Al komt de onderste steen boven: Bernardus kerkhof moet weer open Een hond met een frappante staart HAi— ^AD/REGIO LEIDSE COURANT ZATERDAG 31 OKTOBER 1981 PAGINA 5 NOG STEEDS ONVREE AAN DE HAZERSWOUDSE GROENENDIJK, AAN DE VOORAVOND VAN ALLERZIELEN - V i v Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen, tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. v Wekelijks verschijn! in de Leidse Courant de rubriek „Hond zoekt huis". In deze rubriek wordt een hond (of soms ook wel een kat) beschreven die in het asiel ver blijft om daar een zekere dood tegemoet te gaan... tenzij het dier een goed tehuis vindt. De in de rubriek beschre ven honden zijn óf gevonden, óf door hondenbezitters naar het asiel gebracht. Ze worden om uiteenlopende re denen afgestaan, vaak begrijpelijk, maar soms ook vol slagen onzinnig. De in „hond zoekt huis" beschreven die ren zijn alle goed gezond, hebben een wormkuur onder gaan en zijn volledig ingeënt. Tegen betaling van circa 60 gulden ten bate van zwerfdieren zijn ze af te halen. Adres: Nieuw Leids Dierenasiel, Besjeslaan 6b, 'Leiden. Tel.: 411670. Geopend di. t/m vr. 10-12 en 14-17 uur, ze. 10 ^pM^iM^l^iur^onda^eiwnaanda^gesloten^^^^ steeds minder tegenstaan... En zo belandde Blackie toch aan de Besjeslaan. Het beest heeft geen grillige karaktertrekken. Zij is ronduit vriendelijk, is zindelijk, luis tert goed, is rustig maar verre van lusteloos en doet geen vlieg kwaad. Poezen en hon den lopen haar niet in de weg en met kinderen heeft zij ook weinig moeite. Maar omdat de hond overigens een super- huishond haar leven met een hoogbejaarde bazin heeft gedeeld, lijkt een gezin met veel kleine en drukke kinde ren voor haar niet de meest geëigende plaats. Tenslotte kan het dier als waaks bestem- Eeld worden. Inbrekers zullen et roetzwarte geval in het donker niet opmerken maar goed ook, want het aan zien van de goede viervoeter zal hen niet het vuur in de schenen jagen maar horen doen de heren Blackie in elk geval. En dat moet voldoende zijn. Zo in de kooi is de hond geen wildebras. Blackie lijkt in haar lot te berusten. Maar af en tóe, als de avond begint te vallen, produceert zij aandoen lijke, zachte klaagliederen... Jopie De zwarte poes Jopie, kreeg na haar levensbeschrijving in de krant van vorige week veel bezoek. De voormalige zwerf- poes leeft nu op stand aan de Oude Vest. Twee alleraardig ste meisjes namen haar mee naar een statig grachtenpand. De dames en Jopie zijn bijzon der met elkaar ingenomen. dig. Op het eerste gezicht lijkt het alsof Blackie een bedde- veer op het achterwerk met zich meedraagt: de kwispel is voorzien van een dubbele ko gelronde krul. Nu hebben var kens dat ook, maar die doen er verder niets mee. Blackie wel. Zij kan haar staart uitslaan, als een opgerolde slang, die plot seling vernietigend toehapt. Is de staart eenmaal uitgerold, wordt plotseling pas echt dui delijk, hoe aanzienlijk de leng te eigenlijk wel is. In een frac tie van een seconde waaiert de kortharige pluim weer geheel terug. Maar is niet alleen een sierlijk, doch ook een functio neel stukje hond: de gemoeds toestand van Blackie kan er van afgeleid worden. Gekruld betekent plezier en zorgeloos heid, terwijl gestrekt staat voor spanning of verzonken in 'gedachten'. Nu een stukje historie. De hond heeft een groot deel van zijn leven gedeeld met een be jaarde dame in Noordwijk. Toen de dame het tijdelijke met het eeuwige had verruild, nam een van haar kinderen Blackie in huis. Noodgedwon gen. Vooral de man zag het dier niet zo zitten, maar de ge dachte de invriendelijke Blac kie naar het kille asiel te moe ten brengen, stuitte hem tegen de borst. De hond kreeg vol doende en goed te eten en bij tijds een welverdiende service beurt, maar zonder de nodige hartelijke aandacht, kan een hond alsnog verschrompelen. Na verloop van tijd ging de ge dachte aan het asiel de man Een allervriendelijkste poes (of kater; wie zal ^[et