Fietser gaat
erbij
liggen
VÉLÉRIQUE
Verzilverd
theelepeltje
voor vijf
studenten
NIJMEGEN Het sombere
toekomstperspectief dat voor
de academische wereld
wenkt, lijkt nog slechts tot
weinigen doorgedrongen te
zijn, maar de feiten liggen
er onomstotelijk. Binnen
enkele jaren zullen de gevol
gen van de heersende geboor
tedaling gaan doorwerken op
universiteiten en hogescholen.
Ruim veertig procent minder
studenten: zo luidt de bikkel
harde prognose. Aangezien de
financiering van deze onder
wijsinstellingen door de over
heid gebaseerd is op de kosten
per student, kan de conse
quentie geen andere zijn dan
dat de middelen die universi
teiten en hogescholen ter be
schikking staan, met diezelfde
veertig procent zullen afne
men. Aangezien vervolgens de
kosten van het wetenschappe
lijk onderwijs voor het over
grote deel uit salarissen be
staan, zullen de staven van
professoren en andere docen
ten met tegen de veertig pro
cent moeten inkrimpen. Niets
aan te doen.
„Ik voorzie in de tweede helft van
de jaren tachtig een enorme strijd
om studenten", heeft dr. G. Bren-
ninkmeijer, voorzitter van de Aca
demische Raad, al gewaarschuwd.
Ook dat is een consequentie. Bin
nenkort een verzilverd theelepeltje
voor vijf aangebrachte leergieri
gen? Drs. B. Hermans vindt deze
vergelijking met de manier waarop
sommige omroepen leden plachten
en plegen te werven, niet eens zo
gek. Hij is medewerker aan het In
stituut Onderzoek Wetenschappe
lijk Onderwijs te Nijmegen, des
kundige op het gebied van studen
tenvoorlichting en als zodanig na
mens de Katholieke Universiteit
lid van de Landelijke Commissie
Academische Studievoorlichting.
Een man die het weten kan. En bij
gevolg een lichtelijk benard man.
„Ik denk dat die teruggang een
enorm gedonder zal gaan geven.
De voorboden zijn trouwens al te
zien. Ik noem het geduvel aan de
Universiteit van Amsterdam waar
de vakgroep toegepaste sociologie
moet worden opgeheven. Wegens
overtolligheid, inderdaad. Daar heb
je het al. Hoe verdelen we de ar
moede dat wordt de vraag. Na
de oorlog, in de tijd van de weder
opbouw, leefde de verwachting dat
Nederland enorm veel academici
nodig zou hebben. Met mensa's
(goedkope eetgelegenheden), sport
accommodaties en allerlei andere
faciliteiten werden jongelui naar de
universiteiten en hogescholen ge
lokt. Heel die kolossale infrastruc
tuur die aldus is ontstaan, daar ko
men we nu mee te zitten. De jas zal
straks veel te ruim zijn. Maar de el
lende is: wat je in twintig jaar hebt
opgebouwd, kun je niet één-twee
drie afbouwen".
Mentaliteitsverandering
Was deze ontwikkeling niet te
voorzien en daarmee te voorkomen
geweest? Had een wetenschap als
Dr*. Hermant: „Ik voorzie een
enorme concurrentieslag om
studenten te krijgen".
Somber
perspectief
de demografie (zeg maar: bevol-
kingskunde) de geboortedaling niet
aan kunnen zien komen? „Nee",
zegt drs. Hermans beslist. „Demo
grafen werken bij het opstellen van
hun prognoses met begrippen als
vruchtbaarheidsjaren van
vrouw en dergelijke. Maar hoe
moet je werken met mogelijke
mentaliteitsveranderingen?
daar zit juist de oorzaak. Om onze
bevolking op een stationair peil te
houden, heb je per gezin een ge
middeld kindertal nodig van 2,7.
Dat bedraagt op het ogenblik 1,7.
De daling is begonnen rond 1970.
Tien jaar na de komst van de pil,
dus daaraan kan het niet liggen.
