tleet die Set op jn tenen an lopen [hartstochtelijke voetballers hebben een vader met een lagere opleiding" "Laten we er maar niet meer over praten" ZATERDAG 20 FEBRUARI 1982 ECIAAL HOEISEL MOET OBLEMEN -DEELNEMER LOSSEN 'ok, 1ECHT Klaas Lok (27), reedt en wiskundeleraar te gekejcht, tilt zijn beide schoe- enkele decimeters boven 'loer om duidelijk te ma- dat daérin zijn grootste leem schuilt. Problemen ïlijk. Twee vergroeide te- die zich na een intensieve itten sting op pijnlijke wijze Ausen. Zo'n anderhalf uur 'go; Lok, geboren en getogen inK1 lokzijl, zonder problemen 's Heren wegen draven, dan komt onverbidde- innide pijn. En dat is buiten- oon vervelend voor een ;man die niets, liever zou in dan zichzelf uittesten dëifuim 42 km lange) mara- Let is. Lok heeft zijn hoop nu fil^stigd op een Japanse i. ènfabrikant. Speciaal op gevoelige tenen afgestem- „stappers" zouden een isjag van de midden-lange nd naar de marathon nog ilijk kunnen maken. Zo er evenwel geen Japans .-iakketje aan de voordeur r zijn piepkleine arbeiders- S pjing in de Utrechtse bin- itad wordt afgeleverd, entreert Klaas Lok zich dig op de kortere afstan- heid t hi legde hij in de Dortmun- 1 lYestfalenhalle de 3000 me er ™nj 7.58 minuten, genoeg voor een et ai gwjjs tijdens de Europese in- TVR* tampioenschappen. Afgelopen einde reisde hij opnieuw naar j®1?' Dndsrepubliek en liet een atle- |ag in Zwolle links liggen. De 11: de baan in Dortmund is Ier" en Lok wil uittesten wat Mogelijkheden zijn op de 1500 Een beslissing die bij hem Lok stippelt zijn eigen weg uit n aat stevig genoeg in zijn schoe- n"Dm de oppositie die tegen zijn ak wordt gevoerd te trotseren. steun en toeverlaat is Herman eul, trainer van het Utrechtse P'aa nix en een man met een tame- erf' (wijkende werkwijze. De Ver- 'methode gaat uit van louter sarr val-duur-training en vormt 1 —tegenhanger van de traditione- luurloop-tempotraining. Lok beide systemen uitgeprobeerd tot de conclusie gekomen dat .érheul-aanpak hem op de 10 ',Bt ieter een tijdwinst van een S' minuut heeft opgeleverd. In aDr ecente verleden keerde hij in bui van overmoed Herman leul de rug toe en zocht heil bij ipatleet Jos Her mens. Maar na nalf jaar keerde Klaas Lok al terug op het oude nest. Zijn laring: „Ik leverde onder Her- te zware trainingsarbeid, Verreweg de meeste Neder- ie atleten te veel krachten ver- n in voorbereidingsfases. Vijf- ind"éNenti® Procent van de hardlo- 1 jn in dit land is lichtelijk over- i""-p— -pv - Klaas Lok: „Het aantrekkelijkste onderdeel van de atletiek vind ik de cross, eigenlijk een ondergeschoven kindje". I twites s traind!" Het mag duidelijk zijn: Klaas Lok is geen meeloper. In twee uur tijd geeft hij zijn visie op atletiek in Nederland en verzuimt daarbij niet zo af en toe tegen ge voelige schenen te schoppen. „Ik kende in Steenwijk een meisje van vijftien jaar, het grootste talent van de Nederlandse atletiekwereld: Vrougien Winters. Ze sprong op een dag ruim 5.80 meter. Kijk, dan heb je een wereldtopper in huis, maar dat meisje is volledig verpest. Ze trainde in die dagen één keer per week en ze had er lol in. Van het ene op het andere moment moest ze vijf maal per week oefe nen. Daar is ze op afgeknapt en dat is logisch. In feite geldt hetzelfde voor veel atleten op loopnummers. De traditionale duurloop-tempo- training is afgeleid van de schema's van wereldrecordhouders en daar mee moet je atleet-Jan Modaal niet opzadelen. Een wereldtopper als Sebastian Coe herstelt binnen een dag van een tempotraining. Daar heb ik twee weken voor nodig.... Begrijp me goed: ik zeg niet dat Te- broke en Nijboer beter zouden presteren als ze de adviezen van Herman Verheul zouden opvolgen. Die jongens zijn sterk genoeg voor tempotrainingen. Voor de gemid delde atleet ligt dat anders. Duizen den lopen zich kapot, een paar blij ven over. Zelf train ik maximaal tienmaal per week. Dat kan, omdat ik 16 uur per week les geef en een gunstig rooster heb. Van mijn