zeggen), in grijs-wit "patroon, speelt Verstoppertje met ^^ichzelf, achter pollen g rras en onkruid; kijkt bij nkele grafstenen lan d ndeugend om het ojioekje en miauwt ats aanstellerig kiekeboe. -Jflet enige teken van ^'|even op het fgesch reven Bernardus ;erkhof van de Rn, lazerswoudse ÖU£roenendijk. De doden 1 eggen niets meer, die iggen, naar Jan de loers overtuiging, rustig 30' e wachten op de an errijzenis. Over een aar dagen is het llerzielen. Dan krijgen 12 e graven bezoek van de ;venden; nabestaanden, 00rz chtergeblevenen. Dat is en vroom en voor elen nog zinvol Jjebruik. Over een I He anta^ Jaren za* ^at *n ftinsfroenendijk niet meer et geval zijn, als het zo oor blijft gaan, want een inds januari '80 zijn er jehe^een beaardingen meer n afigweest. eens Jet kerkhof is nu bijna kee jaar „dicht". Maar het boet weer open, vinden an de Boer en anderen: Er is nog plek zat; op twee jckers kun je nog zó frecht". De Boer kan het [best weten, want hij was It de sluiting grafdelver p de begraafplaats. Hij laat te boek als „alsook «grafenisbedrijf". Er lerst nog steeds onvree in jn hart: „het Bernardus rkhof kan de komende jaar ongehinderd open (ijven, er zijn de laatste en immers niet veel ;nsen onder de 20 erleden". jet Allerzielen zullen de team^zoekers op een aan kant ibracht kerkhof komen, rige week heeft een •oep vrijwilligers de zaak, K verig met graaf- en jitwerk, keurig pgeknapt. Het is er niet zo pods meer. Stenen staan ?°e' u rug aan rug, met een tie g/f*adje ertussen, „zodat een ider voor z'n eigen zerk zich an staan. Voordien nis onden de stenen zo op ikaar, dat je slechts met eweAlkel moeite bij de graven :i, de p het midden kwam; met ipelijm zwikkie bloemen kon [er bijna niet bij. Het ziet f nu netjes uit. Man, en ling laats genoeg: 160 plekjes Mbor de eerstkomende ren, graven dus. Tien javen per jaar erbij, dat is ((makkelijk 16 jaar vol te >uden. Een kerkhof met Qf m historie van langer dan :n eeuw. Tot 1945 had je i klassen: rechts lagen de jke boeren, in het midden ding gewone boeren en jddenstanders, en links eft biji arbeiders", vaje gaan met De Boer een )p koffie drinken. Het igent trouwens toch. Cor iere jn der Voort komt erbij. èide heren zijn van de tan deichting Wijkkomitee roenendijk, werkgroep R. begf Parochie Kerkhof. Van Bir Voort is voorzitter en il 't liefst naamloos itie Üven. „want het gaat om nees- komitee". Jan de Boer bet geen barst schelen: ■n t wil er best voor uit aan men. We zitten hier or al de mensen die geen lm durven hebben. Er is tevredenheid alom over ^gmgang van zaken". Harde eSBogens. Van huisuit. Door ^WHIbusiness, en de iHUttardheid. De Boer heeft Het kerkhof aan de Groenendijk ligt er al twee jaar verlaten bij. een heel dossier bij zich, met belastend en ontlastend materiaal. „Ik krijg zowat de zenuwen van dat kerkhof", zegt Jan de Boer. Van der Voort betoogt, dat de democratie voorop moet staan; „maar daarvan hebben we in het parochieberaad weinig gemerkt. Men heeft zich wat die sluiting betreft gewoon laten overdonderen. In 1975 kwam die brief van het kerkbestuur: sluiting over 5 jaar. Daar zaten mensen in die veelal niet van de Groenendijk waren. Die beschiktefi over ons lot, over ons kerkhof". De Boer: „Een lief briefje, maar je had geen barst in te brengen. Een ongenadige brief. Helemaal geen motieven voor de sluiting, alleen maar praatjes. Zouden we te klein zijn? Dat is niet waar, dat is allang achterhaald. Het is maar hoe je het interpreteert". Van de Voort: „Leven, dood, nabestaanden, het is een gesloten circuit, een gevoelig iets waar je geen spelletje mee kunt spelen. Zeker niet in een zo oude en hechte leefgemeenschap als de Groenendijk. Die laat haar doden niet naar elders brengen: ze zijn hier geboren, op school geweest, getrouwd en gestorven. Daar kun je niets aan af doen met een stel wankele en dubieuze cijfers en met gegoochel. De parochié- beraadsleden zijn geïntimideerd