nUyl
twel
assen geen
Beltjeskrant
-■schrijven"
AG Over vier jaar denkt Steef
rs uit de Tweede Kamer te stap
an wCDA-politicus is dan 56 jaar. Hij
al weer tot de veteranen in het
- - jdse parlement. Hoewel hij het
IViJd een eer vindt volksvertegen-
}r te zijn, is hij vast van plan na
kamerlidmaatschap die loopbaan
ken. Het politieke werk is slopend
mobiele Weijers, die pendelt tus-
grote praathuis" in Den Haag en
1 cobplaats Hengelo. „Ik loop als een
lert achter de feiten aan. Dat drif-
gehaaste. Een idioot bestaan. Iets
eb je nauwelijks. Ik word a-sociaal
:ureel in de Kamer. Ik kom nauwe-
Dezoek bij mijn moeder van 84. Ik
r laatst meegenomen naar Prins-
jachtig vond ze dat. Tijd om eens
►ert bij te wonen heb ik haast niet.
Ilemaal schandalig minimaal. Dat
roep van mij maakt 't onmogelijk,
over vier jaar een functie te kun-
maali vervullen waarin ik mijn ervaring
8nhuruiken. In het bedrijfsleven of de
eidszorg. Misschien burgemeester
klein plaatsje, zodat je er nog wat
3n blnt doen".
1300.Weijers, eenvoudig gekleed, soms
bijna verlegen pratend dan weer
geheven onderkaak, noemt zich
™jne|)eboren Twent". Hij is geboren in
etterl, opgegroeid in Heemstede. Zijn
nheid voedt de voormalige van-
^stuurder vanuit het katholieke so-
ikpatroon. Zijn vader verongelukte
isisjaren dertig. Zijn moeder bleef
landwet vijf kinderen. Steef was de
;el edook toen zijn moeder hertrouwde
weduwnaar die eveneens vijf kin-
jad. Wanneer de extra-uitkering,
jninima eind dit jaar krijgen, een
dt genoemd, reageert Weijers fel.
zegt men ook in kringen van de
Iging. Maar als er één mens is die
it het betekent aan de onderkant
maatschappij te zitten, is het wel
igen. Ik zat achterin de kerk op het
inkje. Ik heb jaren in broeken ge-
trbeil
lopen die m'n moeder maakte van een pa-
terspij. Ik stond met m'n neus platgedrukt
tegen winkelruiten te kijken naar het
mooie speelgoed. Ik weet drommels goed
wat dat betekent". Met ergernis denkt hij
terug aan de periode dat hij maatschappij
leraar was en zag dat scholieren hun pakje
brood weggooiden en een zak patat haal
den.
„Ik word er ziek van als ik iemand eten zie
weggooien".
Voor de zwaksten
Steef Weijers schudt de krampachtigheid
van zich af, wanneer hij geconfronteerd
wordt met de mening die velen zijn toege
daan, dat hij als CDA-politicus in de loop
der jaren zijn vakbondsafkomst is gaan
verloochenen. „Ik heb niet het gevoel dat
ik afbreuk aan mijn afkomst heb gedaan".
Meer berustend dan opgewonden gaat hij
verder met te verklaren dat hij altijd op de
bres staat voor de zwaksten in de samen
leving. Mensen die langdurig aangewezen
zijn op een sociale uitkering, met name ar
beidsongeschikten en jongeren die maar
niet aan de slag kunnen komen. Vandaar
dat Weijers pleit voor een min of meer ver
plichte invoering van deeltijd-banen in Ne
derland op zeer grote schaal. Op grond
van het draagkrachtbeginsel wil hij ten
strijde trekken tegen twee volledige, goed
betaalde banen binnen één economische
eenheid. „Daar heb ik veel tegenreacties
op gekregen. Maar het kan gewoon niet
meer". De actieven moeten offers bren
gen. Ook wanneer ze eens een weekje ziek
zijn. Dan mag best een eigen bijdrage
worden gevraagd, meent Weijers.
