Wanneer
heeft
het kind
belang bij
contact
met beide
ouders?
TOEKOMSTIG OMGANGSRECHT BIJ
SCHE1DING..REGELRECHTERAMP"
m
mfWwm
„ik vind mijn mo*der wal liaf, maar za zeurt altijd zo. Za zit altijd maar ta zeggen dat ze zo zielig ia. Dat ze gaan geld haalt om op vakantie te gaan. Ik word ar beroerd van".
Een op de vijf huwelijken loopt op een scheiding uit. De vraag wie van de i
ouders de verzorging van het kroost voortzet, levert maar zelden problemen op.
Ma voelt zich meestal hetsterkstverbonden metde kinderenen pametzijnwerk.
Toch wil pa zijn vlees en bloed van tijd tot tijd blijven ontmoeten. En dat leidt wel
eens tot hooglopende ruzies. Tien jaar geleden greep de overheid in. Er kwam
een voorlopige wettelijke regeling die het mogelijk maakte de rechter in te
schakelen als de moeilijkheden onoplosbaar leken. Bij hem kan de ouder-niet-
voogd, dat wil zeggen de ouder die niet met de verzorging van de kinderen is
belast, sindsdien een verzoek indienen om een omgangsregeling vast te stellen.
Dit najaar buigt de Eerste Kamer zich over de vraag of de voorlopige regeling
moet worden vervangen door een definitieve wet. Ex-kinderrechter mr. A. A.
Schwartz: „En hoe zou u zich voelen als u wist dat u de komende vijf jaarelke
zaterdagmiddag van twee tot vijf naar uw vader moest?"
AMSTERDAM LOENEN A.D. VECHT
„Ik beschouw mijn ex-vrouw", formu
leert de 34-jarige Karei B., „als Iemand
met een extreem gevoelsleven. Je bent
tiaar vriend of haar vijand. Iets daar tus
senin bestaat niet De eerste drie jaar
van ons huwelijk stroomden er melk en
honing. De geboorte van onze zoon, kort
daarna die van onze dochter, waren top
pen van geluk. Het laatste jaar ging het
opeens berg afwaarts. Ze wilde zelfstan
dig zijn. Vond dat ik haar domineerde.
Nam me kwalijk dat ik zoveel tijd in mijn
werk stak. Maar ik ben arts. Ik kén me
niet beperken tot veertig uurtjes in de
week. Een echte verklaring heb ik nog
steeds niet, maar uiteindelijk heeft ze
me bijna letterlijk op straat gezet".
„Dat de kinderen bij héér moesten blij
ven, stond van het begin af als een paal
boven water. Ik heb daar bij de schei
ding niet moeilijk over gedaan. In mijn
functie kan ik niet ook nog eens een
zoon en een dochter opvoeden. En bo
vendien: ze is een voortreffelijke moe
der. Maar is het nou te veel gevraagd als
ik die kinderen af en toe wil blijven zien?
Volgens mijn ex-vrouw wel. Als ik bel
gooit ze de haak erop. Ik heb de rechter
gevraagd een omgangsregeling vast te
stellen. Die heeft me bezworen daarvan
af te zien. Door de pertinents weigaring
van mijn ex-vrouw zou de emotionele
belasting voor da kinderen te groot wor
den. Voor dat argument ben ik uiteinde
lijk gezwicht Wat moet fe anders? Je
kinderen eens in de veertien dagen gaan
kidnappen? Toch ervaar ik het als een
grof onrecht Die jongen en dat meisje
zijn ook mijn vlees en bloed. Ik heb ze
geknuffeld, paardje gereden, verhaaltjes
verteld. Ik hou van ze".
