Mondschilderes Riek de Vos dag in dag uit gefascineerd door de pereboom in de tuin V I li I i l| I BENSCHOP Behaaglijk bij de kachel blijken haar verha len zo meeslepend dat we de bus vergeten. Het openbaar vervoer rijdt in Benschop en dan nog bij gratie van de avondspits eens in de twee uur. We mogen dus een boter hammetje meeëten. Rieks moeder legt twee couverts op tafel. Plus voor Riek een wit gelakte houten stellage, waar van het draaibare platformpje zich ter hoogte van haar mond bevindt. „Mijn eetma- chien", constateert ze met een lach. „Een plezier dat ik daar van heb je weet niet half. Vroeger moest ik bij elke maaltijd worden geholpen. Nu eet ik als een vorst". Ze neemt de vork in haar mond, prikt er een stukje boterham aan en manoeuvreert het geheel in de klem op het platform. Een tikje met de kin en het hapje draait zich tot vlak bij haar lippen. „Een prima apparaat toch?" Riek de Vos is vanaf haar geboorte gehan dicapt. Ze kan noch haar armen noch haar benen gebruiken. Alleen in de rech terarm zit een beetje beweging; net vol doende om een passerende buurman een signaal van herkenning te kunnen geven. Drieënvijftig jaar is ze nu en al die tijd is ze geworteld gebleven in het Utrechtse polderdorpje Benschop, tussen Utrecht en Gouda. Ze woont er samen met haar va der (77), moeder (75), broer Kees (52) en zus Létje (50), die verstandelijk gehandi capt is. Hun lage, losstaande huis, heeft aan weerszijden van de voordeur één groot raam. Achter het rechter venster staat een hoge tafel met een formica blad. Daaraan zit Riek. Met haar hoofd duidend naar de overkant van de weg: „Daar, in Polsbroekerdam, ben ik schoolgegaan. In zo'n laag, houten karretje, met aan de voorkant een stok om te trekken. De eer ste schooldag, 1 mei 1934, is moeder naast me blijven zitten. En ook de volgende morgen nog. Daarna kon ik het zelf red den. Ik had een speciale leunstoel, maar voor de rest deed ik gewoon mee. Al ging het schrijven, zeker in het begin, langza mer dan bij de andere kinderen. Met m'n griffel in de mond had ik nog maar een paar streepjes gezet, als de anderen al een lei vol hadden. En later, met dictee, moest ik elke tweede zin overslaan om het alle maal bij te kunnen houden. Maar het was een leuke tijd. Als ik vond dat ik aan een nieuwe kroontjespen toe was, liet ik de oude zogenaamd per ongeluk uit m'n mond vallen. Was-ie naar de Filistijnen en kreeg ik weer een nieuwe". Twinkelende ogen Haar lange zwarte haar hier en daar een spoortje grijs is achterover gekamd in een vlecht. Twinkelende ogen achter een goudomrande bril wachten steeds op een aanleiding om te lachen. Als die er niet is, glijdt haar blik naar buiten, naar de tuin, waar van het vroege voorjaar tot diep in de herfst tientallen soorten bloe men tieren. me door. Ik heb er dagenlang nafi kijken en ik zweefde van geluk".] i Mondharmonica Inmiddels heeft de vereniging z over alle delen van de wereld v Vijfenvijftig leden zijn er nu plus spirant-leden, die nog in opleidn Het 25-jarig bestaan is afgelopen z< Madrid gevierd met een feest, waa leden meededen. „Oprichter Stegmann was er nai bij, Piet de Leur, ik, schilders uil Japan alle talen hoorde je dooi heen. En niets was gek. Mensen armen konden gewoon met elkaar Als je je theekopje met je tenen bee keek niemand raar op. Een colli Noorwegen speelde 's avonds mo monica met z'n tenen. En zuiver!" Tegen de achtergrond van dat hoof is het Jaar van de Gehandicapte gemerkt aan Riek voorbijgegaan. „Ach, al die .jaren". Wat voor bli sporen laten die nou na? Natuurlijk wel eens goed om de aandacht te vj op al die stoepen en drempels. Vq vormen ze ook een obstakel. Zo era maar heb afgezien van een elektrisd validen wagen. Ik kan er toch n mee heen. Ik zeg altijd wel „Blij rij", haha, Maar ik rij eigenlijk ij lijks. Toch geloof ik dat gehandi zich, net als alle mensen, beter k concentreren op het geluk dat ze w« ben dan op de dingen die ze misse kan ook wel gaan denken: ik woul normaal was en getrouwd en dat il deren had. Maar wat schiet ik op m wens? Op de lagere