
zou dan met een lijntje aan het
moederboek worden vastgemaakt,
als een soort roeibootje achter het
grote plezierjacht. Dat leek me
leuk, dat was nog nooit gedaan".
Dat idee was de uitgever toch té
gek, want Scheepmakers aandeel
kwam tenslotte in de kantlijn te
recht. Maar daar speelt hij een op
z'n minst even originele rol.
Sjaak Swart
Wanneer Desmond Morris het
heeft over „Het bijgeloof van de
helden", komt Scheepmaker met
het voorbeeld van het Ajax van de
drie Europacups: Ruud Krol die
Sjaak Swart voor de wedstrijd
komt ophalen en dan altijd gebak
jes moet meenemen. Heeft Morris
het over de verdiensten van de
voetballers dan rekent Nico
Scheepmaker voor hoeveel de ge
middelde Nederlandse prof zou
moeten verdienen volgens de offi
ciële cijfers. Dat bedrag ligt zo laag,
dat hij er achteloos aan toevoegt:
„Die dure sportauto's die al die be
taalde voetballers bezitten, moeten
ze dus voor hun verjaardag van
hun vader gekregen hebben". Gaat
Morris in op de psychologie van de
clubkleuren en emblemen, dan
doet Scheepmaker een Hollandse
duit in het zakje inclusief illustra
ties. Zij het zonder het embleem
van Ajax omdat ze voor reproduk-
tie daarvan in de Meer een krank
zinnig bedrag moesten hebben!
Maar Scheepmaker is niet voor één
gat te vangen, en beschrijft de klas-
siek-bebaarde Ajax-figuur daarom
met treiterige nauwkeurigheid.
In „Spel om de bal" geeft Morris
onder het hoofdstuk stamliederen
bijna honderd verschillende manie
ren waarop de toekijkende léden
van de Oxford-stam in gezang, ge
schreeuw of ge-yell kunnen uitbar
sten. Een rijk stuk literatuur, waar
bij de in ons land gebruikelijke
spreek- en zangkoren als „Geen
woorden, maar daden", „Puntje,
puntje heeft de wereldcup", „Olé,
olé" en De Zilvervloot wat armza
lig afsteken. Nico Scheepmaker
haalt in een van zijn kolommen
Neerlands meest specifieke bijdra
ge aan het supporters-repertoire
aan, het „hi-ha-hondelul" ook al
geen verheffende tekst, maar in
elk geval op een opvallende manier
door Feyenoord-back Piet Romein
in 1969 de wereld in geslingerd te
genover scheidsrechter Van Ge-
mert (Romein later: Ik heb „stuk
onbenul" gezegd). Scheepmaker be
gint zijn kolom dan ook: „Veel
wedstrijden in het Nederlandse be
taalde voetbal worden door de toe
schouwers nagenoeg stilzwijgend,
om niet te zeggen achterdochtig ge
volgd". Jawel.
Geen doden
Desmond Morris over voetbal als
stammenoorlog komt dicht in de
buurt van de befaamde uitspraak
van Rinus Michels „Voetbal is oor
log". Morris: „Jazeker is het oorlog.
Maar dat niet alleen. Het is ook
theater. Er zijn regels, er vallen
geen doden, maar een wedstrijd
winnen is de symbolische vorm
van een slag of een oorlog winnen.
En als er verloren wordt, moet er
een stamoffer gebracht worden.
Dat is dan meestal de trainer". Die
stammen zijn nog terug te vinden
in een oervorm van het voetbal die
in Engeland nog leeft, het „volks
voetbal", dat twee keer per jaar in
Derbyshire gespeeld wordt, op
Shrovetide en Ashwednesday, Vas
tenavond en Aswoensdag.
Morris: „Tweeduizend mensen spe
len het, mijn fotograaf is er de laat
ste keer zwaar gewond geraakt. Er
zijn twee partijen, de „uppers" en
de „downers", al naar gelang het
deel van het dorp waar je vandaan
komt. Er zijn twee goals en je moet
de bal naar je eigen goal brengen
en dat drie keer aanraken. Die bal
is fraai bewerkt en wordt door de
artistocraten van het dorp op de
schouders van de dorpelingen hoog
boven alles uitgetild. En zij worden
weer omringd door de sterke man
nen. Het is een ongelooflijk gezicht,
en er is geen toerist die er weet van
heeft. Vroeger was er een speciale
plaats voor dat Shrovetide-play, nu
gebeurt het op een groot parkeer
terrein. Maar meestal komt de hele
meute in de rivier terecht. Er was
een dametje in haar auto blijven
zitten, toen ik er was. Ik heb die
hele auto zien wegschuiven".