Karei B. hoopt van harte dat de Eerste Ka
mer binnenkort zal Instemmen met wets
ontwerp nr. 15.638 Inzake het omgangs
recht In verband met schelding. Volgens
dat ontwerp hoeft een ouder-nlet-voogd
zoals Karei niet langer te vragen om
omgang met zijn kinderen, maar heeft hij
daar r e c h t op. Dat recht kan hem alleen
worden ontzegd als er zwaar wegende be
zwaren in het geding zijn. Bijvoorbeeld:
..Indien de omgang ernstig nadeel zou op
leveren voor de geestelijke of lichamelijke
ontwikkeling van het kind". Als de ex-
vrouw van Karei ontmoetingen tussen hem
en de kinderen blijft boycotten, kunnen
zoon en dochter bij wijze van strafmaatre
gel onder toezicht van een gezinsvoogd
worden gesteld. Verder wordt de moeder
van Kareis kinderen in het wetsontwerp
verplicht om hem, als hij dat wil, op de
hoogte te houden van alle belangrijke ont
wikkelingen In de opvoeding; met betrek
king tot de gezondheid bijvoorbeeld of de
schoolresultaten.
Constateert Karei B.: „Als de wet eenmaal
van kracht Is, kan Ik veel meer druk op
mijn vrouw uitoefenen. De aanvaarding
van het beginsel dat mijn omgang met de
kinderen geen gunst maar een recht Is,
maakt dat ik veel sterker In mijn schoenen
kom te staan. De nieuwe wet biedt ook
betere mogelijkheden om het desnoods
hard te spelen. Als Ik straks opnieuw naar
de rechter stap voor een omgangsrege
ling, dan is zijn oude tegenargument on
voldoende zwaar. Tegenwerking van mijn
ex-vrouw zal, althans bij de eerste afspra
ken, best enige emotionele belasting voor
de kinderen met zich meebrengen. Maar
het wetsontwerp spreekt van „ernstige na
delen". Een beetje emotionele belasting in
het begin is op zijn hoogst aan te merken
als een klein nadeel. En bedenk wel dat de
twee uitgangspunten van het ontwerp dui
delijke argumenten aan mijn kant zijn".
Belang van het kind
De twee uitgangspunten lulden:
A) Het kind heeft belang bij contact met
beide ouders.
B) Omgang tussen kind en ouder dient re
gel te zijn.
Het wetsontwerp dat nu bij de Eerste Ka
mer ligt, werd dit voorjaar door de Tweede
kamer aanvaard na een behandeling die,
op zijn zachtst uitgedrukt, uiterst chao
tisch was. Het resultaat is dan ook erg
omstreden. Organisaties die de belangen
van de gescheiden man behartigen zijn er
blij mee, maar de vrouwenorganisaties ge
wagen van een „regelrechte ramp". Sa
menwerkingsverbanden die zich bezig
houden met Jeugdbescherming, staan er
kritisch tot zeer kritisch tegenover. De Ne
derlandse kinderrechters zijn fel tegen. De
Amsterdamse Jurist prof. Miek de Langen
duidt op de mannen-lobby die het wets
ontwerp er ogenschijnlijk heeft doorge
drukt als ze zegt: Dit is wetgeving door
actiegroepen. Het valt moeilijk vol te hou
den dat dit het resultaat Is van een bezon
nen oordeel van regering, parlement en,
voorlopig alleen, de Tweede kamer".
Verontrust over alle kritiek en met het
oogmerk wèl tot een bezonnen oordeel te
komen, heeft de Eerste Kamer Inmiddels
twee hoorzittingen aan de problematiek
gewijd. Een van de spreeksters was me
vrouw A. A. Schwartz, die van 1963 tot be
gin dit Jaar kinderrechter Is geweest bij de
rechtbank In Utrecht. Haar advies aan de
volksvertegenwoordiging: „Onderzoek nu
toch eerst eens wat de resultaten zijn ge
weest van de voorlopige omgangsregeling
zoals die nu nog van kracht is. Stel u ver
volgens de vraag of het wel zin heeft voor
de overheid om zo ingrijpend en zo gede
tailleerd allerhande zaken te gaan regelen
In wat misschien liever moet worden ge
respecteerd als het prlvó-domeln van de
burgers".
Thuis, In Loenen, werpt mevrouw Schwartz
(64, zelf nooit getrouwd) een blik over de
Vecht: „Het Is zo overhaast allemaal - en
zo ondoordacht. Tien Jaar werken we nu
met de „voorlopige omgangsregeling".