loon kan ik niet leven. Ik ontvang een toelage van dé Nederlandse Sport Federatie en word straks weer ge sponsord door Spar Driebergen. Bij dat bedrijf heb ik een jaar lang op de loonlijst gestaan, als full-prof dus. Geen succes. Ik overwinterde op Aruba, ik kwam in blakende conditie terug in Nederland. Een dag later liep ik in Zwolle en dat had ik achteraf gezien beter niet kunnen doen. De overgang in tem peratuur en de lange reis braken me op en ik werd ziek. Weg condi tie". „Van vergroeide tenen heb ik al last sinds ik me in 1972 voor het eerst voorbereidde op een wed strijd: de Blokzijlse stratenloop. Erg vervelend, want na anderhalf uur trainen kan ik geen stap meer ver zetten. Eens in de twee weken krij gen die tenen een injectie. Een soort „300 kilometerbeurt" dus ei genlijk. Laten we hopen dat die Ja panse schoenen uitkomst bieden, want het fenomeen marathon boeit me enorm. Vooral ook omdat ik geen enkele moeite heb om 20 kilo meter in een uur te lopen. Goed, het breekpunt in de marathon ligt voorbij de 30 km-grens, maar ik wil voor mezelf weten wat mijn mogelijkheden zijn. Zijn die specia le schoenen een succes, dan loop ik dit jaar nog mijn eerste marathon. Het aantrekkelijkste onderdeel van atletiek vind ik trouwens de cross. Eigenlijk een ondergeschoven kindje. Je kwaliteit als atleet wordt uitsluitend afgelezen aan tijden die je op de baan realiseert. Al loop je in de bossen nog zo sterk. Een jon gen als Gerard Tebroke heeft met de „beklimming" van een mols hoop evenveel moeite als een ander met de Rocky Mountains, maar on- vangt stapels uitnodigingen voor veldlopen. Ik bedoel maar....". Achter schermen „Hoewel ik niet achter de scher men van de atletiekunie kan kij ken, geloof ik dat de komst van trainigscoördinator Herman Buuts een goede zaak is. Een sterke man is daar wel op zijn plaats. Het wordt trouwens toch tijd dat de za ken in de KNAU professioneler worden aangepakt. Denk maar aan vorig jaar tijdens de Nederlandse kampioenschappen in Utrecht. Een enorm gedonder, omdat de spon- sornaam op mijn shirt niet geheel door het startnummer werd bedekt. Een lachertje natuurlijk. Ik vond het prima: mijn sponsor heeft nog nooit zoveel gratis reclame gehad als toen.... Maar een dergelijk inci dent tekent natuurlijk wel de on volwassenheid in de unie. Aan de ene kant die onvolwassenheid, aan de andere kant de overdreven in gewikkelde benadering van de sport. Als je ziet met welke termen er wordt gesmeten als het om hard lopen gaat, niet te geloven. Eerlijk, als je tegenwoordig „Atletiekwe reld" (het orgaan van de KNAU) wilt lezen, moet je eerst een uni versitaire studie volgen, anders be grijp je er geen barst van". BERT DIJKSTRA rlaii «Her wordt, ze schoppen hem litie chien half dood", zong Boude- zoi de Groot jaren geleden, al atiflte hij dat dan nog stukken be- om oals de tekst verder verduide- co dan „het bord voor z'n kop" te rijdien „van de zakenman; want wordt hij alleen maar slechter pel et :rij<f t midden latend wat dan wel die leste is, blijft de vraag interes- vyie dan wel voetballer wordt, lensje daarvoor als kind in Beton- tegen een muurtje hebben trappen zoals Cruijff of op ^olendams binnenplaatsje met bal hebben staan goochelen de Mührens? Moet je al in de dravende c-pupillen hebben blonken door balbeheersing en tactisch inzicht? Geen zinnig mens die daar een antwoord op kan geven, ook psychologen en so ciologen niet. Maar dan hebben we het over beroepsvoetballers. Valt er in dat opzicht misschien wel iets te zeggen over de recreatievoetbal lers? Ja, zeggen de Utrechtse socio logen Teus Kamphorst en Ed Spruijt in een deelrapport onder de titel „Voetballen, hoe kom je er toe?" dat onderdeel uitmaakt van een omvangrijke studie „Socialisa tie en vrije-tijdsgedrag". Voor die studie werden 420 gehuw de Nederlandse mannen van 25 tot en met 30 jaar en hun moeders on dervraagd. Doel was te weten te komen in hoeverre de houding van moeder en kind ten opzichte van