SIMON
S DOOD,
Voor de gehandicapte
zijn de watten
soms te zacht
„Hoe doen ze het toch, die gehandicapten
had ook sterk het gevoel, dat er op een
blindeninstituut te veel mensen direct voor
het kind klaar staan. Bijkomend voordeel
is dat een kind per dag aanzienlijk minder
kost dan wanneer het in een internaat ver
blijft. Zelfs wanneer men de extra kosten
in aanmerking neemt van leerkrachten die
de klasse-onderwijzers moeten helpen.
De proef is genomen met kinderen die van
de gewone kleuterschool in de daaropvol
gende klas van de speciale school van een
blindeninstituut kwamen, waar ze braille
leerden lezen en schrijven en vaardighe
den om te bewegen en te handelen. Daar
na gingen ze naar de gewone lagere
school, begeleid door twee reizende on
derwijzers van het instituut waar ze braille
hadden geleerd.
Sportbeoefening
Een uiting van deze stroming is zeker het
toenemen van de sportbeoefening door
gehandicapten. Hoe velen zullen niet tij
dens de Olympische Spelen voor Gehandi
capten in Arnhem hebben uitgeroepen:
hoe doén ze het toch?
Bijzonder spectaculair is wel de sportbe
oefening door blinden en slechtzienden.
Zelfs skiën en windsurfen kunnen worden
beoefend al moet dat dan wel met bege
leiding gebeuren.
Volgens een onderzoek van het Centraal
Bureau voor de Statistiek bedraagt het
aantal visueel gehandicapten in Nederland
85.800. Hierbij is niet geteld het aantal Ne
derlanders dat bij het ouder worden in
meer of mindere mate geconfronteerd
wordt met een afnemend gezichtsvermo
gen.
Van het aantal visueel gehandicapten gaat
21 procent soms alleen, soms niet alleen,
de deur uit en in een bekende omgeving
wandelen: 41 procent gaat praktisch altijd
alleen de deur uit. Het aantal sportbeoefe
naars daarvan is echter gering, neemt
echter toe, zij het dan met maar kleine
aantallen.
Theo Kemper van de Stichting Watersport
voor Gehandicapten in Enkhuizen is deze
zomer begonnen met windsurfen voor
blinden. Meer als experiment eigenlijk;
maar enkele blinden gedurende een week.
Moeilijk?
„Je begint met de mensen te vertellen wat
een surfplank is, je laat zo'n plank voelen,
de mast, de giek, het tuig. Je zet het spul
in elkaar, zodat ze een idee hebben van de
verhoudingen en dan daarna het water in.
Eerst even wennen aan de plank, een
stukje peddelen. Ze laten merken dat, als
je van de plank afspringt, die plank een
stuk wegdrijft. Dat is voor een ziende al
vervelend, maar een blinde weet niet waar
die plank blijft. Is-ie vijf meter naar links of
tien meter naar rechts? Je moet er dus
constant bij blijven. Misschien dat daarom
een zeiler-plankverbinding moet komen,
als is het maar een eenvoudig touwtje.
Na die eerste kennismaking met de plank
zijn we het zeil op gaan zetten om ze te
leren het zeil op te trekken. Dat is voor
een niet-gehandicapte al moeilijk, dus
daar trekken we wel een dag voor uit. Tja.
en dan varen maar!
Speedboot
Dat varen zelf geeft natuurlijk bepaalde
moeilijkheden. Het koers houden en zien
of er iets of iemand in zijn vaarwater zit *is
voor een blinde zonder meer onmogelijk.
Hij kan zich echter wel op geluid oriënte
ren. Daarom varen we met een snelle
speedboot voor hem uit in de koers die hij
moet zeilen. Op het geluid dat die boot
maakt kan hij zijn richting bepalen".
De proef heeft dus succes gehad?
„We kunnen in elk geval zeggen dat onze
proef in zoverre succes heeft gehad dat er
enkelen zijn die nu kunnen surfen. En bo
vendien is er iets wakker geschud. Zo van:
daar gaan we het volgend jaar mee ver
der. Het is jammer dat we tot het volgend
seizoen moeten wachten, maar we hebben
nu eenmaal als stichting te weinig geld om
bijvoorbeeld wetsuits te kunnen kopen".
