„Winkeltje belangrijker dan kerk.
WITTE VLEKKEN OP DE KAART
Santa Fé:
Een Amerikaans
paradijsje
„Het uitwisselen van nieuwtjes moet terloops gebeuren. Dat kan alleen op weg naar of in
de winkel".
SANTA FÊ Onze vrouwen zijn lelijk,
onze honden zijn gemeen en onze mannen
zijn het allebei. De zon is te heet, de wind
te koud, de bergen zijn saai, het eten is af
schuwelijk en van het water word je ziek.
Als een inwoner van Santa Fé deze waar
schuwingen aan de argeloze vreemdeling
adresseert, met name als het vermoeden
bestaat dat het een persoon uit Texas is,
heeft hij maar één doel voor ogen: voorko
men. dat weer iemand zou besluiten zich
in dit kostelijke oord te vestigen.
Al eeuwenlang proberen de laatste bin
nenkomers in Santa Fé de deur achter
zich te sluiten. Tot nu toe is dat redelijk
gelukt. Ondanks het feit dat Santa Fé de
hoofdstad van de staat Nieuw Mexico is,
ligt het aantal inwoners nog beneden de
50.000. Het stadje heeft niet genoeg wa
ter, dor land waar weinig mee te beginnen
is, hoge huizenprijzen, geen industrie, wei
nig banen. Wat het echter wel heeft is een
schitterend klimaat, glasheldere luchten,
fantastische natuur en een rijk gescha
keerd cultureel leven. Het is een Zonnig
rustoord voor kunstenaars en zonderlin
gen. Per jaar worden er zo'n 2,5 miljoen
MOLKWERUM In één op de tien Neder
landse gehuchten en kleine dorpen is geen
voedsel te koop, terwijl er evenmin een le
vensmiddelenzaak te vinden is binnen een
afstand van twee kilometer, aldus een me
dedeling van het ministerie van economi
sche zaken. „Witte vlekken op de kaart",
heten ze in de desbetreffende rapportage.
„Maar de vraag blijft open of onderverzor
ging in die kleine kernen rttet een onvolle
dig pakket inderdaad als zodanig door de
bewoners wordt gevoeld", zo verluidt het
verderop.
Hebben ze bij Economische Zaken geen
telefoon? Even bellen naar een paar van
dergelijke gehuchten levert de eenstemmi
ge hartekreet op: „Met het verdwijnen van
het laatste winkeltje in ons dorp waren we
gelijk ons sociaal ontmoetingspunt kwijt".
Plattelandsleed in een notedop. Jetse
Dijkstra uit Molkwerum („Molkmar" op z'n
Fries) zegt zelfs: „Een winkeltje is voor een
kleine, afgelegen gemeenschap als de
onze belangrijker dan een kerk. Want In
de kerk hoef je niet per se te komen als je
niet wilt, maar eten moet je elke dag en
dus moet je elke dag naar de winkel".
Dominees en pastoors mogen misschien
niet onverdeeld gelukkig zijn met zo'n uit
spraak, hij typeert wél de aard van het
rampje dat zich aan een vlek, gat, gehucht
of buurtschap voltrekt wanneer de etalage
van de laatste, vaak enige winkel wordt
dichtgespijkerd, eenvoudig omdat bruintje
het niet langer kan trekken.
Vrouw Dijkstra: „Als je te voet het dorp in
gaat om boodschappen te doen, ben je
drie keer meer tijd kwijt dan wanneer je
met de fiets of de auto naar een ander
dorp of naar de stad gaat. Ik merk het zelf.
Je maakt een praatje hier, een babbeltje
daar. Er) bij de winkelvrouw komt natuur
lijk alles samen. Ze heeft de functie van
een nieuwsblad. Je pikt er alle dorps
nieuwtjes op. En nou bedoel ik echt niet
de roddeltjes. Je hoort er bijvoorbeeld wie
ziek is geworden, wie burenhulp nodig
heeft. Het is toch een schande als een
dorpsgenoot ziek te bed ligt en je zou het
niet weten?"