Waaraan wel? Denk eens hoe het
in 1969 is overgeslagen naar Til
burg, naar Nijmegen en tenslotte
naar Amsterdam met zijn Mf
denhuis. Heel die generatie
jongeren die alleen maar voorspoed
had meegemaakt, die niet beter
wist dan dat de bomen tot de hemel
groeiden; een generatie die de oude
waarden, inclusief de huwelijksmo
raal, opzij zette; die ging samenwo
nen in plaats van te trouwen. Ik
denk dat je het daar moet zoeken
en zoiets hadden de demografen
met hun prognoses niet kunnen
voorzien".
De plank mis
Nog in 1979 schreef de demograaf
dr. D. van de Kaa als zijn mening
neer: „De behoefte aan onderwij
zend personeel in de sector hoger
beroeps- en wetenschappelijk on
derwijs zal met de studentenaantal
len voortdurend toenemen". Zo ver
kan men blijkbaar de plank mis
slaan. Drs. Hermans: „Door de
enorme groei van vroeger zijn de
universiteiten komen te zitten met
een overgewicht aan senior-mede
werkers. Dat wreekt zich nu. En ik
vrees dat de zaak niet langs de weg
van het natuurlijk verloop opgelost
kan worden. Er komt een reorgani
satie, onherroepelijk, een koude sa
nering, misschien al over een jaar
of vier. Docenten aan universitei
ten en hogescholen zullen wegens
overbodigheid op straat komen te
staan, net als met onderwijskrach
ten in het lager en middelbaar on
derwijs allang aan de gang is."
Zo somber ziet het perspectief er
uit. „Tenzij men er natuurlijk in
slaagt de instroom van het aantal
eerstejaars studenten redelijk con
stant te houden, want op die basis
wordt het geld door de universitei
ten en hogescholen binnenge
haald", heeft het blad „Ad Valvas"
van de Vrije Universiteit al fijntjes
geopperd. Óm te vervolgen: „Daar
zijn trucs voor. Elk beetje reclame
bureau heeft er een kast van vol.
Wat kunnen we verwachten? Ster
spots? Pagina-grote advertenties in
de dag- en weekbladen? Folders
met speciale aanbiedingen in de
brievenbus van eindexamen-kandi
daten? Onwaarschijnlijk. Maar toch
verschijnen de eerste advertenties
voorzichtig in dagbladen en blijkt
het voorlichtingsmateriaal aan de
middelbare scholen op een haast
onopvallende wijze veranderingen
te hebben ondergaan: overzichtelij
ker, meer aandacht voor de indivi
duele studierichtingen (met name
de onbekende) en vooral uitgebrei
der. Er broeit iets onder de opper
vlakte". Aldus het universiteitsblad
Ad Valvas, niet helemaal zonder
hand in eigen boezem.
Concurrentieslag
Drs. Hermans windt er minder
doekjes om. „Ik voorzie inderdaad
een enorme concurrentieslag om
studenten te krijgen. Die strijd had
eigenlijk al ontbrand moeten zijn.
Maar, zelfs wanneer er zwaar ge
schut in stelling wordt gebracht
daaronder versta ik bijvoorbeeld
dat de ene onderwijsinstelling de
andere zou gaan afschilderen als
slechter dan zichzelf zal het ef
fect niet erg groot zijn. De belang
rijkste factor namelijk die bepaalt
waar iemand wil gaan studeren, is
de regio waar hij woont. Dat is uit
onderzoek gebleken. Men gaat, als
het even kan, naar de dichtstbij
zijnde universiteit of hogeschool.
Daarom verwacht ik de grootste
problemen bij Nijmegen, Maas
tricht, Eindhoven en Tilburg. In de
rest van het land was men al lang
onder de twee kinderen per gezin
gezakt, maar in de zuidelijke regio
moest eerst de de-confessionalise-'
ring nog doorzetten. Daar ijlt de ge
boortedaling dus na. En de Vrije
Universiteit in Amsterdam zal gro
te problemen krijgen want die is
ook confessioneel".