Ook skiën wordt door blinden en slecht
zienden beoefend. Daarover praatten we
met ftonald Polderman, in Amsterdam,
zelf slechtziende en actief in de Neder
landse Visueelgehandicapten Ski Vereni
ging (NVSN).
„Bij skiën moet men vooral denken aan
langlaufen. Alpine-skiën wordt ook wel ge
daan, maar het is toch sterk in de minder
heid. Langlaufen is gemakkelijker voor
blinden omdat het voornamelijk het spoor
volgen is, het in het spoor van de voorgan
ger blijven. Je hebt er natuurlijk wel bege
leiding bij nodig, maar zolang je in het
spoor staat kan er weinig fout gaan. Dat
heeft het grote voordeel dat je je als blin
de of slechtziende vrijuit kunt bewegen en
dat is voor veel blinden in het dagelijks le
ven nauwelijks weggelegd, omdat je altijd
een beetje verkrampt bent door de ge
dachte dat er altijd plotseling een obstakel
voor je kan opdoemen.
Langlaufen heeft het voordeel dat het zo
wel door jongeren als door ouderen kan
worden beoefend, natuurlijk zolang de arts
het niet afraadt.
Het alpine-skiën wordt ook wel gedaan
door blinden maar de ervaring is dat er zo
weinig animo is dat we niet eens de reizen
volgeboekt krijgen die de NVSV organi
seert. Het nadeel van deze vorm van skiën
voor blinden is dat je zo'n intensieve be
geleiding, nodig hebt. Je moet voor iedere
blinde een man hebben die gelijk met hem
naar beneden skiet en hem aanwijzingen
geeft.
Angst
Veel mensen kijken nog wat vreemd aan
tegen deze sportbeoefening door visueel
gehandicapten. Maar we moeten niet ver
geten dat sport zeer belangrijk is omdat
een gehandicapte vaak een zittend leven
leidt en zo niet, dan is zijn houding ver
krampt bij het bewegen door de angst er
gens tegenaan te stoten of te lopen. Hij is
dus nooit echt ontspannen, ook geestelijk
niet. Alleen in zijn sport kan hij zich vrijuit
laten gaan. Ik doe zelf als zeer slechtzien
de veel, een keer of vier per week, aan
sport, zwemmen en atletiek. Daar kan ik
nog net genoeg voor zien. Sommigen vin
den dat erg veel. maar dan zeg ik aK-ijd
maar: „Jullie fietsen elke dag naar je werk,
dan doe je al meer aan sport dan ik". Kijk,
we willen als blinden niet zo in de watten
gelegd worden, maar we moeten het ons
zelf ook niet doen".
GERARD CRONÉ
:o
AAN DE ZAAN „Een
succes waren altijd die dub-
ireclames. Daar begonnen we
januari mee en dat liep dan een
fee weken door. Een ons ham
een dubbeltje. Een half pond
voor een dubbeltje. Een pond
gis kaas voor een dubbeltje. Op
t^t stonden veertig of misschien
t fvel meer artikelen. Het perso-
vcende zich gek. We konden het
öa»on niet aanslepen. Of we met
1 Tubbeltjes niet onder onze eigen
^pprijs zaten? Kom nou, we wa-
lki)aar gek. Geen sprake van. De
ejtanten leverden in die tijd ge-
VI zo goedkoop. Het w.aren
9<Ke jaren. Iedere fabrikant zat
e|feen geweldige overproduktie".
Ber J. Bijleveld uit Koog aan de Zaan
lian praatstoel, 74 jaar oud, waarvan
ië 49 jaar doorgebracht in dienst van
sin de Wit. het grootgruttersbedrijf dat
i tl uit het Nederlandse straatbeeld
oieplukt gaat worden. Zes generaties
arrouwen hebben er hun dagelijkse
gedaan. Twaalf procent
usiet koperspubliek was er kind aan de
Voorbij binnenkort. Het Ahold-con-
riAdat Simon de Wit in 1972 voor 30
:oren gulden opkocht, gaat 23 Simonza-
uiten, 71 Simonwinkels veranderen
Albert Heijn en de overige 71 omto-
tot een Etos of een Alberto. Simon
it is gesneuveld in de prijzenslag die
eet Heijn zelf begin dit jaar ontketende,
pn ingewijden.