Molkwerum, zuidelijk van Hindeloopen,
weggedrukt tegen de dijk van het IJssel-
meer. Gebouwd op eilandjes tussen brede
vaarten, vandaar de bijnaam „de Friese
Doolhof". Moddervette klei, hetgeen met
het oog op de te kiezen voetbekleding zo
letterlijk mogelijk moet worden opgevat.
290 Inwoners, vissers toen het IJsselmeer
nog Zuiderzee was, vervangen door agra
riërs nadat de hoge dijk ze van het water
had afgesneden. Zeer kerks, waardoor
Dijkstra's uitspraak, hoeveel belangrijker
een winkel is dan een bedehuis, extra re
liëf krijgt.
De reis heeft derwaarts gevoerd omdat
Molkwerum er tegen vecht zich als ge
meenschap de nek te laten omdraaien.
„En dat gebeurt onherroepelijk wanneer
de laatste voorzieningen wegvallen", waar
schuwt Dijkstra alle Nederlandse gehuch
ten en dorpen in een vergelijkbare situatie,
één op de tien dus. „Je blijft misschien
nog wel functioneren, maar anders. Je
bent geen gemeenschap meer. De onder-
toeristen even hartelijk begroet als nage
wuifd. Santa Fé herbergt elk jaar een van
de betere operafestivals voor jong talent
in de wereld. De premières meestal drie
zijn alleen toegankelijk voor de inwo
ners en direct betrokkenen. Als de toeris
ten weg zijn, richt men een groot straat
festival aan.
Weinigen zullen Santa Fé's faam als de
fraaiste Amerikaanse stad bestrijden. Je
vindt er de bekende Amerikaanse instellin
gen als MacDonalds en Holiday Inn, maar
hier zijn ze volgens een in 1957 vastge
steld voorschrift ondergebracht In bouw
sels van gedroogde modder en stro, die
herinneren aan de oude Indianen-pue
blo's. Zelfs enkele benzinestations zien er
op die manier bijna charmant uit.
De staat Nieuw Mexico is bijna acht keer
zo groot als Nederland. Er wonen ander
half miljoen mensen. Santa Fé ligt in het
noordoosten, zo'n honderd kilometer van
Albuquerque, de grootste stad van Nieuw
Mexico. Het stadje ligt op ruim 2100 meter
hoogte aan de voet van de zuidelijke
Rocky Mountains. Je kunt er dichtbij afda
len naar de hitte van de woestijn of klim
linge verbondenheid verdwijnt en daarmee
de leefbaarheid, want die leefbaarheid
wordt voor ons, dorpelingen, sterk be
paald door het eigene, door het in tiental
len jaren gegroeide sociale klimaat".
Eendracht maakt macht. In de wetenschap
dat Molkwerum niet zelfstandig overeind
zou kunnen blijven, heeft de kleine ge
meenschap een verbond gesloten met lot
genoten uit de omgeving. Dorpen en ge
huchten van 16 gemeenten in zuidwest-
Friesland zijn nu verenigd in een werk
groep voor dorpsvernieuwing. Jetse Dijk
stra, in het dagelijkse leven veehouder
(„het interview moet om half vier afgelo
pen zijn; dan moet ik melken"), zit de bij
behorende adviesraad en begeleidings
commissie voor.
„Uniek in Nederland, die samenwerking",
zegt hij. „Zouden alle gemeenschapjes
moeten doen die in hun bestaan bedreigd
worden. Want dit is de oplossing, vinden
wij. We zijn ervan overtuigd dat het lukt.
Alleen kun je het niet".
Hij schetst dan het volgende beeld, niet al
leen geldend voor Friesland, maar ook
voor Groningen, Drenthe, Overijssel, het
Rivierengebied, Noord-Limburg, de Bra
bantse Kempen en Noord-Holland boven
het IJ waar Economische Zaken concen
traties van „witte vlekken op de kaart"
heeft ontdekt. „Het gemeentebestuur be
paalt wat er gebeurt en omdat het zetelt in
de hoofdplaats van zo'n gemeente, krijgt
de hoofdplaats de meeste aandacht. Een
gemeenschapshuis? Een sportcomplex?
Dat doen we in de hoofdplaats; de mensen
uit de kleine dorpen kunnen best naar hier
komen".