school was ik v op mijn buurjongetje; daarna heb u gedachte aan trouwen laten varen, m'n broer en m'n zus en m'n oudej is ook liefde. Buitenstaanders die dl kunnen begrijpen, behandelen je a| zielig geval dat weet ik wel. Ik h eens gehad dat ik hier voor in de tJ en dat er een meisje aan kwam fiets stopt, zet haar fiets tegen het hek eq een zakje uit haar bagagetas. Zondi er een woord over haar lippen komj ze naar me toe, frommelt de zak oo legt zeven koekjes voor me neer steeds zonder wat te zeggen loopt ze naar d'r fiets, stapt op en rijdt weeij Ik heb 'r nooit meer gezien en ik i me behoorlijk in de maling genome! „In de kerk heb ik wel eens gehad d onbekende me opeens een handje I geld toestopte. Ik schrok me te p Toch moet je dat nuchter bekijken. I zelf gezond was geweest, had ik een lide misschien nog veel gekker b deld". Het begin van alles Kerstversieringen ontbreken in hei polderhuis, waar inmiddels het sj scheerlicht binnenvalt van de ondei de winterzon. Kerstmis moet je var nen vieren. Ballen en slingers lei'di aandacht alleen maar af. „Kerstmis is het begin van alles. ZI Kerstmis was de wereld reddeloos ren geweest. Nu weet je dat het go< aflopen. Ik voor mij realiseer me deze dagen altijd extra goed, dat elk van elk mensenleven zin heeft. Ooll twaalf treurige jaren hebben, achterj zien, zin gehad. Je groeit, of je er nd in hebt of niet. En als je gelooft dat ven is opgenomen in Gods plan, kal niet mislukken. Een mens moet veel len in dit leven. Ongetwijfeld. Mal Grote Dingen die zijn al geregeld WILLEM SCI FOTO'S: CEES VERB meer oog hadden, zou de wereld er min der gek uitzien, denk ik". „Het beroerde is dat het met 't jaar nog gekker wordt ook. Als ik aan die duizen den atoomraketten denk, die miljoenen mensen die honger lijden, het milieu dat ze volstorten met gifTerwijl diegenen die zich daartegen verzetten vaak toch weer wel voorstander zijn van vruchtwa- teronderzoek, abortus, euthanasie. Hoe veel ongeboren kinderen worden er te genwoordig niet doodgemaakt omdat de baby tenslotte toch niet gewenst is of om dat ze vinden dat het niet goed gezond is? Ik denk weieens bij mezelf: Goddank dat ik niet in deze tijd ben verwekt. Stel dat mijn moeder vandaag de dag om een vruchtwateronderzoek had gevraagd. Mij hadden ze ook niet willen hebben. Ik was linea recta teruggestuurd: retour afzender. Net als mijn zus Letje. Terwijl Letje, ook al is ze geestelijk gehandicapt, ontzettend veel liefde geeft. En op haar eigen stille manier ook best gelukkig is. Ik weet het niet, maar ik moet soms wel eens aan het Duitsland van de oorlogsjaren denken. Daar wilden ze ook een supervolk wor den. Daar was ook geen plaats voor ge handicapten". Grand Prix Vader De Vos keert terug van het koeien- melken. Lenig. Levendig. Duizend groe ven in zijn gezicht verraden dat hij wer kelijk 77 is. Er wordt thee geserveerd. Riek buigt haar hoofd naar het wankele kopje, klemt de rand tussen de lippen en laat geluidloos een slokje naar binnen glij den. Pa wijst olijk op een koeieschedel aan de wand: „Dat is ook leuk voor de krant. Tienduizend jaar oud. Heb ik opge graven uit de sloot hier". Riek: „Je moet 'm niet geloven, hoor. Af en toe heeft-ie last van humor". Naast de koeiekop hangt de „Grand Prix Humanitaire de France", waarmee de Penschopse ooit is onder scheiden. Verderop het Italiaanse „Diplo ma di Ie Grado". En aan weer een andere wand een Duits eerbetoon in de vorm van een „Urkunde". „De moeilijkste tijd van mijn leven is de periode geweest na de lagere school. Het was oorlog en ik kon onmogelijk naar een vervolgschool. Utrecht en Gouda waren veel te ver weg. De eerste middag ging nog wel, maar daarna heb ik me twaalf jaar lang onnoemelijk verveeld. Ik zat maar in m'n stoel en kon niets anders doen dan lezen, lezen, lezen. Tekenen vond ik niet veel aan op school hield ik veel meer van rekenen maar uit tijd verdrijf ging ik dat toch maar elke dag een tijdje doen. In '53 is hier toen eens ie mand van de Gebrekkigenzorg geweest die vond dat ik wel aardige dingen maak te en die regelde dat ik tekenles kreeg. Wat heeft het voor zin?, dacht ik.