„Dat heeft met solidariteit binnen de so
ciale zekerheid te maken. Ook daar moe
ten de sterkste schouders de zwaarste las
ten dragen. Kort lopende uitkeringen moet
je eerder aanpakken dan lang lopende uit
keringen. Dat zeg ik nu. Als vakbondsman,
dat ben ik zestien jaar geweest, heb ik zelf
een uitkering bij ziekte van honderd pro
cent bedongen. Ik hoor 't me nog verdedi
gen. Dat zou ik nu niet meer doen. Ik hou
er niet van problemen uit de weg te gaan
voor welk groepsbelang dan ook. Daar
voor zit ik niet in de Kamer. Ik weet het,
m'n leven gaat niet over rozen, bloemen
krijg ik niet veel. Maar ik moet de moed
hebben deze dingen aan de orde te stel
len. Dat moet, want laat die crisisjaren niet
terugkeren. Alsjeblieft niet".
Weerstanden
Weijers beseft dat er vooral in vakbonds
kring weerstanden tegen hem zijn. „Als
onderhandelaar van de vakbond kun je
geen honing in een goed lopend bedrijf la
ten zitten ten gunste van het algemeen be
lang. Dat is onverkoopbaar naar de leden
toe. Maar vanuit de situatie waarin ik nu
zit, de kennis die ik nu heb, denk ik wel
eens hoe ik dat vroeger heb kunnen doen.
We weten toch bijvoorbeeld dat ons stel
sel van sociale zekerheid schier onbetaal
baar is geworden door de koppelingen die
er zijn tussen lonen in het bedrijfsleven,
ambtenarensalarissen en uitkeringen. Als
we doorgaan steeds een beroep op de ac
tieven te doen, knapt 't een keer".
Weijers vindt het koppellngsmechanisme
niet heilig. „Het netto-minimumloon is het
standaard-inkomen voor iemand die niet
aan het arbeidsproces deelneemt. Dat is
ongekend in de wereld. De politiek Is ge
biologeerd op dat minimum en de koppe
lingen. Maar langzamerhand onderhandelt
een vakbondsman niet voor één inkomen,
maar voor vier inkomens".
Blijft dat de vakbeweging in Steef Weijers
geen bondgenoot ziet. Hij noemt de relatie
CDA-FNV dan ook allerminst ideaal.
Als voorzitter van de commissie Sociale
Zaken van de CDA-fractie in de Tweede
Kamer, dringt hij aan op een toenadering
tussen CDA en FNV. Maar de politieke
voorman van het CDA, minister-president
Van Agt laat het afweten. „Ik heb Dries
recht voor z'n raap gezegd dat zijn contact
met de sociale partners slecht is. Maar dat
helpt dan niet. Ik vrees dat Van Agt zegt:
dat laat ik aan Den Uyl over. Ik vind het
niet handig dat het hele ministerie van so
ciale zaken nu bemand wordt door de
PvdA".
Inspiratiebron
Hoewel Weijers de fusie tussen NW en
NKV niet betreurt („Daar moet je niet zor
gelijk over doen"), doet het verdwijnen
van de katholieke vakbeweging waarin hij
zo lang (St. Eloy) actief was, hem gevoels
matig toch veel. „Het NKV was toch een
brain-trust voor het katholieke sociale
denken. De waarden die daarin liggen
moeten we niet als zand door onze vingers
laten lopen".
Steef Weijers is een inspiratiebron kwijt
geraakt. „Die inspiratie heb ik nodig, an
ders word ik geestelijk zo lui. Ik ga naar de
kerk om geïnspireerd te worden. Ik zou
daarom graag een eigen, christelijk plat
form voor het sociale denken gerealiseerd
zien. Dat is er niet. Ik ben overtuigd van
de innerlijke kracht van het christelijke,
katholieke sociale denken. Dat moet je
niet laten verzuipen. Ik kan daar de FNV
niet op aanspreken, hoewel ik best vind
dat de NKV-identlteit in de FNV door
klinkt. Het CDA kan ik wel vanuit bepaalde
christelijke beginselen aanspreken. Dat
gekke Kamerwerk kun je niet doen zonder
gedreven te worden".