Verdomhoekje
Dijkstra, fel: „Zo wordt de kleine dorpen
alles ontfutseld, tot de absolute minima
toe. Ze zitten helemaal in het verdomhoek
je. Ze zijn de blindedarm van de hoofd
plaats en dat wordt erger naarmate ze
verder van de hoofdplaats liggen of dun
ner bevolkt zijn. Molkwerum hier ligt vier
kilometer van de hoofdplaats Koudum.
Nou, wij krijgen niet eens geld voor de
aanleg van trottoirs, terwijl het verkeer wel
steeds drukker wordt; laat staan dat we
geld krijgen voor een gymnastiekzaal of
een speelweide bij onze school, voor een
vergaderlokaal, voor verbetering van de
primitieve woonomgeving. En zo is het met
alle kleine dorpen in Nederland gesteld. Er
zit niet eens boze opzet achter. Maar het
hemd is voor zo'n hoofdplaats nu eenmaal
nader dan de rok".
Er komt bij dat de bevolking van dorpjes
en gehuchten ondervertegenwoordigd is in
de gemeenteraden waar de beslissingen
vallen. „In de grotere plaatsen zit meer ka
der, meer know-how", weet Djjkstra uit er
varing. „Je hebt er al gauw een actieve
onderwijzer, die op de stencilmachine van
zijn school pamfletjes drukt dat de men
sen zijn partij moeten stemmen. En je hebt
er de vergaderruimte waar zij zich thuis
voelen, maar waar wij als vreemden bin
nenkomen. Bovendien krijg je de bewo
ners van ons soort dorpjes niet gemakke
lijk warm voor de gemeentepolitiek. Ze kij
ken er verchrikkelijk negatief tegenaan, zo
van: de hoofdplaats bedisselt toch alles
achter onze rug om. Vaak hebben ze trou
wens geen tijd om actief te worden in de
gemeentepolitiek; het zijn over het alge
meen hardwerkende mensen. En ze zijn er
van jongsaf aan gewend dat de dominee
of de onderwijzer de zaakjes wel opknapt.
Ze hebben een mentaliteit van: ach, ik ben
daar toch niet geschikt voor".
Daarom vindt Jetse Dijkstra het zo belang
rijk dat in dergelijke dorpjes tenminste
aparte werkgroepen („actiegroepen is een
te sterk woord; plattelanders houden er
niet van") worden opgericht. „We hebben
het hier zelf aan den lijve ondervonden.
Dan kan het gemeentebestuur je wensen
niet meer onder tafel schuiven. Want de
brieven van zo'n werkgroep, die moeten
behandeld en beantwoord worden. Daar
kunnen ze njet onderuit. Ik geloof dat het
een goed alternatief is voor de onderverte
genwoordiging in de gemeenteraden. Er
komt een eind aan het tegen elkaar aan
schoppen. Je krijgt overleg. Je kweekt be
grip voor het feit dat de verhoudingen zijn
scheefgegroeid".
Vereenzaming
Plattelanders hebben behoefte aan sociale
binding, luidt een stelling van Jetse Dijk
stra. Terug naar het winkeltje, als ontmoe
tingsplaats nog belangrijker dan de kerk.
Het verdwijnt. Wat dan? „De mensen gaan
vereenzamen". Stelligheid in zijn stem,
want hij heeft het om zich heen zien ge
beuren. „Ze moeten naar een buurdorp
voor hun boodschappen en dat doen ze
natuurlijk maar eens in de week. Nu zult u
zeggen: maar je kunt elkaar toch ook ont
moeten zonder dat je boodschappen
doet? Mis. Ontmoetingen dienen vrijwillig
te zijn. Kijk, als ik naar mijn buurman st§p
en vraag hoe het ermee is, zal dat al gauw
worden uitgelegd als nieuwsgierigheid en
daar houden plattelanders niet van. O nee.
Het uitwisselen van nieuwtjes moet ter
loops gebeuren. Dat kan alleen op weg
naar of in de winkel. Het is zo gegroeid.
De mensen hechten eraan".