is milde nostalgie. Reeds nu
tster weinigen meer die zich de grond-
5uw van het bedrijf kunnen herinneren:
jten de Wit dus, die in 1860 te Wormer-
onjmet kaas in rieten mandjes langs de
np t begon te venten en vier jaar later
dpjde Marktstraat zijn eerste winkeltje
de. De heer Bijleveld behoort tot die
dekjen, want hij kwam in 1924 bij het
et f in dienst, tien jaar voordat „baas
ft n" zou overlijden. „Ik was jongste
EAinde en ging met de Zaandammer
ien de tram regelmatig naar de Pau-
rotterstraat in Amsterdam waar hij
Ie, als hij papieren moest tekenen,
ingen, ben je er weer", zei hij dan.
je koffie?" Hij was een echte Zaan-
afgemeten. Ik heb hem nooit an-
izien dan met een grijze pandjesjas
i, wanneer hij op het hoofdkantoor
TERDAM De gehandicapte
*/eel meer dan men zo op het
je gezicht zou zeggen. Die ge-
fee heeft in de medische wereld
pi in en na de Tweede Wereld
post gevat en kreeg ook
[jlinkt wat wrang dank zij het
aantal oorlogsgewonden, de
I om waar te worden gemaakt.
I de gehandicapte tot dan toe
I een figuur om zielsmedelijden
•te hebben en juist daardoor lid
en bepaalde, duidelijk als „on
gaar" bestempelde groep van
aatschappij, nu kon er een be-
fig in gang worden gezet die de
fidicapte weer echt een plaats
maatschappij, hem zijn z'elf-
ct en zelfbewustzijn terug wilde
ihnische hulpmiddelen werden ont-
I, ware juweeltjes van instrument-
ivernuft en meer dan ooit tevoren
iet accent gelegd op revalidatie en
op het zelf-kunnen en niet meer
rezen hoeven te zijn op anderen. De
licapte evolueerde van „in de wat-
legd" tot „zelfdoeners" en is daar
i. Vraag is: waar ligt de grens?
ISi Opende hand die de techniek toe-
f y,t om de gehandicapte het leven te
idefnakkelijken reikt zover dat door hem
weinig dingen niet kunnen worden
i^n. Reden te meer om te trachten die
fidicapte in te passen in het normale
adDe watten wat minder zacht maken
rtlen kunnen zeggen. Dat het kan heeft
tu&oel met vijf blinde kinderen uitgewe-
ti is genomen door het Laboratori-
r Toegepaste Psychologie in Am-
am, in opdracht van het Koninklijk In-
ingit tot Onderwijs van Blinden. De proef
f W bijvoorbeeld uit, dat kinderen best
on thuis kunnen blijven wonen en
Hejle gewone lagere school gaan. De
ilen ervan zijn volgens het instituut
band met het gehandicapte kind
sarkteviger wordt, veel intensiever en het
ilf veel evenwichtiger en zelfstandi-
het gezin wordt het weekeind niet
ïrstoord door het halen en brengen
it kind van en naar het instituut. Men
Gesloten worden 23 Simonzaken, 71 winkels veranderen in een Albert Heijn en de overige 71 worden omgetoverd tot een Ëtos of een Alberto.
dan opdracht zo'n man op staande voet te
ontslaan. Wanneer de dienstwoning een
aparte opgang had, moest hij de sleutels
van de winkels inleveren en werden er
nieuwe sloten op gezet. De woning moest
hij op korte termijn ontruimen. Mensen
met kinderen zomaar op straat. Het was
een harde aanpak die je niet onberoerd
liet. Ik heb meegemaakt dat er een chef
ontslagen moest worden die elke mede
werking weigerde. Hij gaf gewoon het geld
en de sleutels niét af. Ik met de baas ge
beld. Die zei: „Ik geloof dat hij katholiek is;
ga eens met de pastoor praten". Zo ge
zegd, zo gedaan. De pastoor wilde zich er
eerst niet mee bemoeien, maar toen ik
hem duidelijk maakte dat de chef op
straat zou worden gezet en dat hij dan bij
gebrek aan inkomsten op de kerk terug
zou vallen, ging hem een licht op. De man
werd op de pastorie ontboden en kwam er
zo mak als een lammetje weer vandaan".