Een wet waartegen ik me destijds heb ver
zet, omdat ik ook die al te ver vond gaan.
Maar ik heb hem natuurlijk toch loyaal
proberen uit te voeren. Duizenden geval
len zijn er in de loop van de tijd op mijn
bureau beland. Ik sprak met de ouder-
nlet-voogd, die het verzoek tot omgang
had ingediend; met de andere ouder, die
het kind in huis had; en vaak met het kind
zelf. Naargelang de situatie besloot ik dan
het verzoek wel of niet te honoreren. Wat
mij nu interesseert, en wat ook de rege
ring en de volksvertegenwoordiging zou
moeten Interesseren is: welk resultaat
hebben al die door mij en andere rechters
vastgestelde regelingen gehad? Hoe heb
ben de ouders het ervaren? Veel belangrij
ker nog: hoe hebben de kinderen het erva
ren? Zijn de afspraken nagekomen en
voor hoe lang zijn ze nagekomen? Is de
ouder-nlet-voogd, dat wil zeggen de niet
met de verzorging belaste ouder, erin ge
slaagd de ontmoetingen inhoud te geven?
Of is de omgang ontaard In de vaste sleur
van poffertjes eten - bloscoopje pikken -
ijsje toe? En hoe is het gegaan in de ge
vallen, waarin de rechters hebben beslo
ten geen omgangsregeling vast te stellen?
Zijn de kinderen die zonder zo'n regeling
zijn opgegroeid gefrustreerd geraakt door
dat ze geen contact hadden met „de an
dere ouder"? Dat laatste betwijfel ik, maar
het punt Is dat er helemaal geen onder
zoek naar Is verricht. We weten het ge-
„Ik wens
mijn kind
minstens één
keer per
week te zien.
En anders kun
je fluiten
naar de
centen"
Mevrouw
Schwartz: „Ik
ben er van
overtuigd dat
de meeste
kinderen het
verplichte
bezoek aan de
ouder-nlet-
voogd als een
zware last
woon niet. Terwijl het helemaal niet zo
moeilijk zou zijn hierover via steekproeven
iets aan de weet te komen. De kinderen
om wie het ging, zijn inmiddels oud ge
noeg om een weloverwogen mening te
kunnen geven. Ik vind het echt onzinnig
om de voorlopige omgangsregeling te ver
vangen door een definitieve, die boven
dien veel verstrekkender Is, zolang het re
sultaat van die voorlopige regeling onbe
kend Is".
Zware tast
Zelf heeft de ex-kinderrechter wel een
krachtig vermoeden omtrent de belang
rijkste conclusie waartoe het door haar
bepleite onderzoek zou lelden. „Ik ben er
van overtuigd dat de meeste kinderen het
verplichte bezoek aan de ouder-nlet-
voogd als een zware last ervaren. De gang
naar „de andere ouder" is voor hen veel
vaker een bron van frustratie dan van ple
zier. En ik bestrijd dan ook het uitgangs
punt van de nieuwe wet dat het kind te al
len tijde belang zou hebbep bij contact
met beide ouders".
Omdat dit uitgangspunt berust op een
misverstand, zo stelt mr. Schwartz, zal de
nieuwe wet in de praktijk meer recht doen
aan de behoeften van de ouder-nlet-voogd
dan aan de behoeften van het kind.
„Waarmee we volkomen op de verkeerde
weg raken. Want dat de basis van alle mo
gelijke verdere uitgangspunten en invals
hoeken het belang van het kind moet zijn
daarover zijn alle betrokkenen het eens".
Maar ligt het niet voor de hand dat het
goed is voor een kind contact te onder
houden met de ouder die het huis uitgaat
en zich elders vestigt?
„Lang niet altijd. Je moet een duidelijk on
derscheid maken tussen Ideaal en praktijk.