de vrije t.ijd, woonomgeving, speel- mogelijkheden, in de leeftijd van 5 tot 10 jaar zou doorwerken in de leeftijd van 25 tot en met 30 jaar. Met andere woorden, als je nu tus sen je 25e en 30e wel of niet voet balt, heeft dat dan mogelijkerwijs iets met je jeugd te maken in de pe riode van je vijfde tot tiende jaar? Van dezelfde auteurs verscheen te gelijkertijd een tweede deelrapport van deze studie, getiteld „Natuurre- creatie, jong geleerd, oud gedaan?" Muur geen rol Beide deelrapporten, uitgegroeid tot kloeke boekwerken, geven in teressante uitkomsten te zien. Om met het voetballen te beginnen: dat muurtje vlak bij huis om tegenaan te trappen speelt geen rol, al is het wel zo dat de kinderen die vroeger speelden in de vrije natuur nu min der voetballen. Het aantal uren dat de 25 tot 30-iarige gehuwde man nu aan voetballen besteedt hangt niet samen met de woning en de woon omgeving die hij vroeger had. De hartstochtelijke voetballers van nu hebben echter wel een vader met een wat lagere opleiding en een moeder die altijd thuis was toen zij klein waren. Ze werden bovendien autoritair opgevoed, maar hadden wel vaak een moeder die lichame lijk actief was. De regel „zo vader, zo zoon" gaat in zijn algemeenheid voor het voetbal niet op. Het voet- balminded zijn van de vader geeft echter een mooie kans dat de zoon ook gaat voetballen en blijft voet ballen. Opmerkelijk is ook dat twee derde van de voetballers met voet ballen begint op de leeftijd van 6 tot en met 10 jaar. Wanneer men echter op latere leeftijd - van 11 tot en met 15 jaar - met voetballen is begonnen, dan voetbalt men als volwassene wel meer. De mannen die vroeger veel aan sport deden, vaak sportwedstrijden bezochten en lid waren van een voetbalclub, voetballen nu ook meer. Van de vroegere voetbalclubleden voetbalt twee derde nu nog, van de niet-le- den vroeger, voetbalt twee derde nu ook niet. Bepaald beleid Studies als deze kunnen helpen een bepaald beleid te formuleren. Wil men voetbal afremmen, zo zeggen de onderzoekers, dan verdient een beleid aanbeveling dat er op ge richt is de Nederlandse jeugd ken nis te laten maken met allerlei an dere vormen van vrije-tijdsgedrag. Met name blijkt uit het onderzoek dat het kunnen spelen in de natuur en het kunnen spelen met oude spullen, evenals een op de natuur gerichte houding, negatief samen hangt met de frequentie van het voetballen later. Wil men het voet bal stimuleren dan moet men onder meer het actief voetballen van jon gens tussen het 7e en 11e jaar sti muleren, de „voetbalcultuur" in het ouderlijk gezin opkrikken en nagaan hoe voetballen kan worden gestimuleerd in minder traditionele gezinnen. GERARD CRONé Dag: maandag. Tijd: 14.00 uur. Plaats: het NOS-gebouw in Hilver sum. Aanwezig: de voltallige redac tie van Studio Sport. Doel: vaststel ling agenda voor het weekeinde. Chef Cees Boerhout neemt het woord. „Heren, voordat we over komend weekeinde gaan praten nog even terug naar de problemen van eergisteren. Het is allemaal een gevolg van een misverstand, dat „Wat, misverstand", onder breekt met bijna overslaande stem Evert ten Napel zijn superieur. „Ik heb„Laten we de discussie za kelijk houden", mengt Eddy Poel- mann zich in het gesprek, terwijl Jan Stekelenburg en Marga Kam- lag verveeld naar buiten kijken en Theo Reitsma een ochtendblad doorbladert. „Het heeft geen zin om emotioneel te doen", vervolgt Poelmann. We moeten gewoon onder ogen zien dat er weer eens iets is misgegaan. En dat is niets om je over op te winden, dat gebeurt zo vaak. Laat Cees eerst even zijn verhaal afmaken". Waarop Boer hout herneemt met: „Waar was ik gebleven? O ja, die zaak van zater dagavond. Dat handbalpotje, niet te geloven overigens dat daar zo'n stampei van is gemaakt. Maar goed, ik wil even uiteenzetten wat er precies is gebeurd. Ik heb „Hou nou toch alsjeblieft op Cees", roept Ten Napel. „Je gaat opnieuw proberen een zaak goed te praten waar je zo fout zat als je maar kon. Ik