door een dictatoriale factor". Vóór me liggen mappen met een complexe materie. Geordende formules, getallen en rapporten, boze brieven, koele antwoorden. notulen van vergaderingen. Touwtrekkerij om een ten dode gedoemde begraafplaats. Vraagtekens, verontwaardiging, en basta: aldus is besloten. Maar De Boer en Van der Voort laten zich niet kisten. Zij pikken het niet, namens het komitee: „we zijn nog niet uitgekaart". Formidabele, grijze kemphaan Jan de Boer, die met z'n kerkhof bijna vergroeid is geraakt: „Er klopt iets niet. Het kerkhof is een parochiebezit, dat in handen is geraakt van de Nederlandse Karmel (de Ongeschoeide Karmelieten, die ook in Hazerswoude werken, T.P.). Maar iedereen verschuilt zich achter iedereen: de Karmel achter het dagelijks parochiebestuur, het parochiebestuur achter „het beleid dat genomen is" door wie? Het gemeentebestuur verschuilt zich achter het dagelijks parochiebestuur (het is een parochiële aangelegenheid, ofschoon de burgemeester persoonlijk er niets op tegen heeft als het kerkhof weer open zou gaan), het bisdom verwijst naar de besluiten van het Parochieberaad en het - bestuur waar drie karmelieten zitting in hebben. Enfin, je komt er niet uit". De Karmel is wel de boosdoener. Jan de Boer had een half jaar geleden in Limburg een gesprek met pater Alberti, tot 1972 pastor in de Groenendijk. Vrienden onder elkaar, zou je zeggen, want het was over en weer Harrie en Jan. Het ging ongeveer zo: „Harrie, ik wilde je een paar vragen stellen. Hier heb je een afschrift van de notariële overdracht van het parochiekerkhof enz. van 21 dec. 1965. Wat is er in de kerkbestuursvergadering aan voorafgegaan Harrie Alberti: „Dat weet ik niet meer, ik kan me niet eens deze overdracht herinneren, al heb ik deze ook ondertekend als voorzitter van het kerkbestuur (dan vraag ik, T.P., me af hoe je je een overdracht niet meer kunt herinneren, maar wel weten dat je er je handtekening onder hebt gezet, maar goed). De Boer: „Waarom ging het kerkhof over op naam van de Ned. Karmelprovincie? Het was toch een parochiebezit?" Pater Alberti, alias Harrie: „Hier is niet over gesproken in het kerkbestuur (hoe weet Harrie dit nou, als hij zich niets meer kan herinneren?, T.P.), het is gewoon gegaan, mogelijk door een sterftegeval in de Karmel of zoiets, voor het vaststellen van de bezittingen. Jan, ik weet het echt niet meer". De Boer: „Heb je de overdracht dan niet voorbereid bij de notaris?" Pater A.: „Voor zover ik me kan herinneren, nee". De Boer: „Heeft Ignatius het dan voorbereid bij de notaris? (Ignatius is ook een ongeschoeide pater, T.P.)". Pater Harrie: „Heb jij 'n hekel aan Ignatius?" Oud-delver De Boer: „Helemaal niet, ik heb aan niemand een hekel en om niets ter wereld en om generlei iets wil ik iemand enig kwaad toe doen in onze samenleving. Ik heb alleen grote moeite met het beleid dat gevoerd is door de Groenendijkse Karmel, met name het kerkhof, en velen met mij in de parochie". De pater weer: „Ik heb al die tijd graag bij jullie in de parochie gewerkt, maar ik voelde me toen overbodig in een team van vier pastores in een parochie van zo'n 3000 zielen, zodat ik weer naar mijn geboorteland ben gegaan om daar als kapelaan en mogelijk als pastoor in het bisdom Roermond in de zielzorg te gaan. Ik heb veel geluk in mijn leven gehad en ben er tevree en dankbaar voor". Tot zover weer iets ongrijpbaars (wat moet je daar nou weer van denken?) in de kerkhofaangelegenheid. In 1995 zal het kerkhof ontruimd worden. De stoffelijke resten uit de jaren 1970-1980 gaan dan naar de algemene begraafplaats in Hazerswoude Dorp, onder een grafgedenksteen. De werkgroep van het komitee hoopt en bidt, dat het zover niet zal komen. Het kerkhof van Bernardus moet weer open Althans, er moet weer begraven kunnen worden. Tot in lengte van dagen. Het kan; er is immers plek genoeg voor de statistisch spaarzame dierbaren die de Groenendijk zullen ontvallen. Zo