Tussen de meest wenselijke gang van za
ken bij een schelding en de praktijksituatie
die er doorgaans heel anders uitziet. Het
ideaal Is natuurlijk dat de ouders In rede
lijkheid en met behoud van wederzijds res
pect hun huwelijk beëindigen. Zonder ran
cune en met als eerste oogmerk: de scha
de voor de kinderen zo beperkt mogelijk
te houden. Onder deze omstandigheden
ben ik het eens met de stelling dat het
goed is om het contact met beide ouders
in stand te houden. Als de zaken er zo
voor staan zal het maken van afspraken
over het bezoek aan de uithuizige ouder,
zeg voor het gemak maar even de vader,
ook geen problemen opleveren. Vermoe
delijk zal de vader zelfs helemaal niet aan
dringen op vaste afspraken. Hij zal tegen
zoon- en dochterlief zeggen: „Jongens, ik
hou van jullie, en jullie van mij dus je mag
altijd bij me langs komen. Bel me even en
je bent altijd welkom. Maar je hoeft nooit.
Je moet je nooit verplicht voelen om langs
te komen. Ook zonder dat we elkaar zien,
weten we wel dat we van elkaar houden".
En de moeder zal de kinderen geen stro
breed in de weg leggen, als ze naar papa
willen. In deze situatie hoeft er geen rech
ter aan te pas te komen en voor dit soort
gevallen is de wet „omgangsrecht" ook
niet bedoeld".
„Die wet is juist gericht op de barre prak
tijk waarin de regeling van het bezoek aan
de ouder-nlet-voogd wèl problemen ople
vert. En of dón contact met belde ouders
ook in het belang van het kind Is dat Is
de grote vraag. We moeten ons goed rea
liseren dat In die verre van ideale praktijk
situatie een schelding gepaard gaat met
een hel van emoties. Verdriet en rancune
ontladen zich In huilbuien en giftige
scheldpartijen. De wereld stort In elkaar.
Niet alleen de wereld van de ouders, maar
ook en vooral die van het kind. Zijn gebor
genheid wordt bedreigd. Ouders die schei
den zijn bijna nooit in staat de kinderen
buiten hun controverse te houden. Die
worden gedwongen positie te kiezen: zich
af te vragen wie de schuldige Is van het
drama. Wat Is nu primair het belang van
het kind in zo'n oorlogssituatie? Herstel
van de vrede, zou ik zeggen. Zoveel moge
lijk herstel van rust en veiligheid. En dat
bereik je nu juist niet door van overheids
wege te bepalen dat het contact met de
ouder die het huis uitgaat moet worden
voortgezet. Want elke keer dat het kind de
ouder-niet-voogd opzoekt, wordt het ge
confronteerd met de gebrokenheid van
het gezin".
Kind verkocht
„De mate waarin dat drukt, varieert na
tuurlijk. In ernstige gevallen, die zeker
geen uitzondering zijn, wordt het kind ge
bruikt als wapen om de andere ouder te
kwetsen. Dat begint vaak al In de rechts
zaal. Hoe vaak heb ik niet moeten meema
ken dat zo'n vader tijdens de zitting dreig
de: „En al3 ik mijn kind niet minstens één
keer per week te zien krijg, dan betaal ik
ook geen alimentatie. Dan kun je fluiten
naar de centen". Als de moeder dan vast
hield aan één keer per maand maximaal,
moest ik er als een soort vendumeester
een tussenbod zien door te krijgen: „Me
neer, mevrouw, zou één keer per veertien
dagen nou niet redelijk zijn? Nee? Eén
keer per week dan? Akkoord? Goed zo.
Kind verkocht. Volgende zaak alstublieft"
„Is de scheiding eenmaal een feit en de
omgangsregeling van kracht, dan zie je
vaak dat het kind wordt opgestookt tegen
de andere ouder. Door de moeder bijvoor
beeld: „Fijne vader heb jij. Als Ik hem
vraag om kleedgeld geeft-le niet thuis.