Anderzijds kan het in de komende
concurrentieslag voordelen hebben
om confessioneel te zijn. Dat komt
door de invoering van de zoge
naamde twee-fasenstructuur. U
weet wel: de eerste vier jaren alge
meen onderwijs over het vakgebied
dat de student gekozen heeft, daar
na voor een beperkte groep studen
ten twee jaar meer doelgericht, spe
cialistisch onderwijs. Drs. Hermans:
„Ik verwacht dat die tweede fase
een belangrijk element gaat vor
men, want niet elke studierichting
aan elke universiteit of hogeschool
zal de bevoegdheid toegewezen
krijgen om tweede-fase-onderwijs
te geven. De tweede fase voor talen
gaat ik fantaseer nu even
naar Utrecht, die voor de sociale
wetenschappen naar Amsterdam,
die voor de medicijnen naar Lei
den, die voor biologie naar Nijme
gen, die voor wiskunde naar Gro
ningen, enzovoort".
Voorkeur
De conclusie ligt voor de hand en
wordt door drs. Hermans als volgt
verwoord: „De student die het in
zijn kop heeft een tweede fase te
gaan doen, zal er de voorkeur aan
geven zich ook voor de eerste fase
te melden bij de universiteit of ho
geschool die de betrokken tweede
fase in zijn pakket heeft. Wie bijge
volg in de concurrentieslag gaat om
zoveel mogelijk eerstejaars studen
ten binnen te halen, doet er uiterst
verstandig aan om zoveel mogelijk
tweede-fase-onderwijs in de wj
te slepen. Nu bestaat er in Ned j
land vrijheid van onderwijs, j
universiteit of hogeschool kan
sen: ik wil dat het tweede-fasei
derwijs in een bepaalde studiert ïx;
ting (lerarenopleiding, medicijn
filosofie, sociologie) op katholii n(
of reformatorische grondslag
schiedt, want er zijn katholieke
gereformeerde leraren, dokters,
ciologen enzovoort nodig. Zo'n y de
versiteit of hogeschool krijgt r
dat tweede-fase-onderwijs, m «e(j
wel ten koste van een ander. I
mers en nogmaals: het gaat omv
deling van armoede. Op die mai
zouden confessionele instellin P*
wel eens in het voordeel kun 5p
zijn". b
>d
Huisvesting
Zo ingewikkeld kan het worde: N
een verzuild land waar econc erl
sche crisis gepaard gaat met Su'
boortedaling. Zijn er geen simp n
manieren te bedenken om vee ke
geerde studenten aan te zuii js 1
Huisvesting? Het was toch zo be en
berd gesteld met de huisvK rbj
van studenten? „Kan misschien !jc
langrijk zijn", aarzelt drs. Herin en'
„Bij de werving van studei oi
heeft het inderdaad zin er alen utc
te zijn dat je goede huisvest zjj
kunt aanbieden. Ik verwacht c 0rr
een meer dan marginaal effect: jer
Maar ook weer niet al te gt sti
Kijk naar de Twentse Hogesc! di(
met zijn unieke campus waar zij:
studenten bijzonder riant kun tor
wonen en waarvoor geen wacht ien
bestaat. Iedere eerstejaars kan gel
meteen terecht. Ondanks die c e
pus is Twente er niet in gesh er
ook maar in de buurt van Delf
komen".
Agressieve voorliehtingscam|
nes. Daarvan verwacht drs. 1 )li
mans helemaal weinig. „Je ma
natuurlijk niet door anderen
laten drukken. Maar het is onble
gelijk het beschikbare aantal ude
denten op te rekken. Wat je v^ht
jezelf binnenhaalt, neem je een n
der af. Je verschuift dus heti,
bleem en het is onzin om daan om
geld aan uit te geven. Dat mocfve
weinig mogelijk gebeuren. Je 's ek
je niet gaan opstellen als een kli Ijj;
zelfstandige, want je draait meirjn
allen wel op gemeenschapsgel |g
en daarbij, forceren helpt e
niets. Het is echt niet waar dat ,st(
driemaal zo mooie folder ook n J
studenten oplevert. Alleen een
menhangend beleid op landelijibu
veau zet zoden aan de dijk ei jat
Academische Raad is het enigever
rum waarbinnen de zaken gert ^ti«
kunnen worden". m
Welke instelling gaat een tw: ijjj
fase krijgen en voor hoeveel mei
ken? Drs. Hermans komt ero[.rÉ
rug, want dat is de vraag wa;[en
het gaat draaien. „Ik denk da >ti<
beslissingen daarover rond 198
nomen zullen worden. En ik R
iedereen aan om tegen die tijd
aantal stevige ijzers in het vut )I
hebben, als je tenminste de jyj
niet op een verschrikkelijke
nier wilt missen. De strijd die t
die tijd gaat volgen, zal allesb
lend worden voor het bepei j
van de schade in de komende
vijtien jaar en in elk geval meei
fect sorteren dan welke reek
campagne ook".