Bejaarden, slecht ter been, hulpbehoe
vend soms, krijgen de zwaarste klap. Ze
kunnen nog net naar hun winkeltje schui
felen om de dagelijkse boodschappen te
doen en hebben zo meteen hun dagelijkse
uitje. Ze blijven onafhankelijk van anderen
en ze houden contact met de gemeen
schap. Twee vliegen In één klap. Winkel
weg? „We lossen het natuurlijk op", zegt
vrouw Dijkstra. „De geneigdheid tot bu
renhulp is in kleine dorpen groot. Als je
dus eens per week in een buurdorp bood
schappen gaat doen, neem je gelijk de
boodschappen voor zo'n bejaarde mee.
Geen punt. Maar wat krijg je? In plaats
van het dagelijkse gangetje maakt de be
jaarde eens in de week een lijstje. Dat be
tekent een enorme verarming. Je jaagt ze
het bejaardentehuis in, terwijl ze juist zo
aan hun dorp gehecht zijn en ook een we
zenlijk bestanddeel van de dorpsgemeen
schap vormen".
„De ene verschraling lokt de andere uit",
nog zo'n stelling van Jetse Dijkstra. Een
sneeuwbal. De fut is weg. Nieuwe initiatie
ven worden schouderophalend bekeken:
„Ach, dat lukt toch niet". En nieuwe verlie
zen worden zonder slag of stoot geaccep
teerd: „Wat wil je ook anders in zo'n gat?"
Eenmaal in dit drijfzand beland, zakt de
gemeenschap snel weg. Dijkstra: „Een
dorp moet gedragen worden door de in
woners. Ze moeten er hart voor hebben.
Er moet een band zijn. Anders leven de
mensen als onherkenbare individuen naast
elkaar. Dat kan, hoor. In de stad doen ze
het ook. Maar met je dorp is het dan afge
lopen".
De komst van begrafenisondernemingen
in verschillende buurplaatsen wordt door
Jetse Dijkstra uitgelegd als een teken aan
de wand, als een symptoom van een af
brokkelende gemeenschap. „We hadden
hier vroeger geen begrafenisonderneming
nodig en hebben dat in Molkwerum
gelukkig nog niet. Begraven valt onder de
oeroude traditie van de burenplicht. Wan
neer een dorpsbewoner overlijdt is de lin
ker buur, van het dorp uit gezien, verplicht
de aanzeggingen te doen. De rechter buur
moet de gang van het stoffelijk overschot
van het sterfhuis naar de kerk voor zijn re
kening nemen, inclusief het afleggen en
opbaren. Vier buren van links en vier bu
ren van rechts dragen de kist naar het
graf, terwijl twee verdere buren de klok
luiden".
Tradities
De Molkwerumers hechten nog sterk aan
hun burenplicht. Ze willen dat de oude ge
bruiken in stand blijven. Zelfs wanneer een
voormalige inwoner van het dorp elders
komt te overlijden, in een bejaardentehuis
bijvoorbeeld, gaan de buren erheen om de
begrafenis volgens de regels van hun
plicht te doen verlopen. Vrouw Dijkstra:
„Als we niet eens meer de tijd hebben om
mensen naar hun laatste rustplaats te
brengen, dan is het wel heel erg met ons
gesteld. Je hebt een leven met elkaar
doorgeworsteld of een leven lang plezier
met elkaar gehad. Nou, dan moet Je dat
ook voor elkaar overhebben".
Maar het brokkelt af, gezien de opmars
van dé begrafenisondernemingen in zuid
west-Friesland. En hoeveel dierbare, zin
volle tradities elders in den lande dreigen
af te brokkelen of zijn al teloor gegaan?
Daarover rept het rapport van Economi
sche Zaken betreffende „de distributieve
voorzieningen in kleine kernen" uiteraard
met geen woord. Wat stelt een onrendabel
winkeltje in een witte vlek op de kaart ook
voor? Wel, dit, om met vrouw Dijkstra te
spreken: „Een andere traditie van Mol
kwerum en van veel andere gehuchten is
het Jaarlijkse dorpsfeest. Daar kwam let
terlijk iedereen en de mensen deden alles
zelf: spelletjes organiseren, een quiz be
denken, toneelstukjes instuderen, alles.