Maar samen met Jou vijftig gulden op Bri
kermis stuk slaan, dat kan opeens wèl"n
Waar ouders de zelfbeheersing opbrengjee
om het beeld van de ex-partner in tactL,
laten, blijken ze het dikwijls toch niet),
kunnen laten het kind uit te horen. „D/n
mammie krijgt nog wel eens bezoek I
genwoordig? Gezellig hoor. En, wat Is rne
voor iemand? Heeft-le een mooie auto?
gaan ze ook wel eens samen tochtjes m c
ken?". Een kind is niet gek. Het voelt
pijn en wrok waaruit die vragen voortik111
men. En mijn probleem is dan: welk b131
lang heeft het kind daarbij?" PrJ
Mr. Schwartz wil geen overdreven somtf')'
re voorstelling van zaken geven. De tallcPVl
gesprekken die ze In de loop van tien jaWi
heeft gevoerd In verband met omgangsij"
gelingen, hebben haar echter geleerd cPe
ook waar niet wordt „gestookt" of „uit^^
hoord", een geregeld contact met de olar
der-nlet-voogd lang niet altijd plezierig,es
zinvol Is voor het kind. ©n
„Mijn ervaring is dat de uithuizige ouder' v
veel gevallen helemaal geen raad we°F
met het kind dat hem of haar eens In Hb
zoveel tijd komt bezoeken. Talloze kerKn
heb ik het te horen gekregen: „Ik vind P®
niks aan om naar m'n moeder te gaan.ïl(1
moet altijd binnen zitten van haar. Ik v*3'*
veel me zo". Of: „Elke veertien dagi °l
moet ik boodschappen doen met m'n v'3
der. Daarna naar de film. Daar baal ®k
van". Of: „Ik vind m'n moeder wel IIId"
maar ze zeurt altijd zo. Ze zit altijd maar'3*
zeggen dat ze zo zielig Is. Dat ze geen gé'01
heeft om op vakantie te gaan. Ik word on
beroerd van". nn
Wet afschaffen j,o
„Ook het beslag dat een omgangsregelen
op de tijd van het kind legt, moet je niwl
onderschatten. Ik herinner me een jongjn
van acht, die me vertelde: „Ik zit op i
welpen en dat vind ik hartstikke fijn. e'£
leen kan ik er maar om de zaterdag he^ d
want de andere zaterdag moet ik naar rrk
vader". Arm Joch, dacht ik, weet je va<F3
eigenlijk wel wat ie je aandoet? Ik heb (vrc
meneer gevraagd: „Hoe zou u zich voeU A
als u de komende vijf jaar eens in de vef
tien dagen de zaterdagmiddag bij uw V
der moest doorbrengen?" Nou, daar I
hij niet bij stilgestaan".
Stel dat mr. Schwartz gelijk heeft en J o
een eventueel onderzoek naar de resullnd
ten van de nu geldende wet negatief dPe
pakt, wat moet er dan gebeuren?
feki
„De wet afschaffen, heel eenvoudig". [D
Moeten we Karei B. en alle andere oudef
niet-voogden die apert onrechtvaardig h<
handeld worden door hun ex-partner, <f>&
maar aan hun lot overlaten? Ik
>t
„Hun verdriet en hun frustraties ond»—
schat ik zeker niet. Ik realiseer me wel ÉB
gelijk dat het ontzettend zwaar Is om -
kinderen, van wie je zielsveel houdt, r
meer te kunnen ontmoeten. Maar tf.»,
zwaar het belang van de ouder-niet-voo//,
ook weegt, het belang van het kind we
altijd nóg zwaarder. Een ouder die werl pt
lijk gek is op zoon of dochter zal het da II
mee eens zijn. En afzien van omgang
die omgang het belang van het kind r
dient. Mijn opvatting is dat het kind er
leen maar baat bij kan hebben als va<
èn moeder het samen over een bezoek
geling eens worden. Als er een rechter a
te pas moet komen om overeenstemml
te bereiken, dan is er zoveel mis dat o
die rechter geen uitkomst meer kan b
den. Om een woord van de filosoof W
gensteln te parafraseren: we moeten r
proberen met onze vingers een splnnew
te repareren".
WILLEM SCHE