Mede dank zij dit soort zakelijkheid kon
Simon de Wit groeien totdat in het jaar
van de verkoop aan Albert Heijn een jaar
omzet van 250 miljoen gulden werd be
reikt. En daar beloofde jaarlijks 20 procent
bij te komen. Albert Heijn was er zo op ge
brand zijn concurrent in handen te krijgen
dat de aandeelhouders van Simon de Wit
voor elk aandeel van 1000 gulden maar
liefst 4000 gulden ontvingen. Bij de trans
actie ging bepaald niet een noodlijdend
bedrijfje over de toonbank. Maar toch,
krap tien jaar later al, de dood. De laats-te
president-directeur D. L. de Bruyn heeft
daarover gezegd: „De kruidenierswereld is
een krankzinnige wereld. Ik verbaas me
erover dat er nog kruideniers in Nederland
zijn. Ze draaien elkaar de nek om. Alle
maal".
De heer Bijleveld moet schamper lachen
als hij deze uitspraak leest. „Die verbazing
had er ook in 1924 al kunnen zijn, toen ik
in het vak stapte. Simon de Wit en Albert
Heijn beconcurreerden elkaar in die dagen
zo mogelijk nog feller dan tegenwoordig.
Kwam Albert Heijn met pinda's voor tien
cent het pond, dan gingen wij op negen
cent en zakte Albert vervolgens tot acht
en een halve cent. We vochten' om halve
centen. Het was een sport eikaars adver
tenties in handen te krijgen voordat ze ir.
de krant verschenen en er dan met je prij
zen net onder te gaan zitten". Zo ging dat
en zo gaat dat. Maar niet lang meer voor
Simon de Wit. De strijd, tientallen jaren
geleden tussen twee grutters, twee Zaan-
kanters, ontbrand, is achteraf toch een
ongelijke gebleken. Simon is dood. leve
Alben. PIET SNOEREN
Simon de Wit al acht jaar geen eenmans
zaak meer. maar een vennootschap, zij het
een familiale. De opmars in de richting van
het honderdste filiaal ging onverdroten
voort, de uitgroei tot een landelijk groot
winkelbedrijf ook. „Simon de Wit, kerse-
pit", zongen de kinderen, zoals ze zóngen
„Albert Heijn, chagrijn", of bij De Gruijter
„Piet de Dief" naar binnen riepen. Natio
nale begrippen waren het, de ketens van
buurtwinkels die zich, met aanbiedingen,
voordeeltjes en spaarsystemen óver elkaar
heenbuitelend, tot in de verste hoeken van
het land verbreidden. De heer Bijleveld
moet gnuiven, als hij aan die spaarsyste
men terugdenkt. „De Gruijter had zijn kas
sabonnen en wij hadden ons melkkoetje.
Met de koetjes kreeg je bij een aankoop
ter waarde van een gulden een zegel die
twee cent waard was. Die plakte je op een
kaart en als je er vijfhonderd had, kreeg je
aan de kassa een tientje. De clou was na
tuurlijk dat al die cpntjes in de tussentijd
door ons op rente werden gezet. Het Ie-
verde een aardig winstje op, temeer om
dat nogal wat mensen hun zegeltjes nooit
inwisselden".
„Kwaliteit, de goudbron van de huis
vrouw". „Goed en goedkoop". „Beloofd is
beloofd". Met dit soort leuzen lokte Simon
de Wit de klanten zijn winkels binnen.
Buurtwinkels waren het, voornamelijk ge
vestigd in volkswijken en in de hoofdkleu
ren warm rood en geel gehouden om ge
zelligheid te suggereren. Vooral veel peul
vruchten in de bakken. Een specialiteit van
Simon de Wit. „Nu kunnen de mensen het
hele jaar door verse groente kopen", legt
de heer Bijleveld uit, „al moet het uit
Egypte komen, maar toen waren, vooral in
de winter, erwten en bonen het voornaam
ste eten. Ik herinner me nog goed de peul-
vruchtenbeurs die in de oogsttijd op zater
dag gehouden werd in Hoorn. Uit de wijde
omtrek kwamen boeren en landbouwers
naar het Parkzaaltje mét monsters van ca-
i pucijners, grauwe erwten, witte bonen en
zovoort. We boden bij handslag, zoals dat
nu nog op de veemarkt gebeurt".