Weijers wijst op de uiterst moeilijke eco
nomische omstandigheden, waarin de ar
beidsverhoudingen naar zijn mening aan
het vermolmen zijn. „Er moeten nieuwe
denksels komen vanuit het vertalen van
onderliggende fundamentele waarden. An
ders gaan we aan pragmatisme ten onder.
Mensen zoeken naar een nieuwe identiteit,
een nieuwe levensstijl zonder bestaande
waarden allemaal weg te werpen. In dit
verband heb ik ook gepleit voor een bis
schop die zich speciaal bezig houdt met
het sociale denken".
Wanneer Weijers spreekt over het op zeer
grote schaal invoeren van deeltijdbanen,
koppelt hij daaraan ook een ander cultuur
patroon, een nieuwe levensstijl, die vooral
door toedoen van jongeren vorm moet
krijgen. „Arbeid gaat een minder zwaar
stempel drukken op de mensen". Niet dat
Weijers voor een arbeidsloos inkomen is.
„Dat noem ik lummelloon. De morele
plicht tot werken moet blijven".
Deel-antwoord
In een door hem geschreven CDA-brochu-
re, waarbij hij veel medewerking heeft ge
had van de THT-student Bennink, becijfert
hij dat bedrijfsleven en overheid in vier
jaar een half miljoen deeltijdbanen kunnen
creëren. Dat moet desnoods onder zware
druk van de overheid plaats vinden. Daar
mee kan een deel-antwoord („Deeltijd is
geen Haarlemmerolie") worden gegeven
op het groeiende werkloosheidsvraagstuk,
meent Weijers.
„Het is rampzalig wat op ons afkomt. We
gaan naar 500.000 werklozen toe. Als we
niet tot een betere verdeling van het werk
komen, hebben we straks een miljoen
werklozen". Het crisisspook duikt op.
Weijers vindt dat alle nieuwe toetreders
tot de arbeidsmarkt geleerd moet worden
om te gaan met een kortere arbeidstijd en
een evenredig lager inkomen. Daar ligt
een opdracht voor onderwijs, bedrijfsleven
en overheidsinstellingen. Elke vacature
zou in beginsel een deeltijdbaan moeten
worden. Er zijn overigens nog tal van com
plicaties. De rechtspositie van deeltijdwer
kers is zwak. Daarin moet verbetering ko
men. Weijers vindt dat je de oudere gene
ratie het deeltijd-patroon niet mag opdrin
gen. „Die heeft daar nooit mee leren le
ven". Hij rekent zichzelf ook tot die cate
gorie. „Wel heb ik met mijn vrouw afge
sproken dat zij niet aan het arbeidsproces
zal deelnemen om geld te verdienen. Mijn
inkomen is toereikend om rond te komen
met onze economische eenheid". Twee
volledige, goed betaalde banen binnen
één economische eenheid acht Weijers in
deze tijd verwerpelijk. Hij wil dat fiscaal
onaantrekkelijk maken.
„Gelukkig", vindt Weijers, „dat bij de uit
voering van de operatie deeltijdbanen er
nu een kabinet is met een brede samen
stelling. De bevordering van deeltijdbanen
past uitstekend in het werkgelegenheids
plan van minister Den Uyl van sociale za
ken en werkgelegenheid. Weijers: „Den
Uyl moet wel oppassen geen fabeltjes
krant te schrijven over zijn plan. Op het
moment dat je één baan schept in de in
dustrie, gaan er twee weg. Het heeft geen
zin in een vrije markteconomie en worst-
fabriek open te houden als de mensen
geen worst willen".
Weijers wil dat in het plan van Den Uyl
overeenkomstig het regeerakkoord een
nadrukkelijker accent komt te liggen op
het scheppen van deeltijdbanen. „Mijn
zorg is dat Den Uyl, hem kennende als een
gedreven mens, twee fouten maakt. Dat hij
succes op korte termijn wil en dat is dan
een schijnsucces en dat hij te dirigistisch
vanuit de Haagse toren opereert".