Toch geen verzilverd theeiep 9
dus
PIET SNOEI
Voor het sommetje van elfhonden
sche wonder van Eric Anbergen: c
BRUSSEL Het eenvoudige
toestel dat fiets heet is als
vondst nog maar een eeuw
oud. Dat is verbijsterend. De
bedenker had misschien net
niet meer in leven kunnen
zijn om op zijn/haar geestes
kind door uw straat te rijden
of per Boeing 747 lezingen te
gaan geven in China over hoe
hij op het idee is gekomen. De
fiets had nochtans ver voor de
Han-dynastie uitgevonden
kunnen zijn. Zelfs het excuus
dat de steentijd zich uit een
oogpunt van beschikbaar ma
teriaal niet leende voor de
ontdekking van het vervoer-
middeltje gaat niet op, want er
was toen al volop hout. En le
der voor de ketting. Overbo
dig te zeggen dat toen de
mens 3000 jaar voor het begin
van onze kalender uit een
mengsel van gesmolten koper
en tin het brons had weten te
gulden eigenaar van het mechani-.
vélérique.
vervaardigen, niets meer de
samenstelling van een gemof
feld herenrijwiel in de weg
had hoeven staan.
Maar nee, hoewel de oude Grieken
reeds in zeilwagens over hun para
dijselijke stranden jakkerden en te
gelijkertijd in primitief Afrika de
roeiboot bewees dat een voertuig
kan worden voortbewogen door de
gene die wordt vervoerd, is de kont
van het paard ons millennia ach
tereen blijven obsederen en alle
uitzicht benemen op de gereed
staande fiets.
Lawson heet de zonderling die 1879
jaren na Christus' geboorte voor
het eerst trappers aanbracht tussen
de wielen die in een korte vooraf
gaande periode de loopfiets (en
dus geen fiets maar een stel rollen
de wandelstokken) hadden ge
vormd. De vélocipède met het
reusachtige voorwiel kwam pas een
jaar later en was technisch een stap
terug. De trein, mirakel van stoom
kracht, ingewikkelde overbren
gingsmechanismen en ijzeren spo-
Meesterlijk brein
Maar luister naar en huiver om de
vinding, ontsproten aan een mees
terlijk brein. Het brein van een
Belg. Het is een man, hij heet Eric
Anbergen en verder is er niets van
hem bekend dan dat hij een revo
lutionair fietsconcept heeft uitge
werkt, waarvan het prototype deze
vermindering van de
weerstand met twintig
Het laat zich raden dat Eric An |re<
gen blaakt van vertrouwen
consument deze trapmachine
eenentwintigste eeuw
slechts elfhonderd gulden en
plastic kap voor nog eens vijfl
honderd piek) niet zal kur. be;
weerstaan.
Hij gaat in zijn verklarende
chure niet in op een paar
vragen die bij een simpele Holl ft
se fietser opkomen: Is de
snelheid waarmee gereden
worden niet gevaarlijk?
Is de geringe inspanning dit
dig is voor een normale snel
wel gezond?
Is de lage positie van de ogen
hoogte van de klink van een
deur) niet dodelijk?
Is met zo'n nederige zetel hd ^gi
en afstappen niet lastig? en
de
De nabije toekomst zal uitwijzi ble
de geestelijke vader van de vi 'Til
que deze twijfels terecht pee
zijn briljante gewrocht doet ndel
moeden heeft veronachtzaai hei
MARC DE KONI! iar<
'h(
ren tot over de einder, was al een
halve eeuw daarvoor gaan rijden.