Het ging bij dat loven en bieden om de zot
genaamde „kook". De heer Bijleveld: „We
namen de monsters die we uitgekozen
hadden dus mee. Op de benedenverdie
ping van ons kantoor in Zaandam stond
een grote tafel met een marmeren blad.
Daarop twintig gaskomfoortjes met emaille
pannetjes. We deden er de monsters in en
na anderhalf uur moesten'de erwten gaar
zijn. Waren ze dat niet, dan kreeg de ver
koper zaterdagmiddag of -avond een tele
gram dat hij de betrokken partij op maan
dag niet mocht meegeven aan schipper
Karei die van Hoorn op Zaandam voer".
Eén schrijfmachine
Kwaliteitscontrole, hoe primitief ook. En
alles ging er primitief aan toe, daar in het
Zaandamse hoofdkantoor waar iedereen,
van hoog tot laag, in een grijze stofjas liep.
„Toen ik er begon, bezat de zaak zegge
en schrijve één schrijfmachine. Een huiste
lefoon was er natuurlijk helemaal niet,
maar daar had de baas een eenvoudige
oplossing voor. Hij zat pal boven ons
hoofd op de eerste verdieping. Stampte hij
twee keer hard op de vloer, dan moest de
jongste bediende boven komen enzovoort.
Zaterdag was wat dat betreft een bijzon
dere dag, want baas Maarten, de zoon van
baas Simon en bekend olympisch zeiler uit
de jaren twintig, hield zijn vader wekelijks
op de hoogte van de voornaamste voorra
den in de magazijnen. Zo om elf uur werd
er dan twee keer gestampt, ik nam de eni
ge schrijfmachine onder de arm en bracht
die boven. En dan maar waGhten tot de
baas was uitgetikt en wij de machine terug
konden krijgen om de bestelformulieren
van de verschillende leveranciers in te vul
len die nog snel de deur uit moesten".
Een historisch kijkje achter de schermen
bij Simon de Wit. Zolang het nog kan,
want er staat over de geschiedenis niets
op papier, zeggen ze bij Ahold dat de
naam kennelijk snel uit de herinnering wil
wissen. Mondelinge overlevering, meer is
er niet. De heer Bijleveld: „Winkelchef, fi
liaalhouder worden was het hoogst bereik
bare voor een mannelijk personeelslid.
Daarvoor moest hij eerst de rangen van
magazijnbediende, tweede verkoper en
eerste verkoper doorlopen hebben. Was
er een winkelchef nodig en viel het oog op
de eerste verkoper, dan werd er onmiddel
lijk gevraagd: heb je een meisje? Bij een
ontkennend atwoord kreeg 'hij te horen: je
mag wel chef worden, maar een ongehuw
de chef kan de zaak niet gebruiken, want
bij elke winkel hoort een dienstwoning.
Het gevolg was dat zo'n toekomstige chef
soms door een superieur haastig aan
een meisje geholpen werd en dat was dan
dikwijls weer een verkoopstertje van de
zaak".
Ontslag
Voor een winkelchef die bij herhaling faal
de, waren de dagen snel geteld, weet de
heer Bijleveld uit de dagen toen hij was
opgeklommen tot controleur. „Ik kreeg
in Zaandam kwam, zo'n kaasbolletje op. Ik
kreeg dan een sloeberbak koffie en een.
heel grote, zwarte sigaar, een Brasil, die ik
meteen op moest steken".
Dat baas Simon in Amsterdam huisde en
slechts onregelmatig zijn hoofdkantoor be
zocht, heeft een curieuze achtergrond. „Ik
heb het van horen zeggen, maar er gaat
het volgende verhaal over. Zaandam was
toen ook al een rooie gemeente. Burge
meester Ter Laar was de eerste rooie bur
gemeester in Nederland. Daarom gingen
veel rijke Zaandamse fabrikanten elders
wonen, in Aerdenhout of in het Gooi. Om
ze toch te kunnen pakken, stelde het ge
meentebestuur een forenzenbelasting in,
want ze moesten natuurlijk zo nu en dan
op hun bedrijf in Zaandam zijn. Bij het sta
tion stonb altijd een agent op post om te
turven hoe vaak ze kwamen".
Opmars
Toen de heer Bijleveld in dienst trad, was
J. Bijleveld: terugzien op 49 jaar Simon de Wit.