Den Uyl verklaarde onlangs in deze krant
deeltijdbanen alleen op basis van vrijwillig
heid te willen invoeren. Weijers praat zelfs
over dwang. Wie is er nu dirigistisch?
Weijers: „Nou, noem het maar druk in
plaats van dwang. De nieuwe minister van
sociale zaken en werkgelegenheid zou een
deal kunnen maken met textielbedrijven.
In vijf jaar moet dan tien procent van de
banen omgezet zijn in deeltijd, uitgaande
van variabele arbeidstijden. Je moet vele
bloemen laten bloeien. Een veelvormige
arbeidsduur vormt een uitdaging. De mi
nister moet daarbij de hobbels wegnemen.
Het geld dat nodig is moeten we maar op
hoesten. Dat is op zichzelf goedkoper dan
het financieren van een miljoen werklozen.
Ook vele arbeidsongeschikten kun je bij
deeltijdwerk inschakelen. En er is geen tijd
meer om met een wetenschappelijk door
dacht plan te komen. Daar is het te laat
voor. Invoeren met vallen en opstaan".
óór 'nlanderszijn
den'Japanners
jachtige wezens
TOKIO Het Is niet leuk als Je Jezelf af
moet vragen of je nog steeds deel uit
maakt van het menselijk ras. Maar als Je
lang In Japan woont en gevoelig bent voor
dat soort dingen, dan Is er een redelijke
kans dat de twijfel begint te groeien.
„Ik ga een heel botte uitspraak doen: Ja
panners vinden buitenlanders geen men
selijke wezens". Zo begint Kenlchl Take-
mura, een van de meest produktleve Ja
panse schrijvers, een artikel over de Ja
panse houding Jegens buitenlanders.
HIJ brengt onder woorden wat velen van
zijn landgenoten diep In hun hart denken,
hoewel ze het waarschijnlijk evenmin ter
discussie zouden willen brengen als enig
ander aspect van het (over het algemeen
onbewuste) racisme in Japan.
Als achter het beleefde masker van de ja
panner Jnderdaad het gevoel schuilt dat
buitenlanders een vreemd mensensoort
zijn, dan is het maar beter dat Westerse
functionarissen en zakenmensen begrijpen
dat dit gevoel van essentieel belang is
voor de manier waarop de Japanners hun
zaken met buitenlanders regelen. Als het
waar Is dat Japanners buitenlanders be
schouwen als vreemde schepsels van een
andere planeet, dan zullen ze waarschijn
lijk niet echt reageren op Westerse landen
die vragen om hulp bij het kloppend ma
ken van hun handelsbalans of die aandrin
gen op uitbreiding van de Japanse strijd
krachten. Het Westen moet begrijpen dat
de Japanners hoogstens bereid zijn tot
kortstondige lapmiddelen om de stoom
van de ketel te halen.
In het artikel schrijft Takemura dat de Ja
panners de problemen die ze de buitenwe
reld geven, niet onderkennen. Ze erken
nen de buitenwereld niet en begrijpen niet
hoe hard ze die buitenwereld nodig heb
ben. „Het is niet zo dat wij buitenlanders
verachten of ze willen vernederen; de
voornaamste reden Is dat de Japanners
nooit huwelijken zijn aangegaan met men
sen die niet in Japan zijn geboren en geto
gen".
Het argument Is heel aannemelijk. Japan
heeft het grootste deel van zijn geschiede
nis een geïsoleerd bestaan geleid en had
nog nooit een buitenlandse invasie meege
maakt totdat Amerika In 1945 voet op Ja
panse bodem zette en een milde bezetting
Invoerde die nauwelijks tot een vermen
ging van de rassen leidde.
De op een na grootste economie van de
nlet-communlstlsche wereld die de laatste
westerse modegrillen gretig overneemt en
elektronisch is afgestemd op wat elders in
de wereld gebeurt, Is de laatste die kan
begrijpen dat er andere manieren zijn om
dingen te doen. meningsverschillen, ver
schillende manleren om Ja en nee te zeg
gen, zelfs om te zitten, aldus Takemura.