~ Aan de andere kant: elke afleiding was meegeno men. Omdat bleek dat ik toch wel vorde ringen maakte, heb ik nog eens gepro beerd om etiketten met druiventrossen te ontwerpen die je, volgens mij dan, op fles sen kon plakken. Maar dat werd niks, na tuurlijk. Een tijd later ben ik toen in con tact gekomen met iemand die de Duitse mondschilder A. Stegmann kende. Steg- manns werk was voor de oorlog al op briefkaarten uitgegeven. Nu wilde hij een internationale vereniging oprichten en mijn werk, zei die meneer, was goed ge noeg om van de vereniging lid te kunnen worden. Ik had er geen enkel vertrouwen in, maar toch is dat het wonder geweest waarvoor ik al die twaalf jaar gebeden had. Nou ja, zo gaat het altijd met wonde ren. Als ze gebeuren, durf je ze niet te zien. Pas toen de eerste kaarten bij Rémo- vos waren uitgekomen, in 1956, en daarbij ook mijn Weigelia-tak zat, drong het tot KERSTMIS „Bloemen schilder ik het liefst. Land schappen ook wel, maar het probleem daarvan is dat ik ze zelf moet bedenken. Ik heb geen chauffeur ha ha die me even met heel m'n hebben en houwen naar de Veluwe rijdt voor een heideland- schapje of zo. En als je het uit je hoofd doet, is mijn ervaring, verval je heel gauw in herhalingen. Bloemen kan ik bij me neerzetten en elke keer weer op een an dere manier schikken. Moeder haalt ze uit de tuin of koopt ze in de winkel. En alle bloemen, ook al zijn ze van dezelfde soort, hebben toch een eigen ziel. Witte seringen en in het voorjaar pinksterbloeme tjes, vind ik het mooist. Maar schilder technisch liggen viooltjes mij het best. Viooltjes zijn mijn specialiteit, zoals roosjes het handelsmerk zijn van mijn collega in Heerenveen, Pieter de Leur. Ik noem hem altijd Piet de Roos en hij mij Riek Viool". Volgens het contract dat ze heeft lopen met de internationale vereniging van mond- en voetschilders, levert Riek twee werkstukken per maand in. Die gaan per post naar het hoofdkantoor in Lichten- stein. Als tegenprestatie ontvangt ze een maandsalaris dat groot genoeg is om volle dig in haar eigen onderhoud te voorzien. („Ik zeg wel eens, ha ha als je 't niet ge looft, ga je 't maar aan de belastingen vra gen"). De Lichtensteinse vereniging stelt de schilderijen van haar leden in bruik leen ter beschikking aan een reeks van commerciële bedrijven over de hele we reld, waaronder in Nederland de firma Rémovos. Daar worden ze gereproduceerd op briefkaarten en kalenders. Voor elk verkocht exemplaar ontvangt de vereni ging een bepaald bedrag. Zodoende brengen Rieks produkten deze dagen niet alleen tienduizenden Neder landse gelukwensen over, maar ook Israë lische, Australische en Japanse. Vooral de schilderijen die ze voor de Japanse markt maakt, zijn heel mooi. Ragfijne takken met tere bloemen en iele knopjes. In zach te pasteltinten symboliseren ze de teer heid van alle leven. De pereboom „Ik hou van het fijne werk. Doe alles in waterverf. Een klodder hier en een klod der daar, dat is niks voor mij. Ik zou het ook niet kunnen, met mijn constitutie. Al les moet ik hier aan tafel doen, moet je denken, en het grootste formaat dat ik aankan is 30 x 40 centimeter. Mijn teken leraar zei vroeger: „Riek, zit toch niet zo te priegelen. Het hoeft geen foto te wor den. Maar dat kleine, gedetailleerde, dat hoort bij mij. Bijna heel mijn leven speelt zich af op die paar vierkante meter van deze kamer. En ik voel me daar goed bij. Om het geluk te vinden hoef je heus niet naar de andere kant van de wereld. De pereboom in de tuin daar biedt al meer schoonheid en geluk dan je in een heel mensenleven kunt bevatten. Het wonder dat iets kan leven en groeien is zo onzeg baar groot. Elke dag kun je er naar kijken en er over denken zonder dat het je ooit gaat vervelen. Als de mensen daarvoor „Bloemen schilder ik het liefst. Viooltjes zijn mijn specialiteit". „In mijn tijd had je nog geen vruchtwater- onderzoek goddank. Ik was onmiddellijk retour afzender gestuurd"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 12