heb het hele verhaal zaterdag al van je gehoord en het klopt op geen enkele manier. En dan die op merking van jou dat je niet wist dat die handbalclub al eerder in die shirts op het scherm is geweest. Dat is toch onbestaanbaar. Daarmee heb je niet alleen jezelf belachelijk gemaakt, maar ons hele team Terwijl Ten Napel verder zijn hart lucht, slaat Reitsma pagina eén van zijn krant om. Het gesprek gaat langs hem heen, hij heeft het al va ker meegemaakt. „Incompetent", bromt hij vanachter zijn papieren verschansing en leest verder. Zijn binnensmondse opmerking dringt niet door tot Boerhout, die aan het hoofd van de tafel zit. Deze luistert aandachtig naar de tirade van Ten Napel, kijkt nu en dan wat getrof fen om zich heen, maar zijn blik wordt nergens weerkaatst door iets dat op begrip lijkt. „Was ik hier maar nooit aan begonnen", denkt hij terwijl hij zegt: „Luister nou eens Evert. Ik ben er zaterdaga vond, toen we praatten over die problemen bij die handbalwed strijd, met mijn gedachten niet he lemaal bij geweest, huiselijke pro blemen weet je...We hebben met jouw huiselijke problemen niets te maken", valt Ten Napel onmiddel lijk, met een inmiddels van kwaad heid rood aangelopen gezicht, in. „Je wordt geacht een beleid te voe ren, goede beslissingen te nemen en vooral naar buiten de eenheid te bewaren. Op deze manier staan we elke keer weer voor 1 Boerhout schuift zijn stoel wat dichter naar de tafel, gaat rechtop zitten, waarmee overigens de ver slagen indruk die hij maakt nauwe lijks wordt weggenomen, en zegt: „Jongens, waar wordt gewerkt worden fouten gemaakt, dat weet iedereenals je hakt vallen er spaanders, ha ha (zijn stem ver raadt nauwelijks humor en zijn ge zicht staat op onweer). Laat ik nu nog eens even proberen uit te leg gen wat er is gebeurd". „Ja, dat zal tijd worden", sneert Ten Napel, terwijl hij opstaat en zijn trui uit trekt. Boerhout trekt zijn das recht, plooit zijn colbertje plat achter de rug en zegt: „De enige fout die ik heb gemaakt is dat ik niet wist dat die handbalclub al vaker met die bewuste shirtjes op het scherm is geweest. Maar je kunt je afvragen of dat wel correct is geweest, (zijn blik glijdt in de richting van Smeets die denkt: „wat een gezeur over een shirtje; in mijn basketbal lopen ze zo toch allemaal"). Ik zit er vooral om er op toe te zien dat er wordt gewerkt volgens de richt lijnen van. de minister. Daardoor weten we precies waar we aan toe zijn, wat niet mag en wat wel. Ik heb er geen zin in om ter verant woording te worden geroepen. Dat is me al te vaak gebeurd. Ik wil nu eindelijk eens rustig kunnen wer ken Theo Reitsma slaat pagina drie om van zijn krant en mompelt: „Dan had je moeten blijven zitten waar je zat", en leest verder. Zijn opmer king, die wat luider was dan zijn eerste, bereikt Boerhout wéér niet. Deze is te zeer verdiept in zijn ver haal, dat een afsluiting behoeft. „Jongens, laten we deze zaak af sluiten. Ik stel voor dat we er niet langer over praten. Vanaf nu gaan we het goed doen, fouten zullen ge maakt blijven worden, maar tot een minimum worden beperkt. Daar kunnen jullie vanuit gaan". „Ik ben het er niet mee eens", be gint Ten Napel opnieuw. „Ik Eddy Poelmann verheft opnieuw zijn stem. „Evert, je weet hóe het gaat. Laten we er inderdaad maar over ophouden". Boerhout kijkt opgelucht. „Nu, ko mend weekeinde dan. Wie heeft er wat? Mart, heb jij nog basketbal deze week? En jij Jan, nog volley bal?....." Dat zijn tenminste sport en waar je geen shirt- en bordrecla- meproblemen hebt", denkt Theo Reitsma terwijl hij pagina vijf van zijn krant omslaat. Als hij aan pagi na zeven begint is het vertrek leeg. Slechts een lijstje met voetbalwed strijden die twee minuten op het scherm komen ligt nog op tafel. Theo Reitsma staat op, pakt het pa piertje en slentert de deur uit. „Weer twee minuten", denkt hij. „Dat zou Boerhout zelf ook nog wel kunnen doen". TINUS L. BUYS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 21