Nou: opeens ging dat niet meer. De bin
ding tussen de mensen was zozeer verlo
ren gegaan dat het organiseren van de
traditionele feestavond een heel moeizame
aangelegenheid werd. Een zorgwekkend
verschijnsel. Het betekent dat de mensen
zich niet meer verantwoordelijk voelen
voor hun dorp. En dan'raak je de greep op
de gemeenschap kwijt. Wanneer het nale
ven van de sociale plichten verwatert, kan
het systeem van een dorpsgemeenschap
niet meer functioneren. Dan is het dorp
ten dode opgeschreven".
PIET SNOEREN
wonen in 20 stoffige dorpjes rondom San
ta Fé. Ze komen alleen naar de stad om te
werken, wat vooral het verkopen van zelf
gemaakte sieraden inhoudt.
De ontwikkeling van Santa Fé tot een
mondaine, maar karaktervolle toeristenat
tractie is snel gegaan. Nog slechts zo'n 35
jaar geleden werd het omschreven als een
stadje, dat meer de charme had van een
dorpje in Afghanistan dan van een hoofd
stad van een Amerikaanse staat. Santa Fó
heeft nu meer dan honderd kunstgalleries,
de duurste kunstprijzen na New York en
Los Angeles en uitstekende restaurants en
hotels. Maar het levert ook een voortdu
rende strijd om het speciale karakter te
bewaren. Mede geholpen door het feit, dat
menige Amerikaan nog vraagt wat voor
papieren nodig zijn om Nieuw Mexico bin
nen te komen. Is Santa Fé nog altijd een
Amerikaans paradijsje. Ook hier is de
'echte wereld' echter dichtbij. Op ruim 70
kilometer afstand ligt Los Alamos, geboor
teplaats van de atoombom.
DICK TOET
men naar de koele bergtoppen, waarvan
er enkele de 4000 meter halen. Santa Fó
heeft driehonderd dagen zon per jaar, de
gemiddelde zomertemperatuur ligt over
dag rond de 25 graden. Maar ook op me
nige stralende winterdag bereikt de tem
peratuur de 20 graden. Een ritje van zo'n
20 kilometer brengt Je In de winter naar
schitterende skihellingen.
Santa Fé werd In 1609 gesticht door de
Spanjaarden. De streek werd toen al eeu
wen bewoond door de Pueblo- Indianen,
zo genoemd naar hun ingenieuze tot vijf
verdiepingen reikende bouwwerken, waar
van in het dichtbij gelegen stadje Taos een
prachtig exemplaar nog steeds door India
nen wordt bewoond. De Indianen herover
den het stadje later voor een twaalfjarige
periode. In 1821 kwam het bij Mexico, dat
in dat jaar onafhankelijk werd. In 1846
wisten Amerikaanse troepen het stadje in
bezit te nemen. De Spanjaarden bouwden
er in 1610 een paleis, dat bewaard is ge
bleven en nu als museum dienst doet. Het
paleis is het oudste openbare gebouw in
de Verenigde Staten. Santa Fó herbergt
ook het oudste huis, de oudste school en
de oudste kerk van het land.
De Inwoners zijn over het algemeen niet
minder kleurrijk dan het stadje zelf. Neem
bijvoorbeeld kunstschilder Tommy Ma-
caione, ook wel aangeduid als „El Diteren-
te". Hij deelt zijn huis met 21 honden en
75 katten. Hij kan makkelijk zo'n 5000 gul
den krijgen voor zijn impressionistische
landschapjes, maar als je 't toevallig treft
dat hij zonder hapklare brokken zit, doet
hij ze nogal eens voor veel minder weg.
Stedelijk rechter Romualdo Chavez, zo
weet men in Santa Fó te vertellen, bekijkt
persoonlijk alle parkeerbonnen op recht
vaardigheid.
De mengeling van Indiaanse, Spaanse, en
Amerikaans-Europese invloeden lijkt er
uitzonderlijk harmonieus te verlopen. In
woners van Spaanse of Latijnsamerikaan-
se afkomst maken 64 procent uit van de
bevolking. Ze bezetten dan ook de meeste
gekozen funties. Desondanks heeft bijna
een kwart van de „hispanics" een inko
men beneden de zogenaamde „armoede
grens" De meeste inwoners van Indiaanse
afkomst doen het beter, maar dat zijn er
dan ook maar weinig. De meeste Indianen