Morris ziet het als mogelijke origi
ne van voetbal, een spel dat later
door de public-schoolboys werd ge
speeld. Morris: „Op de binnenplaats
van hun school, vandaar waar
schijnlijk de rechthoekige vorm
van het voetbalveld in tegenstel
ling tot bij cricket en rugger. Die
binnenplaats was te hard voor de
benen en men ging naar buiten.
Elke school had z'n regels. Toen
universiteiten tegen elkaar gingen
spelen, moesten er universele re
gels komen. Dat gebeurde in Cam
bridge. Die jongens van die public
school werden later fabrieksbazen
en gingen het weer propageren bij
de werknemers om het eentonige
werkritme te doorbreken. Daar is
voetbal populair geworden. Bij spe
lers, maar ook bij toeschouwers.
Jaloersheid tussen die twee is er
niet, omdat er die sterke identifica
tiemogelijkheid met de helden is.
Ik vond het zelf uiterst merkwaar
dig in het begin. Iedereen zegt na
een wedstrijd: We hebben goed ge
speeld vandaag. De voorzitter van
de tegenpartij komt naar je toe en
zegt: Prima gespeeld. En jij: Welbe-
dankt. Een merkwaardig ritueel,
maar je ontkomt er niet aan. En
soms is het ook net alsof je zelf ge
speeld hebt. Na een wedstrijd ben
ik soms uitgeput En ik heb een el
lendige hoofdpijn van de concen
tratie en de spanning."
Het is duidelijk: De wetenschapper
is verkocht aan voetbal. Hij zit op
de tribune met een breedgerande
hoed over zijn overdwars geplakte
haar. „Die hoed had ik op toen Ox
ford voor de FA-cup uit met 3-0
van eerste divisieclub Brighton
won. Nu móet ik hem wel ophou
den, of ik wil of niet". Oók al bijge
loof. Desmond Morris, het perfecte
stamlid. Nico Scheepmaker stelt
tenslotte de cruciale vraag: „En wat
vindt je vrouw daar nu van?" Des-
mond Morris: „Die is nog fanatie
ker dan ik. Voetbal kan haar niet
schelen. De FA-cup ook niet Maar
Oxford, daar mag je niet aanko
men".
BERT JANSMA
Het is een complete studie geworden van meer dan driehonderd blad
zijden
ik te veel insider geworden. En dat
wilde ik juist niet. Het moest iets
vreemds houden, want zo had ik
het geschreven. Voetbal was toen
nieuw voor me. Een late ontdek
king. Voornamelijk door mijn zoon
Jason, aan wie ik het boek dan ook
opgedragen heb. Hij houdt van
voetbal, sleepte me mee, en protes
teerde hevig als mijn interesse op
een te laag pitje bleef. Ik kon de
geboeidheid van zijn gezicht lezen,
ik zag de passies bij al die anderen,
en ik realiseerde me dat er iets bij
zonders aan de hand was.
Al is bestuderen van menselijk ge
drag je vak, je bent zelf ook maar
een mens en eéó hoop dingen neem
je voetstoots aan. Je hoort en je
leest zo vaak over voetbal dat je je
niet realiseert wat een bijzonder
soort van menselijk gedrag het ei
genlijk is. Ik begon dat tóen pas
wél te doen en dacht: Daar wil ik
meer over lezen, daar zal ooit wel
eens iemand over geschreven heb
ben. Dat bleek niet zo. Ik heb zo'n
125 boeken over voetbal gekocht,
maar dat waren allemaal feiten en
statistieken, tactiek en techniek. En
spelersmemoires als „Mijn jaren bij
United". Maar niemand ging in op
het toch uiterst merkwaardige feit
dat een-balletje-schoppen miljoe
nen mensen in z'n ban houdt over
de hele wereld.
Want wanneer je het bekijkt als
vorm van dierlijk gedrag is het
uniek. We maken elkaar het hof,
dat doen dieren ook. We worden
Taboe»,
straffen,
tactiek,
achtergrond, karakter en
natuurlijk het feest van de
overwinning worden in
„Spel om de bal" uitvoerig
besproken.