Pas als dit besef doordringt tot het Japan
se bewustzijn, zullen we geleidelijk aan de
weet komen dat er ook andere menselijke
wezens bestaan".
Maar zelfs als Je al lang met Iemand sa
menwerkt of al Jaren bevriend bent. be
kruipt buitenlanders soms het gevoel dat
zij nog steeds beschouwd worden als
vreemde schepselen. Het is niet alleen een
kwestie van uiterlijk, hoewel dat wel een
rol speelt. De discriminatie jegens Korea-
nen, Vietnamezen en andere Aziaten die er
niet uitspringen als „Keto's" harige bar
baren) met lange neuzen en blauwe ogen
,ls ontegenzeggelijk groter.
*Oaar een blanke huid nog steeds een au
tomatische premie oplevert, bijvoorbeeld
als leraar Engels, copywriter of mannequin
beroepen die zeer goed betaald worden
zullen de meeste blanke westerlingen
niet tot wanhoop vervallen omdat ze, te
oordelen naar de manier waarop Japan
ners op hen reageren, in eeuwige quaran
taine zitten. De heel gevoeligen onder hen
trekken het zich echter aan als ze merken
dat ze nooit aanvaard zullen worden als
echte (wat alleen maar kan betekenen Ja
panse) menselijke wezens.
Toch zullen vele buitenlanders in Japan
zeggen dat de Japanners zich niet op hun
gemak voelen met buitenlanders en nau
welijks geneigd zijn om met een niet-Ja-
panner te trouwen, om verschillende rede
nen.
„Dat. komt omdat hun sociale gedragsco
de heel anders is dan de onze", zegt Ed
ward Foy, een professor in de Engelse lite
ratuur die in Japan woont. „Om maar een
voorbeeld te noemen: Japanse mannen
zijn niet gewend aan een dominerende
vrouw, dus zouden zij veel moeite hebben
zich aan een Westerse vrouw aan te pas
sen".
Desondanks vinden ze blonde meisjes
heel aantrekkelijk, net als vele Japanners
knielen voor de altaren van de Westerse
cultuur. „Ze betalen grit honderd dollar
om een keer een opera van La Scala, het
beroemde operagezelschap uit Milaan, bij
te wonen", zegt professor Foy, tJen alle
plaatsen zijn dan uitverkocht. Als ze ons
geen menselijke wezens zouden vinden,
zouden ze dat soort dingen niet respecte
ren".
ROBERT WHYMANT THE GUARDIAN -
„Het heeft
geen zin een
worstfabriek
open te houden
als de mensen
geen worst
meer willen"
„Als we
doorgaan
met steeds
een beroep
te doen op
de actieven
knapt 't
een keer"
'OH
5. Weijers. Van gewone
getekend door de crisis- en
Jjaren, vla ambachtsschool,
:hool van de katholieke
reging. met vallen en opstaan
D ommen tot een
istaande positie binnen de
etie in de Tweede Kamer,
is. En toch speelt hij al met
echte over vier jaar uit de
politiek te stappen. Reden
I voor een van onze
gevers om eens te gaan
met de man, die zichzelf een
kolitiker" noemt, maar die
I seft dat er vooral in
dskringen weerstanden tegen
n, alhoewel hij zelf van
is nimmer afbreuk te hebben
i aan zijn vakbondafkomst.
politiek probeer ik zakelijk te
ken |t emotioneel. Ik verdring mijn
'erk,|. ik ben introvert. Ik kan niet
prden".
ijk ging het gesprek In
p'°jiak over sociale
"pingen („Ons stelsel van
ond[zekerheid is schier
jlbaar geworden") en
banen („Den Uyl moet wel
opnpn geen fabeltjeskrant te
te, in").
t eind van het interview
jde Weijers even met de ogen
pen zeer ontspannen: „Ik ben
oit zo openhartig geweest".
achli
^jER WEIJERS IN
^„LAATSTE" RONDE:
„Laat die crisisjaren niet terugkeren; alsjeblieft niet