De fiets is de doorbraak naar het
technologisch tijdperk geweest.
Toen dit met spierkracht aan te
drijven karretje in 1885 eenmaal de
vorm had aangenomen die thans
nog algemeen is, volgden de benzi
neauto (1886) en het vliegtuig
(1903) in dezelfde ondeelbare se
conde van de evolutie.
Het klassieke fietsmodel is tot de
dag van vandaag onaantastbaar ge
bleven. De eerste aanvallen wer
den pas in de jaren zestig van deze
eeuw ondernomen door vouw- en
miniwielfiets. Ze waren kansloos
en lachwekkend.
Al wijkt de tekening op verschillende punten af van het originele model, duidelijk is te zien dat de fietser heel
wat lager zit/ligt dan op een klassieke flets. De doorzichtige overkapping raison van vijftienhonderd
gulden) zorgt nog eens voor een aanzienlijke vermindering van de atmosferische weerstand.
grond, terwijl liefst 88 procent eerst kennismaakt met de zolen
dient om de luchtweerstand te
overwinnen. Die luchtweerstand is
dan nog eens onderverdeeld in een
derde deel weerstand op de fiets en
twee derde op de fietser. De laatste
is daarmee verantwoordelijk voor
ruim 58 procent van de gevergde
fietsenergie.
maand is gepresenteerd op de auto
salon in Brussel. Getuige de uitge
deelde schriftelijke toelichting gaat
dit model dat heel even aan een
retro-invalidewagen herinnert
de vertrouwde rijwielvorm uit het
straatbeeld drukken.
Vélérique is de naam van de nieu
we fiets,, waarvan de formidabele
snelheid die de berijder erop kan
ontwikkelen verondersteld wordt
grote aantrekkingskracht op een
breed publiek te zullen uitoefenen.
Honderd kilometer per uur is vol
gens Eric Anbergen alleszins haal
baar. Hij heeft de Belgische wieier-
vedette Michel Pollentier in
gehuurd om met een vélérique bin
nenkort een aanslag te plegen op
het werelduurrecord van Eddy
Merckx.
De trotse ontwerper laat geen twij
fel bestaan over net wetenschappe
lijk fundament van ziin uitvinding.
Van de inspanning die een wiel
renner moet leveren om de re
cordsnelheid van vijftig kilometer
per uur te rijden gaat slechts twaalf
procent op aan de wrijving tussen
de draaiende onderdelen en de
Zo plat mogelijk
Nu is het schrandere van onze Bel
gische uitvinder dat hij de wielrij
der zo plat mogelijk op, of zo u wilt
in de fiets legt, in dier voege dat
diens hoofd zich nog half zo hoog
bevindt als op een ouderwetse fiets.
Daarmee zakt de luchtweerstand
op de berijder eveneens met vijftig
procent, zodat de totale energiebe
sparing bij gelijkblijvend tempo bij
na dertig procent beloopt. Bij lage
snelheden is de winst geringer,
maar nog altijd aanzienlijk.
Het probleem was natuurlijk waar
de benen en de trappers te laten.
Eric heeft ze recht naar voren ge
plaatst, zodat een tegenligger het
van diens letterlijk liggende tegen
ligger. Het voorwiel bevindt zich
onder de knieën en de stuurkolom
tussen de dijen. De fietser ligt dia
gonaal achterover in een zetel die
zijn bekken tot aan de nieren
steunt (weg met de traditionele za-
De overbrenging gebeurt met twee
kettingen. Een naar het tandwiel,
dat zich bevindt waar alle normale
maar intussen achterhaalde model
len de koplamp hebben zitten. De
tweede ketting loopt via een tus-
senwieltje onder de zetel in een
hoek naar de achternaaf. De twee
kettingen en drie tandwielen ma
ken 18 versnellingen mogelijk.
Vormt dit alles reeds een mecha
nisch wonder, futurologisch wordt
het aanzien van de vélérique als
deze in het bijpassende ovale door
zichtige koetswerk wordt gestoken,
dat het voertuig de aërodynami
sche eigenschappen van een lucht
schip moet bezorgen. Deze stroom
lijning geeft de fiets nog eens een