gaat Jantje naar de bliksem toe, maar niet het Bernardus kerkhof; om de donder niet, als het aan Jan de Boer, Cor van der Voort en de anderen zal liggen. De Boer: „het beheer omgezet in Karmel- bezit, dat zint ons niet". Van der Voort: „Juridisch hebben we wellicht geen poot om op te staan, maar moreel gezien wel degelijk. Er is geen sprake geweest van een dialoog; het besluit dient gehandhaafd. Dat beleid is door de Karmel gemaakt, maar wij hameren door op de democratische vorm van beslissen". De eenheid van begraven is zoek, aan de Groenendijk. Van der Voort verwoordt het: „Families worden bij ons na een overlijden uit elkaar gehaald. Wie is er in 's hemelsnaam gediend bij die sluiting? Dat is voor ons een groot raadsel, meneer". Nou ja, meneer; ik ben ook maar een ordinaire journalist, die hier (en soms ook daar) z'n oor te luisteren legt, en er verder netzomin uitkomt. Ik geef de bezwaren door. Wellicht ten overvloede; want ze kennen elkaar wel een beetje, daar aan die Groenendijk. En de buitenstaanders lusten er geen droog brood van. Hoewel. En desalniettemin. Je weet nooit. Maar in Haarlem is er na tien jaar sluiting ook weer een kerkhof voor het begraven van de stoffelijke omhulselen van roomse zielen opengegaan. Nog andere voorbeelden van het terugkomen van eerder genomen besluiten zouden te vermelden zijn. Maar het is mooi genoeg geweest. Of niet zo mooi, natuurlijk. Cor van der Voort, zakenman en ook gelovig, roert nog even een Groenendijkse gevoeligheid aan: „Jaren na het tweede Vaticaanse concilie. Openheid, en medezeggenschap. Zeker ook waar het gaat om mensen, die na de dood met elkaar verbonden willen blijven op de eigen grond waar ze samen geleefd hebben. Als dat mogelijk is, tenminste. En op het Bernardus kerkhof is dat mogelijk. Zonder meer Hier hoeft niet noodzakelijk een gemeenschap, die van de wieg tot het graf reikt, uiteengehaald te worden. Als je een biechtstoel weghaalt uit de kerk, is dat na een jaar of twee vergeten. Maar een kerkhof met drogredenen weghalen, om wat voor lucratieve beweegredenen ook, nee, zoiets vergeet je niet!" Aan de Groenendijk beschouwen velen en ik kan me dat levendig voorstellen de eigen ontslapenen niet als een wegwerpartikel. Of zouden de zaken ook hier vóór het meisje gaan? Het gewin vóór een diepere samenhang tussen levenden en degenen die tot na het aardse afscheid „erbij" blijven horen? Joost, of wie dan ook, mag het weten. De Boer en Van der Voort, in elk geval, begrijpen er geen bliksem van. LEIDEN Eigenlijk is de blaffer van deze week een zeer modale viervoeter. Maar het exemplaar heeft iets unieks en dét verheft hem boven alle soortgeno ten. Het vriendelijke ve nijn zit hem in de staart. Dat de gitzwarte hond naar de naam Blackie luistert, recht vaardigt de gedachte, dat het hier een doorsnee geval be treft. Wie gaat bedenken tot welke soort het gedierte zou kunnen behoren, raakt alras het spoor bijster. In haar (we hebben te maken met een ruim zeven jaar oude gesterili seerde teef) is geen vleugje van enig fabrikaat te beken nen. Ook dat maakt haar niet (of misschien juist wel) tot een opmerkelijk schepsel. Zij is niet hoog, niet laag, maar hangt daar ergens tussenin (hetzelfde kan gezegd worden van Blackie's gewicht). Wel is het dier omgord door een roet zwarte, mooi onderhouden vacht. Twee andere, niet on aardige kenmerken zijn op de kop terug te vinden. Op de egaal zwarte hersenpan priemt, schuin boven het lin keroog, een alleenstaande sneeuwwitte haar eigenwijs omhoog. Voorts is de snuit om zoomd met een grijze, gemilli meterde snor. Ook kleurt de lange roze tong goed bij het dominerende zwart. Maar een ware attractie is wel de staart. Weliswaar zit dit on derdeel keurig op de daarvoor bestemde plaats, maar het ge draagt zich ietwat merkwaar- - houdt van alles dat leeft. :stekc( ilarisst rek kef ?rbij if .uideli de hc

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 5